Parvus [0]

De strijd der vakverenigingen


In samenwerking met: Dacob, Archief en Bibliotheek voor de Studie van het Communisme
Bron: brochure Germinal nr. 6, jg. 8(?), Samenwerkende Volksdrukkerij, Hoogpoort 29, Gent, 1912
Vertaling: Avanti
Deze versie: matige modernisering van het Nederlands
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
Creative Commons LicenseCreative Commons License 3.0.
Algemeen: u mag het werk kopiëren, verspreiden en doorgeven; remixen en/of afgeleide werken maken; mits naamsvermelding.
| Hoe te citeren?

Laatst bijgewerkt:


Verwant:
De vakbeweging en de strijd voor het socialisme
De vakbonden in het tijdperk van de imperialistische ontaarding
Massastaking, partij en vakbonden

Het lot van de loonarbeider

De arbeiders hebben meer dan een halve eeuw nodig gehad om de Staat te doen begrijpen dat zij geen zwaveldampen en dergelijk vergif kunnen inademen, dat zij geen mineraal stof kunnen slikken zonder hun gezondheid in gevaar te brengen. Nochtans blijven zij tot op heden onvoldoende gevrijwaard tegen de werking van gifdampen, tegen de schadelijke stofontwikkeling in fabrieken en hoogovens. De arbeiders hebben evenveel tijd gebruikt om te bewijzen dat zij, evenals elk levend wezen, licht en lucht nodig hebben om te kunnen leven. Nochtans blijven de meeste werkplaatsen arm aan licht en aan lucht. In de ijzergieterijen en hoogovens onderwerpt men de arbeiders aan een helse gloed, men plaatst ze in tocht, en niettegenstaande de verschrikkelijke cijfers van de ziekte- en ongevallenstatistiek wil men maar niet aannemen dat daardoor de gezondheid van de arbeider ondermijnd wordt. De mijnwerkers worden duizend meter diep, dieper nog in een drukkend warme, vergiftigde lucht gehouden; men verkort daardoor hun leven maar weigert de arbeidsduur te beperken. De sterfgevallen, verminkingen en ziekten die het gevolg zijn van arbeidsongevallen, laten alle oorlogsgruwelen ver achter zich.

Evenmin als men hun politieke gelijkheid wil toestaan, wil men hun maatschappelijke gelijkheid erkennen. Men gebruikt twee maten wanneer het welzijn van de burgerklasse en het welzijn van de arbeidersklasse in kwestie komt. Het bestaan van zelfs de de best betaalde werkers, zou voor de leden der hogere burgerij nog een ellendig leven zijn. Nochtans gunt men zelfs dit kommervol bestaan niet aan de arbeider, en men drijft de spot met zijn begeerlijkheid.

De lonen van beter betaalde arbeiders zijn op verre na niet voldoende om de meest bescheiden aanspraken van de familie onder oogpunt van cultuur te bevredigen; de grootte massa’s arbeiders blijven hongerig, noodlijdend, in de afschuwelijkste ellende.

In vele productietakken, in de textielnijverheid en in de huisnijverheid bijvoorbeeld, worden lichaam en geest van de zwoeger door een te enge arbeidsduur ten gronde gericht. Waar de arbeiders er in gelukten, na talloze uitputtende strijd, kortere arbeidsduur te bemachtigen, blijft de arbeidsdag nog steeds zo bovenmatig lang, dat zij zich maar op zeer onvoldoende wijze kunnen bezighouden met de opvoeding van hun kinderen, met hun eigen verstandelijke ontwikkeling en met het politiek leven.

In het stichten van een familie ziet de burger het hoogtepunt, het eigenlijke doel van zijn bestaan. Door de burgerlijke maatschappij wordt echter het familieleven van de arbeider totaal verstoord; zijn kinderen blijven verwaarloosd daar de vrouw naast de man de dag in de fabriek doorbrengt. Het kapitalisme treft in nog grotere verhouding de vrouwelijke jeugd van het proletariaat en van de landbouw, om ze op schandelijke wijze uit te buiten in fabrieken, bazaars en dergelijke handelshuizen, in hotels en in de huishouding, en om een groot, steeds vergrotend procent in de armen der prostitutie te drijven.

De moderne nijverheid eist een steeds nieuwe aanvoer van frisse krachten. De arbeider met grijze haren verdwijnt uit de fabriek. Een arbeidersleven wordt tot twintig, dertig jaren samengeperst. Wanneer de scherpte van de blik der zwoegers mindert, wanneer de veerkracht van zijn spieren, de spanning van zijn geest, ten hoogste in aanspraak genomen door de razende, snelle vlucht der ingewikkelde werktuigen, stilaan beginnen te wijken, dan kan de zwoeger tevreden zijn, wanneer hij enkel in een lagere loonklasse wordt geplaatst en niet onmiddellijk de fabriek te verlaten heeft.

Nieuwe technische verbeteringen worden uitgevonden, nieuwe werktuigen worden ingevoerd, de uitbating van hele nijverheidstakken wordt volledig veranderd en nieuwe nijverheden worden geschapen. Daarmee gaat een onophoudende verandering gepaard in de staat der werklieden, en de ouderen hebben hier eerst en vooral door te lijden.

Een ongehoorde massa kreupelen, verminkten of half verminkten, door de nijverheid in hun ellendige staat gebracht, worden uit de fabriek gestoten en leven een hopeloos, ellendig bestaan.

De burger betracht vooral zich een onbezorgde ouderdom te verzekeren; voor de arbeider beginnen juist de meeste ontberingen wanneer hij oud is.

De arbeider sterft vroeger dan de burger. De arbeider is blootgesteld aan meer ziekten dan de burger.

Elke besmettelijke ziekte woedt eerst en vooral in de arbeiderswijken.

Wanneer de burger ziek wordt, staan hem alle hulpmiddelen der geneeskunde, sanatoriums en geneesplaatsen, een geschikte en overvloedige voeding ter beschikking. De zieke arbeider moet daarentegen, zelfs daar waar een ziekteverzekering bestaat, met zijn familie de grootste nood ondergaan. De slechte voeding en de gebrekkige huisvesting hebben voor gevolg dat elke ernstige ziekte van de arbeider hem met een blijvende ziekelijk bedreigt. De geneesheren hebben vastgesteld dat het grootte sterftecijfer van tuberculose en ook het ziektecijfer sterk zou verminderen, indien de voeding en de woningen van de arbeiders beter waren.

De kindersterfte bij de arbeiders is veel groter dan bij de burgerij. Het aantal arbeiderskinderen die tijdens het eerste levensjaar worden weggerukt, is ontzaglijk groot. De ouders denken dat het Gods wil is; in werkelijkheid echter is het een massamoord op zuigelingen, door de kapitalistische maatschappij bedreven.

De kinderen van de burgerij worden verzorgt en verpleegt, de kinderen van de arbeiders groeien op zonder toezicht.

Het arbeiderskind kan ternauwernood de volksschool doorlopen en moet dan onmiddellijk naar de fabriek, wanneer het al niet vroeger moet helpen iets te verdienen. De kinderen van de burgerij worden op de mannelijke leeftijd door de ouders onderhouden en genieten hoger onderwijs.

De kapitalist laat een vermogen na aan zijn nakomelingen, daarmee zijn zij in staat andere mensen in dienst te nemen en ze te verplichten hun rijkdom te vermeerderen. De stervende arbeider laat aan zijn kinderen niet eens de plaats na, welke hij gedurende zijn leven in de fabriek beklede, maar wel het enige vooruitzicht zich te laten uitbuiten om niet van honger te sterven.

