Geschreven: 1960-1967
Bron: S.M. Ontwikkeling nr. 144 Antwerpen (Een reeks bestaande uit losstaande maar genummerde delen, geschreven door verschillende auteurs over verschillende onderwerpen
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
Laatste bewerking: 21 juli 2009
Verwant: • Verklaring van Quaregnon • Sociaaldemocratie en parlementarisme |
Toen de Internationale in 1872 uiteenviel na het Congres van Den Haag, bracht dit voor de Belgische afdeling een zware crisis mee, ondanks de verzoeningspogingen van de Belgische afgevaardigde César De Paepe. De gevolgen voor ons land zijn reeds hiervoor besproken.
De enige die, alhoewel ook sterk in aantal verminderd, nog een teken van leven gaf, was Brussel. Een twintig tot vijfentwintigtal leden bleven de vergaderingen bijwonen. Deze malaise duurde tot in 1874. Dan vatten enige leden van de Brusselse sectie het plan op de verspreide krachten in het Brusselse te reorganiseren. De stuwkracht ging vooral uit van César De Paepe, Louis Bertrand en Gustave Bazin. De nog bestaande syndicale kamers, arbeidersverenigingen en beroepssyndicaten wilden zij in één groepering onderbrengen, om de arbeidersbeweging opnieuw een kern te geven. Zo ontstond, na een voorafgaande vergadering om de opinie van de leden over dit plan te peilen, op 4 januari 1875 de Chambre du Travail, fédération des sociétés ouvrières bruxelloises. Op korte tijd slaagden zij erin enkele van de Brusselse arbeiderverenigingen te groeperen. Zij beperkten zich niet tot vergaderingen, maar stichtten een bibliotheek en richtten voordrachten en cursussen in, waar César De Paepe verschillende keren optrad. Hij gaf, eerst in het Frans en daarna in het Vlaams, een cursus in fysiologie en hygiëne, en later begon hij met zijn lessen over sociale economie.[1]
Het Brusselse voorbeeld werd gevolgd te Antwerpen, toen daar de Federatie der Antwerpse werkliedenverenigingen tot stand kwam onder leiding van Philippe Coenen, stichter van het vroegere Volksverbond, die sedert de jaren 1870 in nauw contact stond met de Paepe.
Te Gent vertoonde het verenigingsleven eveneens een opflakkering, toen de oud-leden van de Internationale, E. Van Beveren en P. De Witte, in 1874 respectievelijk van Holland en Amerika terugkwamen. De idee van de Internationale leefde nog sterk in hen en zij richtten een nieuwe sectie op, een propagandaclub voor de verspreiding van de internationalistische ideeën. Einde van 1874 sloot E. Anseele zich bij de propagandaclub aan.
Zonder het aanvankelijk bewust te zijn waren de ideeën van de Gentse socialisten enigszins gewijzigd. Zij waren niet meer de vurige voorstanders van de revolutie, maar zochten andere methodes om hun overtuiging te doen zegevieren. Om een degelijke ondergrond te hebben voor de bijdragen in De Werker hadden zij zich geabonneerd op het Duitse sociaaldemocratische weekblad De Volksstaat.[2] De redacteur, Karl Liebknecht, was een verdediger van de strijd op parlementair gebied. Aanvankelijk teleurgesteld over die afbraak van hun vroegere theorieën werden de Gentenaars gewonnen voor de centralisatie en de tucht in de partij door de opname van enkele sociaaldemocratische kandidaten in de Duitse Rijksdag in 1874. Het is het prille begin van het socialisme, een grondslag voor het latere stichten van de Vlaamse socialistische Arbeiderspartij.
