Leon Trotski

Waarom heeft Stalin over de oppositie gezegevierd?

Vragen van kameraad Fred Zeller



Geschreven: 12 november 1935
Bron: Nederlandstalige Trotski Bibliotheek 14. Revolutionair-Socialistische Publicaties, Groningen 2008. Door Karel ten Haaf. Facsimile-uitgaven van teksten van Trotski in het Nederlands
Vertaling: onbekend
Deze versie: spelling
Transcriptie, HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, april 2008


Zie ook:
Het “testament van Lenin”
‘Laatste testament’ - Brieven aan het congres
De bureaucratie
De rol van de persoonlijkheid in de geschiedenis

Waarde kameraad Trotski!

Na de gedachtewisseling gedurende enige dagen moet ik naar Frankrijk terug. Voor ik afreis, verzoek ik u mij toe te staan u schriftelijk enige vragen te stellen, wier beantwoording aan talrijke kameraden opheldering zal geven, die eerst zeer lange tijd na hun uitwijzing uit Rusland tot de revolutionaire strijd zijn toegetreden en in onkunde gebleven zijn over uw werken in de Russische communistische partij ten tijde, toen Stalin de theorie van het socialisme in één land in toepassing bracht — een theorie, die thans haar onvergeeflijke onjuistheid openbaart — tegen uw opvatting van de permanente revolutie. Vele kameraden weten absoluut niets van de arbeid en de beginselen der “linkse oppositie” en van de principiële meningsverschillen, die haar positie van die van de stalinbureaucratie in 1923-1924 scheidden.

Vele vragen zich vooral af: “Als gij, Trotski, van uw recht tegenover Stalin overtuigd waart, waarom hebt gij dan uw functies als volkscommissaris voor militaire zaken en als hoofd van het Rode Leger neergelegd? Waarom bediende gij, na Lenin de populairste man, u niet van het machtige apparaat, dat gij in de hand had om tegenstand te bieden en de bureaucratische kaste te verhinderen, haar grove dictatuur te vestigen?”

Gaf Lenin zich voor zijn dood rekenschap van het ernstige gevaar, dat de beangstigende ontwikkeling van het bureaucratische apparaat voor de Oktoberrevolutie vormde en trachtte hij niet de toestand te redden?

Aan de andere kant, als Lenin niet zo vroeg gestorven zou zijn, zou hij dan toegelaten hebben dat de Derde Internationale een agentuur van de Volkenbond werd en zou hij het met Stalin eens geweest zijn? Zou hij het toegelaten hebben dat zijn Internationale zich in de dienst van het wereldimperialisme stelde en — in het Italiaans-Abessijnse conflict — de toepassing van economische en militaire sancties tegen het fascistische Italië eiste in plaats van de systematische boycot van de kant der politieke en vakverenigingsorganisaties der arbeidersklasse in internationale maatstaf? Als Lenin in 1935 geleefd zou hebben, zou hij dan aan de vertegenwoordiger van het Franse imperialisme dezelfde verklaringen gedaan hebben als Stalin?

Zou Lenin een toestand geduld hebben, waarin de leiders der communistische partijen in de gehele wereld niets anders zijn dan betaalde ambtenaren van een grote onderneming, zonder iedere zelfstandigheid, die slechts gehoorzaam als uitvoerende agenten hun achturendag vol maken en verbroedering met de ministers van het kapitaal prediken? Zou Lenin geduld hebben, dat zij in Frankrijk een “Volksfront” sloten met de laffe en verachtelijke radicale leiders, die zich na vele en onzalige ervaringen gecompromitteerd hebben, om hun toe te staan hun wapenschild opnieuw te vergulden en weer een massabasis te vinden? Zou Lenin toegelaten, geduld hebben, dat strijders, die de arbeiders op de ware weg der revolutie willen voeren, als avonturiers, provocateurs of als agenten der politie belasterd worden?

Dit zijn, waarde kameraad, enige vragen, die ik u verzoek te beantwoorden om aan mijn kameraden opheldering te verschaffen.

