Bron: De Internationale, 1974, nr. 2, juli, jg. 2
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
– Creative Commons License 3.0.
Algemeen: u mag het werk kopiëren, verspreiden en doorgeven; remixen en/of afgeleide werken maken; mits naamsvermelding.
| Hoe te citeren?
Laatst bijgewerkt:
“De democratische tradities van Amsterdam zijn wijd en zijd bekend. Zelfs internationaal. De laatste paar jaar is ook Ajax erg bekend geworden, maar daar willen we het niet over hebben.”[1]
De laatste gemeenteraadsverkiezingen in mei geven een paar interessante feiten te zien voor de linkse beweging. Een uitvoerige cijfermatige analyse van de uitslag is niet mogelijk (er verschijnt geen Staatscourant met de uitslagen, in tegenstelling tot de Staten- en Kamerverkiezingen), maar is ook niet erg verhelderend. Kon men bij de provinciale Statenverkiezingen in maart nog zeggen dat het mede een kwestie was van “landspolitiek” en van steun aan het halfprogressieve kabinet-den Uyl, bij de gemeenteraadsverkiezingen speelt de plaatselijke politiek de hoofdrol. Plaatselijk actief optreden van een partijafdeling of van een bekend persoon geeft vaak de doorslag. De relatie met de landspolitiek is niet altijd aanwezig. Toch kunnen we wel algemene tendensen signaleren.
We zullen niet ingaan op de afbrokkeling van de christelijke partijen. Zij wonnen in CDA- (christelijk democratisch appel) verband in de gemeenteraadsverkiezingen weliswaar ten opzichte van de Statenverkiezingen, maar verloren zwaar aan de PvdA en de VVD ten opzichte van de vorige gemeenteraadsverkiezingen in 1970. De VVD gaat tijdens dit afkalvingproces van de christelijke partijen steeds meer de rol spelen van rechtse eenheidspartij. De pogingen om via een christendemocratie een soort tussenpartij te creëren die effectief rechts is, maar wel een grote aanhang heeft onder achtergebleven delen van de arbeidersklasse, de kleine middenstand en de boeren, slagen nog niet zo geweldig. Dit rechtse antwoord op het katholieke emancipatieproces (waarvan de PPR en het NKV andere uitlaatkleppen zijn), en de tussenfiguren als Steenkamp en De Zeeuw eisen een aparte bespreking in het kader van een hele analyse van de ontwikkelingen van de christelijke politiek in Nederland. Ook zullen we niet ingaan op het verdwijnen van D’66, het burgerlijke alibi van de PvdA, dat door de rechtervleugel van de PvdA – den Uyl voorop – tevergeefs sterk gepousseerd werd.
Wat het meest opvalt bij de laatste verkiezingen is de grote winst van de PvdA. Met de provinciale Statenverkiezingen was dit zeer duidelijk het gevolg van de oproep om het kabinet-den Uyl tegen de aanvallen van rechts te verdedigen. De terugval (van ca. 2 %) bij de gemeenteraadsverkiezingen ten opzichte van die voor de staten (een winst van ca. 3 % ten opzichte van de Kamerverkiezingen in ’72 en 7 % ten opzichte van de raadsverkiezingen in ’70) is niet bevreemdend. Het kabinet zit aardig stevig, is aanmerkelijk minder progressief dan velen wel hoopten, en de houding van de plaatselijke afdelingen doet de rest. Er zijn nu eenmaal niet veel PvdA-afdelingen die actief zijn in welke sociale actie dan ook.
Al met al ging de PvdA in de 15 grootste gemeenten toch van 166 naar 226 raadszetels, wat niet gering is. Zij won in deze 15 grootste gemiddeld 7,2 % ten opzichte van de vorige gemeenteraad. Met uitschieters in Amsterdam (11,8 %), Rotterdam (11,4 %), Breda (11,0 %), Nijmegen (10,2 %), Groningen (9,7 %), en Eindhoven (9,6 %).
