Karl Radek

Het vredesprogramma van Zimmerwald[1]


Bron: De Nieuwe Tijd, 21e jaargang, 1916 - Via: kb.nl
Deze versie: spelling en matige modernisering van het Nederlands
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
In het Publieke Domein
| Hoe te citeren?

Laatst bijgewerkt:


Verwant:
Het imperialisme, de wereldoorlog en de sociaaldemocratie
De oorlog en de Internationale
Manifest van Zimmerwald

I. De vooruitzichten van de wereldoorlog

Het vredesprogramma van de Internationale mag geen verzameling zijn van vrome wensen, geen verzameling van recepten, volgens welke de wereldorde, door de huidige oorlog totaal ontwricht, op de beste wijze weer te herstellen zou zijn. Reeds het feit, dat de sociaalpatriotten en de sociaalimperialisten van de Triple Entente zowel als van de Centrale Mogendheden allen even vurig naar een blijvende vrede verlangen, en tot het bereiken van die vrede dezelfde voorstellen doen, zonder dat hen dit ook maar enigszins belet aan de verdere voortzetting van de oorlog mee te werken, moet een voldoende waarschuwing zijn tegen elke poging om de eisen van het vredesprogram op te bouwen in het rijk der verbeelding, afgezien nog daarvan, dat de arbeidersklasse nog nooit op een dergelijke basis haar programeisen heeft opgesteld. Steeds heeft zij getracht allereerst de ontwikkeling van de maatschappij te doorgronden om zodoende vaste grondslagen te leggen voor de richting van haar komende strijd. Haar programeisen hebben te allen tijde gewezen op het historische doel, d.w.z. het doel waarheen de ontwikkeling van de maatschappij zelf leidt. De taak van de arbeidersklasse was dit doel bewust te erkennen en door de klassenstrijd de verwezenlijking ervan te verhaasten. En op de bewuste arbeidersklasse, d.w.z. op de internationale sociaaldemocratie rust thans diezelfde taak. In de eerste plaats moet zij zich bewust worden van de richting in welke de maatschappelijke ontwikkeling gaat, van de toestanden, welke de machtige krachten van het kapitalisme in de kapitalistische maatschappij hebben voortgebracht. Eerst dan zal het de arbeiders duidelijk zijn welke eisen zij zullen moeten stellen, d.w.z. waarvoor zij zullen moeten strijden.

De wereldoorlog werd geboren uit het streven van het financiële kapitaal van de kapitalistische ontwikkelde landen om de onontwikkelde agrarische landen aan zich te onderwerpen tot uitbuiting van de daar aanwezige natuurlijke rijkdommen en menselijke krachten. Alle andere hartstochten, die bij het uitbreken van de wereldoorlog ontbrandden, kwamen slechts tot uitbarsting als een gevolg van het niet beteugelen van de imperialistische machten. De oorzaak van de wereldoorlog is dus tweeledig: 1. het bestaan van economisch achterlijke en militair zwakke landen naast kapitalistisch ontwikkelde en militair krachtige staten; 2. de verdeling van de kapitalistische wereld in een reeks tot staten georganiseerde machtsgroepen van de bourgeoisie, die in felle concurrentie tegenover elkaar staan bij de uitbuiting van de economische onontwikkelde landen. In hoeverre zal de wereldoorlog de bestaande verhoudingen wijzigen?

De arbeidersmassa’s zullen uit deze oorlog verarmd te voorschijn komen; zij zullen het zijn die in hoofdzaak de ontzaglijke lasten zullen dragen. De kleine burgerij zal gedecimeerd zijn; niet alleen reeds de vervulling van de dienstplicht zal voor vele kleine winkeliers en handwerkers de ondergang zijn, maar ook de kredietverhoudingen en het consumptievermogen van de arbeidersmassa’s zullen verminderd zijn. Maar de macht van het grootkapitaal, aaneengesloten in trusts en kartels, zal door de oorlog worden uitgebreid. Tot doelmatige inrichting van de oorlogsproductie heeft de staat overal de ontwikkeling van leverantiekartels bevorderd, waardoor de kleine bedrijven in volkomen afhankelijkheid zijn gesteld van het grootbedrijf. Deze organisaties zullen na de oorlog niet verdwijnen, omdat zij het grootkapitaal nog meerdere diensten zullen kunnen bewijzen bij het opslokken van de kleine bedrijven, bij het opvoeren der prijzen. Terwijl enerzijds deze kartels en trusts de middenbedrijven aan zich onderwerpen, komen zij anderzijds zelf geheel in de macht van de grote banken. Bij de overgang van de vreedzame industrie tot de oorlogsindustrie waren zij gedwongen grootte leningen aan te gaan; bij de nieuwe verwisseling van de industrie, die na de oorlog te verwachten is, zullen zij opnieuw in hoge mate afhankelijk zijn van de financiële steun der grote banken en deze zullen een zodanig gebruik weten te maken van de moeilijkheid der omstandigheden waarin de industrie verkeert, dat zij in nog sterker mate dan voor de oorlog de industrie zullen beheersen. Door de hulp, die zij de regeringen bij de plaatsing van de oorlogsleningen hebben verleend, zijn niet alleen hun rijkdommen met miljarden en nog eens miljarden vermeerderd, maar ook hun politieke invloed is aanmerkelijk vergroot. De economische macht van de voornaamste dragers van de imperialistische politiek is in alle staten gedurende de wereldoorlog ontzaglijk toegenomen. Ook de politieke factoren, die de ontwikkeling van het imperialisme bevorderen, de bureaucratie en het militarisme zijn bovenmatig versterkt. De parlementen zijn geworden tot willige werktuigen in hun hand en de rechten van het volk, die gebruikt hadden kunnen worden tot bestrijding van het imperialistisch geweld – vrijheid van drukpers, recht van vergadering, enz. zij zijn door de staat van beleg volkomen ontkracht. Dat na de oorlog de imperialistische reactie haar politieke veroveringen zonder meer zou prijsgeven, dat is een illusie, die alleen nog kan bestaan in het brein van een kinderlijke idealist.

Dit is de aanblik die de imperialistische landen ons geven. Welke veranderingen evenwel zal de oorlog teweeg brengen in die landen die tot nog toe het voorwerp van de imperialistische hebzucht uitmaakten? Turkije, met zijn uitgestrekt bezit in Voor-Azië, dat is het land welks lot in waarheid door deze wereldoorlog zal worden bepaald. Het zal niettegenstaande alle overwinningen aan de Dardanellen en aan de Eufraat buitengemeen verzwakt uit deze oorlog te voorschijn komen. De enorme economische lasten, die de oorlog ook daar zal achterlaten, de grote verzwakking van zijn reeds spaarzame bevolking, zullen het – indien de centrale mogendheden zegevieren – tot een van deze afhankelijke vazalstaat maken.

Mocht de Triple-Extente overwinnen, dan zal Rusland Armenië, Frankrijk Syrië en Engeland Arabië nemen. Wat dan nog van Turkije overblijft, zal niet voldoende levenskracht meer bezitten om nog langer voorwerp te kunnen zijn van imperialistische ijverzucht. Wanneer evenwel de oorlog onbeslist blijft, d.w.z., blijkt geen van de beide machtsgroepen in staat, de andere groep voor zich te doen buigen in het stof, dan zullen er wel kleine gedeelten van Turkije worden weggerukt, om tot vereffening te dienen van mogelijke tegenstellingen tussen de grote mogendheden onderling, maar Turkije in zijn geheel zal blijven bestaan en verdeeld worden in “sferen van invloed”, die in de toekomst opnieuw het doel van de beslissende oorlog zullen zijn.