Met oprechte en vriendelijke groeten voor u, waarde kameraad Trotski,

Uw Fred Zeller

Antwoord van kameraad L. Trotski

De vragen, die kameraad Zeller in zijn brief stelt, zijn niet alleen van historisch, doch ook van actueel belang. In de politieke literatuur en in private gesprekken gebeurt het dikwijls, dat men daarop stoot, daarbij in de meest verschillende, meest persoonlijke vormen: “Hoe en waarom verloor u de macht?” “Op welke wijze kreeg Stalin het apparaat in handen?” “Waarin ligt Stalins kracht?” De vraag der innerlijke wetten van revolutie en contrarevolutie wordt geregeld zuiver individualistisch gesteld, als ging het om een schaakpartij of om een sportmatch en niet om diepe conflicten en verschuivingen van sociaal karakter. De vele schijn-marxisten onderscheiden zich in dit opzicht niet in het minst van de vulgaire democraten, die op de grote volksbewegingen de kritiek der parlementsgangen toepassen.

Ieder, die enigszins met de geschiedenis vertrouwd is, weet dat iedere revolutie een contrarevolutie opriep, die weliswaar op economisch gebied de maatschappij nooit geheel op het uitgangspunt terugwierp, doch het volk steeds een aanzienlijk, zo niet het leeuwendeel van zijn politieke veroveringen weer ontrukte. Het offer reeds van de eerste reactionaire golf werd in de regel die laag der revolutionairen, die in de eerste, aanvallende, “helden” periode der revolutie aan de spits der massa stonden. Reeds deze algemene historische beschouwing moet ons op de gedachte brengen, dat het niet eenvoudig om handigheid, list en kunnen van twee of meer personen gaat, doch om veel diepere oorzaken.

De marxisten loochenen — in tegenstelling met de oppervlakkige fatalisten (van het slag van Leo Blum, Paul Faure, enz.) — volstrekt niet de rol der persoonlijkheid, haar initiatief en dapperheid in de sociale strijd. Doch in tegenstelling met de idealisten weten de marxisten, dat tenslotte het bewustzijn aan het zijn onderworpen is. De rol van de leiding in de revolutie is een geweldige. Zonder juiste leiding kan het proletariaat niet overwinnen. Doch ook de beste leiding is niet in staat de revolutie te weeg te brengen, wanneer de objectieve voorwaarden daartoe ontbreken. Tot een der meest op de voorgrond tredende eigenschappen van de proletarische leiding moet de bekwaamheid gerekend worden te erkennen, wanneer de aanval mogelijk en wanneer een terugtocht noodzakelijk is. In deze bekwaamheid lag de voornaamste kracht van Lenin.[1]

Succes of mislukking van de strijd der linkse oppositie tegen de bureaucratie hing natuurlijk in zekere mate van de eigenschappen der leiding van beide tegen elkaar strijdende kampen af. Voor men echter van deze eigenschappen spreekt, moet men duidelijk het karakter van de strijdende kampen zelf begrepen hebben: want de beste leider van het ene kan absoluut ondeugdelijk zijn in het andere, en omgekeerd. De zo gebruikelijke (en zo naïeve) vraag: “Waarom maakte Trotski niet tijdig gebruik van het militaire apparaat tegen Stalin?” is een scherp getuigenis voor de onwil of het onvermogen over de algemene historische oorzaken van de overwinning van de sovjetbureaucratie over de revolutionaire voorhoede van het proletariaat na te denken. Over deze oorzaken heb ik in een gehele reeks van werken geschreven, te beginnen met mijn autobiografie. Ik zal trachten in enige regels de belangrijkste conclusies daaruit samen te vatten.

Niet de huidige bureaucratie was het, die de overwinning der Oktoberrevolutie verzekerde, doch de arbeiders- en boerenmassa’s onder de bolsjewistische leiding. De bureaucratie begon eerst na de definitieve overwinning te groeien, waarbij zij in haar rijen niet alleen revolutionaire arbeiders opnam, doch ook vertegenwoordigers van andere klassen (vroegere tsaristische beambten, officieren, burgerlijke intellectuelen, enz.) Neemt men de oudere generatie van de huidige bureaucratie, dan stond zij gedurende de Oktoberrevolutie in haar overweldigende meerderheid in het kamp der bourgeoisie (men grijpt als voorbeeld enige willekeurige Sovjetgezanten: Potemkin, Majski, Trojanovski, Ssoeriz, Chintsjoek. enz.) Diegenen der huidige bureaucraten, die in de Oktoberdagen in het kamp van de bolsjewieken stonden, speelden voor het grootste deel geen noemenswaardige rol, noch bij de voorbereiding, noch bij de doorvoering van de omwenteling, noch in de eerstvolgende dagen. Dat geldt vooral ook voor Stalin persoonlijk. Wat de jonge bureaucraten betreft, zij zijn door de ouden uitgekozen en opgevoed, in de meeste gevallen zijn het hun eigen zonen. “Leider” van deze nieuwe, narevolutionaire laag werd juist Stalin.

