Antoon Roosens

Nationale identiteit en multiculturele samenleving


Geschreven: 1994
Bron: Aktief, jg. 19, nr. 1, januari 1994
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
Creative Commons LicenseCreative Commons License 3.0.
Algemeen: u mag het werk kopiëren, verspreiden en doorgeven; remixen en/of afgeleide werken maken; mits naamsvermelding.
| Hoe te citeren?

Laatst bijgewerkt:


Verwant:
Socialistische perspectieven voor de Vlaamse kwestie
Nationalisme, cultuur en klassen
Nationalisme, een blijvende kracht?

Inleiding

Het gaat met de identiteit van een volk als met de identiteit van een persoon. Dat elk persoon een identiteit heeft, daar zal wel niemand aan twijfelen. Tenzij men schizofreen is, maar dat is dan ook een geestesziekte. Men weet, zonder dat het betoog hoeft, dat elk persoon een specifiek wezen is, een unieke combinatie van talloze kenmerken, eigenschappen en gebreken. Het is precies in de uniciteit van deze combinatie dat de identiteit ligt, niet in de kenmerken of eigenschappen op zichzelf. Afzonderlijk genomen, komen al deze kenmerken op honderdduizenden en miljoenen exemplaren voor, in miljarden andere individuen. En toch is elk individu enig, omdat die precieze combinatie van eigenschappen hem of haar onderscheidt van die miljarden anderen.

Hetzelfde geldt voor de mens als groep. Elke sociale groep – familie, stam, klasse, volk of natie – vertonen een specifieke combinatie van kenmerken of eigenschappen die, elk op zichzelf, niet specifiek, laat staan uniek, zijn doch integendeel gedeeld worden met vele andere groepen.

En toch is het ‘de bon ton’ in bepaalde progressieve middens, voornamelijk in het Antwerpse, het bestaan van een Vlaamse identiteit in vraag te stellen. Een soort collectieve schizofrenie? De vraag is niet of er een Vlaamse identiteit bestaat, maar wel hoe men deze kan definiëren. En of deze identiteit bedreigd wordt door de migranten, zoals men dan weer in andere Antwerpse – ditmaal reactionaire – milieus beweert.

Het komt er dus op aan te onderzoeken waarom en op welke wijze, de mens als groep een eigen specifieke identiteit of cultuur produceert. In de loop van dat onderzoek zullen wij ontdekken dat het weinig belang heeft te weten waardoor deze cultuur zich precies onderscheidt van die andere. Want de combinatie van kenmerken, die aan elke cultuur haar specifieke karakter verleent, is in voortdurende wording, in een permanente toestand van reproductie en vernieuwing.

Pas wanneer het mechanisme van het cultureel proces als permanente reproductie en vernieuwing duidelijk geworden is, kan men de vraag naar de zgn. multiculturele samenleving benaderen.

Cultuur, een maatschappelijk proces

1

Etymologisch staat cultuur tegenover natuur. Cultuur is de omvorming van de natuur door de mens.

Om als individu te overleven en om zich te bestendigen als groep of soort, is de mens verplicht de natuur aan zich te onderwerpen, deze te wijzigen en om te vormen zodat hij bruikbaar wordt voor zijn overleving. Cultuur is dus, in zijn ruimste definitie, elke wijziging van de natuur onder invloed van de actie van de mens.

Doch de mens kan zijn bestaan slechts produceren in groep, door samenwerking met anderen binnen een bepaald verband: de familie, clan of stam, het dorp, de klasse, het volk enz. De ‘eenzaat’ bestaat slechts in sprookjes of in filosofische traktaten.

Op welk niveau precies de samenwerking tot stand komt, op het vlak van de familie, bv., of op wereldschaal, met alle mogelijke tussenstadia, hangt af van het bereikte peil van de productietechnieken; en ook van de aard van het concrete probleem waarrond deze samenwerking georganiseerd moet worden.

Deze noodzakelijkheid tot samenwerking bestaat in elk stadium van de maatschappelijke ontwikkeling, zowel in de meest primitieve samenleving als in een hoogtechnologische beschaving. Het bewustzijn van deze noodzakelijkheid is een van de meest onuitwisbare, primaire ervaringen verankerd in de menselijke geest.