Een nog verleidelijker lokaas voor de imperialistische politiek is China. Wanneer de grote mogendheden tot nu toe steeds opnieuw zijn teruggeschrikt voor de verdeling van dit kolossale rijk, dan heeft dat zijn oorzaak daarin, dat zij terugdeinsden voor de ontzaglijke moeilijkheid van deze taak. Maar het is een noodlottige dwaling aan te nemen, zoals Kautsky doet, dat dit reuzenrijk met zijn 400 miljoen inwoners reeds in voldoende mate de krachten zou ontwikkeld hebben, waardoor het bij machte zou zijn, zich in ongeschonden staat te handhaven. De economische voorwaarden voor een zelfstandig kapitalistisch regime zijn alleen in het zuiden van China aanwezig. Het handelskapitaal en de “intellectuelen” die het vertegenwoordigen zijn tot heden toe nog niet geslaagd in hun streven tot onderwerping van de verzwakte bureaucratie; evenmin wist deze bureaucratie haar heerschappij tegenover het buitenlandse handelskapitaal te doen gelden. Maar hun gezamenlijke kracht zal blijken onvoldoende te zijn om de geweldige macht van het imperialistische kapitaal te weerstaan. Dit echter maakt zich gereed tot de strijd voor de verovering van China. Het Japanse imperialisme en het Russische imperialisme trachten beide met grote zorgvuldigheid hun posities langs de kusten van de Stillen Oceaan te versterken, terwijl Europa zich blind staart op de Weichsel en de Vogezen. Wanneer deze beide machten het Chinese vraagstuk reeds nu aan de orde brengen, dan zullen de andere, in de eerste plaats de Verenigde Staten van Noord-Amerika met Engeland en Duitsland, niet achterwege blijven, zelfs al zouden zij uitgeput door de oorlog en overstelpt door binnenlandse economische moeilijkheden er de voorkeur aan geven de Chinese kwestie in haar geheel tot later uit te stellen. Maar dat Japan evenwel al het mogelijke zal doen om het Chinese vraagstuk reeds nu aan de orde te brengen, blijkt uit zijn hele politiek gedurende de wereldoorlog. De tegenwoordige wereldoorlog, die gevoerd wordt om de heerschappij in Voor-Azië is nog niet ten einde, maar reeds wordt een nieuwe wereldoorlog om de heerschappij aan de Stille Oceaan voorbereid.

Daarmee is het echter niet afgelopen. De imperialistische grote mogendheden hebben Afrika en Azië in hun oorlog meegesleept; Koerden en Arabieren, Druzen en Anatoliërs vechten voor de “Duitse Kultur”, de Hindoes van de Ganges en Bramapoetra bestrijden het Duitse barbarisme in Vlaanderen, Afrika wordt door Kongo-negers en Senegalesen van het Pruisische militarisme gezuiverd. De gekleurde volken hebben de oorlog van hun heersers aanschouwd. Morgen zullen deze hen dwingen met hun zweet een deel van de oorlogskosten te betalen. Afrika zal opnieuw verdeeld worden; maar de zweep van de slavendrijvers zal knallen zoals weleer. Slechts langzaam dringen de berichten in het Oosten en in Afrika door, slechts langzaam ontwikkelt zich daar een geest van verzet. Maar in Azië zowel als in Afrika gaat de geestelijke energie, die door deze wereldoorlog ook in die werelddelen zal groeien, niet verloren. De opstanden in de koloniën, de revolutie in het Oosten, welke bij het uitbreken van de wereldoorlog vurig werden verlangd door elke imperialistische mogendheid tot verzwakking van de tegenstander, zij zullen nog komen, maar geheel te onpas voor elkeen. De imperialistische grote mogendheden zullen in de koloniën moeten strijden tegen een zee van vuur, zij zullen die slechts kunnen blussen met een zee van bloed van kleurlingen en blanken.

Wanneer evenwel deze wereldoorlog eindigt met de annexatie van economisch ontwikkelde landen (België) of van landen waar sterk nationale stromingen bestaan (Servië), mocht hij leiden tot de afscheuring van landstreken, noodzakelijk voor de welvaart van de verliezende mogendheid (Oostzee-provincies), dan zullen koloniale ijverzucht en dreigende conflicten schuil gaan achter de Europese nationale moeilijkheden. Nog voor dat de geannexeerde volken zich aan de nieuwe economische voorwaarden zullen hebben aangepast, nog voor dat zij zich democratische rechten als een middel tot de strijd tegen nationale onderdrukking zullen veroverd hebben, zullen er verenigingen worden opgericht door de bourgeoisie, “tot bevrijding”, die die strijd zullen aanwakkeren om hun eigen imperialistische bedoelingen daarachter te kunnen verbergen.

De hier geschetste vooruitzichten van het imperialistische tijdperk, de verwachting van nieuwe oorlogen en van koloniale oproeren, enz. zijn geen product der verbeelding, waarmee men de arbeidersklasse schrik zou willen aanjagen en aanwakkeren tot nieuwe strijd. Men zal deze voorstellingen algemeen aantreffen in de imperialistische literatuur en wat meer betekent, het zijn de noodzakelijke voorwaarden van de politiek, die gevolgd wordt door de regeringen en de imperialistische machtsgroepen van alle staten, die op het ogenblik in oorlog zijn. De annexaties zijn nodig, omdat men voor de volgende oorlogen betere strategische grenzen wil hebben. Het streven naar een hechter verbond tussen Duitsland en Oostenrijk is van het begin af aan gepropageerd als “gemeenschappelijke loopgraven”. Het doel is het Duitse imperialisme, economisch zowel als militair, voor de volgende wereldoorlog te versterken en door de toetreding van Bulgarije tot dat verbond een directe verbinding met Turkije te bereiken. “Midden-Europa” is een oorlogsprogramma.

De invoering van de algemene dienstplicht in Engeland, het streven naar versterking van de band tussen Engeland en zijn koloniën, zijn eveneens een voorbereiding voor komende oorlogen. Ja, alle middelen tot opvoering van het bevolkingscijfer bedoelen niets anders dan een vermeerdering van de productie van kanonnenvlees.

Het imperialisme, dat na een reeks “kleine” oorlogen Europa thans teistert met de vreselijke wereldoorlog, bereidt reeds nieuwe wereldoorlogen voor.

De vredesresolutie van Zimmerwald aan het internationale proletariaat wijst op dit gevaar in de eerste plaats. Het proletariaat moet de toestanden kennen, wanneer het ze wil bestrijden. Bij de vraag: hoe? moest de 2e conferentie van Zimmerwald allereerst beginnen met een uiteenzetting van het pacifisme.

II. Het pacifistische dwaallicht

Ten onrechte wordt vaak aan de pacifisten verweten, dat zij een tijdperk van zonnige vrede voorzagen, terwijl zware onweerswolken zich samenpakten. Dat is niet waar. De pacifisten hebben ten allen tijde het oorlogsgevaar erkend, maar hun middelen om dat gevaar te bestrijden waren utopisch en onmogelijk te verwezenlijken. En ook thans zijn vele pacifisten zich ten volle bewust dat deze wereldoorlog slechts de aanvang is van een hele reeks van wereldoorlogen, als niet de krachten, die hem in het leven hebben geroepen, vernietigd worden. En zo heeft dan ook een deel van de pacifisten een plan ontworpen van de volkenrechterlijke organisatie van Europa tot één geheel, met verplichte scheidsgerechten, een democratische diplomatie, zonder nationale legers, slechts beschikkend over een internationale politiemacht. De andere pacifisten betitelen deze voorstellen als “constructionisme”, d.w.z. het scheppen van willekeurige fantasieën; zij wijzen ze af en noemen zichzelf “wetenschappelijke pacifisten”. Zij willen geen plannen verwezenlijken, maar stellen zich ten doel alle maatschappelijke krachten te steunen, die een blijvende vriendschappelijke verhouding der volken onderling zouden kunnen bevorderen, in de eerste plaats door uitbreiding van alle bestaande internationale organisaties. Eerst wanneer in het proces van de historische ontwikkeling de verhouding tussen de staten onderling door wetten zal zijn vastgesteld, wanneer de organisaties die de internationale betrekkingen zullen regelen, zullen zijn tot stand gekomen, eerst dan zullen de legers kunnen verdwijnen enz. Dit “wetenschappelijke” pacifisme is niets anders dan een benauwd pacifisme, dat zich voor de spottende hoon van de sabelrinkelende bourgeoisie achter de lens van geleidelijke ontwikkeling tracht te verbergen. Maar reeds de weerlegging van hun bewijsvoering, die ook de basis vormt van het constructieve pacifisme, zal voldoende zijn om het bedrieglijke karakter van het pacifisme in het algemeen aan te tonen.