Aldus vergaat de ene generatie na de andere. Elke nieuwe generatie van de kapitalistische klasse begint haar sociale loopbaan met een grotere rijkdom; de arbeiders beginnen met niets en eindigen met niets. Er komen tijden van industriële groei. De gestegen vraag naar arbeiders vermeerdert hun loon. Tezelfdertijd worden zij echter tot overwerk verplicht – voor een groter loon moeten zij hun gezond offeren. Van een andere kant worden nieuwe massa’s arbeiders van het platteland en andere streken door de nijverheid opgeslorpt. Nieuwe werktuigen en werkbesparende methoden worden ingevoerd, de uitbatingen worden geconcentreerd, het kapitaal insgelijks. En de industriële groei brengt ook de duurte mee en voor alles een sterk stijgen van de huurprijs. De daaropvolgende handelscrisis verstoort slag op slag al de heerlijkheid, werpt hele massa’s arbeiders op straat, vermindert de lonen, brengt jammer en ellende in talloze arbeidersfamilies. Uit het puin, welke de handelscrisis nalaat, verschijnt een nog meer geconcentreerd kapitaal in het bezit van enkelen, tegenover een vergrootte klasse loonarbeiders die voor hun bestaan strijden.

De toestand der loonarbeiders is nog steeds zo ellendig en onzeker, dat de geringste verandering, ten goede of ten kwade, de grootste maatschappelijke gevolgen met zich sleept, en daar de arbeiders het grootste aantal vormen, in het leven van de gehele maatschappij tot uitdrukking komt. Wanneer de lonen met enige centiemen verhogen, of de broodprijs vermindert, vermeerderen de huwelijken en vermindert de kindersterfte. Wanneer echter de lonen verminderen of de broodprijs stijgt, vermeerdert de sterfelijkheid, en de kinderen der proletariërs vallen evenals de bloesems onder de ijzige adem van de koude. Aldus loopt het bestaan van de proletariër steeds op de grensscheiding tussen leven een dood.

Terwijl de arbeidersmassa in ellende vergaat, ziet zij rondom zich uit haar handen een heerlijke wereld ontstaan. Een drang naar leven wordt bij de zwoegers wakker, maar hij is nog onbepaald, verward en onzeker, want door ellende en nood is hun geest verstompt voor de wereldpracht, hun wilskracht verlamd. Dat is juist de grootste vloek van de uitbuiterij. Het is slechter als de honger zelf, dat de strijd voor het brood een geheel mensenleven vult.

De edelste kracht verdwijnt bij de mens wanneer al zijn streven maar één doel heeft: tot verzadiging toe te kunnen eten, een dak te vinden om zich voor de koude te vrijwaren.

Want de wet van de menselijke vooruitgang, de wet van elke cultuur ligt in de verhoging van het levensniveau. Het is niet de nood – het dier kent ook ontberingen – het is de blijvende drang naar schoonheid en verfijning van het leven, die de drijfkracht van de wereldgeschiedenis geeft. Maar de kapitalistische klasse, die geheel de wereld voor zich neemt, haar rijkdom onafzienbaar vergroot en nooit genoeg heeft, onderdrukt tegelijk de levensverzuchtingen van de arbeiders en stelt zich op dergelijke wijze aan dat de verstandelijke kracht, die de mensheid voorwaarts drijft, bij de volksmassa wordt gedood.

Zelfs de edelste mensenvrienden onder de burgerij aanvaarden hoogstens het recht op voedsel voor de arbeiders. En terwijl zij het genie prijzen der magnaten van het kapitalisme, die werelden omwerpen en weer laten opbouwen, gehele volken uitroeien, landen verwoesten om, per slot van rekening, het totaal van hun kapitaal te verhogen, prediken zij aan de arbeiders onthouding, nederigheid, onderwerping, gehoorzaamheid, geduld. En in plaats voor de werklieden de baan naar wetenschap, kunst, letterkunde te effenen, stellen zij de arbeidersmassa voor als barbaren, die de beschaving willen vernielen.

Het kapitaal ontneemt aan de arbeiders het licht van de wetenschap, het laat hun schoonheidszin verstikken in het stof van de fabriek, in het onaangename van de woning, het ontrukt hun het fiere zelfvertrouwen, laat in hun harten een verterend verlangen naar geluk, wiens vorm en betekenis hun onbekend blijft, en het duwt hun de jeneverfles in handen, om hun volledig verstand en menselijk zelfbewustzijn te ontnemen. Maar dan preekt de burgerij over de ruwheid en domheid, over de ondeugd en dronkenschap der arbeiders, en zij doet het voorkomen alsof zij geloofde dat zulks natuurlijke eigenschappen zijn van de proletariërs. Zij aanziet zich als de hogere, de arbeiders als de lagere klasse.

Het alles verterend verlangen van de arbeider aan de ellende te ontsnappen, drijft hem echter voorwaarts. Met onzeglijke moeite, niettegenstaande de onderdrukking der uitbuiting, krijgt hij kennis van de wereld. En hoe meer hij ze kent, hoe groter zijn levensbehoefte wordt. En met zijn levensbehoefte stijgt zijn lust naar daden.

Het zijn gekken, diegenen die denken dat de arbeiders zullen ophouden voorwaarts te dringen wanneer hun materiële nood zal verholpen worden; het zijn schurken, diegenen die het als misdadig aanzien, dat zij steeds meer verlangen. Elke verbetering in de toestand der arbeiders verhoogt hun aanspraken op leven. Deze zijn onverzadigbaar, zij zijn even groot als de wereld welke de arbeiders ontberen, als de rijkdommen die zij scheppen, zonder tot hun genot te dienen, even grenzeloos als de menselijke vooruitgang. De arbeiders strijden niet voor het bezit van brood alleen, zij strijden ook voor het bezit der wereld.

Het leven der arbeiders is nog steeds een slavenleven. Zijn leven behoort noch hem, noch zijn familie, noch de maatschappij, het behoort zijn heer, de kapitalist, aan wie hij alles wat hij tot leven nodig heeft moet afdwingen na harde strijd: zijn arbeidsloon, zijn vrije tijd, zijn nachtrust, de bescherming van zijn gezondheid, de bescherming van zijn leven en zelfs de aanspraak op een verstandelijk leven. Dat is de klassenstrijd van het proletariaat, de strijd der loonarbeiders voor een menselijk bestaan, voor hun deel aan de ontwikkeling, voor hun plaats in de maatschappij.

Het kapitaal en de vakverenigingen

Het moderne ondernemerschap

In de 20 eeuw staat de arbeider niet oreer tegenover een afzonderlijk ondernemer, maar tegenover het georganiseerde en geconcentreerde kapitaal.

De afzonderlijke ondernemer is zelfs geen meester meer over zijn fabriek, want hij hangt af van de banken en van de ondernemersverbonden.

De ondernemersverbonden werden gedeeltelijk rechtstreeks gevormd als strijdorganen tegen de arbeiders. Zij werden echter ongemeen in de hand gewerkt door het feit dat het bezit van fabrieken en van grote nijverheidsinrichtingen zich in enkele handen heeft geconcentreerd. En ook daar waar de ondernemersverbonden in eerste linie een handels- of een productiedoel hebben, zijn zij terzelfder tijd strijdorganen tegen de arbeiders.

Daardoor worden de voorwaarden van de strijd der vakverenigingen sterk veranderd.

De werkstaking en de niet-georganiseerde ondernemers

De werkstaking bezorgt de afzonderlijken ondernemer vele bekommernissen.

Vooreerst de mededinging.