Van zijn kant stond César De Paepe niet stil bij de opbloei van de Brusselse sectie. Hij zocht een gelegenheid om de verspreide elementen in het land te verenigen. Reeds van bij de stichting van de Chambre du Travail poogde hij een actief centrum op te richten, dat zich aanvankelijk alleen tot Brussel zou beperken, maar dat zich weldra over geheel België zou uitstrekken en de Belgische socialistische partij tot stand zou brengen. Op het einde van 1876 werd in de vergaderingen van de Chambre du Travail herhaalde malen het probleem van de vrouwen- en kinderarbeid behandeld. De lectuur van enkele enquêtes hierover, en vooral het onderzoek ingesteld door de Belgische Academie voor Geneeskunde in 1869, had hen de ogen geopend voor de misbruiken in de mijnen. Zij besloten een petitie naar de Kamer van Volksvertegenwoordigers te zenden om een wetsontwerp ter verbetering in deze toestanden te verkrijgen. Ten einde hun petitie meer kracht bij te zetten, richtten zij zich tot de Federatie der Antwerpse Werkliedenverenigingen en tot de Gentse Sectie om hun verzoek te ondersteunen. Vervolgens stond de organisatie van een Belgische werkerseendracht op het programma. Op de vergadering, die plaats had op 10 december 1876, werd het zenden van het verzoekschrift aanvaard. Daarenboven waren de afgevaardigden van de drie maatschappijen volledig akkoord over het tweede punt. De Gentse afdeling werd belast met het uitwerken van een programma en de statuten.[3] Die eerste gezamenlijke onderneming leek hen een goede basis om tot verdere samenwerking over te gaan: de pogingen tot het stichten van de Belgische Arbeiderspartij vingen aan. Op een speciale vergadering van de Chambre du Travail werd besloten een congres samen te roepen te Gent in april 1877. Er waren afgevaardigden van Brussel, Antwerpen, Verviers, het Centrum en Charleroi. Aanvankelijk schenen zij het eens te zijn een Belgische socialistische arbeidersvereniging te stichten. Bij het uiteengaan besloten de congresleden nog eens een oproep aan de Kamer te richten om haar aan te manen een wetsontwerp tot regeling van vrouwen- en kinderarbeid te onderzoeken.
De moeilijkheden begonnen met de discussie over de statuten en het programma van de nieuwe partij. De Vlamingen, de Antwerpenaars en de Gentenaars wilden een aanpassing van het programma in de zin van de statuten van de Duitse Arbeiderspartij. De Brusselaars waren in meerderheid hiermee akkoord, maar de Walen waren gekant tegen politieke actie.[4]
De ergste weerstand ging uit van Verviers, waar nochtans één van de sterkste arbeidersorganisaties bestond.
Een nieuw congres, aan het programma en de statuten gewijd, had plaats te Brussel in juni 1877. De werkzaamheden stuitten echter opnieuw op het verzet van de Walen. Men besloot na drie maanden weer bijeen te komen. De Vlamingen werden echter ongeduldig en stichtten te Mechelen op eigen houtje de Vlaamse Socialistische Arbeiderspartij. Zij namen de statuten en het programma, die ze vroeger voor de Belgische socialistische partij vooropgesteld hadden, over.
De moeilijkheden waren vooral voortgesproten uit het verschil van opvattingen over de politieke actie. Bertrand zette het standpunt van de Vlaamse Socialisten uiteen: “nous proposâmes en guise de conciliation, que l’accord existerait sur le but économique et social commun à tous, mais que la participation au mouvement politique serait facultative pour les groupes qui ne voulaient pas encore en entendre parler. Cette proposition fut mal accueillie par les socialistes flamands.”[5]
Eén keer die stap gezet, zochten zij contact met de socialistische partijen in het buitenland. Een internationaal congres greep plaats te Gent van 9 tot 16 september 1877.
Het was een laatste poging om de twist, die sedert 1872 de arbeiderswereld verscheurde, bij te leggen. Talrijke personen uit de geschiedenis van de Internationale waren er aanwezig. Van de kant der anarchisten waren er Kropotkin, Paul Brousse (Frankrijk), James Guillaume (Zwitserland), Andrea Costa (Italië), Rodrigo en Mendoga (Spanje). De sociaaldemocraten waren vertegenwoordigd door Liebknecht (Duitsland), Herman Greulich (Zwitserland), Basin (Frankrijk), Fränckel (Oostenrijk-Hongarije), Zanardelli (Italië). De dag van de opening van het congres trok een stoet van 3.000 arbeiders door de stad om de congresleden af te halen. De besprekingen vlotten niet: de anarchistische richting verzette zich hardnekkig tegen elke parlementaire actie. Tenslotte werd bij stemming de sociaaldemocratische richting aangenomen, daar men per afgevaardigde stemde en de anarchisten in de minderheid waren. (22 stemmen tegen 9). Beide partijen sloten een solidariteitspact en een Algemene Raad der Socialistische Partijen werd opgericht, met Gent als middencomiteit. Na deze noodoplossing gingen de congresleden uiteen, zonder hun eigenlijke meningsverschil bijgelegd te hebben. De Brusselse sectie volgde in 1877 het Gentse voorbeeld en stichtte de Parti Socialiste Brabancon.