Een aardige illustratie hoe persoonsgebonden de gemeenteraadsverkiezingen zijn, blijkt wel uit de wijkcijfers voor de “oude stad” in Amsterdam, waar PvdA-wethouder Lammers de afbraak van de Nieuwmarktbuurt op zijn geweten heeft. Hier kreeg de PvdA slechts 25,7 % tegenover 32,9 % bij de staten, terwijl de PSP steeg van 6,2 % tot 10,3 %. Bij de vorige raadsverkiezingen deden de kabouters mee, 11 %. De boedelscheiding heeft vooral ten gunste van PvdA, PSP en PPR gewerkt, maar niet ten gunste van de CPN.
De CPN ging ten opzichte van de Statenverkiezingen landelijk nauwelijks achteruit, terwijl de Staten een enorme klap waren. De CPN-lijn om samen met de PvdA mee te willen regeren doet de logische conclusie bij de kiezers opkomen dat je dan net zo goed PvdA kunt stemmen. Deze lijn, verpakt in de leus “eenheid tegen rechts”, is de CPN aardig opgebroken. De verliezen bij de staten zijn op gemeenteniveau niet teruggewonnen, en zeker niet in de industrieel belangrijke gebieden.
In de 15 grootste gemeenten verloor de CPN ten opzichte van de vorige gemeenteraadsverkiezingen in alle behalve Breda (winst 0,2 %), ten opzichte van de Staten verloor ze in alle behalve Amsterdam (winst 0,8 %), Enschede (winst 0,3 %) en Arnhem (gelijk gebleven). Eclatant verlies in het bastion Groningen (5,9 %, wat gelijk staat met nog eens 0,6 % verlies ten opzichte van de Statenverkiezingen, amper twee maanden eerder).
Bij dit alles moeten we nog bedenken dat het opkomstpercentage bij de raadsverkiezingen ongeveer 10 % lager lag dan bij de Statenverkiezingen, wat de winst van de PvdA ten opzichte van het verlies van de CPN alleen nog maar schrijnender maakt. Ook bewijst het weer dat de afschaffing van de opkomstplicht de linkse partijen verlies oplevert, doordat, zoals bekend, de opkomstpercentages in de grote steden beduidend lager liggen dan op het platteland (bij de gemeenteraadsverkiezingen een verschil van 17 %).
Vergelijken we hoe de CPN in belangrijke (industriële) plaatsen teruggewonnen of verder verloren heeft ten opzichte van de Staten, waar zoals gezegd grof aan de PvdA werd verloren, dan krijgen we het volgende beeld:
Herstel t.o.v. de Staten, maar verlies t.o.v. gemeenteraad ’70
Alle cijfers zijn percentages van de uitgebrachte stemmen.
raad ’74 | raad ’70 | Staten ’74 | ||||
Amsterdam | 16,0 | 17,1 | 15,2 | |||
Alkmaar | 7,5 | 8,2 | 5,7 | |||
Beverwijk | 8,6 | 9,0 | 7,1 | |||
Enkhuizen | 10,5 | 15,5 | 5,4 | |||
Oostzaan | 18,1 | 32,6 | 15,0 | |||
Delft | 4,8 | 4,9 | 4,2 | |||
Deventer | 4,5 | 6,8 | 4,2 | |||
Emmen | 6,6 | 12,5 | 5,6 | |||
Hoogezand-Sappemeer | 10,4 | 19,1 | 10,2 | |||
Heerenveen | 10,1 | 13,3 | 9,2 |
en verder nog in plaatsen als Hengelo, Den Bosch, Purmerend, Wieringen en Wormer.
Verlies, zowel t.o.v. de vorige raads-, als t.o.v. de Statenverkiezingen
Alle cijfers in percentages van de stemmen.
