Bron: Vlaams Marxistisch Tijdschrift, 1983, nr. 1, februari, jg. 17
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
– Creative Commons License 3.0.
Algemeen: u mag het werk kopiëren, verspreiden en doorgeven; remixen en/of afgeleide werken maken; mits naamsvermelding.
| Hoe te citeren?
Laatst bijgewerkt:
De laatste jaren is Antonio Gramsci sterk in de belangstelling getreden. Zijn belangrijke rol als leider van de Italiaanse communistische partij, maar wellicht meer nog als origineel marxistisch theoreticus en politiek denker, kan vandaag niet meer ontkend worden. Ongeveer een halve eeuw na hun ontstaan krijgen zijn zgn. Gevangenisschriften, de verzameling notities die hij in de fascistische gevangenis schreef, stilaan de status van een klassiek marxistisch werk. Ook in Vlaanderen neemt, ietwat later dan in Frankrijk of Groot-Brittannië, de actieve belangstelling voor Gramsci toe.
Die belangstelling werd tot voor kort niet weerspiegeld in de beschikbaarheid van Nederlandstalige teksten van en over Gramsci. Buiten een bruikbare, maar beperkte bloemlezing van Yvonne Scholten, Marxisme als filosofie van de praxis (Amsterdam, Van Gennep, 1972), moest de geïnteresseerde lezer teruggrijpen naar Franstalige en Engelstalige selecties uit Gramsci’s werk of naar enkele inleidende artikelen, zoals van Gabriël Van den Brink, Ideologie en hegemonie bij Gramsci (Te Elfder Ure, 1978).
Dit artikel, hoewel nogal sterk vanuit een ‘althusseriaanse’ lezing van Gramsci geschreven, voldoet nog steeds als introductie tot Gramsci’s hegemoniebegrip.
Het afgelopen jaar zijn er een aantal interessante Nederlandstalige publicaties verschenen. Antonio Gramsci, die in 1981 in een uitstekende vertaling van Joke Traats door Het Wereldvenster op de markt werd gebracht. Dit werk is wel de beste en meest toegankelijke algemene Gramsci-biogratie. Fiori is er vooral in geslaagd om het leven van Gramsci in al zijn tragiek te tekenen en de achtergrond te schetsen waartegen Gramsci’s werk moet geplaatst worden.
Het persoonlijke krijgt bij Fiori ruime aandacht; Gramsci’s Sardijnse afkomst, jeugd, studies, politiek, engagement, relatie tot zijn vrouw Julia en haar zuster Fabiana, enz. Hiervoor grijpt de auteur meermaals naar de boeiende brieven die Gramsci uit de gevangenis naar Tatiana Schucht schreef (gebundeld door L. Launer, Letters from Prison, Londen, Quartet, 1973, de SUN bereidt de vertaling van een selectie brieven voor).
Een tweede rode draad is deze van de politieke strijd: zijn kennismaking met het Turijnse socialisme, zijn engagement in de Turijnse Radenbeweging en Ordino Nuovo, de oprichting van de communistische partij de strijd tegen het sektarisme van Bordiga, Gramsci als parlementariër, zijn werk voor de Komintern in Moskou de strijd tegen het fascisme, de problemen van de opbouw van het socialisme in de Sovjet-Unie, de leiding van de partij tot zijn arrestatie, en ten slotte het politieke werk van Gramsci in de gevangenis, vaak tegen de partijlijn in.
Deze politieke achtergrond levert meteen ook het draagvlak voor een derde rode draad, nl. de intellectuele biografie van Gramsci. Fiori tracht hier vooral de continuïteit in het denken van Gramsci te beklemtonen: Gramsci die voortdurend begaan is met de vraag hoe de strijd van de arbeidersbeweging ook de andere overheerste klassen, vooral dan de boerenbevolking van het zuiden, kan mobiliseren en hoe dit theoretisch moest geformuleerd worden. Van in zijn journalistiek werk tot in de Ouaderni vormt deze een juist begrip van zijn hegemonie- en ideologietheorie. Men moet bij Fiori geen uitgewerkte synthese van Gramsci’s geschriften zoeken, maar wel vindt men in deze biografie de elementen die noodzakelijk zijn voor een juist inzicht in het historisch karakter van Gramsci’s denken. Ook omwille van zijn leesbaarheid en boeiende vertelling een aan te raden boek. Te vermelden is ook dat Joke Traats een interessant nawoord en een uitvoerige bibliografie heeft verzorgd.
Een tweede belangrijke publicatie is het themanummer dat Te Elfder Ure aan Gramsci heeft gewijd (Te Elfder Ure 28, jg. 25, 1981) In dit nummer worden een aantal belangrijke Italiaanse teksten over Gramsci, die de verschillende posities in de discussie over en interpretatie van Gramsci weergeven, vertaald.
Met deze teksten, die niet van een grote eenvoud en begrijpbaarheid getuigen, krijgt de lezer niet alleen een inzicht in de belangrijkste discussiepunten en interpretatieproblemen m.b.t. Gramsci’s werk, maar ook een inzicht in de manier waarop deze discussies verbonden zijn met de politieke en theoretische vraagstukken van het Italiaanse communisme.
De lezer doet er goed aan vooraf de omvangrijke bijdrage en inleiding van Jelle Visser te lezen. Visser wil een synthese geven van de discussies die in PCI-debatten en congressen zijn gevoerd, maar zijn bijdrage is rijker dan een aaneenschakeling van samenvattingen. Men krijgt een gefundeerd inzicht in de fundamentele kwesties die het Gramsci-debat in het middelpunt van de politieke en theoretische discussie heeft geplaatst.