Gedurende een tweetal jaar bleven de Brusselaars en de Vlamingen bijeenkomen in afzonderlijke congressen. De mogelijkheid tot het oprichten van een algemene Belgische partij verloren zij echter niet uit het oog. Het was noodzakelijk dat de Walen zich zouden aansluiten, daar het socialisme tenslotte nog maar een kleine groep in de arbeidersbeweging getroffen had en iedere sectie op zichzelf te zwak was om iets daadwerkelijks te bereiken. In 1879 besloot de Vlaamse Socialistische Partij een algemeen congres samen te roepen om opnieuw besprekingen hierover aan te vangen. Op dit te Boom gehouden congres waren naast de nooit ontbrekende Brusselse afgevaardigden ook de secties van Hoei, Jolimont, Haine-St-Pierre en Haine-St-Paul vertegenwoordigd.
Alhoewel deze enkele groepen van het Centrum geïnteresseerd waren in de nieuwe partij, bleef te Charleroi, in de Borinage en in Luik zelf de arbeidersmassa onverschillig.[6]
De eerste tekenen van leven vielen in Luik te bespeuren in de jaren 1881-82. Een kleine groep socialisten, verenigd onder de naam “Va-nupieds” besloot een manifestatie in te richten op het graf van Emile Moyson. Van dan af scheen het socialisme in Luik herop te bloeien.[7]
Nog eens werd te Boom de samenwerking tussen Vlamingen en Walen besproken en men besloot samen te komen op een speciaal congres te Brussel in januari 1879 om uiteindelijk een resultaat te bereiken. Op dit congres konden de afgevaardigden van Verviers eindelijk hun afkeer voor de politieke actie opzij zetten en de Belgische socialistische partij werd gesticht.
Een volgend congres greep plaats te Brussel op 14 en 15 april 1879 om het programma en de statuten van de BSP te bespreken. De nieuwe partij nam het programma aan, dat enkele jaren tevoren door de Vlamingen en de Brusselaars werd ontworpen. Zij baseerden zich vooral op het collectivisme, onder invloed van César De Paepe.
Ofschoon die verzoening voor de Belgische socialisten een grote vooruitgang betekende, waren zij er weldra van overtuigd dat er nog veel meer te bereiken zou zijn, indien zij de talrijke “neutrale” arbeidersorganisaties naar hun zijde zouden kunnen overhalen.
Er bestonden inderdaad naast de socialistische partij een aantal arbeidersverenigingen, die zich niet openlijk “socialist” durfden verklaren.
Daarnaast waren de coöperatieve en mutualistische bewegingen sedert 1880 opgebloeid, maar zij hielden zich grotendeels buiten enige politieke actie. Nochtans waren de coöperaties en de mutualiteiten ontstaan uit de verschillende socialistische secties. In feite waren alleen maar de vroegere propagandaclubs, de studiekringen en enkele vakverenigingen bij de socialistische partij aangesloten. Indien men de daarbuiten staande groeperingen er kon toe aanzetten hun zelfstandig karakter op te geven, zou de BSP op steviger grondvesten komen te staan. De jaren 1884-1885, tijden van werkloosheid, sterkten de socialisten in hun overtuiging.
