Theo Wiering

Een nieuwe opgang van het klassebewustzijn


Geschreven: 1977
Bron: voorwoord bij ‘Lenin en het probleem van het proletaries klassebewustzijn’ door E. Mandel
Transcriptie/HTML: Paul Benschop, voor het Marxists Internet Archive
Contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive


Verwant:
Lenin en het probleem van het proletarisch klassenbewustzijn

Hoe de strijd te organiseren, hoe de mogelijkheden van de huidige radicalisering te gebruiken voor de opbouw van een revolutionaire arbeiderspartij? Dat zijn de vragen die al geruime tijd centraal staan in de discussies onder de revolutionairen. In de eerste discussies, na de Franse meidagen van 1968, maar nog voor de stabilisering van een arbeidersvoorhoede zoals die nu bestaat in Spanje, Portugal, Frankrijk en Italië, richtte de aandacht zich vooral op de rol van de intellectuelen.

In het licht van deze discussies zijn door Mandel een groot aantal lezingen gehouden waarvan enkele in de vorm brochures zijn uitgegeven. Ze dragen alle het stempel van de discussies die na de meidagen gevoerd zijn. Een zekere tijdgebondenheid is er dus niet vreemd aan. Dat is overigens geen gebrek. Een theorie die geen conclusies trekt uit actuele ontwikkelingen, die daar niet op inspeelt, is geen marxistische theorie.

Het was Marx slechts mogelijk tot een analyse van de kapitalistische maatschappij en van de ontwikkelingswetten van het kapitalisme te komen, omdat deze maatschappij toen Marx leefde reeds een paar honderd jaar bestond. De exactheid van deze ontwikkelingswetten, maar vooral de toepassing op de concrete situaties en daarmee het voorzien van de loop van de komende ontwikkeling zal algemener zijn, minder gedetailleerd, naar mate deze ontwikkeling zich in een verder verwijderde toekomst moet afspelen. Het is niet de taak van marxisten om met citaten van Marx, Engels, Lenin, Trotski of andere marxisten het verloop de ontwikkeling te voorspellen. Het is wel hun taak om de bewegingswetten, de ontwikkelingswetten van de maatschappij doorlopend te toetsen aan de werkelijke ontwikkeling. De marxisten passen deze wetten toe op de concrete situatie en bij dit toepassen moeten zij afwegen in welke mate bepaalde wetten en welke wetten op bepaalde situaties van toepassing zijn. Daarbij zal nimmer vergeten mogen worden “dat de omstandigheden door de mensen worden veranderd en dat de opvoeder zelf opgevoed moet worden... Het samenvallen van het veranderen van de omstandigheden met de menselijke activiteit oftewel de zelfveranderng kan slechts als revolutionaire praxis opgevat en rationeel begrepen worden”[1].

In ‘Lenin en het probleem van het proletarisch klassenbewustzijn’ onderzoekt Mandel dit probleem door de lessen te trekken uit hetgeen Marx, Lenin, enzovoort hierover te berde hebben gebracht. Veel in deze brochure bezit een geldigheid die ver uitgaat boven een bepaalde begrensde periode. Maar Mandel is anderzijds als actief lid van de Vierde Internationale dermate met de praktijk van de klassenstrijd verbonden dat het brandende vraagstuk van de concrete ontwikkeling van die klassenstrijd van na mei 1968 als leidraad voor dit boekje dient.

Slechts de “revolutionaire praxis” van het moment is voor hem de leidraad. In die zin is dit geschrift tijdgebonden. In de huidige fase, waarin grote mogelijkheden liggen voor de arbeidersklasse en taken voor de revolutionaire beweging, zouden aan sommige punten in dit geschrift als het thans geschreven zou worden minder aandacht geschonken worden en aan andere, die thans van groter belang zijn, meer aandacht. Dit is trouwens ook gebeurd in andere brochures en geschriften die wij regelmatig uitgeven. Enkele behandelde aspecten in deze brochure zijn door de veranderde omstandigheden achterhaald of zullen binnenkort achterhaald zijn.

Een nieuwe opgang van het klassenbewustzijn

De ontwikkeling van de kapitalistische maatschappij, de ontwikkeling van het bewustzijn zijn geen louter objectieve gegevens, die enkel “onder de vorm van het object of de beschouwing” bekeken moeten worden, maar ook “als zinnelijke, menselijke werkzaamheid, praxis”, dus subjectief. Het wel of niet tot stand komen van een verbinding tussen de brede voorhoede (dat is het geradicaliseerde jongerenmilieu dat niet onder controle staat van de traditionele communistische en sociaaldemocratische partijen) en het proletariaat, het langer of korter bestaan van zo’n brede voorhoede, de invloed die de revolutionaire marxisten zich in die brede voorhoede en in het proletariaat verwerven en nog vele andere gegevens zijn allemaal factoren, die de ontwikkeling van het klassenbewustzijn mede bepalen.