In het ‘Ten Geleide’ van dit TEU-nummer wordt aangestipt dat een problematisering van Gramsci’s begrippen pas echt zinvol wordt wanneer de belangrijkste teksten van Gramsci zelf in het Nederlands beschikbaar zouden zijn. Buiten de bloemlezing van Scholten is er inderdaad nog zeer weinig van Gramsci vertaald. De SUN heeft dit gebrek trachten te ondervangen door vrijwel tegelijkertijd met het TEU-nummer een vertaling te publiceren van een Italiaanse bloemlezing van Valentino Gerratana & Giovanni Matteoli, Grondbegrippen van de politiek. Hegemonie, staat, partij (Nijmegen, SUN, 1980). Hierin worden vrij korte passages uit (vooral) de Ouaderni verzameld en ingeleid. Het zijn niet de meest bekende passages die men hier aantreft, maar ze laten wel toe de fundamentele begrippen te zien functioneren in al hun complexiteit en rijkheid in Gramsci’s werk zelf. De inleidingen die elke tekst voorafgaan, bieden een goede situering van de tekst in het denken van Gramsci en duiden de belangrijkste themata aan die in de teksten aanwezig zijn. Door deze publicaties, en vooral door het TEU-nummer, wordt de Italiaanse Gramsci-receptie vrij toegankelijk. Dit is omwille van het intrinsieke belang van de Italiaanse context als omwille van de grotere taalbarrière ook een voor de hand liggende keuze. Toch riskeren hierdoor fundamentele Franse en Engelse bijdragen minder bekend te blijven. Met de vertaling van de studie van Perry Anderson, De tegenstrijdigheden van Antonio Gramsci (Antwerpen, Leon Lesoil, 1981), is alvast een belangrijke Engelstalige bijdrage beschikbaar in het Nederlands. Anderson van wie ook Het Westers Marxisme (Amsterdam, Van Gennep, 1978), is vertaald, formuleert in deze studie (die oorspronkelijk in 1976 in het 100ste nummer van New Left Review verscheen) een grondige kritiek van Gramsci. De kritiek richt zich vooral op Gramsci’s onzuiver en dubbelzinnig staatsbegrip en op de politieke consequenties ervan. Anderson slaagt er in om de politieke context van Gramsci’s denken en begrippen te achterhalen en de vermeende oorspronkelijkheid van een aantal begrippen te weerleggen. Andersons interpretatie en kritiek is weliswaar voor discussie vatbaar, maar verdient m.i. toch een ruime belangstelling.
De gevorderde lezer die op een aantal zaken dieper wil ingaan is vanzelfsprekend verplicht naar buitenlandse literatuur te grijpen. Naast een aantal Franstalige (o.a. C. Buci-Glucksmann, Gramsci et l’état, Paris, Fayard, 1975; in Engelse vertaling: Gramsci and the State, London, Lawrence and Wishart, 1980) zijn m.i. vooral de Engelse publicaties interessant. Aan te stippen is de reader van Ch. Mouffe, Gramsci and Marxist theory (London, RKP, 1979), waarvan een aantal bijdragen ook in het TEU-nummer te vinden zijn. Het artikel van Chantal Mouffe zelf, Hegemony and ideology in Gramsci is een van de helderste en informatiefste analyses van Gramsci’s hegemonietheorie. Het boek van Anne Showstack Sassoon, Gramsci’s politics (Londen, Croom Helm, 1980) analyseert Gramsci’s politieke theorie, vooral m.b.t. de staat en de partij. Recent heeft deze zelfde auteur ook een boeiende reader samengesteld: Anne Showstack Sassoon (ed ), Approaches to Gramsci (Londen, Writers and Readers, 1982). Vooral de bijdragen van Eric Hobsbawm, Alberto Ciuse over Gramsci’s opvatting van folklore. Pier Paolo Pasolini over Gramsci’s taal. C. Buci-Glucksmann en Anne Showstack Sassoon zelf zijn verhelderende teksten.
Gramsci’s denken staat, althans naar deze grote hoeveelheid recente publicaties gemeten, duidelijk in de belangstelling. Vergeleken met een aantal vroegere werken, zijn deze recente publicaties duidelijk grondiger en met meer aandacht voor Gramsci’s teksten zelf samengesteld en zijn ze dus meer dan een modeverschijnsel. Wel situeren de meeste teksten zich nog op het niveau van de analyse en de interpretatie en overweegt het exegetische moment op het proberen toepassen en hanteren van Gramsci’s begrippen in historische en politieke analyses. Vooral de vertaling en integratie naar de geschiedwetenschap gebeurt nog zeer aarzelend en zonder al te grote resultaten. Een tweede klemtoon is de strategisch-politieke vraagstelling die aan de meeste teksten ten grondslag ligt of er impliciet mee verweven is. De studie en analyse van Gramsci’s denken wordt door de meeste auteurs functioneel gezien tot de hedendaagse politieke strategiediscussie.
Hoewel deze klemtoon noodzakelijk is, riskeert men een te rechtstreekse relatie te leggen tussen Gramsci’s denken 50 jaar geleden en de huidige politieke situatie. Het denken van Gramsci en de figuur van Gramsci zelf dreigen dan tot speelbal te worden in hedendaagse strategiediscussies. De oorspronkelijkheid van Gramsci’s denken wordt m.i. alleen recht gedaan als men zijn begrippen op een originele wijze tracht te gebruiken om een bepaalde historische situatie te analyseren. Zeker wat dit betreft staat het Gramsci onderzoek nog in het beginstadium.