Het voorstel tot het verenigen van alle Belgische arbeidersorganisaties ging in december 1884 uit van de Brusselse Arbeidersliga. Men vormde onmiddellijk een organisatiecomité en op 5 april 1885 kwam een 100-tal arbeiders in congres bijeen op de Grote Markt te Brussel, in het oude vergaderlokaal van de Internationale, De Zwaan. Daar trof men afgevaardigden van 59 arbeidersverenigingen, waaronder zuiver socialistische zoals de coöperaties Vooruit uit Gent en De Werker van Antwerpen, de Federatie van Arbeidersliga’s te Brussel. Langs de andere kant zonden de niet-politieke arbeidersverenigingen hun woordvoerders, zoals de Algemene Arbeidersassociatie van Brussel, o.l.v. Volders, de Brusselse Typografenliga En Avant; bovendien ook de niet aangesloten coöperaties en mutualiteiten zoals de Union verrière van Charleroi. De eerste dag van het congres ging men zonder beslissing uiteen, maar op de volgende dag sloten de “neutrale” verenigingen, coöperaties en mutualiteiten zich bij de socialistische partij aan, zonder voorlopig iets te veranderen aan hun statuten en programma. Terstond echter veranderde de naam van de partij. De Gentenaren wilden de oude benaming behouden, doch de Brusselaars en Volders stelden als naam Belgische Werkliedenpartij voor, wat aanvaard werd. Volders had geopperd dat de arbeidersmassa zich wellicht zou laten afschrikken door een te vooruitstrevend programma. Anseele was ogenblikkelijk akkoord de term “socialisme” door een neutraler woord te vervangen. Hij werd hierin sterk gesteund door César De Paepe. “Le mot socialisme fait peur à beaucoup d’ouvriers”, zei hij. “Le mot est donc un obstacle. Si comme le dit Volders, on mettait de l’eau dans son vin, on arriverait plus facilement et In création d’un vaste parti ouvrier”.[8]
Het is dus duidelijk dat door een zeker opportunisme de naamverandering in de hand werd gewerkt en niet uit de overtuiging dat de benaming “Werkliedenpartij” een standenbegrip inhield, met als doel de arbeiders aan te lokken. In de beginselverklaring van de PS Br. stond trouwens expliciet vermeld: “...notre cause n’est donc pas seulement celle des ouvriers manuels, mais celle des prolétaires en général...”.[9]
Het programma en de statuten van de BWP werden besproken op het congres van 15 en 16 augustus te Antwerpen.
Bij nadere beschouwing was het een samensmelting en op puntstelling van de programma’s van de VSP en de PS Br.
Sommige eigenaardige opvattingen, eigen aan de tijd waarin ze opgesteld werden of erin gebracht onder invloed van de personen, die zich met opstelling belast hadden, werden weggelaten of minder nadrukkelijk vermeld. Zo zijn in de beginselverklaring van de VSP hier en daar nog idealen van de Internationale binnengeslopen, die men niet meer zal terugvinden in het programma van de BWP.
Men zal er niet meer spreken over het statuut van de VSP, dat een afschaffing van de nationaliteit vroeg, met eenheid in muntwezen en handelscontracten tussen de landen. Maar de nadruk op het grondige verschil tussen de Vlaamse socialisten en hun vroegere anarchistische opvattingen kwam reeds duidelijk tot uiting toen ze verklaarden dat de arbeiderspartij met behulp van alle wettelijke middelen streefde naar de socialistische samenleving.[10]
Zij zegden trouwens zelf dat hun programma heel veel geleek op dit van de socialisten van Duitsland, Oostenrijk, Denemarken, Zweden en Noord-Amerika, zodat de marxistische invloed bij de oorsprong van de BWP overduidelijk is.[11] In het programma van de PS Br. overwogen de collectivistische opvattingen van zijn opsteller César De Paepe. Alhoewel veel punten overeenstemden met de opvattingen van de VSP legde men vooral de nadruk op het onteigenen van alle private eigendom en uitbatingen ten voordele van staat en gemeente.
“Notre idéal, en effet, n’est pas l’organisation sociale actuelle, même amendée et corrigée par l’obtention de quelques garanties favorables la généralité; ce que nous poursuivons c’est la réalisation d’une organisation sociale qui, suivant l’expression d’un célèbre écrivain, de John Stuart Mill, concilie la plus grande liberté d’action de l’individu, avec une appropriation commune des matières premières fournies par le globe et une participation égale de tous dans les bénéfices du travail commun”.[12] En men liet niet na even stil te staan bij het ultieme middel, indien de partij in haar strijd te veel tegenstand zou ontmoeten: “nous ne prétendons nullement répudier à jamais les moyens révolutionnaires...”
Een korte vergelijking van de drie programma’s toont overigens duidelijk aan welke onderlinge beïnvloeding er bestond.
