Geschreven: 15 en 16 augustus 1886
Bron: De Weerdt D. “De moeizame oprichting van de BWP 1876-1885”. In: Dhondt J., e.a. Geschiedenis van de socialistische arbeidersbeweging in België. Antwerpen, Ontwikkeling, 1960, pp. 314-315.
Transcriptie: Thomas Keirse
Deze versie: omzetting naar hedendaags Nederlands
HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
– Creative Commons License 3.0.
Algemeen: u mag het werk kopiëren, verspreiden en doorgeven; remixen en/of afgeleide werken maken; mits naamsvermelding.
| Hoe te citeren?
Laatst bijgewerkt:
Verwant: • Verklaring van Quaregnon • De Vlaamse sociaaldemocratie • De moeizame oprichting van de BWP • Programma van de Vlaamse Socialistische Arbeiderspartij |
Er is tussen de Werkliedenverenigingen van het land een Partij gesticht, voor doel hebbende de werklieden hun politieke rechten te doen bekomen, alsmede het stoffelijk welzijn, waarvan zij tot hier toe beroofd zijn geweest.
Aangezien de werklieden deze rechten en dit welzijn niet kunnen verkrijgen dan door eigen krachten, zal de Partij uitsluitend uit Werkliedenverenigingen samengesteld zijn;
Aangezien de werklieden te kampen hebben tegen ziekten, werkgebrek en voor hun loon, zal de Partij trachten de reeds tot dit doel gestichte verenigingen de meeste voordelen te doen genieten en er te stichten in de lokaliteiten waar er nog geen bestaan;
Aangezien de werklieden, zoals iedereen, recht hebben aan de meest mogelijke vrijheid, op een uitgebreide kennis, op een goede opvoeding en op al de genoegens van de hoogste beschaving, zal de Partij zich opleggen dit doel te bereiken;
Aangezien de werklieden, niettegenstaande al hun opofferingen, geen pensioenkassen, noch hun hulpkassen voor verminkten, noch ziekenbeurzen kunnen inrichten, rijk genoeg voor alle oude werklieden een pensioen te verlenen en voor behoorlijk alle behoeftige zieken te ondersteunen;
Aangezien de meerderheid van de werklieden niets bezit van het gereedschap van landbouw en nijverheid; dat zij hoegenaamd niets te zeggen heeft in fabrieken, mijnen en werkhuizen, en om die reden onmachtig en ontwapend is tegen alle crisissen die haar zo woedend teisteren;
De Werkliedenpartij is van gedacht dat de Staat moet tussenkomen voor het lot van de werkman te verzekeren gedurende het werk, ziekten en ouderdom;
Ten dien einde zal de Werkliedenpartij zich niet tevreden stellen met het stichten van ziekenbeurzen, samenwerkende maatschappijen of weerstandskassen, maar zal ook een politieke partij vormen, om van de Staat de nodige hulp te bekomen tot het volkomen welzijn van de werkende klasse;
Aangezien de werkliedenbelangen overal dezelfde zijn, en ook om het onderkruipen in tijd van staking te voorkomen, de Partij verklaard te verbroederen met de verenigde werklieden van alle landen die haar zienswijze delen;
Aangezien de ellende en ’s volks afhankelijkheid voortspruit uit de slechte regeling van het werk, omdat het merendeel van de werklieden de nodige werktuigen niet bezit, zal de Partij trachten die voortbrengingsmanier door het kapitaal te vervangen door een manier van werken voor grondslag hebbende het gemeen bezit van grond en bodem en van de nodige werktuigen.
Buiten voorgaande algemene strekkingen en om tot haar doeleinde te geraken, de Partij eist de hervormingen in haar programma besloten.
Art. 1. – Algemeen stemrecht. Rechtstreekse wetgeving door het volk, dat is: bekrachtiging en initiatief door het volk op wetgevend gebied, geheime en verplichtende stemming. De verkiezingen moeten ’s zondags geschieden.
Art. 2. – Wereldlijk verplichtend onderwijs tot alle graden voor alle kinderen; onderhoud van deze ten koste van de Staat, van de provincie en gemeente. Voltooiing van het onderwijs door scholen voor volwassenen.
Art. 3 – Scheiding van Kerk en Staat, de godsdiensten als afzonderlijke zaken beschouwd; afschaffing van het godsdienstbudget en teruggave aan de Staat van de goederen van de dode hand[1], roerende en onroerende goederen behorende aan de godsdienstige inrichtingen verbonden.
Art. 4. – Uitbreiding, tot alle rechtszaken, van de jury’s en van de opperrechtersraden gekozen door het algemeen stemrecht. Kosteloos gerecht en herziening, in de zin van de gelijkheid, van de artikelen uit het wetboek welke een politieke of burgerlijke miskenning zijn ten opzichte van de werklieden, van de vrouwen en onwettelijke kinderen.