raad ’74 | raad ’70 | Staten ’74 | ||||
Groningen | 8,5 | 14,4 | 9,1 | |||
Delfzijl | 5,2 | 9,9 | 6,3 | |||
Stadskanaal | 5,6 | 11,0 | 6,2 | |||
Eindhoven | 1,6 | 1,8 | 2,0 | |||
Maastricht | 1,9 | 2,6 | 2,8 | |||
Heerlen | 7,6 | 8,3 | 8,0 | |||
Helmond | 6,5 | 7,7 | 6,7 | |||
Dordrecht | 3,0 | 4,5 | 3,1 | |||
Den Haag | 3,0 | 3,8 | 3,6 | |||
Rotterdam | 4,9 | 6,8 | 5,5 | |||
Vlaardingen | 2,2 | 3,5 | 3,0 | |||
Nijmegen | 1,5 | 1,9 | 3,1 | |||
Haarlem | 4,4 | 6,6 | 5,0 | |||
Heemskerk | 3,1 | 3,9 | 3,8 | |||
Velzen | 5,4 | 7,3 | 5,6 |
en verder nog in Wageningen, Baarn, Hoorn, Jisp. Betere resultaten echter in:
Schiedam | 7,0 | 6,6 | 6,2 | |||
Medemblik | 18,5 | 15,3 | 8,8 |
Verder kwam de CPN voor het eerst op in verschillende typische forensenplaatsen (Diemen, Uithoorn, Weesp, Schagen, Voorburg, Ridderkerk, Leidschendam), waar min of meer succes werd geboekt (1,5 % à 2 %, met hier en daar een uitschieter).
Onze kritiek op de CPN, die zich steeds meer – nu nog openlijker – als een klassieke sociaaldemocratische partij gaat gedragen (behalve dan natuurlijk organisatorisch) is bekend. Interessant is wat de CPN zelf over zijn geringe successen te berde weet te brengen.
De CPN maakt duidelijk onderscheid tussen de PvdA-basis, die “goed” wordt geacht en pro samenwerking met de CPN zou zijn, en de PvdA-top, die naar voorbeeld van de West-Duitse SPD-leiding zich door rechts op sleeptouw laat nemen.[2]
In een “eenheid van alle linkse en progressieve krachten” zou de CPN een rol moeten spelen waarbij duidelijk naar regeringsverantwoordelijkheid wordt gelonkt. “Het gaat in onze actie om de centrale vraagstukken van nationale onafhankelijkheid en internationale co-existentie. Met die oriëntatie voor ogen moet gewerkt worden aan een massabeweging, waarvan een progressieve regering, steunend op communisten en socialisten, het doel is.”[2]
Ze koestert de hoop een regering te vormen die – binnen het kapitalisme – de grote monopolies de baas zou kunnen zijn. “Zij is de enige partij die de eis stelt dat de regering moet worden gereorganiseerd door Lubbers, Boersma en Van Agt te verwijderen en te vervangen door ministers die onafhankelijk staan tegenover de grote concerns en die wél aan de verlangens van de werkers tegemoet willen treden.”[3] Over hoe je in het kapitalisme dat dan wel wilt uitvoeren, natuurlijk geen woord.
Na de allerminst verwachte nederlaag met de Staten, zien we echter toch een zelfkritiek. In een redactioneel artikel wordt allereerst fel over rechts uitgehaald en een belangrijk deel van de schuldvraag afgeschoven naar de media.
In haar burgerlijk parlementair gemoraliseer denkt de CPN dat, nu ze voor zich zelf toch het brevet van burgerlijk fatsoen heeft gekregen, de anderen dat dan ook maar moeten vinden en laten blijken. Alsof de burgerlijke pers en omroep er ooit om heeft staan springen om de onafhankelijke communistische stem te laten horen, ziet de CPN een welbewust complot tegen zich. Geen analyse over de nieuwsgaring in een kapitalistische wereld, maar een moraliserende vingerheffing. “Wat zich aandient als Hilversumse omroep, opereert in de praktijk als een schunnige propagandafabriek, die de mensen een volslagen vervalst beeld heeft voorgezet, waarbij het bestaan van de linkse constructieve (sic) oppositie werd doodgezwegen.”[4]