Politieke eisen:
In onderstaande lijst werd ieder programmapunt van de BWP vergeleken met de overeenkomende opvattingen van de VSP en de PS Br.:
I. BWP: het algemeen stemrecht.
VSP: 1. algemeen, gelijk, direct kiesrecht voor Staat en gemeente.
2. volksvertegenwoordiging in de vorm van algemene arbeidskamers.
rechtstreekse wetgeving door het volk.
PS Br.: 1. stemrecht voor de wetgevende, provinciale en gemeenteverkiezingen.
II. BWP: kosteloos, wereldlijk, verplicht en volledig vakonderwijs aan alle kinderen; onderhoud van dezen op kosten van de maatschappij, vertegenwoordigd door de Staat en de gemeenten.
Vollediging van hun onderwijs door de adultenschool.
VSP: 6. volksopvoeding door de staat, algemene schoolplicht, kosteloos onderwijs.
PS Br.: 3. verplichtend lager lekenonderwijs, gratis.
4. democratische organisatie van het beroeps-, industrieel- en landbouwonderwijs.
III. BWP: scheiding van kerk en staat, aangezien de godsdienst beschouwd wordt als privézaak. Afschaffing van het budget van erediensten en teruggave aan de natie van al de goederen toebehorende aan godsdienstige orden, van alle toehorige nijverheids- en handelsgestichten van die corporatiën.
VSP: 5. scheiding van kerk en staat.
PS Br.: 5. scheiding van kerk en staat.
IV. BWP: Uitbreiding tot alle gevallen van rechtspleging, van rechters en scheidsrechters, gekozen door het algemeen stemrecht. Kosteloze justitie en herziening in een meer evenredige zin van de artikelen van het wetboek, die de politieke en civiele minderheid vaststellen van arbeiders, vrouwen en onwettige kinderen.
VSP: 7. kosteloze rechtspleging.
PS Br.: 2. recht tot zetelen in jury.
V. BWP: Afschaffing van de militieloting en de militaire krijgsvervanging. Gelijkheid der militaire lasten en vermindering van het budget van oorlog. Afschaffing van de bestendige legers. Beslissing over oorlog of vrede door het volk.
VSP: 2. beslissing over oorlog en vrede door het volk.
3. afschaffing van loting en bestaande legers, wel algemene dienstplicht.
PS Br.: 6. afschaffing van het staande leger.
VI. BWP: De gemeenten moeten meester zijn over hun bestuur, hare budgetten en al de openbare burgemeester en schepenen worden benoemd door het kiezerskorps.
VII. BWP: De burgerlijke verpersoonlijking der vakverenigingen.
Economische eisen:
I. BWP: a) afschaffing van de arbeid van kinderen beneden 12 jaar.
b) regeling van de arbeid en van het onderwijs en verbod van alle arbeid voor jongelieden van 12 tot 16 jaar.
c) verbod van de arbeid voor vrouwen in alle nijverheden waar het werk strijdig is met de gezondheidsleer.
d) vaststelling door de wet van een regelmatige werkdag voor de volwassenen van beider kunne.
VSP: onder de eisen:
2. verbod van kinderarbeid en alle gezondheids- en zedenkwetsend werk voor vrouwen.
PS Br.: 14. normale arbeidsdag.
11. afschaffing van de kinderarbeid; arbeidsduur en leeftijdsgrens voor jongeren.
II. BWP: Commissie gekozen door het volk en betaald door de staat, ten einde in werkhuizen en fabrieken gezondheids- en verzekeringsmaatregelen te nemen.
Gezondheidscontrole der werkerswoningen.
VSP: onder de eisen:
3. beschermingswet voor leven en gezondheid der werklieden, gezondheidscontrole der arbeiderswoningen.
PS Br.: 12. reglement op werk der volwassenen, hygiëne en arbeidsongevallen.
IV. BWP: verantwoordelijkheid der werkgevers inzake ongevallen, door het werk veroorzaakt; stemming van een wet die aan de patroons de verplichting oplegt te bewijzen, dat het ongeluk voortspruit uit de onwil van de arbeider.