Art. 5. – Afschaffing van de loting en van de vervanging bij het leger. Gelijkheid van de krijgslasten en vermindering van het oorlogsbudget. Afschaffing van de staande legers. Beslissing van vrede of oorlog door het volk.
Art. 6. – De gemeenten meester van hun bestuur, van hun budget, politie en van al hun openbare diensten. De burgemeester en schepenen benoemd door de kiezers.
Art. 7. – Wet herkennende aan de vakverenigingen het recht te bezitten, zich te voorzien in gerechtelijke zaken, enz.
Art. 8. – Een rustdag per week, of verbod aan de bazen meer dan zes dagen op zeven te doen werken.
Art. 9. – Wet regelende ouderdom en tijd van het werk in de volgende zin: a) afschaffing van het werk voor kinderen onder de twaalf jaar; b) samenvoeging van werk en onderwijs, en verbod van alle nachtwerk voor kinderen van 12 tot 16 jaar; c) verbod van werk voor vrouwen in alle nijverheid waar dit werk tegenstrijdig is met de zeden of de gezondheid; d) tot stand brengen van een wet, bepalende een gewone werkdag voor volwassenen van beide geslachten.
Art. 10. – Commissie door de werklieden gekozen en betaald door de Staat, ten einde in de werkhuizen de gezondheidstoestand en het levensbehoud te verzekeren. Onderzoek van de gezondheidstoestand van de woningen.
Art. 11. – Ware verantwoordelijkheid van de patroons in het overkomen van ongelukken gedurende het werk, door een wet bepalende dat de meesters moeten kunnen bewijzen dat het ongeluk voortkomt uit de slechte wil van de werklieden.
Art. 12. – Regeling van het werk in gevangenhuizen, om alzo een einde te stellen aan de mededinging gedaan aan het vrije werk en om de gevangen, tijdens hun vrijstelling, in staat te stellen werk te vinden in plaats in het slechte te hervallen.
Art. 13. – Tussenkomst van de werklieden, en bij voorkeur van de vakbonden, in het maken van de reglementen voor werkhuizen. Afschaffing van de boeten en aftrek op de daglonen. Afschaffing van de hulpkassen bestuurd door de patroons. Afstand van dit bestuur aan de werklieden zelf.
Art. 14. – Hervorming van de werkrechtersraden op gelijkvormige voet. Verbod aan de bazen werkboekjes of bewijsschriften te eisen.
Art. 15. – Trapsgewijze hervorming van de openbare weldadigheid in een grote verzekering door de Staat, de provincie en de gemeente.
Art. 16. – Afschaffing van alle belastingen op de eetwaren. Afschaffing der douanen en trapsgewijze belastingen op de zuivere inkomsten.
Art. 17. – Afschaffing van alle overeenkomsten en wetten die de openbare eigendom ontvreemd (nationale bank, spoorwegen, mijnen, gemeente eigendommen, enz.) en terugkeer van deze eigendommen aan het algemeen bezit, vertegenwoordigd, volgens het geval, door de Staat of de gemeente.
Art. 18. – Afschaffing van alle wetten gemaakt ten voordele van de patroons en gericht tegen de werklieden.
Art. 1. – De Belgische Werkliedenpartij is gesticht ten einde al de werkende krachten van het land te verzamelen, om zo, door een wederzijdse eensgezindheid, het lot van de werkende klasse te verbeteren.
Art. 2. – Om deze taak te vervullen en vervolgens haar doeleinde te bereiken (volkomen vrijmaking van de werkers), zal zij haar op politiek en huishoudkundig gebied bewegen.
Art. 3. – Kunnen zich bij de Partij aansluiten: alle weerstandsmaatschappijen, ziekenbeurzen, samenwerkende maatschappijen, studie en propaganda groepen en in het algemeen, alle verenigingen die haar programma en tegenwoordige statuten aannemen.
Art. 4. – De Partij beoogt bijzonderlijk de stichting van vakbonden en hun aansluiting bij de Partij.
Zij steunt uit al haar krachten het bondgenootschap van de vakverenigingen van de zelfde stiel en hun betrekkingen met dusdanige verenigingen van alle landen.
Art. 5. – De Partij is bestuurd door een Algemene Raad, jaarlijks op het Congres benoemd. Deze Raad zal bij voorkeur gekozen worden in de steden waar er reeds een plaatselijke bond der groepen van de Partij bestaat.
Art. 6. – Iedere bijtredende maatschappij betaalt per week en per lid: 1 centiem voor de stakerskas; 10 centiemen per jaar en per lid aan de Algemene Raad voor verzendingskosten en propaganda.
De deelneming aan de stakerskas is alleen verplichtend voor weerstandskassen, omdat zij alleen er rechtstreeks van genieten.
Deze bijdragen zijn betaalbaar op voorhand, in het begin van ieder maatschappelijk jaar, voor een jaar, of alle 6 maanden.
Volgens de omstandigheden, kan de penning voor de werkstakingen verhoogd worden.