De geschiedenis der vakbeweging van alle landen is niet alleen een geschiedenis van stakingen en in het algemeen van massabewegingen, doch ook de geschiedenis van het ontstaan van de vakbondsbureaucratie. Het is voldoende bekend tot welk een geweldige conservatieve macht deze bureaucratie kon uitgroeien en met welk onfeilbaar instinct zij haar “geniale” leiders uitzoekt en dienovereenkomstig opvoedt: Gompers, Green, Legien, Leipart, Jouhaux, Citrine, enz. Kon Jouhaux tot nu toe zijn positie met succes tegen de aanvallen van links handhaven, dan niet, omdat hij een groot strateeg zou zijn (ofschoon hij zonder twijfel zijn bureaucratische collega’s overtreft: niet voor niets staat hij onder hen op de eerste plaats), doch omdat zijn gehele apparaat iedere dag en ieder uur taai om zijn bestaan strijdt, collectief de beste strijdmethoden kiest, voor Jouhaux denkt en hem de noodzakelijke beslissingen ingeeft. Doch dat betekent volstrekt niet dat Jouhaux onwankelbaar zou zijn. Bij een plotselinge verandering in de toestand — in de richting naar revolutie of fascisme — zal het gehele vakbondsapparaat met één slag zijn zelfverzekerdheid verliezen, zijn sluwe manoeuvres zullen dan machteloos blijken en zelfs Jouhaux zal geen grootse, doch een klagelijke indruk maken. Herinneren wij er toch slechts aan welke erbarmelijke nullen de machtige en hoogmoedige Duitse vakbondsleiders bleken te zijn zowel in 1918, toen tegen hun wil de revolutie uitbrak als in 1932 toen Hitler tot de aanval overging.

Uit deze voorbeelden kunnen de bronnen van de kracht en de zwakheid der bureaucratie afgeleid worden. Zij ontstaat uit de massabeweging in de eerste heldenperiode van de strijd. Doch heeft zij zich eenmaal boven de massa’s verheven en haar eigen “sociale vraagstuk” opgelost (bestaan, invloed, aanzien, enz. verzekerd) dan tracht de bureaucratie steeds meer de massa’s in toom te houden. Waarom riskeren? Zij heeft immers iets te verliezen. Tot de grootste bloei geraakte de invloed en de welvaart der reformistische bureaucratie in het tijdperk van de kapitalistische voorspoed en van de betrekkelijke passiviteit der werkende massa’s. Zodra echter deze passiviteit door rechts of door links verstoord is, is het ook met de heerlijkheid der bureaucratie uit. Haar pienterheid en haar sluwheid veranderen in domheid en machteloosheid. De natuur der “leiders” komt overeen met de natuur der klasse (of laag), die zij leiden, zowel als met de objectieve positie, waarin de klasse (of laag) geraakt.

De sovjetbureaucratie is veel machtiger dan de reformistische bureaucratie van alle kapitalistische landen tezamen, daar zij immers de staatsmacht en alle daarmee verbonden voordelen en privileges in handen heeft. Weliswaar groeide de sovjetbureaucratie op de bodem van de zegevierende proletarische revolutie. Het zou echter hoogst naïef zijn om deze reden de bureaucratie zelf te idealiseren. In een arm land — en de USSR is ook thans nog een zeer arm land, waar een eigen kamer, voldoende voedsel en kleding nog steeds slechts het deel van een kleine minderheid der bevolking zijn — in een dergelijk land streven miljoenen grote en kleine bureaucraten er in de eerste plaats naar hun eigen “sociaal vraagstuk” op te lossen, d.w.z. het eigen welzijn veilig te stellen. Vandaar het onmatige egoïsme en conservatisme der bureaucratie, vandaar haar vrees voor de ontevredenheid der massa, haar haat tegen de kritiek, haar taaie woede in de verstikking van iedere vrije gedachte, vandaar tenslotte haar huichelachtig-religieuze aanbidding van de “leider”, die haar onbeperkte macht en haar privileges belichaamt en beschermt. Dit alles tezamen vormt juist de inhoud van de strijd tegen het “trotskisme”.