Terwijl bij hem gestaakt wordt, houden de andere ondernemingen niet op te arbeiden. Zij gaan er duchtig op los. Zij verzorgen de markt, vullen de magazijnen, terwijl hij moet toezien.

Bestellingen, die voor hem bestemd waren, worden aan anderen gegeven en daardoor heeft hij zelfs na het hernemen van de arbeid soms geruime tijd nodig om weer op zijn normaal arbeidspeil te geraken.

Ten tweede zijn verplichtingen tegenover de cliënten. Deze verplichtingen worden dikwerf de ondernemer opgelegd door contracten betreffende de levering, waarin zelfs overeengekomen straffen voorzien zijn. Waar zulks niet het geval is, kan de ondernemer, bij een langdurige werkstaking, de cliënt verliezen, want om zelf geen schade te lijden wendt zij zich tot andere leveranciers. De daardoor ontstane handelsbetrekkingen krijgen een blijvend karakter.

Ten derde de schade aan het materiaal en aan de werktuigen, die onvermijdelijk is bij een lange onderbreking.

Ten vierde het wegtrekken van de arbeiders dat, vooral wanneer het geoefende en bekwame arbeiders betreft, na een langdurige werkstaking zeer moeilijk goed te maken is.

Ten vijfde de intresten van het kapitaal. Wordt de uitbating gedurende lange tijd stil gelegd, dan sluit het handelsjaar zelfs zonder winst. Daar de ondernemer echter niet alleen met eigen kapitaal werkt, maar ook het kapitaal gebruikt van anderen, waarvoor hij intrest moet opbrengen, is hij verplicht het verschil met zijn eigen vermogen te dekken.

Ten zesde de verbintenissen onder oogpunt van betaling. Hoe langer de werkstaking duurt, hoe geringer de geldinkomsten worden en hoe meer de betalingstermijnen der onderneming zich ophopen. Het krediet der kapitalistische onderneming is berekend op een voortdurende productie en de productie van haar kant op het krediet. Behalve wanneer hij liquideert, kan de ondernemer maar zijn geldelijke verplichtingen naleven wanneer hij naast zijn vermogen ook de handelsopbrengst heeft. Houdt deze op dan zal hij na korte of langere tijd onmachtig worden te betalen. Daarbij komt ook dat de ondernemer zelfs tijdens de werkstaking belangrijke geldelijke uitgaven te doen heeft, want bij gunstige verhoudingen moet hij zich voorzien van grondstoffen, om naderhand geen hogere prijzen te moeten betalen. Men weet hoe spoedig de prijzen voor katoen en katoenen garens, voor ijzer en steenkool stijgen bij industriële groei, zodanig dat de fabrieken zich soms voor jaren voorzien van deze grondstoffen en producten. Dit alles brengt financiële moeilijkheden mee voor de ondernemer, wanneer de staking lang duurt. Menigmaal is het voortduren van de productie rechtstreeks noodzakelijk om nieuw geld op te nemen, hetzij onder vorm van bankkrediet of onder vorm van in omloop brengen van aandelen. De bouwnijverheid, die met hypotheken en bouwgelden werkt, toont bijzonder treffende voorbeelden in dit opzicht. Op dergelijke wijze kan de werkstaking de afzonderlijke ondernemer door het opdrogen van inkomsten en het schorsen van het krediet, naar het failliet drijven.

Hierbij komt nog dat de arbeider twee gewichtige voordelen heeft bij een werkstaking tegen een afzonderlijke ondernemer: ten eerste dat zijn werkgezellen, in andere ondernemingen gebruikt, hem gemakkelijker kunnen ondersteunen, ten tweede dat de stakers gemakkelijker elders aan werk zullen geraken wanneer de nijverheidstoestanden gunstig zijn. Van een anderen kant is het waar dat, hoe kleiner de staking is, hoe meer kansen de ondernemers bezitten de uitbating voort te zetten met de hulp van “ratten”.

De afschaffing van de mededinging bij de moderne werkstakingen

Maar in de ontwikkelde nijverheidslanden, zijn de tijden voor altijd voorbij dat de arbeider tegen afzonderlijke ondernemers te strijden had. Laat ons zien in welke voorwaarden de strijd veranderde.

Voor het geval van werkstaking is de mededinging dikwerf reeds op voorhand afgeschaft. De grote middenklasse van kleine en gemiddelde ondernemingen, waarin de mededinging het sterkst woedde, is volledig verdwenen of aan het verdwijnen. Het kapitaal heeft hier vrij baan gemaakt. Door beschermende rechten gedekt, beheersen de grote nijverheden en kartels de binnenlandse markt. In geval van staking treden de ondernemersverenigingen in werking; tegenover de afzonderlijke ondernemer oefenen zij een geheel andere dwang uit dan de vakverenigingen het tegenover hun leden doen kunnen. Daarvoor bedienen zij zich van hoge overeengekomen straffen, maar vooral van hun macht, daar zij in staat zijn de afzonderlijke ondernemer van al zijn verbintenissen te ontslaan of zijn krediet te verlengen. Onder het schrikbewind der ondernemerscoalities die de afzonderlijke ondernemer ten gronde kunnen richten, sluiten de ondernemers zich in de meeste gevallen van werkstaking dicht aaneen. De uitbater, bij dewelke het werk gestaakt wordt, moet niet meer vrezen dat men hem het werk van onder de voeten zal lopen, dat hij zijn cliënteel zal verliezen. Hij vindt integendeel sterke steun bij de andere ondernemers van zijn vak en van de aanverwante vakken. Zijn cliënteel blijft hem behouden. Zijn vroegere mededingers nemen het nu op zich zijn bestellingen, voor zover mogelijk, in hun uitbatingen voor zijn rekening uit te voeren. Onder de morele en nijverheidsdruk van de ondernemersverbonden worden zijn leveringstermijnen verlengd, de overeengekomen straffen niet toegepast.

De lock-out of uitsluiting

De solidariteit der ondernemers gaat zo ver, dat zij op de staking in een enkele fabriek antwoorden met de algemene uitsluiting van al de arbeiders van een vak in een stad.

De uitsluiting is een dwang, zowel voor de arbeiders als voor de ondernemers. Zij heeft echter een dubbel doel: Ten eerste de strijd van de arbeiders moeilijker te maken, ten tweede de verhoudingen onder de ondernemers te regelen. Daar alle nijverheden stil liggen kan geen ondernemer aan een andere ondernemer schade berokkenen. De verliezen verdelen zich meer of min, maar gelijkmatig, onder allen. De hoofdzaak is echter dat het cliënteel gedwongen wordt geduld te hebben: zij kan nergens waren bekomen en moet wachten tot de staking eindigt. Daarom ook hebben de ondernemers de zekerheid dat zij na het beëindigen van de staking weer met dubbele ijver zullen kunnen werken om de bestellingen uit te voeren die zich hebben opgehoopt. Naast de bekommering voor de mededinging en voor het cliënteel valt ook de bekommering voor de noodzakelijkheid, voor het kapitaal, intrest te geven. Hoe algemener de uitsluiting, of de werkstaking is, hoe meer de vrees verdwijnt de arbeiders te zien wegtrekken.

De werkstaking heeft voor het grootkapitaal een aanzienlijk deel van haar vroeger gevaar verloren. In plaats de mededinging te verscherpen. wordt de werkstaking in handen der kapitalisten een middel de mededinging uit te sluiten, ja zelfs een middel tot beursspel en prijsverhoging. De kapitalisten lokken werkstakingen uit, roepen lock-outs uit om de productie van hele nijverheidstakken lam te leggen, op deze wijze een kunstmatig gebrek aan waren te scheppen, de prijzen te doen stijgen, of een prijsverlaging op de markt te voorkomen. Dat noemt men “regeling der productie”. Deze uitgelokte werkstakingen en uitsluitingen zijn een gewoon verschijnsel geworden, dat zich vertoont voor iedere handelscrisis, en aankondigt dat de overproductie reeds op de markt merkbaar wordt.