Alsof “Hilversum” zich ooit anders heeft aangediend. Wel in hetzelfde redactioneel een opmerkelijke zelfkritiek. “De grote ledenwinst die de CPN in de afgelopen weken heeft geboekt en waarmee zij haar georganiseerde kracht heeft weten te versterken, heeft niet geleid tot vergroting van haar stemmeninvloed. (...) Maar in het grootste deel van het land en met name in de stedelijke centra is de versterking van de partij te laat op gang gekomen en vaak te aarzelend aangepakt.”[4] Dit wordt later nader uitgewerkt in een verklaring van het partijbestuur. “Dat de CPN niet in staat is geweest een aanzienlijk aantal kiezers uit 1972 vast te houden is een feit dat door de hele partij aan een diepgaand onderzoek moet worden onderworpen. (...) Volkomen terecht heeft de CPN de hoofdaanval gericht tegen de rechtse confessionele partijen, maar er werd geschroomd de medeplichtigheid van de groep-den Uyl zelf bij de uitvoering van een voor de bevolking schadelijke politiek aan de kaak te stellen. De propaganda van de partij was in dit opzicht te oppervlakkig en te weinig slagvaardig. Sinds lang is de propaganda in de bedrijven verwaarloosd, waar het terrein werd overgelaten aan de toppen van de vakbonden, waarbij de PvdA’ers in het NVV de toon aangaven met hun predicatie van klassenvrede en ‘samen delen’. (...) De hele toestand stelt hoge eisen aan de ideologische opvoeding en vergt het hooghouden van de organisatiebeginselen van onze partij. (...) Sektarische opvattingen die in vele gevallen hebben geleid tot het laat op gang komen van de ledenwerving, waardoor die bij de laatste verkiezingen onvoldoende kon doorwerken, moeten worden opgeheven.”[5]
We zien een sympathieke draai, een onderkenning van de politieke noodzakelijkheden in de klassenstrijd en tegen het meelopen met de NVV-bureaucratie (dit was inzet toen het anticommunistenartikel door het NVV werd opgeheven). Duidelijk blijkt ook de ernstige interne discussie. De draai die de CPN in 1969 ten aanzien van de studentenbeweging maakte, werkt nu pas door. Sinds januari ’74 zijn er vrij veel leden geworven; veel studenten en veel plaatselijke activisten die de geborgenheid van de CPN nodig hadden.
Nadat jarenlang ieder kader er successievelijk uitgeroyeerd was betekende dit een aangename versterking voor de intellectuele bloedarmoede. Al eerder had Rinus Haks verklaard dat nieuwe leden een vooraanstaande rol in de partij zouden spelen en rijp geacht werden voor bestuursverantwoordelijkheid en hij roept “voormalige aanhangers van de PvdA, de PPR en de PSP” op, om niet alleen CPN te stemmen, maar ook lid te worden.[6]
In de al eerder aangehaalde “verklaring van het partijbestuur” werd dit zoals we zagen nog eens extra onderstreept. Op zich zelf is dit een openbreking naar links en een serieuze poging om nieuwe bronnen aan te boren. Een les waaruit geleerd zou moeten worden. “De CPN vat deze tegenslag als een uitdaging op, ook voor de aanstaande gemeenteraadsverkiezingen.”[5]
Met volle vaart wordt de verkiezingsmolen weer aangezwengeld. Bewust van de nederlaag wordt er hard aan de verkiezingen getrokken, zij het vooral via stuntwerk. In Amsterdam verschijnt een aardig propagandabrochuretje[1] waaruit moet blijken dat in tal van acties “de Communistische Partij de motor is”. Naast een benauwend Amsterdams lokaal-chauvinisme – waar de CPN altijd al sterk in was – staat het vol platitudes: “Ook PvdA-ministers verkondigen steeds vaker rechtse standpunten” (ooit anders gehoord?), halve waarheden en flauwekul: “De communistische fractie met haar wethouders is voor gewone mensen niet alleen een politieke kracht, maar ook een soort vakbond, die optreedt om de positie en de levensomstandigheden te verbeteren, vooral voor de laagste inkomensgroepen.” (cursief J.K.) Pijnlijk ontbreekt een foto van de door de CPN georganiseerde demonstratie vóór de metro.