Volkomen onweerlegbaar en zeer belangrijk is het feit, dat de sovjetbureaucratie des te machtiger werd, naarmate de slagen, die de wereldarbeidersklasse troffen, heftiger werden. De nederlagen der revolutionaire bewegingen in Europa en Azië ontnamen de sovjetarbeiders langzamerhand het geloof aan de internationale bondgenoten. In het binnenland heerste al die tijd bittere nood. De dapperste en opofferendste vertegenwoordigers van de arbeidersklasse kwamen of in de burgeroorlog om het leven of stegen enige treden hoger en pasten zich voor het grootste deel bij de bureaucratie aan, waarbij zij hun revolutionaire geest inboetten. Moe van de verschrikkelijke inspanning van de revolutiejaren, de perspectieven verliezend, verbitterd door een gehele reeks van ontgoochelingen, viel de brede massa in de passiviteit. Een dergelijke reactie was, zoals reeds gezegd, na iedere revolutie waar te nemen. Het onmetelijke historische voordeel van de Oktoberrevolutie als een proletarische bestaat daarin, dat de moeheid en de ontgoocheling van de massa’s niet de klassevijand in de persoon van de bourgeoisie en van de adel ten goede kwamen, doch aan de opperste laag der arbeidersklasse zelf en de daarmee verbonden middengroepen, die in de sovjetbureaucratie overgaan.

De echte proletarische revolutionairen in de USSR putten hun kracht niet zo zeer uit het apparaat dan wel uit de activiteit der revolutionaire massa’s. Het Rode Leger was niet speciaal door “apparaatmensen” geschapen (in de meest kritieke jaren was het apparaat nog zeer zwak), doch door kaders van heldhaftige arbeiders, die onder de leiding der bolsjewieken de jonge boeren om zich verzamelden en in de strijd voerden. De neergang van de revolutionaire beweging, de moeheid, de nederlagen in Europa en Azië, de ontgoocheling in de arbeidersmassa’s moesten onvermijdelijk en onmiddellijk de posities van de revolutionaire internationalisten verzwakken en omgekeerd die der nationaal-conservatieve bureaucratie versterken. Er begint een nieuw hoofdstuk in de revolutie. De leiders der voorafgaande periode gaan in de oppositie. Daarentegen treden de conservatieve apparaatpolitici, die in de revolutie een tweederangsrol gespeeld hadden, als zegevierende bureaucratie op de voorgrond.

Wat het militaire apparaat betreft, dit was een deel van het gehele bureaucratische apparaat en het onderscheidde zich volgens zijn eigenschappen daarvan niet. Het is voldoende te zeggen, dat het Rode Leger in de jaren van de burgeroorlog tienduizenden vroegere tsaristische officieren tot zich trok. Op 13 maart 1919 zei Lenin op een vergadering te Petrograd: “Toen kameraad Trotski mij onlangs meedeelde, dat bij ons in het militaire apparaat het aantal officieren enige tienduizenden bedraagt, kreeg ik er een concrete voorstelling van, waarin het geheim van het gebruik van onze vijand bestaat: hoe het communisme door hen te laten opbouwen, die zijn tegenstanders waren, het communisme uit bakstenen op te bouwen, die de kapitalisten tegen ons opgestapeld hadden. Andere bakstenen heeft men ons niet gegeven!” (Lenins Verzamelde Werken, Band XXIV, Russische uitgave van 1932, stenografisch verslag blz. 65). Deze officieren en beambtenkaders presteerden hun arbeid in de eerste jaren onmiddellijk onder de druk en het toezicht van de ontwikkelde arbeiders. In het vuur van de verbitterde strijd kon van een bevoorrechte positie van officieren geen sprake zijn: het woord alleen reeds was uit het woordenboek verdwenen. Doch na de bevochten overwinningen en de overgang naar de vrede, streefde juist het militaire apparaat er naar het invloedrijkste en meest bevoorrechte deel van het gehele bureaucratische apparaat te worden. Voor de verovering van de macht op de officieren steunen, zou slechts diegene gekund hebben, die bereid geweest zou zijn de kaste wensen van de officieren tegemoet te komen, d.w.z. hun een hoge positie te garanderen, rangen en orden in te voeren, kortom direct en in eens dat te doen, wat de stalinbureaucratie langzamerhand in de loop van de laatste 10-12 jaren deed. Er is geen twijfel aan, dat het destijds geen moeite, ja ook geen bloedvergieten gekost zou hebben, tegen de fractie van Zinovjev-Kamenev-Stalin een militaire omwenteling door te voeren: doch het resultaat van een dergelijke omwenteling zou in verhaast tempo dezelfde bureaucratisering en hetzelfde bonapartisme geweest zijn, waartegen de linkse oppositie ten velde trok.