Van een andere kant, echter, worden de arbeiders tot een grotere ontwikkeling van hun strijd gedreven.

De regeling der arbeidsvoorwaarden

In het begin van de strijd, door de vakverenigingen aangegaan, stonden de arbeiders voor een ongehoorde veelheid aan verhoudingen in de afzonderlijke ondernemingen. De lonen, de arbeidsduur en de arbeidsvoorwaarden verschilden van plaats tot plaats, van fabriek tot fabriek; ook de behandeling was zeer verschillend. Er hing veel af van de goede luim, van het temperament, van het doorzicht van de ondernemer, van zijn handelskennis, van de grootte van het bedrijf en van de hoeveelheid kapitaal welke in de nijverheid stak. Bij de meeste stakingen werden toen buitensporigheden van de uitbuiting bestreden, die de doorsnee manier van het kapitalistisch benutten van de arbeider over het hoofd zagen. Maar in de loop der jaren kwam door de concentratie van het kapitaal en de strijd van de vakverenigingen een regeling der verhoudingen in de afzonderlijke beroepen, of in de gemeenten. In de ontwikkelde nijverheidsplaatsen zijn maar weinig strijdpunten meer die op een enkele fabriek betrekking hebben; gewoonlijk betreft de kwestie hele beroepsgroepen, nijverheidstakken, of zelfs, zoals de achturendag, de gehele arbeidswereld. Evenals men niet meer tegen afzonderlijke ondernemers strijdt, onderhandelt men niet meer met afzonderlijke ondernemers, maar met ondernemersgroepen; met één woord, het worden beraadslagingen tussen de organisatie van de ondernemers en de vakverenigingen.

Het is ook op deze basis dat zich de tariefovereenkomsten ontwikkelen, die van hun kant een diep ingrijpende regeling van de arbeidsvoorwaarden meebrengen.

In deze ontwikkeling ziet men soms een verzachting van de klassenstrijd. Maar juist omdat al het toevallige en persoonlijke in de betrekkingen tussen arbeiders en ondernemers verdwijnt, staan proletariaat en kapitalisten, voor wat hun belangen betreft, steeds scherper tegenover elkaar. Evenals door de moderne staande legers de oorlogen zeldzamer geworden zijn, maar de oorlog op zichzelf vernielender werd, verminderde het aantal werkstakingen door de concentratie en organisatie van het kapitaal langs de ene kant, door de ontwikkeling der vakverenigingen langs de andere kant, maar hun uitbreiding en hun duur werden groter.

De massastaking en de concentratie van het kapitaal

Alhoewel het gevaar der stakingbrekers bij de moderne reuzenstakingen voor de arbeiders niet volledig verdwijnt, treedt het toch op de achtergrond. Dat wordt verkregen door de uitbreiding der werkstaking, evenals door de organisatie van de vakverenigingen, die door hun vertakkingen over het gehele land een overzicht en een controle van gehele beroepsgroepen mogelijk maken.

Wij hebben gezien dat een aantal punten, die voor de afzonderlijke ondernemer van groot belang zijn, door de concentratie van het kapitaal en door de ondernemersverbonden verwijderd of verzwakt worden. Van een andere kant treden bij de grote werkstakingen van de huidige tijd factoren te voorschijn, die een draagkracht bezitten welke vroeger onbekend was.

Alhoewel de mededinging voor de duur van de werkstaking uitgesloten blijft, is het weerstandsvermogen van de ondernemingen verschillend naargelang grootte en kapitaal. Terwijl de zeer rijke grootindustriëlen verwaand hun wil doordrijven, moeten de kleinere kapitalisten hun krachten tot het uiterste inspannen om ze te volgen. De moeilijkheden van het krediet en van de betalingen verdwijnen niet door het algemene van de staking; ze worden door haar duur verscherpt. Wanneer de werkstaking nu op de een of andere manier overwonnen is, dan is de toestand van de kleine ondernemingen tegenover het grootkapitaal zeer moeilijk. De grote ondernemingen beginnen uit alle kracht te werken om het gemis aan waren, door de werkstaking veroorzaakt, zo spoedig mogelijk te doen verdwijnen; maar door gebrek aan middelen en door gebrek aan kapitaal kunnen de kleinere ondernemingen geen gelijke tred houden. Voor zoveel het mogelijk is trekken de grote ondernemingen nut uit de werkstaking door de sterkere vraag naar waren; de kleinere ondernemingen dragen de verliezen. Is tijdens de werkstaking de prijs der grondstoffen gestegen, dan worden de kleinere ondernemingen naar het bankroet gedreven, terwijl de grote, die op gepaste tijd grote contracten met hun leveranciers sloten, de winsten opstrijken.

De mededinging, die tijdens de werkstaking rust, komt dus zoveel te heviger te voorschijn onmiddellijk na de strijd. Het samengaan van de kleinere kapitalisten met het grootkapitaal tijdens de staking, leidt na de staking tot het zoveel te spoediger opslorpen der kleinen door de groten. Uiteindelijk wordt de kleinere kapitalist voor de keus gesteld: toegeven aan de eisen der arbeiders, of zich laten onteigenen door de grootnijverheid.

Het gaat zover, dat werkstakingen en uitsluitingen door het grootkapitaal in het werk worden gesteld, om de kleinere ondernemingen op te ruimen.

Het kapitaal trekt zich meer samen. En nog groter worden de werkstakingen, nog heviger de strijd, nog langer zijn duur. En de uitwerkingen der staking worden zoveel te vernielender.

Vele tienduizenden, ja honderdduizenden arbeiders nemen deel aan deze werkstakingen. die maandenlang duren. Door het braak leggen van gehele nijverheidstakken worden ook andere producties in moeilijkheden gebracht. Staken de katoenspinnerijen, dan moeten uiteindelijk ook de weverijen stilleggen, houdt de toevoer van ijzer op, dan lijdt niet alleen de werktuignijverheid, maar ook de bouwnijverheid, staken de bouwwerklieden, dan moeten ook de cementbedrijven stoppen: een algemene mijnwerkersstaking stremt de productie op alle gebieden, terwijl een werkstaking van de spoorwegarbeiders ze totaal onderbreekt. Steeds bredere kringen van de bevolking worden door de staking getroffen: naast de arbeiders ook de kleinhandelaars en hotelhouders, zelfs de boeren op het land, die vlees en melk naar de stad brengen, voelen de gevolgen van de stakingen.

Van een strijd tussen een handvol arbeiders en afzonderlijke ondernemers, die bijna door niemand werd ongemerkt, wordt de staking een maatschappelijke gebeurtenis die de productie en het maatschappelijk samenleven tot in hun grondvesten doen beven!

De mededinging op de wereldmarkt

Intussen krijgt de kapitalistische mededinging steeds meer het karakter van strijd van gehele nijverheidstakken onder elkaar of van nationale nijverheden op de wereldmarkt. Voor de eerste is de prijsverhoging van ijzer en kolen, welke zich bij elke industriële groei herhaalt – dus het conflict tussen hoogovens en koolmijnen aan de ene kant, de gehele nijverheid langs de andere kant – een klassiek voorbeeld geworden. Voor de andere leggen de beschermende rechten en de koloniale oorlogen een niet minder duidelijke getuigenis af. De moderne reuzenstakingen grijpen midden in deze grote kapitalistische strijd. Is hun werking door haar zelf reeds ver dragend, door de toestanden kan zij nog buitengewoon heviger worden.