De mate waarin deze factoren hun invloed hebben gehad bepaalt dus zelf weer de conclusies die eruit getrokken kunnen worden. Daardoor zal het duidelijk zijn dat een aantal conclusies, die minder gebaseerd zijn op algemene, langere tijd geldig blijvende tendenties, en meer op de omstandigheden die bestonden tijdens het schrijven van de brochure, voor de huidige omstandigheden aanpassing behoeven, al naar de omstandigheden gewijzigd zijn. Onder de veranderde omstandigheden behoort ook de verandering binnen de arbeidersbeweging zelf: de mate waarin de hegemonie van de sociaaldemocratie en het stalinisme doorbroken is. Maar daartoe behoort ook de veranderingen binnen de sociaaldemocratie en het stalinisme en de veranderingen binnen de vakbeweging, namelijk het doorbreken van het monolitisme in de stalinistische partijen en de toenemende dreiging – zowel binnen de sociaaldemocratie als binnen de communistische partijen – om er alles op alles te zetten aan de regering deel te nemen. Wat de vakbeweging betreft het feit dat de vakbewegingsbureaucratie zich slechts als bureaucratie kan handhaven en haar verhouding tot de regering kan waarmaken, door zich van de steun van de arbeidersklasse te verzekeren. Want daardoor staat zij onder druk van die arbeidersklasse.

Een aanpassing is zeker nodig bij de gedeelten, die gaan over de verschillende soorten intellectuele arbeid en de intellectuele beroepen. In de huidige situatie gaat het meer om de algemene kenmerken van deze groepen en hun ontwikkeling, dan om een specifieke verdeling binnen de groep. In “marxisme et conscience de classe” schrijft Henri Weber: “De kapitalistische rationalisatie van deze sectoren (van handel, bank- en verzekeringswezen) brengt de proletarisering van brede lagen handels- en kantoorbedienden mee. De snelle ontwikkeling van de kapitalistische productiewijze in de landbouw veroorzaakt de massale proletarisering van de kleine boeren. Zo loopt de economische expansie niet alleen uit op de groei van de ‘klassieke’ arbeidersklasse, maar brengt zij tevens de proletarisering van kleinburgerlijke categorieën mee (bedienden van grote magazijnen, brede lagen kantoor-, bank- en verzekeringsbedienden, de meerderheid van de technici, enzovoort).”

Het afnemen in betekenis en omvang van de brede voorhoede, het niet tijdig tot stand komen van een revolutionair alternatief tegenover de traditionele arbeiderspartijen in de vorm van een revolutionaire voorhoedepartij heeft een rem gezet op de ontwikkeling van klassenbewustzijn van de intelligentsia. En dit niet zozeer als gevolg van het ontbreken van een praktisch alternatief waartoe zij zich zouden kunnen wenden. Dit feit maakt dat het probleem van de analyse van de mate van gevoeligheid van deze groepen voor het verkrijgen van klassenbewustzijn op dit moment (en zeker in Noordwest-Europa) zijn betekenis in de praktijk heeft verloren.

De zich ontwikkelende bewustwording in de arbeidersklasse leidt tot het zich vormen van een voorhoede in de arbeidersklasse. Deze lagen zijn in Zuid-Europa veel omvangrijker dan in Noord-Europa. In het algemeen bestaan zij uit jonge arbeiders, waarbij zich ouderen voegen die willen breken met de reformistische opvattingen van de traditionele arbeiderspartijen. Ze omvat niet louter de ‘traditionele arbeidersklasse’, maar ook groepen intellectuelen die tot het lagere kader behoren en die afkomstig zijn van sociale academies, vormingsinstituten, et cetera.

Door de grotere verbondenheid van deze kaders, ook in economisch opzicht, met de arbeidersklasse en ook door het nog steeds ontbreken van een revolutionaire partij speelt de radicalisatie zich (althans voorlopig) vrijwel uitsluitend af via de vakbeweging. Het bereiken van deze kaders zal dan ook via deze vakbeweging moeten geschieden en dit des te meer naarmate de verscherpte economische crisis in de huidige neergangsperiode de dubbele positie waarin de vakbewegingsbureaucratie verkeert haar voor grotere moeilijkheden zal plaatsen.

Deze situatie betekent dat het opkomen voor een strategie van overgangseisen binnen de vakbeweging in de komende periode een grotere bijdrage in het bewustwordingsproces van het proletariaat zal vormen dan voorheen. De betekenis van de spontane actie zal dan ook relatief afnemen, hetgeen natuurlijk niet betekent dat zich toch ontwikkelde spontane acties niet ondersteund zouden behoeven te worden. In dit perspectief zal men deze brochure moeten lezen, wil zij haar doel bereiken, al zal dit doel nimmer bereikt worden zonder er de “revolutionaire praktijk” aan te verbinden.

_______________
[1] Karl Marx, Derde stelling over Feuerbach.