2

Doorheen de praktijk van de menselijke samenwerking, gericht op de beheersing en omvorming van de natuur, komen binnen de groep regels tot stand, die deze samenwerking beheersen. Elke groep ontwikkelt, in de loop van duizenden en miljoenen jaren historische verwarring, een complex geheel van normen die richtinggevend zijn voor het wat en hoe van de gemeenschappelijke activiteit. Deze regels slaan zowel op het doen of handelen (d.i. de meest efficiënte manier om in een gegeven context iets samen te doen of te maken, dus: techniek, stijl, vormen...) als op het denken (d.i. ideeën en opvattingen over de natuur, de mens en de samenleving, dus: waarden, ethiek, ideologie).

De taal maakt deel uit van deze maatschappelijke conventies (één naam voor één ding). Zij is zelfs het belangrijkste element ervan. Enerzijds is zij het eerste en meest directe instrument van communicatie, dus van samen-handelen en samen-denken, binnen de groep. Anderzijds is de taal de neerslag van de regels die het denken in de groep beheersen: waarden, concepten, ideologie liggen ingebed in de taal en worden, veelal onbewust, met de taal overgedragen van generatie tot generatie.

Gezien het overwegend belang van de taal en de zeer nauwe band tussen taal en cultuur, is het volk of de natie meestal de belangrijkste en meest permanente sfeer waarbinnen groepssolidariteit zich manifesteert.

3

De materiële omstandigheden waarbinnen de menselijke samenwerking tot stand komt, verschillen van groep tot groep en van plaats tot plaats (en binnen elke groep van het ene historische moment tot het andere, doch daarover verder...) Dit brengt mee dat de vormen en de inhoud van het menselijk handelen en denken, variëren van groep tot groep en van plaats tot plaats. Elke groep tendeert voortdurend naar de ontwikkeling van zijn eigen, specifieke cultuur.

Niet alle elementen van het denken en handelen zijn eigen aan elke groep. Zeer vele ervaringen worden gedeeld door de gehele mensheid en de waarden en vormen die aan deze algemene menselijke ervaringen beantwoorden, zijn universeel. Anderen, zonder daarom universeel te zijn, zijn verspreid over een min of meer grote ruimte en worden gedeeld door een bepaald aantal verwante groepen. Doch op elk niveau, waarop een regelmatige of min of meer gestructureerde samenwerking en samenleving tussen mensen tot stand komt, ontstaat automatisch en tezelfdertijd een specifiek geheel van vormen en normen, een eigen stijl en cultuur, die als algemeen geldend voor de gehele groep wordt ervaren.

4

Dat algemeen aanvaard stramien van normen en vormen is onmisbaar voor de cohesie van de groep. Het is een noodzakelijke voorwaarde opdat het sociaal verkeer tussen de leden van de groep normaal zou kunnen verlopen. Dit betekent niet dat een sociale groep om te kunnen functioneren moet beheerst worden door een monolithisch denkpatroon of door een strakke en uniforme stijl en vorm. Over de meeste elementen zullen, in normale tijden, binnen de groep zeer ruime schakeringen worden getolereerd. Niettemin bestaan er binnen elke groep bepaalde gedragsnormen en inhoudelijke concepten, die als essentieel worden ervaren voor het functioneren van de groep als organisch verband. Een afwijking van die bepaalde regels komt dan over als een bedreiging voor het bestaan van de groep, en als een bedreiging voor elk individu afzonderlijk.

Hier ligt de basis van de meestal zeer emotionele reacties binnen de groep tegenover een afwijkend sociaal gedrag, zodra de afwijking een punt raakt dat wordt ervaren als behorend tot de kern van de groepsidentiteit. Fenomenen als conformisme, intolerantie, zowel moreel als religieus, xenofobie en racisme, gaan allen terug op deze diepere, sociale reflex. Welke regel, welke norm of waarde, als essentieel wordt ervaren, en welke niet, vloeit niet voort uit een rationeel denkproces. Veel zal afhangen van de intensiteit waarmee deze regel of norm zich oorspronkelijk heeft opgedrongen aan de groep tijdens de lange voorhistorie waarin deze groep als coherent sociaal lichaam is tot stand gekomen.