Aan de kapitalistische productie wordt door de mededinging de wet gesteld, zo spoedig mogelijk nut te trekken uit elke industriële groei. Deze drang naar uitbreiding van de productie is zo groot, dat hij een verhoging van alle warenprijzen meebrengt, en vóór alles, van de prijzen der grondstoffen en van de halffabricaten. Zoveel te moeilijker verdraagt het kapitaal, bij industriële groei, een durende en belangrijke onderbreking van de productie door de massastaking. In het verder verloop van de industriële groei vertonen zich steeds meer kritieke ogenblikken, en een verdere uitbreiding van de productie alleen kan de crisis tegenhouden. Een massastaking op dergelijke ogenblikken, kan zeer gevaarlijk worden voor geheel de nijverheid.

Dat sluit echter niet uit dat in dergelijke kritieke ogenblikken voor het grootkapitaal een bijzonder belang bestaat in het uitlokken van stakingen juist met het doel het uitbreken van de handelscrisis te verhaasten, of beter gezegd, een soort voorcrisis te scheppen, waarbij een menigte kleine ondernemingen verdwijnen, de prijzen der waren zakken, en aldus de grondvesten worden gelegd voor een nieuw verhogen van de productie.

Klasse tegen klasse

De samenwerking van het kapitaal is een onvermijdelijk gevolg van de kapitalistische ontwikkeling. Daarom zien wij ze ook steeds opnieuw ontstaan uit de vakverenigingstrijd. Evenals aan de afzonderlijke ondernemers, kan men – en zal men later ook nog kunnen – aan hele kapitalistische groepen toegevingen afdwingen door gepaste uitbreiding en verscherping van de werkstaking, door verstandig benutten van de toestanden; maar toch wordt de macht van het kapitaal niet verminderd door de strijd der vakverenigingen; zij verhoogt als gevolg van zijn concentratie. De geschiedenis van de laatste eeuw heeft ons zulks geleerd en het kan ook niet anders zijn of worden. Wie de arbeiders van het tegendeel wil overtuigen. bedriegt ze of is zelf bedrogen. Maar de geschiedenis van de laatste eeuw verwerpt even beslissend het kapitalistisch droombeeld, de vakverenigingen door de concentratie van het kapitaal onmachtig te maken; integendeel, door de verhoogde macht van het kapitaal, stijgt eerst de weerstand van de arbeidende klasse, daarmee de macht van de vakverenigingen. Het gevolg is strijd, geen vrede, en een strijd met heviger hardnekkigheid aan beide kanten. Deze strijd, die nieuwe strijd baart, en geen kans geeft het ene deel door het andere te laten overweldigen, bewijst dat de oplossing van het probleem – de uiteindelijke ontbinding van het proletariaat en van de kapitalistische klasse – niet op het gebied der vakvereniging ligt. Maar de stijgende draagwijdte van de vakverenigingstrijd, de geweldige maatschappelijke en nijverheidskrachten die zij in beweging zetten, drijven naar deze oplossing, maken ze steeds dringender in het belang van de maatschappelijke ontwikkeling.

De geldmarkt en de werkstaking

Een buitengewoon gewichtig gebied, waarop de werkstaking, in haar verdere ontwikkeling een steeds grotere invloed zal uitoefenen, is de geldmarkt, het gebied van banken en beurzen. Reeds nu werkt de geldmarkt dikwerf aanzienlijk op de werkstaking in. De geldorganisaties maken de nijverheid steeds meer van zich afhankelijk en worden zelfs innig met haar verbonden. Daarom zijn de gevallen talrijker, waarin de kapitalisten tijdens de werkstakingen door bankconsortiums ondersteund worden. Het is het derde lid van de kapitalistische drievuldigheid die zich tegen de arbeiders keert: ondernemersverbonden, kartels en banksyndicaten. Evenals alles wordt ook de arbeidsorganisatie een onderwerp van speculatie op de beurs. Van een andere kant echter grijpt de werking van de staking, juist door de tussenkomst van de geldorganisaties, zover mogelijk rondom zich. De onderbreking van de productie op een groter gebied moet uiteindelijk een beperking van de handelszaken van de banken meebrengen. Nog verder, en de banken geraken in moeilijkheden. Wanneer reeds, ten gevolge van de samenhang der productie, een werkstaking, waarin een groot aantal arbeiders of gehele nijverheidstakken betrokken zijn, andere categorieën arbeiders of productietakken meesleept, zullen, door de moeilijke toestand van de banken, die het krediet beperken, nog andere nijverheden in de staking betrokken worden. Daardoor ontstaat een nieuwe terugwerking op de geldmarkt. De geldstilstand doet zich voelen, de waarde van de aandelen daalt, de discontoprijs stijgt. Als gevolg worden opeens ondernemingen, die altijd goede winst hadden afgeworpen, onvruchtbaar. De vermeerderende kredietmoeilijkheden voeren naar bankroeten. De discontoprijs blijft stijgen. Nu vallen alle waarden. Het algemeen verval is daar – de handelscrisis – als gevolg van een arbeidsorganisatie, waarbij het geconcentreerd nijverheid- en geldkapitaal, het verzet van de arbeiders tot het uiterste heeft gedreven.

Wij hebben de volkomen omwikkeling van al deze gebeurtenissen bij nog geen werkstaking beleefd, maar wij naderen dergelijke toestanden. Ja, de effecten van de staking doet zich zelfs verder gevoelen, wordt internationaal, gaat naar de wereldmarkt over.

Internationale samenhang

De arbeiders waren de eersten die de internationale samenhang van hun strijd erkenden. Voor de vakvereniging komen twee punten in aanmerking: dat de buitenlandse arbeiders geen stakingbrekers leveren en dat zij weigeren stakingsarbeid uit te voeren, het is te zeggen, te zorgen voor de bestellingen die van de stakende nijverheden komen. Voorzeker heeft de solidariteit van het proletariaat zich in dergelijke gevallen dikwerf op de schitterendste wijze bevestigd. Het is nochtans aan geen twijfel onderhevig, dat een volkomen samenwerken de gelijkmaking van de arbeidsverhoudingen, voor alles van de lonen en van de arbeidsduur, in de mededingende landen tot grondvoorwaarde heeft. De Engelse arbeiders hebben er een eigen belang bij dat de lonen in Duitsland groter worden, en omgekeerd.

Elke overwinning van de vakverenigingen in een land maakt de strijd der vakverenigingen in een ander land gemakkelijker. En hoe meer de arbeidsvoorwaarden in de afzonderlijke landen werkelijk gelijk worden, hoe meer de werkstaking zelf internationaal wordt.