De taak van de bolsjewieken-leninisten bestond volgens haar eigen wezen niet daarin, op de militaire tegen de partijbureaucratie te steunen, doch daarin op de proletarische voorhoede en door haar op de volksmassa’s te steunen en de bureaucratie als geheel te beteugelen, haar van vreemde elementen te zuiveren, een waakzame controle der werkenden over haar te waarborgen en haar politiek op het spoor van het revolutionaire internationalisme te leiden. Daar echter ook na de jaren van de burgeroorlog, van de honger en epidemieën, de levendige bron van de revolutionaire massakracht overwonnen was, de bureaucratie aan getal en brutaliteit verschrikkelijk groeide, bleken de proletarische revolutionairen de zwakkeren te zijn. Om de banier van de bolsjewieken-leninisten schaarden zich wel tienduizenden beste revolutionaire strijders, daaronder ook soldaten. De ontwikkelde arbeiders stonden sympathiek tegenover de oppositie. Doch deze sympathie bleef passief: het geloof, dat men met strijd ernstig de toestand zou kunnen veranderen, had de massa reeds niet meer. Ondertussen beweerde de bureaucratie: “De oppositie wil de internationale revolutie en is van plan ons in een revolutionaire oorlog te verwikkelen. Wij hebben zelf schokken en ellende genoeg. Wij hebben het recht veroverd uit te rusten. Wij hebben immers geen “permanente revoluties” meer nodig. Wij zullen bij ons zelf de socialistische maatschappij scheppen. Arbeiders en boeren, verlaat u op ons, uw leiders!” Deze nationaal-conservatieve agitatie, die terloops gezegd, vergezeld ging van een woedende, van tijd tot tijd absoluut reactionaire lastercampagne tegen de internationalisten, sloot de bureaucratie der militairen zowel als van de staat, vast aaneen en vond ongetwijfeld weerklank bij de moe geworden en achter gebleven arbeiders- er boerenmassa’s. Zo was de bolsjewistische voorhoede geïsoleerd en in stukken geslagen. Daarin ligt het geheim van de overwinning van de thermidoriaanse bureaucratie.

Het geklets over buitengewone, tactische of organisatorische eigenschappen van Stalin is een sprookje, dat bewust door de bureaucratie van de URSS en de Komintern geschapen en door de linksburgerlijke intellectuelen aangegrepen werd, die ondanks hun individualisme gaarne voor het succes buigen. Deze heren hebben Lenin niet gekend en erkend, toen deze door het internationale gespuis opgehitst, de revolutie voorbereidde. In de plaats daarvan “erkenden” zij Stalin, daar deze erkenning niets dan genoegen met zich brengt en van tijd tot tijd ook directe voordelen.

De initiatieven van de strijd tegen de linkse oppositie nam eigenlijk niet Stalin, doch Zinovjev. Stalin zwenkte in het begin en wachtte af. Het zou fout zijn te menen, dat Stalin van het begin af aan, volgers een strategisch plan te werk ging. Hij verkende het terrein. Zonder twijfel drukte hem de revolutionair-marxistische voogdij. Hij zocht feitelijk een eenvoudiger, nationaler, “betrouwbaarder” politiek. Het succes, dat hem in de schoot viel, kwam verrassend voor hem zelf. Het was het succes van de nieuwe heersende laag, van de revolutionaire aristocratie, die zich van de controle door de massa bevrijden wilde en die een sterke en betrouwbare scheidsrechter in haar innerlijke aangelegenheden nodig had. Stalin, deze tweederangsfiguur van de proletarische revolutie, openbaarde zich als de onbestreden leider van de thermidoriaanse bureaucratie, als de eerste in haar midden — niet meer.[2]