Doch niet zelden stelt men vast dat als essentiële cultuurelementen worden beschouwd, precies deze elementen die de groep als dusdanig differentiëren van andere groepen, ook al zijn deze elementen van onderscheid op zichzelf veeleer marginaal of objectief minder belangrijk, ja zelfs imaginair. Omdat de cohesie van de groep een waarde op zichzelf is, krijgen alle trekken die de identiteit van de groep schijnbaar determineren, een sterk emotioneel geladen betekenis.

5

Eens dat, doorheen de collectieve ervaring van de groep, een regel (van het denken of van het handelen) tot algemeen aanvaarde norm is uitgegroeid, vertoont deze regel meteen de tendens om zich te bestendigen. Hij ontwikkelt een zekere graad van inertie tegenover de materiële dynamiek van de geschiedenis. Ook wanneer de concrete omstandigheden, waaruit de regel is ontstaan, sinds lang gewijzigd of verdwenen zijn, blijft de tot norm ontwikkelde ervaring het denken en handelen binnen de groep beheersen. Er bestaat dus binnen de groep een quasi-instinctief verzet tegen het verlaten van een eenmaal gevestigde norm, ook al is deze sinds lang niet meer in overeenstemming met de eigentijdse materiële omstandigheden waarin de mens zijn bestaan produceert en reproduceert. De mens, in zijn cultureel bepaald denken, is in wezen conservatief.

In het marxisme noemt men dit verschijnsel, de kloof tussen het ‘zijn’ en het ‘bewustzijn’, of tussen het denken en het handelen. Deze kloof wordt slechts overbrugd in uitzonderlijke, ‘revolutionaire’ omstandigheden, wanneer het bewustzijn (of het denken) van de mens, normaal gedomineerd door ‘voorbijgestreefde’ denkbeelden, met een sprong het zijn (of de praxis) bijhaalt. Op die manier gebeurt de aanpassing van de ideologie aan de hedendaagse realiteit, die steeds determinerend is voor de praxis van de mens.

Gramsci, die de verhouding tussen de culturele bovenbouw en de materiële infrastructuur het grondigst heeft geanalyseerd, neemt echter aan dat, bij nader toezien, een ideologische revolutie niet zozeer gekenmerkt wordt door het tot stand komen van nieuwe waarden of normen, maar wel door het herschikken van de van ouds bestaande concepten in een nieuwe samenhang, in functie van de belangen van de nieuwe hegemonische klasse die, door deze revolutie, de leiding van de maatschappij overneemt. Dit bevestigt de opvatting, hierboven uiteengezet, dat de culturele identiteit niet zozeer bepaald wordt door de aard zelf van de waarden en normen, dan wel door de specifieke combinatie waarin deze waarden en normen zich in een bepaalde cultuur verhouden tot en ingepast worden in het globaal beeld van de mens en de maatschappij, dat in de groep opgang doet.

6

Afgezien van dit marxistisch schema van ‘bewustzijnsprongen’ die zich voordoen in tijden van revolutionaire overgang, blijft het een feit dat elke cultuur onderhevig is aan een voortdurend, maar zeer langzaam, proces van vernieuwing en aanpassing.

Elke generatie reproduceert de cultuur die haar, voornamelijk via de taal, door de vorige generatie wordt overgeleverd. In dit proces van reproductie worden de normen en waarden, tot stand gebracht door alle voorgaande generaties in een soms uiterst lange voorgeschiedenis, door de huidige generatie overgenomen, maar tezelfdertijd ook aangepast, gewijzigd of herschikt, in functie van de zich wijzigende materiële werkelijkheid.

Deze aanpassing gebeurt probleemloos, wanneer het gaat om elementen die niet worden ervaren als essentieel voor de cohesie van de groep. En hierbij zal dan de invloed van andere culturen een belangrijke rol spelen, vooral wanneer het gaat om nauwer verwante culturen, die een groot deel van de geldende normen en waarden met elkaar delen.