De ondernemersverbonden vertonen nog het internationaal karakter niet, dat bijvoorbeeld voor de vakverenigingen op hun internationale congressen blijkt. Het is echter aan geen twijfel onderhevig dat er bij elke grote stakingsbeweging in het geheim overeenkomsten en regelingen tussen de ondernemersgroepen van de afzonderlijke landen gesloten worden. Voor alles vormen echter de concentratie van het kapitaal en het internationale van de geldmarkt een innige internationale samenhang van de kapitalistische klasse, wiens activiteit de georganiseerde aaneensluiting van de arbeidersklasse overtreft. Er zijn nijverheidsreuzen die hun vertakkingen in verschillende landen, ja zelfs in verschillende werelddelen bezitten. Vooral op het gebied van elektriciteit deden zich dergelijke uitbreidingen voor. Er zijn internationale kartels. Maar de grote geldorganisaties, de bankconsortiums, die hun kapitaal in de kapitalistische ondernemingen van alle landen plaatsen, en de beurzen, waar de eigendomstitels van de gehele wereld samenkomen, verenigen de wereldproductie op nog veel uitgebreider grondslag. In de verdere ontwikkeling van hun strijd zullen de vakverenigingen meer en meer moeten afrekenen met deze omstandigheden. Er zullen tijden komen dat de afloop van een spoorstaking in de Verenigde Staten van Amerika, zal afhangen van de stand der beurs in Parijs of in Londen, dat men bij een staking in de textielnijverheid van Saksen of Thüringen niet minder zal moeten afrekenen met de katoenspinnerijen in China, dan nu, met de Engelse garenproductie. Men zal moeten afrekenen met het feit, dat de kapitalistengroepen op een staking in het ene land zullen antwoorden met verhoging van de productie in een ander land. Hoe zij het doen zullen, kan men nu reeds bemerken bij de verhoging der beschermende rechten: gehele fabrieken worden van het ene land naar het andere overgebracht. Met de tijd zullen die kapitalisten er evenzo in gelukken de katoenproductie, die zij in Oost-Azië leveren, in geval van Europese staking door de Chinese katoenspinnerijen te laten fabriceren.

Maar dezelfde ontwikkeling, die de Amerikaanse spoorstaking afhankelijk maakt van de beurs van Londen of van Berlijn, maakt de koers in Londen of Berlijn afhankelijk van de Amerikaanse staking. Hoe inniger de wereldsamenhangen van het kapitaal zijn, hoe gevoeliger de wereldmarkt wordt. Terwijl het wereldkapitaal zich tegen de arbeidersklasse van de afzonderlijke landen keert, biedt het meer en meer zwakke zijden aan, langs welke het kan worden aangevallen om de wereldproductie overhoop te werpen.

De communicatie en de massastaking

Het gevoeligste deel van de wereldmarkt is echter het verkeer – de spoorwegen en communicatie, dus post en telegrafie. Onder zekere omstandigheden kan een onderbreking van de activiteit van de spoorwegen en van de telegrafie de wereldproductie verlammen. De koopwaren blijven in de fabrieken liggen, de aanvoer van grondstoffen houdt op, er is gebrek aan kolen – geen productie meer. In de havens stapelen zich ongehoorde massa’s koopwaren op. Maar de stoomboten kunnen niet meer bevracht worden, want de aanvoer uit het land ontbreekt. De briefwisseling is onderbroken. Leveringscontracten, eisen tot betalingen, rekeningen blijven op de post, liggen er zonder aan de bestemmelingen te worden overhandigd. Vervallen wissels hopen zich op in de portefeuilles van banken. Door het uitblijven van de betalingen en van de geldzendingen uit de betrokken landen, ontstaan verwikkelingen, betaling en kredietmoeilijkheden, ook op de buitenlandse geldmarkten. Daarom en ook, wanneer het een grote industriestaat geldt, door dewelke niet alleen de wereldhandel maar ook de wereldproductie wordt gespijsd, omdat de warentoevoer ontbreekt en geen koopwaren meer verbruikt worden, begint spoedig de productie in het buitenland in sommige nijverheidstakken op te houden. Hierdoor verscherpt de werking van de staking, die zich op steeds grotere gebieden gevoelen doet.

De reuzenstaking en de Staat

Natuurlijk is de invloed in het land zelf het sterkst. Zonder te gewagen van het feit dat in de grote steden, door het uitblijven van toevoer, gemakkelijk een gevoelig gemis aan voedingsmiddelen kan ontstaan, ondervindt voor alles de Staat het effect van de onderbreking der activiteit van de communicatie. De beambtenwereld en de militaire wereld worden uit hun samenhang gerukt, vaneen gescheurd, zonder verbinding, zonder verstandhouding met elkaar, zonder centraal bestuur. De regering werkt niet meer: zij is als de schroef van een schip die uit het water werd geheven; vroeger stelde zij het vaartuig in beweging, nu draait zij zonder effect in de lucht. Door de onderbreking van de productie worden tegelijker tijd al de lagen van de bevolking beroert. De regering bevindt zich tegenover een sociaal oproer en haar weerstandsvermogen neemt van dag tot dag af door de ontreddering van de Staat.

Dit politiek gevolg van een staking van de communicatiediensten is zo duidelijk, dat de regeringen dergelijke stakingen met de grootste bezorgdheid aanzien. In de meeste industrielanden worden arbeiders en bedienden van de communicatiediensten onder toepassing van uitzonderingswetten gesteld. Niet alleen de staking, maar zelfs de organisatie wordt hun verboden door dwingende bepalingen. Uit deze angst, welke de regeringen laten blijken, moeten de spoorwegbedienden, de bedienden van post en telegrafie het bewustzijn putten van de grote maatschappelijke en politieke macht, welke in hun handen berust wanneer zij in aaneengesloten drommen leren oprukken.

Dergelijke uitwerking heeft ook een algemene staking van de mijnwerkers, die aan de nijverheid en bijgevolg aan de verkeermiddelen de kolen ontneemt. Door de uitbreiding van haar afmetingen werkt elke werkstaking ten slotte terug op de activiteit van de Staat. De Staat lijdt bovendien rechtstreeks als producent, als kapitalistisch ondernemer en lijdt ook onder de koersdaling op de beurs, onder de verhoging van de discontotaks en van de rentevoet.

Werkstakingen worden tot politieke daden. De vakverenigingstrijd wordt tot een politieke strijd.

Eenheid van de strijd der vakverenigingen en van de politieke strijd

De scheiding tussen de economische en de politieke strijd van het proletariaat was maar tijdelijk; steeds bestond zij meer uiterlijk dan inwendig en was dikwerf maar ingebeeld. Zij valt vanzelf met de uitbreiding van de machtskringen van de werkstaking. Wie de politiek buiten de vakverenigingen wil sluiten, moet de ontwikkeling van de vakvereniging zelf tegenhouden.

Van haar kant wendt de kapitalistische klasse zich, behalve met economische, ook met politieke strijdmiddelen tegen de vakbeweging. Er ontstaat opnieuw een kapitalistische wetgeving die tegen de vakverenigingen is gekeerd, en daarnaast een kapitalistische rechtspraak. Beide nieuwigheden ontstonden in Engeland en hebben zich reeds over de andere landen verspreid. Bij elke grote staking wordt echter eerst en vooral, bij middel van de pers en van het parlement, de gehele burgerlijke opinie tegen de arbeiders in beweging gebracht. De geschillen tussen de afzonderlijke groepen kapitalisten en de arbeiders worden tot zaak van de gehele kapitalistische klasse uitgeroepen. Van voren af aan behandelt men de werkstaking als een staatskwestie, als een politieke kwestie. Van de regering verlangt men niet enkel politiebescherming die, door overvloedig en spoedig tussenkomen van de militaire macht, dra tot uitdaging der arbeiders drijft. Op gebiedende wijze eist men ook economische en geldelijke steun, die men zowel van de Staat als van de gemeenten op overvloedige wijze bekomt door het verlengen van de termijnen, door het afschaffen van de overeengekomen straffen en dergelijke begunstigingen meer.