De resultaten zijn al genoemd van de raadsverkiezingen. “Consolidatie” roept de Waarheid uit, wat toch wel wat overdreven moet worden genoemd. Wat echter opmerkelijk is, dat de zelfkritische en bespiegelende lijn niet wordt voortgezet. Er worden dit keer geen lessen getrokken, integendeel. Alle schuld wordt gegeven aan rechtse complotten. De hele koude oorlog wordt er weer met de haren bijgesleept. “Het verloop van de verkiezingscampagne heeft aangetoond dat alles op alles is gezet om de trend van de Statenverkiezingen, die de CPN een tegenslag brachten, koste wat kost door te laten zetten. Dát was de achtergrond van de verwoede anticommunistische hetze van de laatste weken, van de laster tegen arbeidersvertegenwoordigers, van laaghartige aanvallen op de communistische kandidaten, van het laten opdraven van allerlei pseudolinkse splintergroepjes, van de peperdure advertentiecampagnes der grote ondernemers. (...) In dit anticommunistische spervuur heeft onze communistische partij zich geweerd. En zij heeft zich prachtig staande gehouden”.[7] Daarbij wordt de winst van 0,8 % in Amsterdam ten opzichte van de Statenverkiezingen als een flink herstel gekenschetst, maar door het lagere opkomstpercentage (-10 %), is dit een verlies van 5536 stemmen ten opzichte van de Staten.
Geen enkele zelfanalyse, geen enkele overweging waarom de arbeidersklasse zich dan wel zo door het grote rechtse complot heeft laten meeslepen. Als een wild spartelend kind krijgt iedereen de schuld, behalve de eigen halfzachte politieke lijn. Ook later in een inleiding van Bakker en de “Verklaring van het partijbestuur”[2][8] geen woord zelfkritiek meer. Bakker stelt: “Het anticommunisme is voor alles gericht tegen de eenheid van actie, het is niet in de laatste plaats ook tegen de linkse socialisten gericht. Het is een West-Duits patroon, dat ten doel heeft alle nationale, democratische krachten te treffen en hun gezamenlijk optreden te verhinderen.” Waarmee het West-Duitse gevaar weer van stal wordt gehaald om het eigen falen te verklaren. Ook de nationale zelfstandigheid wordt weer als hoofdprobleem aangehaald. “Het gaat niet om de arbeidersklasse alleen, het gaat om iedere oppositie tegen vergrote bewapening, verhevigde uitbuiting en uitverkoop van de nationale zelfstandigheid.”[2]
In de “Verklaring van het partijbestuur” van dezelfde lapjesdeken een pak. “De strijd tegen het revisionisme moet gepaard gaan met het optreden tegen zogenaamde ultra linkse groepen die de gezonde strijdlust van nog onervaren mensen misbruiken om de arbeidersbeweging af te breken en waarin agenten van de reactie werkzaam zijn.”[8] Wat dan slaat op de SP-successen. Een bedroevend geheel waaruit alleen maar blijkt dat de CPN ondanks het feit dat ze de enige werkelijke arbeiderspartij in Nederland is, geen enkel perspectief biedt voor serieuze socialistische strijd. Dat er intern nogal wat rommelt, blijkt wel uit het naast elkaar leggen van verschillende verklaringen; of daar verbetering uit zal groeien en een strijdvaardiger optreden is gezien deze laatste “Verklaring” ten zeerste de vraag.
Het tweede belangwekkende fenomeen bij de gemeenteraadsverkiezingen was het opkomen in verschillende steden van de Socialistische Partij, de meest opportunistische en populistische ster aan het maoïstisch: firmament. De SP had een aanzienlijk succes. Zij steunt voornamelijk op acties in buurten en milieuacties via haar mantelorganisaties de Bond van Huurders en Woningzoekenden en het Milieu Actiecentrum Nederland, terwijl in verschillende plaatsen ook bedrijfsacties plaatsvinden. Reden voor de CPN om de SP te karakteriseren als “anticommunistische buffers” die gesteund worden door de katholieke reactie.[9]
De SP voerde allerminst een revolutionaire verkiezingsactie. Zij is eigenlijk in al haar optreden meer te karakteriseren als een landelijke actiegroep dan als een revolutionaire of socialistische partij. De mening van SP-bestuurder Koos van Someren: “Als we een partij waren die alleen uit is op verkiezingssuccessen, hadden we misschien teleurgesteld moeten zijn. We hebben ons echter niet overgegeven aan stuntwerk, maar een beroep gedaan op een bewuste socialistische keuze van de mensen. Daarom hebben we in onze campagne ook geen gebruik gemaakt van reclamebureaus.”[10]
In de SP-acties staat de directe belangenstrijd zeker voorop, maar het socialistisch perspectief (anders dan op zeer lange termijn) is ver te zoeken. Het feit dat de uitstraling en uitbouw voor zo’n belangrijk deel via de BHW en het MAN gaat, betekent dat er steeds meer water in de wijn wordt gedaan. De SP als zodanig geeft aan deze acties allerminst een politieke begeleiding of verdieping. Ze begeleidt ze niet, ze gaat er in op.