Anderzijds is deze aanpassing steeds fragmentair en traag. Zij slaat nooit op als essentieel ervaren concepten noch op de globale opvattingen over mens en maatschappij. Deze veranderen slechts in revolutionaire momenten.

De culturele identiteit van de groep is dus geen constant gegeven, doch een voortdurende evoluerende, levende creatie. Ononderbroken, zij het traag en geleidelijk, wisselt de inhoud ervan, vervagen en verdwijnen oude normen en waarden en worden steeds nieuwe elementen geabsorbeerd en ingebouwd in de groepsethiek. De inbreng van nieuwe elementen uit andere culturen vormt dus op zichzelf geen bedreiging voor de culturele identiteit, op voorwaarde dat de cohesie van de groep niet teloorgaat, zodat de nieuwe, vreemde elementen kunnen worden geassimileerd in een globaal kader dat, hoewel steeds wisselend, toch altijd zijn eigenheid en specificiteit blijft behouden.

Er is zelfs meer, geen enkele cultuur – en dus geen enkele sociale groep als coherent geheel – kan zich op termijn handhaven indien deze trage, maar voortdurende vernieuwing zou stilvallen. Zonder voortdurende aanbreng van nieuwe elementen uit andere culturen en zonder de voortdurende aanpassing en herschikking van de bestaande normen aan de wijzigende materiële realiteit, zou de cultuur op termijn een rem worden op de productieve kracht van de sociale groep, in plaats van er de noodzakelijke voorwaarde en motor van te zijn. De groep, het volk, verdwijnt dan in de geschiedenis, zoals de dinosaurus verdwenen is van deze aarde: ingevolge zijn onaangepastheid aan de gewijzigde levensvoorwaarden.

Het culturele proces is dus een dialectisch evenwicht tussen behoudsgezindheid en progressiviteit.

7

Hiermede raken wij een ander belangrijk punt aan: het cultureel proces werkt steeds unificerend. De spanning tussen het oude en het nieuwe wordt steeds dialectisch overstegen door het tot stand brengen van een nieuwe eenheid. Het cultureel proces is per definitie gericht op het behoud van de samenhang van de groep. Binnen de sociale en geografische ruimte, door de groep bestreken, leeft op elk ogenblik een rijke verscheidenheid aan concepten, waarden en attitudes. Deze verschillen immers van streek tot streek, ja zelfs van dorp tot dorp, en ook van de ene sociale geleding of klasse tot de andere.

Elke cultuur bergt in haar schoot een menigte subculturen, varianten op de nationale identiteit. Bovendien is er de permanente aanvoer van nieuwe, culturele elementen van buiten uit, en het permanent proces van interne aanpassing van de bestaande normen aan de wijzigende realiteit.

Het is de essentie zelf van het cultureel reproductieproces eenheid en samenhang te brengen in deze steeds wisselende diversiteit van heterogene elementen. Cultuur creëert eenheid en elimineert diversiteit. Het is pas in de mate dat deze éénmakende functie van het cultureel proces voldoende sterk blijft om steeds opnieuw een algemeen aanvaard gedrag- en denkpatroon tot stand te brengen, dat de sociale groep kan blijven functioneren als een organisch geheel.

Het is opnieuw Gramsci die heeft aangetoond dat de stevigheid van de politieke structuren van een maatschappij wordt bepaald door de mate waarin de hegemonische klasse er in slaagt steeds een globale ‘weltanschauung’ of maatschappijvisie te projecteren, waarin alle klassen en geledingen van de groep zich kunnen erkennen. De culturele eenheid tussen de leidende klasse en de met haar geassocieerde – of door haar gedomineerde – klassen, is de basis van elk politiek gezag, ook en vooral in een democratisch bestel.

