Bron: De Nieuwe Tijd, 19e jaargang, 1914 - Via: kb.nl
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
In het Publieke Domein
| Hoe te citeren?
Laatst bijgewerkt:
Verwant: • De Sovjetmacht en het internationale imperialisme • Het imperialisme als hoogste stadium van het kapitalisme • Het imperialisme, de wereldoorlog en de sociaaldemocratie |
Het eerste jaar van de wereldoorlog spoedt ten einde. Wat geen menselijke verbeeldingskracht zich aan verschrikkelijks en gruwelijks kon voorstellen, is werkelijkheid geworden. Europa’s steden platgebrand, de akkers verwoest, de mensen verdierlijkt, bergen van lijken, honderdduizenden verminkten. Ons huis, de Internationale van het proletariaat, stortte reeds vóór het eerste kanonschot als een kaartenhuis ineen. Al deze gruwelen en verschrikkingen zijn de regeringen nog niet genoeg. Hetzij in de waan bevangen, dat zij in staat zijn hun tegenstander eronder te krijgen, hetzij door angst gedreven voor de dag der afrekening met het eigen volk, denken zij er niet aan het branden en moorden te staken. Zonder twijfel worden overal voorbereidingen tot een winterveldtocht gemaakt.
Gedurende dit jaar van vernieling begon op de ruïnen van de Tweede Internationale nieuw leven te ontluiken. In alle landen ontwaakte het socialistische geweten en kwam de socialistische wil in actie. In Engeland zet niet alleen de Independent Labour Party vol ijver een beweging tegen de oorlog op touw, maar ook vele secties van de British Socialist Party nemen daaraan deel. In Frankrijk zijn gehele guesdistische organisaties bezig zich bij de oppositie aan te sluiten, die het eerst in syndicalistische kringen opkwam en daarna vooral uitging van de groep der jaurèsisten. In Duitsland is de oppositie tegen de politiek van de 4e augustus binnen het jaar een politieke kracht geworden. Zij omvat grootte groepen van de partij in het gehele Rijk; zij strijdt voor haar opvattingen niet alleen in de partij, maar tracht ook van uit het parlement (in Pruisen, Saksen, Gotha) aan de massa’s het wezen van de godsvrede duidelijk te maken. Ja, zij gaat zelfs reeds over tot straatdemonstraties (in Berlijn). De sociaaldemocratie van Italië, het land, dat zich intussen in de maalstroom van de wereldoorlog geworpen heeft, heeft in de storm standgehouden; zij zet de klassenstrijd voort en tracht het ogenblik te verhaasten, waarop zij te samen met de broederpartijen der oorlogvoerende landen de strijd tegen de oorlog met volle energie zal kunnen opnemen. Uit Rusland komen berichten, die niet alleen van de toenemende gisting onder de volkmassa’s getuigen, maar ook van een begin van verzameling der sociaaldemocratische krachten, die in het begin van de oorlog uit elkaar geslagen werden. De Internationale, die in augustus 1914 tegen de grond geslagen, van binnenuit verscheurd, moreel en politiek ineengestort was, begint zich weer op te richten. Zij tracht in alle landen de arbeiders tegen de vernielende oorlog te mobiliseren. Haar verstrooide actie was van het begin af aan doordrongen van de gedachte, dat zij om te kunnen slagen internationaal verenigd moest zijn. Hoe sterker het klassebewuste deel van het proletariaat in de oorlogvoerende landen wordt, des te meer wordt het zich bewust, dat het niet voldoende is, dat de door haar gevoerde actie met de geest van internationale solidariteit doortrokken is, maar dat deze internationaal georganiseerd en onder gemeenschappelijke leuzen gevoerd moet worden. Slechts door internationale vereniging van de klassebewuste socialistische krachten kunnen zij aan het verwijt ontkomen, dat de strijd tegen de oorlog ten gunste van een der deelnemende partijen wordt gevoerd; door haar alleen krijgen de strijdende partijen het gevoel van kracht.
Vrede, dat is de leuze, waaronder de vooraanstaande rijen van het internationale proletariaat aan de bezittende en hun regeringen de oorlog verklaren. De uitwerking echter, die het proclameren van deze leuze op de met de bourgeoisie verbonden groepen der Internationale heeft, toont aan, dat deze leuze slechts het uitgangspunt van onze actie kan zijn, maar alléén niet voldoende is.