Het pacifisme tracht evenals het wetenschappelijke socialisme zijn eisen te baseren op de tendensen van de economische ontwikkeling. Het zegt: de kapitalistische maatschappij ontwikkelt zich steeds meer in de richting van de wereldhuishouding, waarin ieder deel afhankelijk is van de welvaart van het geheel.

Engeland en Duitsland zijn wederkerig elkaars grootste afnemers. Duitslands ondergang zou Engeland niet rijker, integendeel armer maken. Wanneer Noord-Amerika Argentinië uitput, dan verliest het daarmee een markt die buitengewoon voor uitbreiding is geschikt. Op de grondslag der wereldhuishouding worden gemeenschappelijke economische ondernemingen opgericht, internationale banken en kartels, die de belangen van het kapitaal verenigen, internationaal doen zijn, het kapitaal van het ene land aan het lot van het andere verbinden. De wereldhuishouding zal dus haar vredestendensen stellen tegenover de tegenwoordige oorlogstendensen, die door de belangen van het bewapeningskapitaal, van het koloniale kapitaal, enz. in het leven zijn geroepen.

Hoe meer de belangen van het kapitaal internationaal worden verwikkeld, des te groter wordt het belang van het kapitalisme bij de vrede en aan de uitbreiding van al zulke internationale inrichtingen, die eventuele conflicten door middel van scheidsgerechten zullen trachten op te lossen. De wereldhuishouding zal langzamerhand, al is het ook na zware strijd een nieuwe orde in Europa tot stand brengen, een Europa, dat zelf tot rust gekomen, zijn vereende krachten zal aanwenden om zijn cultuur te brengen in de economisch achterlijke landen, en, bevrijd van de lasten der bewapening, zich geheel zal kunnen wijden aan sociale hervorming en culturele ontwikkeling.

Deze pacifistische redenering heeft iets misleidend voor de sociaaldemocratische arbeiders, omdat zij door de verwijzing naar de toenemende internationalisatie van de economische verhoudingen op enkele plaatsen in overeenstemming schijnt te zijn met onze propaganda. Maar deze schijn bedriegt. Het beeld dat de pacifisten geven van de ontwikkelingstendensen van de wereldhuishouding, is eenzijdig en daarom misleidend. Wel vormt de kapitalistische wereld een geheel, een economisch samenhangende wereldhuishouding, maar deze bestaat uit – zo al niet onderling geheel onafhankelijk – toch zelfstandige economische eenheden, van welke de kapitalistisch ontwikkelde onder heerschappij staan van zelfstandige kapitalistische groepen. Het streven van elk van deze groepen is er op gericht van de wereldhuishouding een zo groot mogelijk stuk los te scheuren, om dat zelfstandig te kunnen uitbuiten. De Duitse en de Engelse kapitalisten bv. zien hun behoefte aan katoen volkomen gedekt door de productie in de Verenigde Staten van Noord-Amerika, maar de reusachtige winsten, die de Amerikaanse kapitalisten daarmee behalen, zijn voor hen een voortdurende prikkel om zelf koloniën te bezitten, waar zij hun eigen katoen kunnen verbouwen. Zij liegen, wanneer zij beweren dat daardoor de arbeiders van hun land goedkopere kleren zouden krijgen. Neen, die “vaderlandslievende” kapitalisten zullen de consumenten even erg uitzuigen als de katoenspeculanten van Amerika. Maar wanneer het gelukt in Duitse koloniën in voldoende hoeveelheid katoen te produceren, dan zal het Duitse kapitaal de winsten binnenhalen, die het eertijds naar New York moest zenden. Daarbij komt nog dat de kapitalisten van Noord-Amerika de voorkeur blijken te gaan geven aan het exporteren van verwerkte katoen in plaats van ruwe katoen, wat de Duitse, Engelse en verdere belanghebbende kapitalisten een schaarste aan die grondstof doet vrezen.

Dergelijke voorbeelden zou men nog bij tientallen kunnen aanvoeren. Natuurlijk wil dat nog niet zeggen, dat elke nationale kapitalistengroep in staat zal zijn in zich zelf zo’n wereldhuishouding in het klein, die in al haar eigen behoefte kan voorzien, tot stand te brengen, al is het streven van alle imperialistische landen hierop gericht. Hun toekomstdromen zullen verijdeld worden door de menigvuldigheid van de behoeften in de kapitalistische maatschappij, die nog slechts gedekt kunnen worden door de productie van de gehele wereld. Deze voorbeelden tonen evenwel aan dat de wereldhuishouding het zelfstandig bestaan van nationaal georganiseerde kapitalistische groepen niet alleen niet opheft, maar die machtsgroepen tegenover elkaar stelt, omdat elk voor zich er naar streeft een zo groot mogelijk deel van de wereld zelfstandig te kunnen uitbuiten. Op de grondslag van dit streven tot zelfstandige uitbuiting van de wereld heeft het moderne stelsel van beschermende rechten zich ontwikkeld, heeft het militarisme en het marinisme nieuwe krachten ontplooid. De beschermende rechten werkten de vorming van trusts en kartels in de hand, die natuurlijk eerder tot stand komen in een economisch afgesloten gebied, omdat een beperkt aantal concurrenten gemakkelijker onder een gemeenschappelijke leiding zal zijn te verenigen. Terwijl de kartels de prijzen der waren op de binnenlandse markt opvoeren, trachten zij door een verlaging van de prijzen op de buitenlandse – oneerlijke concurrentie – elke concurrentie te onderdrukken. Het militarisme en het marinisme zijn de middelen waarmee de conflicten; die uit deze tegenstellingen ontstaan, kunnen worden beslist. Maar beschermende rechten, militarisme en marinisme zijn niet alleen gevolg van het streven van het kapitaal van elk land om een zo groot mogelijk deel van de wereld zelfstandig uit te buiten, zij zijn niet alleen middel tot dit doel. Terwijl het beschermende stelsel het kapitaal van een bepaald land in staat stelt de inwoners van dat land terdege af te zetten, terwijl de bewapening van leger en vloot aan het kapitaal reusachtig grote en winstgevende leveranties verzekert, zijn zij in zichzelf de oorzaak waardoor het grootkapitaal van elk land zo angstvallig vasthoudt aan nationale zelfstandigheid, waardoor het zo patriottisch is – het patriottisme van de herder die zijn eigen schaapjes scheren wil.