Het is in zijn cultuur dat de groep zijn identiteit realiseert en zijn cohesie tot stand brengt. Omgekeerd is het doorheen de cultuur dat de mens zich identificeert met de groep en dat hij van individu tot sociaal wezen wordt, wat hem toelaat deel te nemen aan de georganiseerde samenleving, dus aan de beschaving. De band tussen het materieel bestaan van de mens, en zijn culturele groepsidentiteit, is veel nauwer en vitaler dan heden ten dage meestal wordt erkend in bepaalde modieus-progressieve kringen in Vlaanderen.

Het quasi-instinctief verzet van de massa tegen alles wat de culturele eenheid en de cohesie van de groep zou kunnen bedreigen, is dus zeker een uiting van de conservatieve reflex in de mens, maar is anderzijds, vanuit het oogpunt van de leefbaarheid van een democratische samenleving, ook een positief gegeven. ‘Eigen volk eerst’ is slechts een vrije vertaling van de eerste regel van de christelijke naastenliefde, die wil dat: “charité bien ordonnée commence par soi-même”. Zoals dikwijls is niet het principe fout, maar de toepassing.

8

In dit unificerend cultureel proces is de klassenstructuur van de maatschappij een belangrijke factor. Culturele aanpassingen gaan steeds van boven naar onder, en van de hoofdstad naar het land.

De spanning tussen het zijn en bewustzijn, de tegenstelling tussen de inertie van de culturele norm en de voortdurende en langzame aanpassing van deze normen aan de zich wijzigende materiële realiteit, valt in essentie samen met de spanning tussen sociale en intellectuele elites, enerzijds, en de arbeidende klassen, anderzijds. En daarom ook met de tegenstelling tussen stad en land.

De activiteit van de arbeidende mens is gericht op objecten, op de omvorming van de materie tot bestaansmiddelen voor de mensheid. De dominerende klassen zijn bezig met leiding te geven aan de maatschappelijke processen, met het organiseren van de samenwerking en de samenleving binnen de sociale groep. De intellectuelen, zowel zij die aansluiten bij de dominerende klassen als zij die verbonden zijn met de arbeidende klassen, zijn begaan met de ideeën en met de theorieën over deze samenleving. Zij staan in voor de kritische observatie van het collectief gedrag en zij formuleren de normen ervan. Zij leggen, elk in hun discipline, de discrepantie bloot tussen het zijn en het bewustzijn, het denken en het handelen, de realiteit en de utopie. Zij zijn het die, in hun bekommernis deze discrepantie te overstijgen, voortdurend nieuwe concepten, vormen en normen voor het denken en het handelen, aanreiken. De dominerende klassen zullen deze denkbeelden eventueel aangrijpen voor het bijsturen van de collectieve ordening.

Doch het is uiteindelijk de handelende, arbeidende mens die de aangereikte nieuwe ideeën en vormen, en de wijzigingen in de samenlevingsstructuren, zal toetsen aan de concrete realiteit. Wat nuttig blijkt voor de oplossing van de problemen die hij ontmoet in zijn doen en handelen, wordt weerhouden en toegepast. Wat irrelevant of schadelijk is wordt verworpen.

Doorheen deze dialectische wisselwerking voltrekt zich het maatschappelijk proces van culturele productie en reproductie. Doch hoe dan ook, nieuwe ideeën, nieuwe attitudes en nieuwe waarden krijgen voor het eerst gestalte aan de top van de maatschappij, niet aan de basis.

In de mate dat de scheiding tussen de leidende en intellectuele functies in de maatschappij, tussen de uitvoerende en arbeidende taken, samenvalt met de scheiding tussen stad en land (vnl. tussen hoofdstad en provincie) is het ook de hoofdstad die de rol van motor speelt in het cultureel proces. Hoe hoger de graad van techniciteit van het materiële productieproces, hoe scherper deze functionele scheiding wordt tussen hoofdstad en provincie. Waar, in een agrarische economie, de cultuur geproduceerd werd op het land, daar is het, in een industriële, en nog veel meer in een tertiaire economie, de hoofdstad die gestalte geeft aan de cultuur van de natie.