Wat voor vrede? – klinkt uit de rijen der Franse en Belgische sociaalpatriotten. Een vrede, die België vernietigt en Frankrijk tot een aanhangsel van het overwinnende Duitsland maakt. Geen vrede, zolang een Duits soldaat de grond van België en Frankrijk besmet, roept Van der Velde uit, de voorzitter van het Internationale Socialistische Bureau. En zijn méér eisende kameraad Hervé, de vroegere hater en tegenwoordige verdediger van het “vaderland der rijken”, wil zijn oorlogspen niet eerder uit de hand leggen, voordat Polen van het Duitse juk bevrijd, Sleeswijk-Holstein aan Denemarken en Elzas-Lotharingen aan Frankrijk teruggegeven zal zijn. Slechts op de puinhopen van het Duitse militarisme wil Hervé de vredesvlag ontplooien. Zo spreekt het entente-socialisme, dat de wereldoorlog als een soort karakterdrama opvat, waarin slechts zwarte en edele zielen voorkomen en dat natuurlijk met de bestraffing van de booswicht moet eindigen.
De Duitse regerings-socialisten spreken ook van vrede: ja, zij verbeelden zich zelfs een beetje beter te zijn dan de Franse oorlogsschetteraars. Zij verklaren vóór vrede te kunnen zijn, omdat Duitslands militaire positie verzekerd is. Zij bemerken daarbij natuurlijk niet, dat zij door deze motivering, die hen voor de toorn der burgerlijke patriotten moet bewaren, de internationale vredesactie onmogelijk maken, want als slechts de gunstige militaire positie van Duitsland aan de Duitse sociaaldemocratie het recht geeft aan een vredesactie deel te nemen, welnu, dan mag de Franse sociaaldemocratie het geweer niet neerleggen.
De revisionisten echter, die achter het Duitse partijbestuur staan, saboteerden zelf deze “vredesoproep”, door er tweeërlei geschut op te richten. Sommigen wezen op de pogingen van Engeland en Frankrijk om door het Duitse front in het westen heen te breken, op het deelnemen van Italië aan de oorlog, op de dreigende gevaren van de zijde van de Balkan en ontkenden, dat de militaire positie van Duitsland verzekerd is. En wie kan inderdaad waarborgen, dat zij morgen geen gelijk kunnen hebben? Een ander deel van de Duitse sociaalpatriotten – zij vormen het pendant van Hervé – gaat echter nog verder. Moet Duitsland zich, als zijn militaire positie verzekerd is, ermee tevreden stellen dat het de vijand uit zijn land verdreven heeft? Moet het zich niet tegen een nieuwe overval beveiligen, moet het niet trachten waarborgen te verkrijgen, dat nooit meer een uithongeringsveldtocht tegen zijn bevolking ondernomen wordt? En al deze vragen beantwoordden de Duitse sociaalpatriotten bij monde van David met de woorden: nieuwe slagen, nieuwe overwinningen van de Duitse wapens, dat is de weg naar de vrede.
De Franse sociaalpatriotten stellen elke vredesactie tot de overwinning van de Triple-entente uit, d.w.z. zij willen er niets van weten. Het Duitse partijbestuur trachtte de schijn te wekken, alsof het voorstander van een vredesactie was; in werkelijkheid galmde alleen de lucht van zijn geroep om vrede. Het liet de eerste stap tot een vredesactie na, het opzeggen van de godsvrede. En zijn motivering van zijn vredeseis wist het zo prachtig te formuleren, dat het niet alleen aan de Fransen argumenten tegen een parallelle actie leverde, maar ook de revisionisten, waarop het steunt, in staat stelde de zogenaamde vredesactie in een werkelijke oorlogsactie om te draaien. En terwijl het Duitse partijbestuur zich verbeeldde zijn “vredesactie” zonder verbreking van de godsvrede te kunnen voeren, zetten de Davids de eerste stap op deze weg met de eis aan de arbeiders: de godsvrede, d.w.z. het opgeven van elke klassenstrijd, dat is het teken, waarin wij willen overwinnen. Een vredesactie op de grondslag van militaire combinaties is gebleken een doodgeboren kind te zijn.