De pacifisten zien niet dat de wereldhuishouding niet alleen verenigt, maar ook scheidt, tegenstellingen schept. Maar heeft dan niet deze zelfde economische ontwikkeling in de internationale banken en trusts en kartels, die in onderlinge samenwerking, vooral in economisch achterlijke landen, tal van ondernemingen technisch en financieel beheren, een gemeenschap van belangen doen ontstaan, waardoor een blijvende vrede wordt bevorderd? De pacifisten miskennen het karakter van deze economische verschijnselen; zij zien als vredesvoorwaarden wat slechts wapenstilstand beduidt. De kapitalisten van de verschillende landen kunnen natuurlijk niet elke dag oorlog voeren, evenmin zijn zij in staat ieder op zich zelf in de landen, die zij nog niet veroverd hebben, maar die zij reeds “vreedzaam” ondermijnen, de totale buit te bemachtigen. Daarom sluiten zij, tot de tijd waarop zijn de tegenstander vreedzaam of met geweld van wapens uit het begeerde land zullen verdrijven, verdragen met hem, aangaande de voorlopige verdeling van de buit.

Men verdeelt zo’n land in sferen van invloed, waar de belanghebbende kapitalisten zich vestigen of men besluit voorshands tot gemeenschappelijke uitbuiting. De verdeling van de invloedssferen, de vaststelling van ieders aandeel in de verschillende leningen, concessies, enz., geschiedt niet op rechtskundige gronden, maar houdt verband met de economische, diplomatieke en militaire macht die achter elke kapitalistische groep staat. Reeds de onderhandelingen over deze pacifistische “werktuigen van de vrede” zijn een uitvloeisel van de bijzondere belangen van de kapitalistische roofhaaien en kunnen tot een oorlog leiden. Wanneer de machtsverhoudingen veranderen, wanneer een van de nationale kapitalistengroepen verwacht meer door wapens dan door verdragen te bereiken, of wanneer zij vreest dat de andere haar te kort zullen doen – dan breekt de oorlog uit. Dat hierdoor een deel van het kapitaal in gevaar wordt gebracht, dat moet men op de koop toenemen, als de kans op winst maar blijft.

De richting, in welke de economische ontwikkeling gaat, wijst volstrekt niet – zoals de pacifisten aannemen – op een vermindering van de kapitalistische tegenstellingen. Wil dat zeggen, dat scheidsgerechten een utopie zijn? Zeker niet: reeds voor deze tijd hebben zij bestaan en hun invloed zal in de toekomst zoveel mogelijk worden uitgebreid. Maar zij zullen slechts kunnen dienen tot beslechting van zodanige geschillen, die ook zonder die oplossing niet tot een oorlog zouden voeren en door de diplomatie hadden kunnen worden beslist. Zij zijn dus geen middel tot vermindering van het oorlogsgevaar, nog minder tot opheffing daarvan. Geen kapitalistische mogendheid, die in staat is haar levensbelangen met geweld van wapens te verdedigen, zal zich aan de uitspraak van haar concurrenten onderwerpen. Daarmee vervalt ook de leus van ontwapening: de wapens, welke kapitalistische mogendheid zou dit laatste middel tot handhaving van haar belangen, uit de hand willen geven? Onder bepaalde omstandigheden zijn overeenkomsten tot gedeeltelijke beperking der bewapening zeer wel mogelijk, maar zolang niet tot algehele ontwapening zal worden besloten, verdwijnt het oorlogsgevaar niet. Hoewel theoretisch niet onmogelijk is dit evenwel voorlopig in dit tijdperk van de steeds scherpere imperialistische tegenstellingen hoogst onwaarschijnlijk.

Het pacifistische program is een hervormingsprogram van het imperialisme: onder goedkeuring van de bourgeoisie, op de grondslag van het kapitalisme hoopt men het te verwezenlijken. Wij hebben reeds aangetoond dat het een utopie is. Maar misschien is het de plicht van het internationale proletariaat om het program van de pacifisten tot het zijne te maken en aan de bourgeoisie met geweld op te dringen door revolutionaire actie der massa? Hierover in een volgend artikel.

III. Socialisme tegenover imperialisme

Wanneer in de bourgeoisie de krachten niet aanwezig zijn, die de macht bezitten en de wil om het pacifistische programma te verwezenlijken, waarom zou dan het proletariaat zijn krachten daar niet aan geven? De sociaalpacifisten, zoals Kautsky, zeggen: het pacifistische program blijft een utopie, zolang men het verwacht te bereiken door middelen van overreding en propaganda, maar dit program krijgt levensvatbaarheid, zodra de robuuste kracht van het proletariaat zich inspant om het tot werkelijkheid te brengen. De Verenigde Staten van Europa, die het internationale proletariaat in revolutionaire strijd zal weten te vestigen, zullen wel nog niet socialistisch zijn, maar zij zullen de oorlog tussen de kapitalistische staten onderling doen verdwijnen, de overzeese expansie langs de weg van vreedzame verovering en minnelijke schikking doen voortgaan.

Om de holheid van deze beweringen aan te tonen kunnen wij volstaan met een herhaling van de vraag: Waarom is het pacifisme een utopie? Wij hebben in het vorige artikel verklaard, hoe het pacifisme niet daarom een utopie is, omdat de “vredelievende” elementen van de bourgeoisie de kracht zouden missen om het pacifistisch program te verwezenlijken, maar hoe het zal moeten falen, omdat de kapitalistische ontwikkeling de tegenstellingen tussen de bourgeoisie van de verschillende landen voortdurend verscherpt, omdat zij geen vreedzame verbroedering brengt, maar integendeel in steeds grotere mate conflicten in het leven roept. De vrede en de imperialistische fase van de kapitalistische ontwikkeling zijn tegenstellingen. En deze tegenstellingen zijn nooit op te heffen. Men kan de bourgeoisie het roer uit handen nemen, maar zolang zij aan het roer staat, blijft het onmogelijk haar een politiek op te dringen, die volkomen indruist tegen de belangen van een kapitalistische maatschappij. Maar ten bewijze van de holheid van de sociaalpacifistische argumentatie kunnen wij nog het volgende aanvoeren. Of het proletariaat is sterk genoeg om meester te blijven van het staatsbestuur, dat het in revolutionaire strijd heeft veroverd en dan behoeft het zich niet verder te bekommeren over de lapmiddelen van het kapitalisme, of de economische en politieke voorwaarden voor het socialisme zijn nog niet rijp en dan zou het, ook al had het, tengevolge van revolutionaire machtsontplooiing van het proletariaat – dit is onder bepaalde, bijzonder gunstige omstandigheden natuurlijk mogelijk – tijdelijk het heft in handen, dadelijk weer worden ontzet, en de bourgeoisie, het socialisme neertredend onder hare voet, zal geen enkele aanleiding vinden om de richting van haar politiek te wijzigen. En dit alternatief verandert niet door het feit, dat ook in het geval dat de economische verhoudingen volgroeid zouden zijn voor de komst van socialisme, de verovering van de politieke macht door het proletariaat, volgens onze mening een tijdperk zal zijn van langdurige strijd – nederlagen en overwinningen – een strijd, die het proletariaat eerst langzamerhand geestelijk en politiek zal opvoeden tot de leiders van de staat. Want deze dialectische opvatting steunt volstrekt niet op de bewering, dat de bourgeoisie in de tussenbedrijven – tussen de nederlagen en de overwinningen van het proletariaat – haar politiek zou wijzigen, wat de sociaalpacifisten wel aannemen.

Het proletariaat zal zich niet steken in het pak van het meest machteloze deel van de bourgeoisie, dat in pacifistische fantasieën zijn misère, zijn angst voor het imperialisme en voor de sociale revolutie tracht weg te doezelen. Het imperialisme laat zich niet veranderen in een vreedzame politiek, het laat zich niet hervormen. Zoals het geboren is met bloed bevlekt en met de vloek van miljoenen beladen, zo zal het ook verdwijnen. Of het internationale proletariaat zal in zichzelf de kracht vinden om door middel van de sociale revolutie een einde te maken aan de heerschappij van de imperialistische politiek of deze, en met haar de moderne beschaving, zal vernietigd worden door een reeks van imperialistische oorlogen. Een derde mogelijkheid bestaat niet. Het is dwaas deze voorzegging te willen verzwakken door de bewering, dat de moderne arbeidersbeweging en de beschaving dan wel hun toevlucht zouden zoeken in Amerika. Het Amerikaanse kapitalisme vertoont volstrekt geen andere tendensen dan het Europese, het zou de wereld met dezelfde gevaren bedreigen, waar het met de ontwakende staten van het Verre Oosten zou strijden om de verovering van de wereldheerschappij. De vernietiging van de moderne beschaving óf de strijd van het proletariaat voor het socialisme, dat zijn de enige mogelijkheden der toekomst.