Art. 7. – Ieder jaar, in het Congres, is de Algemene Raad verplicht een verslag in te dienen over de zedelijke en materiële toestand van de Partij. De rekeningen van de Algemene Raad worden nagezien door een commissie van drie leden, benoemd op het Congres. Deze commissie geeft verslag van haar overzicht in de laatste zitting van het Congres.
Art. 8. – De Partij verbindt zich alle vaandels, opschriften en kentekens te eerbiedigen.
Art. 9. – De aangesloten verenigingen mogen enkel een verbond aangaan met andere maatschappijen, op vooraarde dat zij ons programma volkomen staande houden.
Art. 10. – De Algemene Raad van de Partij is samengesteld uit minstens 15 leden, gekozen door het bondgenootschap der stand waar hij zetelt.
Art. 11. – De Algemene Raad is gelast: te onderhandelen met al de aangesloten maatschappijen, met de propaganda door meetings, voordrachten, manifesten, vlugschriften, betogingen, enz., daar waar het nodig geacht wordt.
Art. 12. – Een jaarlijks congres heeft plaats op datum en plaats vastgesteld door het voorgaande Congres. Alle aangesloten verenigingen zijn gehouden, of het ware bij buitengewone omstandigheden, er zich te doen vertegenwoordigen door één of meer afgevaardigden.
Na toelating van het bondgenootschap, zal een afgevaardigde verscheidene groepen mogen vertegenwoordigen, maar de groepen waar hij geen deel van maakt zullen schriftelijk de stemming overhandigen over de punten van de dagorde.
In dringend geval, zal een buitengewoon Congres kunnen samengeroepen worden door de Algemene Raad.
Art. 13. – Een maand ten minste vóór de datum van het Congres, kan iedere maatschappij de punten aan de dagorde stellen welke hij zou willen besproken zien. Nochtans is het Congres vrij zijn dagorde te regelen na goeddunken.
Art. 14. – De stemmingen gebeuren bij naamafroep van de groepen, met één stem per groep.
Art. 15. – Alle beslissingen door het Congres genomen zijn wettig. De aangeslotene verenigingen zijn dus verplicht er zich aan te onderwerpen.
Art. 16. – De inrichting van het Congres (samenstelling van het bureel, enz.) wordt door het Congres zelf geregeld, zoals men gewoon is op alle werkliedencongressen.
Art. 17. – Overeenkomstig artikel 6, is er een bijzondere penning ingesteld, voor het ondersteunen der werkstakingen.
Deze penning is bestuurd door de Algemene Raad en kan van zijn bestemming niet afwijken als door een beslissing in het Congres door de weerstandskassen genomen met twee derden van de stemmen.
Art. 18. – Om recht te hebben op de kas van de werkstakers, moeten de aangesloten weerstandskassen de Algemene Raad ogenblikkelijk verwittigen van alle geschillen die zij met de patroons hebben en hem zijn mening vragen.
De Algemene Raad kan zijn medewerking niet weigeren dan als deze beslissing genomen wordt door de meerderheid van twee derden der stemmen.
Art. 19. – De gelden tot dit doel te besteden zijn geregeld volgens de toestand der klasse.
Art. 20. – Om op de geldelijke onderstand van de Partij aanspraak te maken, moet de in staking zijnde maatschappij minstens één van haar, aangesloten zijn en zijn bijdrage betaald hebben.
Nochtans kan de Algemene Raad na de mening van de weerstandskassen gevraagd te hebben, beslissen of ja of neen de onderstand zal verleend worden.
Art. 21. – Ten einde haar gedachten te verspreiden en de verzameling van alle krachten te bewerkstelligen, zal de Partij, in de lokaliteiten waar het nodig geacht wordt, meetings, voordrachten, enz., inrichten.
Zij heeft ook haar drukpers en beveelt reeds als haar bladen aan: la Voix de l’Ouvrier[2], van Brussel; De Toekomst en Vooruit, van Gent; de Werker, van Antwerpen; l’Ami du Peuple, van Verviers; l’Avenir, van Luik, en le Typographe, van Brussel.
Art. 22. – De tegenwoordige statuten kunnen niet veranderd worden dan op een congres en nadat dit punt regelmatig op de dagorde geplaatst is.
Om aangenomen te zijn, moeten alle voorstellen tot herziening der statuten de twee derden van de stemmen verenigen.
_______________
[1] Biens de mainmorte. Dit is een (semi-)feodaal bezitsbeginsel dat slaat op landgoed van (meestal) de kerk dat na de dood van de bewerker niet verkocht, geërfd of verdeeld kon worden. Na de dood van de grondbewerker kwam het stuk grond terug in handen van de kerk.
[2] Voetnoot uit het origineel. De Algemene Raad van de Werkliedenpartij besloten hebbende de stichting van een dagblad getiteld: le Peuple, het weekblad, la Voix de l’Ouvrier, heeft opgehouden te verschijnen de 6de december 1885.