Vermits het cultureel proces in wezen een dialectisch proces is tussen top en basis van de maatschappij, volgt daaruit dat de graad van de intensiteit van de wisselwerking tussen hoofdstad en provincie bepalend is voor de kwaliteit van het gehele culturele proces van de maatschappij. Dit ook wordt in links Vlaanderen systematisch over het hoofd gezien, wanneer men het over het probleem Brussel heeft.

Migranten en multiculturele samenleving

Uit deze analyse van cultuur als maatschappelijk proces, kunnen een aantal elementen worden afgeleid die nuttig zouden zijn om het migrantendebat in Vlaanderen op een minder emotionele, doch politiek meer efficiënte, wijze te voeren.

1

Vermits cultuur per definitie unificerend werkt is een multiculturele samenleving een hersenschim. Tenminste, indien men met een multiculturele samenleving bedoelt een permanent samen bestaan, binnen een zelfde sociale ruimte en op een grondgebied, van twee of meer verschillende normatieve systemen. Op termijn zal de cultuur van de sociaal dominerende groep de andere culturen elimineren of opslorpen. Eventueel zullen, in dat proces, bepaalde elementen van de verdwijnende cultuur, geïntegreerd worden in de dominerende, blijvende cultuur. Deze laatste zal haar samenhang, haar identiteit, behouden met een min of meer gewijzigde inhoud. Dat is de normale gang van zaken.

Iets anders is, wanneer men de term ‘multiculturele samenleving’ gebruikt om een feitelijke toestand aan te duiden, waarin op een bepaald historisch moment, binnen een bepaalde culturele ruimte, numeriek belangrijke subgroepen aanwezig zijn die, in een bepaalde mate, en voor een bepaalde tijdspanne, een andere groepsethiek aankleven. Dan kan men zich een hele reeks scenario’s inbeelden. Het eerste, normale scenario, is daarnet geschetst: eliminatie of opslorping door de dominerende groep, van de allogene culturen. Dit mechanisme veronderstelt dat het unificerend cultureel proces van de dominerende groep normaal functioneert, en voldoende dynamisch blijft om de natuurlijke, maatschappelijke cohesie binnen een redelijke termijn te herstellen.

Of deze normale evolutie zich al dan niet voltrekt, en binnen welke termijn, zal afhangen van een aantal factoren, waaronder de voornaamste reeds is genoemd: de kracht van de interne, unificerende dynamiek van de oorspronkelijke cultuur in verhouding tot deze van de allogene culturen. Doch ook het numeriek gewicht van de allogene groep kan, vanaf een bepaalde drempel, het unificerend proces van de dominerende cultuur doen ontsporen. Uiteraard zal ook de economische en sociale status van de minderheidsgroep een zeer belangrijke factor zijn. De ruimtelijke factor speelt eveneens een rol: een geografisch sterk geconcentreerde allogene groep zal minder snel geabsorbeerd worden dan een ruim verspreide, zij het zelfs numeriek veel sterkere, vreemde aanwezigheid.

In al deze, en vele andere, hypotheses ontstaat een feitelijke multiculturele situatie. Deze situatie wordt steeds gekenmerkt door een min of meer ernstige verstoring van de maatschappelijke ordening, gepaard met zekere vormen van politieke instabiliteit. De verstoring kan gaan van een plots scherp verhoogde graad van maatschappelijke intolerantie, xenofobie en of racisme, tot een verstoring van de openbare orde in de vorm van min of meer gewelddadige aanvallen, en uiteindelijk de extreme vorm van de burgeroorlog aannemen, de meest gruwelijke en ongenadige van alle gewapende conflicten. De voorbeelden zijn legio. In geen geval kan het bestendigen van een dergelijke feitelijke toestand van pluriculturaliteit als een democratisch ideaal worden verdedigd. Het is geen bruikbaar samenlevingsmodel.

2

Wordt de Vlaamse identiteit bedreigd door de recente migratiegolven?