V. BWP: regeling van de arbeid in de gevangenissen, ten einde de mededinging van het vrije werk af te schaffen en aan de gevangenen, bij hun invrijheidsstelling, de nodige middelen te verschaffen om werk te zoeken, in plaats van terug tot de misdaad te moeten vervallen.
VSP: 4. regeling van het tuchthuiswerk.
PS Br.: 18. afschaffing van de concurrentie aan de privé-industrie door de arbeid in de gevangenissen en kloosters.
VI. BWP: tussenkomst der werklieden, en bij voorkeur tussenkomst der werkerssyndicaten in de reglementen der werkhuizen. Afschaffing van de boeten en afhoudingen op het dagloon. Afschaffen van de spaarkassen, die bestuurd worden door de patroon, overgave van het bestuur dezer kassen aan de werklieden zelf.
PS Br.: 16. voorzorgskassen in handen van de arbeiders, controle van staat, zonder tussenkomst van patroons.
VII. BWP: herinrichting der werkrechtersraden op gelijke basissen. Verbod aan de patroons werkboekjes of getuigschriften te eisen.
PS Br.: 8. Afschaffing van werkboekjes.
10. democratische hervorming van de werkrechtersraden.
VIII. BWP: trapsgewijze vervanging van de openbare liefdadigheid door een van de staat, de provinciën en de gemeenten.
IX. BWP : afschaffing van alle belastingen op de levensmiddelen en eetwaren; afschaffing van de tolrechten en progressieve belasting op het wezenlijk inkomen.
X. BWP: afschaffing van al de contracten en wetten, die de openbare eigendom (nationale bank, spoorwegen, nijverheidsgestichten, gemeentegoederen, enz.) verbeurd hebben, en terugkeer van al die eigendommen aan de collectiviteit, vertegenwoordigd, volgens het geval, door de staat of de gemeente.
VSP: 9. om alle grondeigendom en arbeidsmiddelen in gemeenschappelijk goed voor de staat te doen overgaan zullen de erfenisrechten jaarlijks met 2 p.c. verhoogd worden.
PS Br.: 15. afschaffing van concessies aan mijnen; spoorwegen en kapitalistische compagnies, terugkeer van mijnen en spoorwegen aan de staat, waar de coöperatieve arbeid zou ingevoerd worden.
17. afschaffen van afstaan van gemeentelijke en domaniale goederen aan particulieren, gemeentelijk en nationaal bezit.
19. afschaffing van monopolies en financiële privilegies.
Daarenboven waren in de programma’s van de VSP en de PS Br. nog enkele punten vermeld, die niet werden overgenomen door de BWP.
Zij wilden allebei op politiek gebied de afschaffing van art. 1781 uit het burgerlijk wetboek, waar de PS Br. bijvoegt dat de “patroons op hun woord geloofd worden over de quotatie van de lonen”. Beiden eisten ook een onbelemmerd verenigingsrecht en de afschaffing van alle wetten op de samenspanning en arbeidscoalities.
De VSP had overigens nog een paar programmapunten, die elders niet voorkwamen; punt 4, de afschaffing van nationaliteit, vb. de eenheid in muntwezen, in handelscontracten en punt 8, de geneesdienst als andere openbare diensten ingevoerd.
Het programma van de BWP omvatte als het ware de synthese van de ontwikkeling van de socialistische partij. Naast elementen die onmiskenbaar dateerden uit de tijd van de Internationale had zij de zuiver socialistische opvatting duidelijk geformuleerd.
_______________
[1] L. Bertrand: Histoire de la démocratie et du socialisme en Belgique, II, p. 295.
[2] P. De Witte: De Geschiedenis van Vooruit, p. 55.
[3] Avanti: Een Terugblik, I, p. 302.
[4] L. Bertrand: op. cit., II, p. 300.
[5] Id., ibid, II, p. 302.
[6] E. Vandervelde: Le Parti Ouvrier Belge. p. 37.
[7] L. Bertrand: op. cit., II, p. 359.
[8] Compte rendu des séances du Congrès national ouvrier, tenu à Bruxelles les 5 et 6 april 1885.
[9] L. Bertrand: op. cit., II, p. 307.
[10] P. De Witte: op. cit., p. 82, nota 1.
[11] E. Vandervelde: op. cit., p. 31, nota 1.
[12] L. Bertrand: op. cit. II, p. 310.