Het ware gekke verblinding, dit gedrag van de kapitalistische klasse te willen toeschrijven aan een gemis aan maatschappelijk doorzicht. Er steekt veeleer een zeer grondig sociaal doorzicht in, maar natuurlijk niet van het standpunt van het proletariaat, maar wel van het kapitalistisch standpunt. De kapitalistische klasse strijdt tegen het proletariaat met de middelen waarover zij beschikken kan, zonder zich eerst te bekommeren met de vraag of het economische of politieke, parlementaire of extra parlementaire strijdmiddelen zijn. Zij gebruikt even goed de hongerzweep, de bajonettenspitsen als de staatskas en laat zich niet het minst gelegen aan al de vrome leerstelsels van een maatschappelijke gerechtigheid. Om deze strijd te kunnen strijden, moet de arbeidersklasse een macht tegenover de macht stellen. Dan eerst zal zij de kapitalistische klasse zin naar proletarische gerechtigheid doen krijgen.

Het erkennen van het politiek karakter van de strijd der vakverenigingen voert de vakverenigingen naar het doelbewust aanwenden van ook zuivere politieke strijdmiddelen. Eerst en vooral moeten de politieke maatregelen, rechtstreeks tegen de vakverenigingen gekeerd, worden afgewend – dus moet gestreden worden voor de vrijheid van vereniging. Verder moeten de overwinningen der vakverenigingen in de wetgeving algemener, groter worden gemaakt en bevestigd – dus beschermende arbeiderswetgeving. En hoe uitgebreider de werking van de vakverenigingstrijd wordt, hoe meer de hoofdzakelijkheid blijkt in de werkstaking zelf tegenover de politieke machtmiddelen van de kapitalisten, de invloed van de arbeidende klasse in de Staat en in de gemeenten te plaatsen. De financiële, economische en politieke aaneensluiting van de kapitalistische klasse komt overeen met een verhogend versterken der burgerlijke partijen in de parlementen en met een volkomen onderwerping van de burgerpers aan de belangen van het kapitaal. Zoveel te meer noodwendig is het voor het proletariaat, ook in zijn vakverenigingstrijd, zich aaneen te sluiten als klasse, bij elke afzonderlijke daad een gemeenschappelijke wil te laten blijken, een parlementaire arbeiderspartij en een politieke arbeiderspers in het leven te roepen. Dat de Duitse vakverenigingen er na een eeuw, en niettegenstaande een zeer nederig begin, in gelukten de Engelse trade-unions te overvleugelen, moeten zij niet het minst toeschrijven aan de socialistische opvoeding van de arbeidersmassa, aan de onophoudende, moedige waarneming van de arbeidersbelangen in het Parlement en in het publiek door de sociaaldemocratie, aan het krachtdadig wakker schudden van de arbeidersmassa bij elke staking door de arbeiderspers.

De technische ontwikkeling en de organisatie van het proletariaat

Intussen voltrekt zich een technische ontwikkeling en een concentratie der nijverheden, waardoor de grenzen van de afzonderlijke beroepen verstoord, de meest verschillende vakken onder elkaar geworpen worden; nieuwe specialisaties worden tussen de oude geschakeld en de verschillenste arbeidersgroepen hangen van elkaar af. De concentratie van het kapitaal gaat nog verder dan de concentratie der nijverheden – tegenover de kartels, de bankconsortiums, de beurs, verdwijnt alle beroepsonderscheid en bestaat er enkel nog een klasse loonarbeiders die uitgebuit worden. Wij zien hoe de vakverenigingen daar tegenover, uitgaande van de organisatie van afzonderlijke bedrijven, zich verenigen tot nijverheidsverbonden, en door centrale burelen een samenwerken verkrijgen van de vakverenigingen van geheel het land of van bepaalde streken. Wij zien, bijvoorbeeld door Engeland, hoe de vakverenigingen er in gelukken een zelfstandige politieke arbeiderspartij te vormen.

* * *

De organisatie en concentratie van het kapitaal drijft met geweld naar de vereniging der werklieden in vakbonden en naar de centralisatie van deze vakbonden. Wat vroeger enkel doelmatig was, wordt nu door de nood opgedrongen. Zonder vakverenigingen kunnen de arbeiders tegenover het moderne grootkapitaal zelfs niet meer bestaan.

Maar een vakvereniging mag nog zo sterk schijnen, zij wordt snel overvleugeld door de stijgende macht van het kapitaal wanneer zij zich niet verder ontwikkelt. De grondwet van de moderne vakbeweging is niet alleen de verzekering van haar bestaan, die natuurlijk noodzakelijk is, maar vóór alles de toename van haar bestaan. Steeds meer leden! Het kapitaal beschikt door zijn kartels over hele nijverheidstakken – de vakverenigingen moeten het zover brengen alle arbeiders, ook de afzonderlijke, in de organisatie samen te brengen.

Alle bijzondere voordelen der beroepsorganisatie moeten wijken voor het algemeen belang der vakbonden. De technische ontwikkeling, de concentratie van de nijverheden en van het kapitaal, maken de bloei van elke afzonderlijke vakvereniging steeds meer afhankelijk van het samenwerken van alle vakverenigingen. In het samenhouden van de gehele arbeidende klasse ligt de enige waarborg voor de toekomstige overwinningen der vakverenigingen.

Dit samenhouden moet zowel gebeuren met betrekking op het, economisch gebied als met betrekking op het politiek gebied. De strijd van de vakverenigingen zelf beroeren de Staat. In haar strijd bedient de kapitalistische klasse zich zowel van economische als van politieke strijdmiddelen. Tegenover de kapitalistische staatsmacht moeten de vakbonden de politieke macht van de arbeidende klasse stellen.

Wie de vakorganisatie der arbeiders ten koste van hun politieke organisatie ontwikkelen wil, of omgekeerd, wil de bloedsomloop in de ene arm stremmen om de levenssappen naar de andere arm te sturen. In zijn strijd tegen de kapitalistische klasse moet het proletariaat de armen vrij hebben en duchtig kunnen gebruiken.

De internationale solidariteit der arbeiders, die vanzelf uit de vakverenigingstrijd voortvloeit, wordt, door de kartels, door de internationalisme van de geldmarkt, door de groeiende samenhang van de wereldmarkt en de wereldproductie, tot hoofdvoorwaarde van zegevierende strijd. Het uitoefenen van het internationalisme op het gebied van vakverenigingen is dus niet enkel een theoretische grondregel, maar een dure en actuele eis van de strijd.[1]

De kas der vakvereniging is een macht, maar alleen als middel tot strijd. Wanneer men de vakverenigingen enkel ziet als verzekeringskassen, dan schijnt hun vermogen buitengewoon klein in vergelijking met de private levensverzekering. Het kan gemakkelijk berekend worden dat zij op verre na zoveel niet geven kunnen als deze, en toch geven zij meer. Want zij zijn juist geen verzekeringskassen, maar strijdorganisaties van de arbeidersklasse. Het hoofdaccent van hun ontwikkeling ligt niet in de inkomsten, maar in de uitgaven, waardoor zij de arbeiders in staat stellen aan de kapitalistische klasse loonsverhogingen en dergelijke verbeteringen af te dwingen, waaruit dan weer een toename van het ledental en ook de mogelijkheid van een verhoging van bijdrage ontstaat. Maar houdt echter een vakvereniging op een strijdorganisatie te zijn, dan zijn de leden dikwerf beter wanneer zij in een private levensverzekeringskas treden. Daarom is zelfs vanuit het standpunt der kas, de klassenstrijd het levensprincipe van der vakverenigingen.