Het socialisme betekent de centrale leiding van alle productiekrachten in handen van de maatschappij zelf, die deze dan wederom overeenkomstig haar behoeften tussen de verschillende takken van productie verdeelt. Elke aanleiding tot productie voor export ter wille van de winst zal het doen verdwijnen. Voor zover in de oud-kapitalistische landen het ontbreken van zekere producten tengevolge van de ongeschiktheid van het klimaat, een prikkel zou zijn tot de productie van een overschot van inheemse voortbrengselen, om daartegen de tropische en oosterse producten van de nog niet socialistische landen te kunnen inwisselen, zou deze ruilverhouding geen aanleiding tot oorlogen kunnen zijn. Azië en Afrika zullen nog langen tijd de cultuur van Europa nodig hebben en waarom zouden zij, waar geen oorlog hen dreigt, aan zulk een ruilverhouding een einde willen maken? Uitbuiting is in een socialistische wereldorde ondenkbaar; de geringste poging tot uitbuiting of afpersing van vreemde volken zou in de socialistische maatschappij zelf krachten doen ontstaan, die op de uitbuiting van de leden van deze maatschappij zelf zouden zijn gericht; elk streven in die richting zou daardoor de felste tegenstand in de maatschappij zelve verwekken en hierop schipbreuk lijden.

Het socialisme betekent de opheffing van de uitbuiting van de ene mens door de anderen, het betekent de vernietiging van elke spoorslag tot nationale onderdrukking, van elke materiële concurrentie; hiermee verdwijnt elke aanleiding tot oorlog, het socialisme is de vrede der mensheid; door vreedzame ontwikkeling, door ontplooiing van alle morele en geestelijke krachten zal het de oorlog tussen de volkeren en klassen veranderen in een strijd voor de heerschappij over de krachten der natuur. Maar is dit hoge ideaal geen fata morgana, dat opgestaan is uit het bloed en de ellende, waarin de wereldoorlog de mensheid heeft neergestort, om haar te vertroosten en te verdwazen? De verschrikkelijkste van alle oorlogen, de tegenwoordige wereldoorlog zelf, toont aan dat dit niet zo is. Zij die in deze oorlog het bewijs zien van de versterking van de macht van het kapitalisme en op grondslag daarvan aannemen dat hij nog lange jaren zal duren, zij begrijpen hem niet. Wat maakt de reusachtige bewegingen van de miljoenenlegers mogelijk? Een uitgebreid net van spoorwegen, thans een middel tot vermeerdering van de verwoesting, zal in de socialistische maatschappij het schitterendste voertuig zijn van een circulatie ten bate van de mensheid en van de productie. Wat stelt de regeringen in staat, de miljoenenlegers nu al bijna twee jaren lang te voorzien van de meest verfijnde moordwerktuigen, wie verschaft hun de nodige kleren en levensmiddelen voor die ontzaglijke mensenmassa’s? Het is de hoog ontwikkelde, geconcentreerde industrie, die ongelofelijke hoeveelheden menselijke arbeid onder één doelbewuste leiding verenigt; het is de moderne industrie, die in de trusts en kartels onder de gecentraliseerde macht van de grote banken staat. Waar een socialisering van de menselijke arbeid tot organisatie van de massamoord mogelijk blijkt, waarom zou zij dan niet mogelijk zijn, waar het geldt de bevrijding der mensheid van de verschrikkingen van de volkerenmoord, van de kwijnende treurigheid der verminkte soldaten, van de geestelijke en materiële ellende der weduwen en wezen? Vóór de wereldoorlog waren alle vertegenwoordigers van het wetenschappelijke socialisme de overtuiging toegedaan, dat in de kapitalistisch ontwikkelde landen het socialisme economisch reeds mogelijk is, dat evenwel het proletariaat nog het bewustzijn ontbreekt, dat zijn wil alleen voldoende zou zijn om het van zijn ketenen te bevrijden. De oorlog heeft geen enkel feit aan het licht gebracht, wat deze overtuiging aan het wankelen heeft kunnen brengen. Integendeel, door de wonden, die hij de mensheid slaat, verkondigt hij de noodzakelijkheid, de onvermijdelijkheid van het socialisme, wanneer de mensheid niet wil doodbloeden in wrede strijd. Hij verkondigt door de grootse organisatie van de productie en van het verkeer, zonder welke hij zelf niet had kunnen bestaan, de mogelijkheid van het socialisme.

Zimmerwald heeft de roep verstaan, die opklinkt uit het dreunen der kanonnen, uit de klachten van miljoenen stervenden en gewonden, uit het leed van de weduwen en wezen, maar ook uit de hamerende slagen van de munitiefabrieken, uit de onvermoeide arbeid van vrouwen en kinderen en grijsaards en van mannen te zwak om de moloch van het kapitaal met het zwaard te dienen.

Zimmerwald heeft die stem van de geschiedenis verstaan. Socialisme tegenover imperialisme. Dat is de moedige leus, die de tweede conferentie van Zimmerwald aan het internationale proletariaat heeft gegeven, dat is de banier die zij heeft ontplooid te midden van al de verschrikkingen van de oorlog, die zij hooghoudt boven een wereld van bloed en tranen. Niet als het troostende beeld van een verre toekomst, voor komende geslachten, maar als het onmiddellijke doel waarvoor wij strijden willen en strijden moeten!

IV. De strijd voor het socialisme

De leus: socialisme tegenover imperialisme, werd reeds voor de oorlog door de internationale sociaaldemocratie opgesteld. Maar zelfs voor de theoretici, die bij haar opstelling uitgingen van de veronderstelling dat het socialisme economisch reeds mogelijk was, had deze leus een zuiver propagandistisch karakter. Zij gaf uitdrukking aan de onverzoenlijkheid van het proletariaat tegenover het imperialisme en kondigde voor de toekomst de oplossing der imperialistische problemen door het socialisme aan. Op de praktische vragen van de wereldpolitiek oefende zij generlei invloed uit. Daardoor was het mogelijk dat knappe theoretici als Rudolf Hilferding en Otto Bauer enerzijds de leuze verkondigde: socialisme tegenover imperialisme, terwijl zij aan de andere kant in een Duits-Engels verbond, dat natuurlijk alleen ten koste van economisch onontwikkelde landen tot stand zou komen en tegen de overige kapitalistische staten gericht zou zijn, een doel erkenden, dat de sociaaldemocratie met al haar krachten behoorde na te streven. De afwijzende houding tegenover alle imperialistische verbonden werd door Hilferding als een “bloedloze” politiek aangemerkt. Zal onze leuze ook thans nog slechts propagandistisch zijn?