Dat maakt een zeker stemmensucces mogelijk, zeker daar waar geen serieuze concurrent is. De successen van de SP zijn echter voor de hele linkse beweging van belang. Juist in die wijken waar acties werden gevoerd liep het stemmental hoog op (Utrechtse “eerste daalse dijk” zelfs 21 %). In Oss, waar een serie goede bedrijfsacties zijn gevoerd, werden drie raadszetels veroverd (10,7 %), in Nijmegen 2 (6,8 %, tegen CPN 1,5 %), maar ook in andere plaatsen waren de resultaten interessant. Eindhoven (1,8 %, CPN 1,6 %), Heerlen (1,3 %), Leiden (1,5 %), Wageningen (3,8 % en nét geen zetel, CPN 1,6 %), Vlaardingen (2 %), Utrecht (1,8 %), Enschede (1,2 %), Groningen (0,5 %) en Den Haag (0,5 %). In totaal zijn zo’n 14.000 stemmen, waarvan ongeveer 11.500 uit de 15 grootste gemeenten (waar niet overal werd meegedaan) op de SP uitgebracht.
We zien vooral SP-winst daar, waar de CPN geen actieve afdeling heeft. Algemeen: daar waar het reformisme zijn greep op de arbeidersklasse kwijt is of nog niet heeft. Dit laatste is met name het geval in het zuiden en het oosten. De politieke inhoud van de SP kan niets afdoen aan het feit dat zij actieve arbeiders- en studentenstemmen heeft weten te verzamelen, die duidelijk geen heil zagen in de PvdA of de CPN. Dat is een belangrijk feit. Gescheld van de CPN doet daar niets toe of af. Het succes van de SP is een aanwijzing dat er links meer broeit dan via het reformisme kan worden weggekanaliseerd. Of de SP zijn succes aan kan of zich nog verder zal ontwikkelen tot pure actiegroep zal de tijd leren. Het laatste zit er echter wel het meest in, wat betekent dat deze verkiezingswinst wel eens een gelegenheidszaak kan blijken te zijn, die geen politieke stabilisering betekent.
Het SP-succes is een aansporing te meer om de opbouw van de revolutionaire partij krachtig ter hand te nemen. Met het losweken van delen van de arbeidersklasse van het reformisme en het in de strijd komen van nieuwe delen zullen in de toekomst wel meer verschijnselen optreden als de SP nu. Het is de taak van de revolutionair marxisten die op hun waarde te schatten en er actief en adequaat op te reageren.
_______________
[1] Boekje open over Amsterdam, uitgave CPN, district Amsterdam.
[2] Marcus Bakker op zitting partijbestuur CPN. Voor nationale zelfstandigheid en internationale co-existentie, De Waarheid 4 juli 1974.
[3] Communisten bieden perspectief, door Henk Hoekstra, De Waarheid speciaal verkiezingsnummer, maart 1974.
[4] Versterk de strijd tegen rechts, De Waarheid, 28 maart 1974.
[5] Verklaring van het partijbestuur van de CPN, De Waarheid, 10 april 1974.
[6] Interview met Rinus Haks, lijsttrekker CPN in Noord-Holland ‘Wij weigeren te manoeuvreren in de marge van EEG dictaten’, De Waarheid, 16 maart 1974.
[7] Aan de slag, De Waarheid 30 mei 1974.
[8] Verklaring van het partijbestuur van de CPN, De Waarheid, 5 juli 1974.
[9] Scheurmakersclubje gehekeld op CPN bijeenkomst in Nijmegen. ‘SP’ opgezet om te manipuleren, De Waarheid, 25 mei 1974.
[10] De Tribune, no. 6, 1974.