De Italiaanse fascistische en of halffascistische schrijver Malaparte gaf een brochure, uit: “De techniek van de staatsomwenteling”, waarin hij de gedachte ontwikkelt dat “Trotski’s revolutionaire tactiek”, in tegenstelling tot de strategie van Lenin, de overwinning in ieder willekeurig land en onder willekeurige omstandigheden zou kunnen garanderen. Het valt iemand moeilijk een dwazer theorie uit te denken! Intussen stellen de wijze heren, die ons achteraf ervan beschuldigen, dat wij de macht tengevolge van besluiteloosheid verloren zouden hebben, zich in wezen op het standpunt van Malaparte: zij geloven aan bijzondere technische “geheimen”, met wier hulp men de revolutionaire macht zou kunnen veroveren en behouden, onafhankelijk van de werkingen der grote objectieve factoren: overwinning of nederlaag der revoluties in het Westen en in het Oosten, opgang of neergang der massabeweging in het land zelf, enz. De macht is geen buit, die het deel wordt van “meer geschikten”. De macht is een verhouding tussen de mensen, tenslotte tussen de klassen. Een juiste leiding is, zoals reeds gezegd, een belangrijke hefboom voor successen. Doch dat betekent geenszins, dat de leiding de overwinning onder alle omstandigheden zou kunnen garanderen. Beslissend zijn tenslotte de klassenstrijd en de innerlijke verschuivingen, die in strijdende massa’s plaats vinden.

Doch de vraag: hoe zou de strijd verlopen zijn, als Lenin in het leven gebleven was, kan men natuurlijk niet met mathematische juistheid beantwoorden. Dat Lenin een onverzoenlijke tegenstander van de hebzuchtige conservatieve bureaucratie en van de politiek van Stalin was, die zijn lot steeds meer aan het hare verbond, blijkt onweerlegbaar uit een gehele reeks van brieven, artikelen en voorstellen, die Lenin in de laatste periode van zijn leven schreef, in het bijzonder uit zijn “Testament”, waarin hij aanbeval Stalin van de post van algemeen secretaris te verwijderen, tenslotte uit zijn laatste brief, waarin hij “alle persoonlijke en kameraadschappelijke betrekkingen” met Stalin afbrak. In een periode tussen twee aanvallen van ziekte, sloeg Lenin mij voor, met hem tezamen een fractie ter bestrijding der bureaucratie en haar generale staf, van het organisatorische bureau van het Centrale Comité, dat Stalin leidde, te vormen. Voor het twaalfde partijcongres bereidde Lenin, volgens een door hem zelf gebruikte uitdrukking, een “bom” tegen Stalin voor. Dit alles is — op grond van juiste en onaanvechtbare documenten — in mijn autobiografie en een apart werk “Lenins testament” behandeld. Lenins voorbereidende maatregelen bewijzen, dat hij de op handen zijnde strijd, zeer zwaar achtte, natuurlijk niet omdat hij Stalin persoonlijk als tegenstander vreesde (het is belachelijk om daarover te spreken), doch omdat hij achter Stalins rug duidelijk de verstrengeling van de levensbelangen der machtige laag der heersende bureaucratie erkende. Reeds tijdens het leven van Lenin legde Stalin mijnen tegen hem, doordat hij voorzichtig door zijn agenten het gerucht verbreidde dat Lenin een geestelijke invalide was, die de toestand niet kende, enz. in één word, bracht dezelfde legende in omloop, die thans de onofficiële lezing van de Komintern ter verklaring van de scherpe vijandschap tussen Lenin en Stalin in de laatste anderhalf jaar van het leven van Lenin geworden is. In werkelijkheid vormen alle artikelen en brieven, die Lenin reeds als zieke dicteerde, wel de rijpste producten van zijn denken. De scherpzinnigheid van deze “invalide” zou met gemak voor twaalf Stalins voldoende zijn.

Men kan met zekerheid zeggen, dat, had Lenin langer geleefd, de opkomst van de bureaucratische almacht, tenminste in de eerste jaren, langzamer zou hebben plaats gevonden. Doch reeds in 1926 zei Kroepskaja in de kring der linksoppositionelen: “Als Iljitsch leefde, zat hij zeker reeds in de gevangenis”. Lenins vrees en angstige voorspellingen lagen destijds nog vers in haar geheugen en zij maakte zich geen enkele illusie over Lenins persoonlijke almacht, want zij begreep, naar haar eigen woorden, de afhankelijkheid van de beste stuurman van de gunst of ongenade der winden en stromingen.