De twee jaren oorlog, die al spoedig achter ons zullen liggen, hebben onder een deel van de aanhangers van de Internationale allereerst een geestelijke revolutie teweeggebracht. Het sociaalpatriottisme, dat het proletariaat heeft willen binden aan de belangen van de Triple Entente of van de Centrale Mogendheden, heeft velen doen begrijpen dat geen van beide machtsgroepen een factor is in de historische ontwikkeling, dat elke steun, aan welke der beide groepen ook verleend, betekent: afstand van de klassenstrijd, internationale verdeeldheid van het proletariaat. Socialisme tegenover imperialisme betekent allereerst: een aaneengesloten front van de proletarische massa tegenover alle kapitalistische regeringen, van welke geen enkele, in tegenstelling met de andere, de belangen vertegenwoordigt van de historische ontwikkeling. In de tijd van de zogenaamde nationale oorlogen stond de historische ontwikkeling aan de zijde van die staten, wier doel was de verschillende kleine staatjes tot een grote nationale staat te verenigen, in welke eerst de economische voorwaarden voor de ontwikkeling van de arbeidersbeweging zouden ontstaan. Thans zijn deze voorwaarden aanwezig in alle kapitalistische landen, die aan het hoofd van de oorlogscoalities staan en waar zij nog niet volkomen rijp zijn, nog niet geheel volgroeid, daar is niet de oorlog het middel tot haar verdere groei; integendeel – omdat de oorlog de krachten sloopt en deze landen voor jaren en jaren verzwakt – houdt hij deze ontwikkeling tegen. Evenmin als een afgesloten Brits wereldrijk is een Midden-Europa een noodwendige fase in de ontwikkeling naar het socialisme. Reeds thans onder de bestaande politieke verhoudingen kan het proletariaat zijn strijd voeren voor de verovering van de politieke macht. En daarom betekent de leuze: socialisme tegenover imperialisme voor het proletariaat, de verwerping van alle leuzen, die het imperialisme brengt. “Gij zij aanbidders van het status quo, van de toestand zoals die vóór de oorlog bestond”, roepen spottend de sociaalpatriotten en wijzen – wanneer zij achter de centrale mogendheden staan – op Polen en de Oekraïne of ingeval zij staan aan de zijde der Entente – op Servië, Armenië en Elzas-Lotharingen. Al deze wantoestanden wilt gij bevestigen! De resolutie van de tweede conferentie van Zimmerwald antwoordt daar op: Niet omdat het (het proletariaat) de wereldkaart, zoals die vóór de oorlog getekend was, beschouwt als het hoogste belang van de volkeren, voert het de strijd tegen alle annexatie, ook al geschiedt deze – onder de valse leuze van bevrijding van onderdrukte naties – door de vorming van ogenschijnlijk onafhankelijke maar in werkelijkheid onzelfstandige staten. Het socialisme zelf streeft naar de opheffing van alle nationale onderdrukking, door middel van de economische en politieke vereniging der volken op democratische grondslag, welke echter in de kapitalistische wereldorde nooit verwezenlijkt kan worden. Maar juist de annexaties in welke vorm ook, maken het moeilijk dit doel te bereiken, omdat grote verbrokkeling der naties, willekeurige verdeling en toevoeging van vreemde staten de voorwaarden van de proletarische klassenstrijd verzwaren. Terwijl de Zimmerwalder resolutie dus open en klaar de sociaalrevolutionaire opheffing van de imperialistische tegenstellingen verkondigt als de taak van het proletariaat, toont zij ons tevens de brug, die van het gruwzame heden naar de socialistische morgen voert. Zij noemt de verschrikkelijke gevolgen van de oorlog: de toenemende duurte, de vermindering van de arbeidsvoorwaarden voor het proletariaat tengevolge van versterking van de organisaties van het kapitaal naast verzwakking van de socialistische organisaties, de reusachtige vermeerdering der belastingen, de politieke reactie, de nieuwe bewapeningen en het nieuwe oorlogsgevaar. Na de oorlog zullen de levensvoorwaarden voor het proletariaat overal verminderd zijn. Reeds de aanvang van het imperialistische tijdperk heeft het proletariaat in alle landen in beweging gebracht, heeft in Duitsland, in Engeland en in Rusland revolutionaire massastrijd doen ontstaan, wat Kautsky, de meest vooraanstaande theoreticus van de 2e Internationale, aanleiding gaf tot de bewering, dat het revolutionaire tijdperk was aangebroken. De wereldoorlog echter brak uit, voordat de eerste revolutionaire bewegingen konden aangroeien tot geweldige strijd van het internationale proletariaat tegen de macht van het kapitalisme.

Maar nu zullen de gevolgen van de oorlog deze stormen verwekken. Reeds bespeurt ze de scherpziende blik van een enkelen vertegenwoordiger van het kapitaal, zoals blijkt uit de redevoeringen van Lord Curtney en Loreburn in het Engelse Hogerhuis. Zij behoeven niet reeds van de aanvang af een bewust sociaalrevolutionair karakter te dragen; nooit nog in de geschiedenis hebben de in beweging komende volksmassa’s ogenblikkelijk het karakter van hun strijd ten volle erkend. Voorlopig zal de strijd gevoerd worden voor hervormingen, voor steun aan de werklozen, voor opheffing van de beschermende rechten, voor de 8-urige arbeidsdag, voor het volksleger, voor de republiek, voor de afwenteling van de belastingdruk. Deze zal eerst dan aangroeien tot een revolutionaire strijd tot verovering van de politieke macht, wanneer bij de reusachtige concurrentie op de wereldmarkt en de onoverzienbare schuldenlast der staten, geen enkele regering en geen enkele bourgeoisie geneigd zal blijken ook maar de minste concessie aan het proletariaat te doen, zolang de mogelijkheid bestaat dat proletariaat ter neer te drukken. Het toenemend machtsbewustzijn van de bezittende klassen in deze wereldoorlog zal hen aanzetten tot een politiek van buigen of barsten. Maar ook het proletariaat zal niet kunnen terugwijken, wanneer het tenminste niet, wat zijn levensstandaard betreft, 40 jaren teruggeworpen wil worden. Na de verschrikkelijke lessen van offermoed en onverbiddelijkheid, die het in de wereldoorlog heeft geleerd, zal het in de komende strijd geheel anders staan dan voorheen. Maar er is nog een oorzaak, waardoor de strijd van het proletariaat na de oorlog een beslist revolutionair karakter zal dragen. In het tijdperk van de 2e Internationale bleef de proletarische strijd – in overeenstemming met de zienswijze van Lassalle – nationaal geconcentreerd en op één doel gericht. De wereldoorlog en zijn gevolgen verscherpt evenwel de klassentegenstellingen in zó hevige mate, slaat zó vele wonden, dat het proletariaat zich tegen alle geselen van het imperialisme tegelijk zal moeten keren, dat het, hoewel volhardend in zijn strijd tegen concrete wantoestanden, door de veelvuldigheid, waarin deze zullen voorkomen, steeds meer gedwongen zal zijn het kapitalistische stelsel in zijn geheel aan te vallen. De sociale strijd, die misschien nog tijdens de wereldoorlog, maar onvoorwaardelijk daarna met geweldige kracht zal ontbranden, zal het proletariaat bewust doen worden dat het de politieke macht moet veroveren om een einde te maken aan de heerschappij van het kapitaal in die landen, waar het de grootste ontwikkeling heeft bereikt. Deze strijd zal internationaal zijn, omdat ook de gevolgen van de wereldoorlog internationaal zullen zijn. De gloed van de revolutionairen massastrijd zal een grotere agitator zijn van de internationale solidariteit van het proletariaat dan alle socialistische geschriften samen. Deze strijd zal de proletariërs van alle landen het algemene wederzijdse vertrouwen weer geven, dat door de ineenstorting van de 2e Internationale zo heftig is geschokt.