Laten we vooreerst stellen dat de Vlaamse identiteit sinds ruim honderdvijftig jaar permanent bedreigd is in België en nog steeds bedreigd wordt. De recente staatshervormingen hebben daaraan niets wezenlijks veranderd. Zolang de Belgische staatstructuur blijft bestaan – ook in haar huidige pseudo-federalistische gestalte – zal een belangrijk deel van de sociale en intellectuele elites van Vlaanderen, als Brusselse francofonie, het cultureel reproductieproces blijven afremmen en ontredderen. De bedreiging is met de recentste staatshervormingen wellicht nog toegenomen, indien deze zouden uitmonden in een steeds groeiende en meer geïnstitutionaliseerde kloof tussen Vlaanderen en zijn hoofdstad. In principe vormt de aanwezigheid van zelfs grote groepen Noord-Afrikaanse, Zuid- en Oost-Europese migranten geen bedreiging voor de Vlaamse identiteit. Zij behoren tot sociaal ondergeschikte groepen en zijn als dusdanig slecht geplaatst om nieuwe waarden of normen, door hen (voorlopig nog) gehuldigd, ingang te zien vinden in het globaal, maatschappelijk patroon van hun nieuw ‘vaderland’. Culturele transformaties gaan van boven naar beneden, en niet omgekeerd. Zelfs waar bepaalde attitudes of gebruiken van vreemde origine ingang zouden vinden in onze Vlaamse tradities, dan nog zou dat geen afbreuk doen aan het eigen karakter van de Vlaamse cultuur, noch haar dynamiek aantasten. Een grotere bedreiging vormt de steeds sneller groeiende groep van sociaaldominerende inwijkelingen, die behoren tot de hogere kaders van het multinationaal bedrijfsleven en zijn supranationale politieke lichamen. Indien deze groep zich blijvend in het land zou vestigen, sterk geconcentreerd in en rond Brussel, zou zich hier een probleem kunnen stellen. Niet rechtstreeks, doordat zij op essentiële punten de Vlaamse identiteit zouden beïnvloeden. Zij zullen zich niet eens inlaten met onze cultuur. Doch onrechtstreeks, doordat hun massale aanwezigheid te Brussel de kloof tussen Vlaanderen en zijn hoofdstad nog breder zou gaan maken. Dit laatste geldt trouwens evenzeer voor de sociaal inferieure lagen van migranten, die eveneens massaal te Brussel zijn geconcentreerd.

Gaat er van de migranten geen rechtstreekse bedreiging uit voor de Vlaamse identiteit, dan is dat nog geen reden om het migrantenprobleem zomaar weg te wuiven. Zoals hoger gezegd zou er in Vlaanderen een feitelijke, multiculturele maatschappij kunnen tot stand komen.

Dit is het gevolg van de interne zwakheid van de culturele dynamiek in Vlaanderen, zwakheid die op haar beurt voortspruit, niet uit de immigratie, maar uit het feit dat Vlaanderen honderdvijftig jaar lang gedomineerd is geweest door een cultureel-allogene elite (mag ik ‘volksvreemd’ gebruiken, of zou dit te ‘fascistisch’ klinken?) De vraag is of in Vlaanderen het normale culturele integratieproces nog kan werken.

En daarom stelt men vast dat bij ons, meer dan in Nederland of Wallonië, de immigratie gepaard gaat met de hoger vermelde maatschappelijke verstoringen, zoals intolerantie, vreemdelingenhaat, racisme en politieke instabiliteit. Vanuit democratisch standpunt is deze evolutie onrustwekkend.

Maar, het is niet door een hautain misprijzen te afficheren voor eigen volk en cultuur, noch door het prediken alleen van een op zichzelf lovenswaardige, idealistische liefde voor de verdrukte evennaaste van over de grens, dat de linkerzijde een aangepast antwoord geeft op dat probleem.



een rode leeszetel Lezen
Marxistisch Internet Archief
Algemeen Archief
Selectie marxisten
Documenten
Filosofie
Thema’s
Arbeidersbeweging
Woordenboek
Wat ?
Wat is marxisme
Over ons
Andere talen
Auteurswet
Citeren
Disclaimer
Doen
Zoeken
Nieuwe teksten
Werk mee
Contact
Reclame


In of uitschrijven Nieuwsbrief

RSS