Betekent dat, dat Stalins overwinning onafwendbaar was? Betekent dat, dat de strijd der linkse oppositie (bolsjewieken-leninisten) hopeloos was? Het stellen van dergelijke vragen is abstract, schematisch, fatalistisch. Het verloop van de strijd toonde zonder twijfel, dat de bolsjewieken-leninisten in de USSR de volledige overwinning — d.w.z. de macht veroveren en de pestwonde van het bureaucratisme uitbranden — noch konden, noch zouden hebben kunnen behalen, zonder ondersteuning door de wereldrevolutie. Doch dat betekent geenszins, dat hun strijd zonder uitwerking gebleven is. Zonder de dappere kritiek der oppositie en zonder de vrees der bureaucratie voor de oppositie, zou de koers van Stalin-Boecharin op de koelakken onvermijdelijk tot het herstel van het kapitalisme gevoerd hebben. Onder de knoet der oppositie zag de bureaucratie zich gedwongen belangrijke punten aan ons platform te ontlenen. Het sovjetregime van de ontaardingsprocessen en het afschuwelijke persoonlijke regiem te redden, konden de leninisten niet. Doch wel redden zij het van de volkomen ineenstorting, doordat zij de weg versperden aan het kapitalistische herstel. De progressieve hervormingen der bureaucratie waren nevenproducten van de revolutionaire strijd der oppositie. Dat is voor ons veel te weinig. Doch het is iets.

Op het terrein van de wereldarbeidersbeweging, waarvan de sovjetbureaucratie slechts indirect afhankelijk is, stond de zaak nog veel ongunstiger dan in de USSR. Door bemiddeling van de Komintern werd het stalinisme de ergste rem der wereldrevolutie. Zonder Stalin zou er geen Hitler zijn. Thans bereidt het stalinisme in Frankrijk met de politiek van het Volksfront een nieuwe nederlaag van het proletariaat voor. Doch ook hier was de strijd der linkse oppositie volstrekt niet vruchteloos. In de gehele wereld groeien en vermeerderen zich de kaders der echte proletarische revolutionairen, van de ware bolsjewieken, die zich niet bij de sovjetbureaucratie aangesloten hebben, om haar autoriteit en haar kas uit te buiten, doch het program van Lenin en de vaan der Oktoberrevolutie. Onder werkelijk afschuwelijke, in de geschiedenis nog nooit voorgekomen vervolgingen van de kant der verenigde krachten van het imperialisme, het reformisme en het stalinisme groeien en versterken zich de bolsjewieken-leninisten, winnen zij steeds meer het vertrouwen der ontwikkelde arbeiders. Een onberispelijk symptoom voor deze voltrokken verandering is bijvoorbeeld de prachtige ontwikkeling van de Parijse socialistische jeugd. De wereldrevolutie zal onder de vaan van de Vierde Internationale marcheren. Reeds haar eerste successen zullen van de almachtige Stalin kliek, haar legenden, haar laster en haar valse reputaties niets over laten. De Sovjetrepubliek en de wereldproletarische voorhoede zullen zich eens voor al van de bureaucratische poliepen bevrijden. De historische ineenstorting van het stalinisme is bepaald en de verdiende straf voor zijn talrijke misdaden aan de wereldarbeidersklasse zal het ten deel vallen. Een andere wraak willen wij niet en verwachten wij niet.

12 november 1935

[1] Bij de stalinisten ligt de zaak omgekeerd. Gedurende de economische opleving en het relatieve politieke evenwicht proclameerden zij de “verovering van de straat”, “barricaden”, “overal sovjets!” (“de derde periode”); thans echter, nu Frankrijk een ongemeen diepe sociale en politieke crisis doormaakt, werpen zij zich om de hals der radicalen, d.w.z. een volkomen rotte burgerlijke partij. Het is reeds lang gezegd: deze heren hebben de gewoonte op bruiloften begrafenisliederen en bij begrafenissen bruidsliederen te zingen.
[2] Over Stalin als over een marxistische “theoreticus” spreken, kunnen slechts directe lakeien.,Zijn boek “Vragen van het leninisme” is een eclectisch samenraapsel, vol met onbeholpen fouten. Doch de nationale bureaucratie overwon de marxistische oppositie door haar sociale belangrijkheid, en geenszins met “theorie”.