Het tijdperk van de sociale revolutie dat wij thans tegemoet gaan zal van lange duur zijn; nederlagen en overwinningen zullen elkaar opvolgen. Nooit heeft een onderdrukte klasse zich met één slag, door een enkele krachtsinspanning van haar ketenen bevrijd. Dit tijdperk zal ten slotte in de kapitalistisch meest ontwikkelde landen eindigen met de invoering van het socialisme, in landen van jongere kapitalistische ontwikkeling misschien voorlopig slechts een democratische omwenteling tot stand brengen, die evenwel de zegepraal van het socialisme ook in deze landen belangrijk zal verhaasten. Maar omdat het proletariaat niet met één slag overwinnen kan, zal dit tijdperk tegelijkertijd een tijdperk zijn van nieuwe imperialistische aanslagen, een tijdperk van volhardende strijd tussen twee klassen tot bereiking van het doel, wat ieder zich heeft gesteld. Daarom moet ten slotte nog in brede trekken de politiek van de Internationale gedurende dit tijdperk worden geschetst.

V. Twee wegen – Twee doeleinden

De tweede Internationale, die bij de eerste stoot van de oorlogsorkaan is ineengestort, heeft steeds de plicht erkend van de verdediging van het vaderland. Voor haar betekende dit de plicht om het land met zijn democratische en sociale instellingen tegen de aanval te verdedigen; de onafhankelijkheid van de staat was voor haar een even noodzakelijke voorwaarde tot overwinning van de arbeidersklasse als het bestaan van een ontwikkelde democratie. Maar tegelijkertijd verwierp de tweede Internationale uit dezelfde gronden elke aanvalsoorlog en verklaarde het imperialisme na de eerste schreden die het in de wereldgeschiedenis had afgelegd, tot haar bitterste vijand. In het pacifistische program van de verplichte scheidsgerechten, van de ontwapening, van de beslechting der geschillen, die uit het kapitalisme ontstaan, zag de tweede Internationale de bekroning van het bouwwerk van haar buitenlandse politiek. Het scheen te rusten op hechte grondslagen, de stenen van zijn logische bouw schenen nauw aan een te sluiten. Als democraten dulden wij de aanval op ons vaderland niet, wij zullen het daartegen verdedigen, maar evenmin zullen wij een aanval van ons land op andere volken toelaten. Alle tegenstellingen tussen de staten moet langs vreedzame weg worden opgeheven. Maar bij het uitbreken van de oorlog stortte deze politiek als een kaartenhuis in elkaar. Schuld en onschuld, aanval en verdediging – wie kan de knoop ontwarren van alle daden, die sinds veertig jaren het oorlogsgevaar steeds hebben nader gebracht, wanneer hij niet, geheel onhistorisch, diegene als “de schuldige” wil brandmerken, die het eerst de oorlog heeft verklaard? En als eens op deze hoogst primitieve wijze schuld en onschuld werd vastgesteld, welke gevolgtrekkingen zou het proletariaat dan kunnen maken uit de uitslag van dit zonderlinge proces?

Wanneer het socialisme slechts in onafhankelijke landen kan zegevieren, wanneer een nederlaag het land zoveel schade kan aandoen, dat de arbeidersbeweging van dit land met de ondergang wordt bedreigd, nu dan heeft het proletariaat ook het recht niet een oordeel te vellen over de politiek van zijn regering, dan is het zijn plicht zijn vaderland te verdedigen. De scheidsgerechten, die de blijvende verzoening der staten zouden hebben gebracht, bleken machteloos, de verdragen onnozele vodjes papier. Bij de aanblik van de ineenstorting van het oude gebouw van haar verwachtingen scheurde de Internationale – geestelijk overal en organisatorisch reeds in verscheidene landen – in twee partijen uiteen. De ene partij verklaart met Heine, de leider van de Duitse oppositie: “zelfs al zou de Duitse regering alle verantwoordelijkheid voor deze oorlog dragen, al zou zij, zoals onze vijanden beweren, de oorlog hebben ontketend om Europa onder het juk te brengen – zelfs dan zouden wij niet anders hebben kunnen handelen, dan wij gedaan hebben.” De oude verdediging van het vaderland tegen de aanval werd omgezet in de verdediging van de kapitalistische staat en zijn economische inrichting, uit beduchtheid voor de mogelijke oorlogsgevolgen, uit beduchtheid voor de toekomst van de arbeidersbeweging binnen het verband van de bestaande staat. Het sociaalpatriottisme had zijn intrede gedaan. Indien evenwel het “vaderland” verdedigd moet worden, of het aangevallen wordt of zelf aanvalt, dan volgt daaruit vanzelf, dat de sociaaldemocratie ook het doel van de tegenwoordige oorlog moet erkennen; deed zij het niet, dan zou zij de oorlog moeten bestrijden. Zo is het sociaalpatriottisme ontstaan, dat de arbeiders tracht te overtuigen van het belang dat de bourgeoisie van haar land rijke koloniën bezit en zoveel mogelijk een overheersende positie op de wereldmarkt inneemt – dit is het tweeledig doel van de imperialistische oorlogen – niet alleen omdat deze dan op haar beurt in staat zal zijn de arbeidersvoorwaarden voor de arbeidersklasse te verbeteren, maar bovendien omdat het socialisme zich het krachtigst zal ontwikkelen in het land, waar de ontwikkeling van het kapitalisme haar grootste hoogte bereikt. Een nederlaag in de oorlog zou zowel de economische ondergang van het land als de dood van de arbeidersbeweging zijn. Dat is het gevaar, dat men helpt bestrijden, wanneer men gedurende de oorlog het vaderland met zijn beste krachten verdedigt en later alle gelden die de staat nodig heeft voor het leger en de vloot en de koloniën – bewilligt. De godsvrede in de oorlog zal gevolgd worden door een politiek samengaan met de bourgeoisie, waar het geldt de belangrijkste politieke vraagstukken, waaruit de voorwaarden voor sociale en democratische vooruitgang zullen ontstaan. Natuurlijk zullen de arbeiders, waar dat nodig is, de strijd tegen de eigen bourgeoisie aanvaarden, natuurlijk zullen zij samen met het proletariaat van de andere staten een vreedzame oplossing van alle politieke geschillen trachten tot stand te brengen, maar evenmin zullen zij vergeten dat zij tegenover het buitenland met de bourgeoisie een volk van broeders zijn, dat, wanneer een conflict niet langs scheidsrechterlijke weg kan worden opgelost hun plicht eist ten strijde te trekken aan de zijde van de bourgeoisie, Het is onnodig hier te verklaren dat deze sociaalimperialistische politiek gelijk staat met volledige afstand van het socialisme, dat zij in plaats van de klassenstrijd de onderwerping van het proletariaat aan de bourgeoisie betekent. Reeds gedurende de oorlog heeft zich tegenover deze politiek van het sociaalpatriottisme een andere politiek ontwikkeld, die de leerstellingen van het socialisme op het tegenwoordige tijdperk in toepassing brengt en de oude klassenstrijd, maar – in overeenkomst met de verscherpte klassentegenstellingen – in verscherpte vorm wil voeren. Evenals het sociaalpatriottisme in de rechtervleugel van de oude Internationale zich nog niet overal bewust en consequent heeft ontwikkeld, zo ook verkeert de linkervleugel van de oude Internationale nog in staat van wording.