De macht, welke de arbeidende klasse in deze strijd ontwikkelt, stijgt met de uitbreiding van de kapitalistische productie en van de kapitalistische staat. De gehele economische activiteit van de landen hangt af van de nijverheid; ten gevolge hiervan ook het lot van alle klassen der bevolking; de nijverheid wordt echter beheerst door het grootkapitaal, dat de gehele wereldproductie doet afhangen van enkele kapitalistische groepen en bankconsortiums; door de concentratie van de productie trekt ook het kapitaal de arbeidersmassa samen en maakt ze één, door ze onder dezelfde kapitalistische heerschappij te brengen en haar beroepsverschillen evenals haar nationale verschillen te doen wijken voor haar gemeenschappelijke eigenschap als loonarbeiders, die door het kapitaal wordt uitgebuit. Door zijn grootste kapitalistische macht doet het geconcentreerd kapitaal het grootste proletarisch verzet ontstaan. Zo moet het komen tot reuzenstrijd, waardoor de wereldproductie stokt, alle sociale verhoudingen overhoop worden geworpen en de Staat op zijn grondvesten wordt geschud, want door deze zelfde ontwikkeling hangt hij economisch steeds meer af van de kapitalistische productie, terwijl hij op politiek gebied meer af te rekenen heeft met het proletariaat dat de grootste massa van de bevolking vormt.

Met de buitengewone vergroting van de draagwijdte van de strijd, wordt ook het doel breder. De persoonlijkheid van de ondernemers komt niet meer in aanmerking. Maar het belang der afzonderlijke nijverheidsgroepen treedt ook terug voor het gezamenlijk belang van het geconcentreerd kapitaal. Uit de strijd voor het arbeidsloon groeit een strijd tussen het proletariaat en de kapitalistische klasse voor het aandeel aan de maatschappelijke rijkdom.

Maar dan treedt het geconcentreerd kapitaal tegenover de vakverenigingen op en bewijst uit zijn handelsboeken dat de intrestbetalingen van het kapitaal, zonder dewelke het niet produceren kan, en de mededinging op de wereldmarkt, tegenover dewelke het machteloos staat, een loonsverhoging onmogelijk maken.

Aldus stoten de arbeiders, in hun vakverenigingstrijd, eerst en vooral op de onwil der ondernemers. Dan op de belangen van verenigde nijverheidsgroepen. Dan op de gezamenlijke wil van de kapitalistische klasse. Uiteindelijk op de wetten van de kapitalistische productie, aan welke de kapitalistische klasse zich zelf moet onderwerpen. Uit de strijd om het aandeel aan de sociale rijkdom groeit een vraagstuk van de maatschappelijke productie.

Dat is echter de eerste grondregel van het socialisme; de maatschappelijke productie zo in te richten dat zij de volledige bevrediging en de hoogste ontwikkeling verzekert van de behoeften aan voeding en aan ontwikkeling.

Door de ontwikkeling van hun vakverenigingstrijd worden de arbeiders voor het probleem gesteld: hoe komt het dat de reusachtige en steeds meer groeiende ontwikkeling van de productiekrachten in de industrie en in de landbouw, de bescheiden aanspraken der arbeiders onbevredigd laat en toch tezelfdertijd ongehoorde rijkdommen aan koopwaren opstapelt, die op de markt drukken, omdat men ze niet kwijt kan geraken?

Om hierop een antwoord te geven, moet men het innerlijk raderwerk van de kapitalistische wereldproductie onderzoeken.

Welke ook de uitweg uit de kapitalistische onderdrukking is, hoe ook de strijd tussen het proletariaat en de kapitalistische klasse zich mogen houden, de triomf der arbeiders zal steeds in werkelijkheid afhangen van de ontwikkeling van hun vakorganisatie, en zonder dat zou hij met de vooruitgang der concentratie van het kapitaal onbereikbaar worden. Van de vakverenigingen hangt het lot af van het proletariaat, van nu, en in de toekomst. De vakorganisatie is het kapitaal dat de arbeider aan zijn kinderen nalaat. De arbeider, die van de vakvereniging verwijderd blijft, de afschuwelijkste verspiller: om de enkele centiemen meer te kunnen verteren, die anders voor zijn lidmaatschap zouden worden betaald, verspilt hij zijn eigen leven en dat van zijn kinderen!

_______________
[0] Parvus, 1867-1924, (echte naam is: Alexander Israel Lazarevitsj Helphand) was een socialistisch politicus en miljonair met een omstreden reputatie. Meer informatie via Wikipedia — MIA
[1] Daaruit kan worden geoordeeld, hoe dom het is zich te willen stellen op het standpunt dat het Meifeest dan maar een actieve manifestatie van het proletariaat kan worden, wanneer het niets kost. Zo heeft een Duitse vakvereniging bijvoorbeeld uitgerekend hoeveel arbeidsdagen verloren gingen door de uitsluitingen ten gevolge van het Meifeest uitgesproken, en hoeveel zulks kostte aan steun. Daarmee denkt zij te hebben bewezen dat men best doet wanneer men zich schikt naar de wil van de kapitalistische klasse en de arbeidsrust op 1 mei laat varen. Deze vakbondsbedienden bemerken daarbij niet eens dat zij tegen het Meifeest dezelfde argumenten gebruiken als de ondernemers tegen de syndicale beweging in het algemeen. Bij elke uitsluiting verklaren de ondernemers aan de arbeiders: “Zie nu hoe ver gij het door uw overdreven eisen gebracht hebt.” Bij elke werkstaking telt de ondernemerspers hoeveel arbeidsdagen verloren gingen, hoeveel loon aan de arbeiders ontging, hoeveel steungeld werd uitbetaald, en zij wrijven dat de vakvereniging onder de neus! Het is niet zeer duidelijk waarom bedoelde vakvereniging ook niet bij de verliezen van het Meifeest het loon rekende, dat door de niet gestrafte arbeiders werd verloren. Een miljoen feestvierders = een miljoen verloren daglonen of zoveel miljoenen frank loon! Hoe indrukwekkender het Meifeest, hoe groter het verlies!
Dit zuiver boekhouderstandpunt is even verderfelijk, het weze op het Meifeest of op een andere handeling van de vakverenigingen toegepast. De Duitse vakverenigingen geven jaarlijks meer dan een miljoen uit voor hun pers. Ware het niet heter met dit miljoen het inkomen te verhogen? En ook nog met het tweede miljoen dat voor de propaganda wordt gebruikt? Iedereen weet echter dat er zonder pers en zonder propaganda geen grote werkstaking met gelukkige afloop, geen samenhang der vakverenigingen en ook geen volle kas kan bestaan. Het staat juist evenzo met het Meifeest: het stijgend krachtsbewustzijn van het proletariaat, dat door zijn eendrachtig optreden in alle landen en juist daardoor, dat het de ondernemersklasse trotseert, bereikt wordt, is een machtsfactor van onschatbare waarde voor de komende grote strijd van de vakverenigingen in alle landen. De Mei-uitsluitingen zijn bij gunstige toestand der industrie niet alleen verliezen voor de arbeiders, maar ook voor de ondernemers. De tegenstand van deze laatsten bewijst overigens hoeveel belang zij aan de zaak hechten. Maar wat de ondernemers zich kosten laten om de arbeidsrust op 1 mei tegen te werken, is het Meifeest aan de arbeiders ten volle waard.



een rode leeszetel Lezen
Marxistisch Internet Archief
Algemeen Archief
Selectie marxisten
Documenten
Filosofie
Thema’s
Arbeidersbeweging
Woordenboek
Wat ?
Wat is marxisme
Over ons
Andere talen
Auteurswet
Citeren
Disclaimer
Doen
Zoeken
Nieuwe teksten
Werk mee
Contact
Reclame


In of uitschrijven Nieuwsbrief

RSS