Nochtans kan men de gronden waarop het inzicht van zijn aanhangers steunt, als volgt omschrijven: de gevaren, met welke het imperialisme de arbeidersklasse van alle landen bedreigt, zullen door de samenwerking met de bourgeoisie niet verdwijnen. Want wanneer door overwinning van de ene imperialistische mogendheid de arbeidersbeweging in het overwonnen land met ondergang wordt bedreigd, dan komt de steun, die het proletariaat aan de zegevierende bourgeoisie verleent, daarop neer, dat de arbeidersklasse van het ene land meewerkt aan de ondergang van de arbeidersklasse van het andere land. Nu is de redenering van de sociaalpatriotten eenvoudig onzinnig; immers waar reeds een ontwikkelde industrie bestaat, daar kunnen de economische gevolgen van een nederlaag haar verdere ontwikkeling voor een tijd tegenhouden, de annexatie van stukken van het overwonnen land, kan de richting waarin de ontwikkeling van de productiekrachten in het geannexeerde gebied gaat, veranderen, maar de productiekrachten vernietigen, dat kan de overwinnaar niet; het belang dat hij zelf heeft bij het economisch verkeer met het overwonnen land, zijn belang bij de welvaart van het geannexeerde gebied, verbiedt hem een Atila-politiek. Wanneer evenwel de arbeidersklasse van het overwinnende land de zijde kiest van haar bourgeoisie, dan zal dit de oorzaak zijn, dat de arbeidersklasse van het overwonnen land in haar een vijand ziet en zich op haar beurt aansluit bij de heersende bourgeoisie. De gevolgen hiervan zouden spoedig genoeg blijken. Niet alleen zou de arbeidersklasse van beide landen – omdat zij hun krachten hadden verdeeld – machteloos staan tegenover de lasten van de oorlog, die ook in het zegevierende land reusachtig zullen zijn, maar wanneer de ontwikkeling van het overwonnen land tegengehouden wordt, dan zal daaruit grote werkeloosheid onder de arbeiders ontstaan, waardoor elk solidariteitsgevoel met het proletariaat van het overwinnende land zal verdwijnen, zodat zij daar overal onderkruiperswerk zullen willen verrichten en de bourgeoisie van dat land zal heus geen ogenblik dralen om hen daarvoor te gebruiken in hun strijd tegen de “nationale broeders”, die naast hem stonden toen het gold de zege te behalen over de legers van de vijand. Reeds dit alleen zou voldoende zijn om de sociaalimperialistische politiek onaannemelijk te doen zijn voor het proletariaat. Maar dit is nog maar een van de zegeningen van het sociaalimperialisme. Zoals wij hebben aangetoond is deze wereldoorlog niet de toevallige verbreking van de vreedzame ontwikkeling van het kapitaal. Wij staan hier tegenover de eerste van een reeks van oorlogen, die onvoorwaardelijk zullen komen, wanneer het proletariaat niet al zijn krachten inspant om ze te verhinderen, wanneer het niet besluit tot een rechtstreekse aanval op de kapitalistische maatschappij, Zo niet, dan zal de sociaalimperialistische politiek, die het proletariaat willoos en machteloos overlevert aan de bourgeoisie, de zelfmoord zijn van het proletariaat van alle landen. De sociaalimperialisten willen, dat het proletariaat zijn krachten zal geven voor de belangen van de bourgeoisie en daarom stellen zij de gevolgen van een nederlaag zo zwart mogelijk voor. Maar wij zeggen aan het proletariaat dat de nederlaag van een land niet de ondergang zal zijn van het proletariaat van dat land alleen, maar de ondergang van het proletariaat van alle landen, wanneer het zich met de bourgeoisie verbindt. Daarom is onze leus niet: samengaan met de bourgeoisie, maar wij willen de klassenstrijd in zijn scherpste vorm.

Reeds sinds lange tijd zag de bourgeoisie haar macht toenemen door de invloed van het imperialisme, maar de oorlog heeft die macht tot een ongekende hoogte opgevoerd. Waar de vroegere strijdmiddelen, zoals demonstraties, verkiezingsstrijd, parlementaire actie, enz. onvoldoende zijn om het proletariaat te beschermen voor de gevolgen van de oorlog, daar zullen zij blijken volkomen ontoereikend te zijn waar het geldt de oorlog te voorkomen. Wij zullen van geen van deze middelen afstand doen, omdat zij ons nog grote diensten kunnen bewijzen bij de vereniging van het proletariaat in de strijd voor kleine hervormingen, maar wij zeggen tot het internationale proletariaat dat deze middelen onvoldoende zijn, dat het zijn gehele sociale macht zijn plaats in het productieproces en in het militarisme moet aanwenden als middelen tot bestrijding van de misdadige politiek van het imperialisme. De revolutie van het lijdelijk verzet in demonstraties en algemene staking moet naast de openlijke burgerkrijg de strijdwijze zijn van het internationale proletariaat. Niet slechts de propaganda van deze overtuiging zal de taak zijn van de nieuwe, komende Internationale. Geen propagandistische organisatie, maar de partij van de actie van het proletariaat, dat wil zij zijn en dat zal zij ook zijn. En als zodanig zal zij het proletariaat opwekken tot verscherpte strijd en waar het mogelijk is, die strijd opvoeren tot het uiterste, want geen nederlaag van het proletariaat kan gelijk staan met de verlammende invloed die een wijken voor de strijd moet hebben. Reeds nu zou de massastrijd in de oorlogvoerende landen, zelfs al werd hij neergeslagen, de heersende klassen kunnen dwingen tot het opgeven van hun imperialistische plannen en aldus het einde van de oorlog nader brengen. Dat is de invloed op de vredesvoorwaarden, waarover de revolutie van de tweede conferentie van Zimmerwald spreekt. En zou in de toekomst binnenlandse revolutionaire strijd de bourgeoisie niet doen terugdeinzen voor de roekeloosheid van een oorlog, die gevoerd zou moeten worden met legers, doordrongen van de geest der revolutie?

De internationale agitatie voor de mobilisatie van de massa’s tot de revolutionaire strijd voor het socialisme, in internationale organisatie, dat is de historische betekenis van de actie van Zimmerwald, van het Zimmerwalder vredesprogram, al zullen misschien nog niet allen, die zich bij haar aansloten, zich volkomen rekenschap hebben gegeven van het feit, dat slechts hij die elke ondersteuning aan de oorlogvoerende bourgeoisie verwerpt, “onafhankelijk van de militaire situatie”, d.w.z. de vaderlandsverdediging in het imperialistische tijdperk niet erkent, die in plaats van de samenwerking met de bourgeoisie de revolutionaire massastrijd verkondigt, die de pacifistische slaapmiddelen van zich afstoot en in haar plaats de strijd voor het socialisme stelt, die strijdt in waarheid voor de vrede. Want slechts het socialisme is de vrede en alleen het zwaard van de revolutionaire massa-actie zal die vrede kunnen bevechten.

Een lange tijd zal voorbijgaan, eer de arbeidersmassa’s, verzwakt door het imperialisme en door het sociaalpatriottisme verward, eensgezind zich zullen scharen rondom het vaandel van Zimmerwald; langer nog zal het zijn tot de tijd, dat zij het vredesprogramma van Zimmerwald verwezenlijkt zullen hebben en aan de mensheid de vrede verzekerd. Veel bloed zal geofferd moeten worden in deze strijd maar het einde zal de overwinning zijn. En de tijd zal komen, dat Zimmerwald, thans de strijdroep van nog slechts de eerste gelederen van de Internationale, als haar algemene zegekreet zal weerklinken.

_______________
[1] Bij de vredesresolutie van de 2e conferentie van Zimmerwald ontvingen wij van onze partijgenoot Karl Radek, die als verslaggever van de linkerzijde heeft deelgenomen aan de werkzaamheden van de commissie en van de subcommissie der conferentie, de volgende uiteenzetting, die, aangezien de onvermijdelijke beknoptheid van de door partijgenoot Grimm voorgestelde resolutie, tot een juist begrip van de inhoud ten zeerste noodzakelijk is.



een rode leeszetel





QRcode MIA-Nederlandstalig
Lezen
Marxistisch Internet Archief
Algemeen Archief
Selectie marxisten
Documenten
Filosofie
Thema’s
Arbeidersbeweging
Woordenboek
Wat ?
Wat is marxisme
Over ons
Andere talen
Auteurswet
Citeren
Disclaimer
Doen
Zoeken
Nieuwe teksten
Werk mee
Contact
Reclame

In of uitschrijven Nieuwsbrief

RSS

Volg ons op twitter