Vrede! Wat voor vrede? Een vrede zonder annexaties! Zeker, zonder annexaties, roept partijgenoot Renaudel, de leider van de Franse sociaaldemocratie, uit. Als Frankrijk Elzas-Lotharingen terugeist, dan eist het de teruggave van geannexeerde provincies, dan annexeert het zelf niet. “Tot hiertoe en niet verder!” antwoordt hem de echo uit Duitsland. Wij waren in 1871 tegen de annexatie van deze provincies. Maar nu zijn gedurende het verloop van 45 jaren tussen hen en het Duitse Rijk de nauwste economische en geestelijke betrekkingen aangeknoopt. Het naar Frankrijk loensende nationalisme ging reeds vóór de oorlog bankroet; het volk in Elzas-Lotharingen wil met uitzondering van een klein troepje schreeuwers niets van een vasthechting aan Frankrijk weten. De eis van teruggave van Elzas-Lotharingen aan Frankrijk betekent een annexatie. Wij mogen aan de Franse sociaaldemocratie, zolang zij haar lust tot annexatie niet opgeeft, niet de hand tot een gemeenschappelijke vredesactie reiken. Zo klinkt het uit Duitsland.
Vrede zonder annexaties? Waarom? Is het misschien revolutionaire, marxistische politiek de status quo ante bellum te verdedigen, de toestand, die tot de oorlog gevoerd heeft? Zullen zulke verschrikkelijke offers op het slagveld gevallen zijn, opdat er niets veranderd worde? En moet het handhaven van de misère van een verbrokkeld Europa soms het program van de sociaaldemocratie zijn? Zo vragen de beschaamde en onbeschaamde sociaalimperialisten in de rijen der Duitse sociaaldemocratie van de soort van Lensch, Hanisch, Heilmann, Schippel en Winnig, en zij wijzen op de noodzakelijkheid van de annexatie van België en Russisch-Poolse gebieden voor de zekerheid van Duitsland, ja, als garantie tegen een nieuwe oorlog. Hetzelfde vraagt, zoals gezegd, Hervé, die alle volkeren gelukkig wil maken met stukken van Duitsland en Oostenrijk.
Een democratische vrede, een duurzame vrede!, zo roepen de sociaalpacifisten uit de rijen der Independent Labour Party en uit het centrum van de Duitse sociaaldemocratie. Een vrede zonder annexaties en oorlogsschattingen, een vrede, die de ontwapening brengt, de afschaffing van de geheime diplomatie, ja, die een einde maakt aan de verbrokkeling van Europa door de tegenwoordige vijandelijke staten tot de “Verenigde Staten van Europa” samen te voegen. Welke vaan zou trotser kunnen wapperen dan die met het opschrift “duurzame vrede”?
Een overvloed van vredesleuzen, genoeg voor tien vredesacties. En toch keert zich een deel van deze vredesleuzen tegen elke vredesactie: namelijk alle, die, de actie willen laten afhangen van de stand van de oorlog en het bereiken van bepaalde oorlogsdoeleinden. De leuze van een duurzame vrede echter met al zijn heerlijke eigenschappen, zij is te mooi voor deze van bloed en slijk druipende wereld van het volkerenmoordende imperialisme. Hoe kan zij verwezenlijkt worden op de bodem van het kapitalisme, vraagt de soldaat in de loopgraven, en hij wijst de bedrieglijke leuze van de hand, die hem geen antwoord geeft op de vragen, waarmee het sociaalimperialisme hem bestormt.
De leuze van de vrede zegt op zich zelf niets. Wie zich overgeeft aan de waan, alsof het voldoende zou zijn om haar tot uitgangspunt te nemen, als eerste eis die de massa’s op de been kan brengen, waaruit dan vanzelf gedurende de vredesactie het inzicht van de volksmassa’s in het “hoe” en “waarom” zal groeien, hij vergist zich ten zeerste. De volksmassa’s nemen niet enkel door uiterlijke dwang deel aan de oorlog. De kapitalistische staten hebben, toen het hun gelukte de volksmassa’s zonder de geringste tegenstand in het veld te brengen, daarmee een grote overwinning op de ziel van de volksmassa’s behaald. Oude ideologieën, die naar wij meenden reeds lang dood en begraven waren, hebben zich van hun harten en hoofden meester gemaakt; nieuwe oorlogsideologieën hebben ingang gevonden bij de volksmassa’s. Zij ketenen de arbeider aan de wagen der bourgeoisie. Wanneer de ellende, die de oorlog meebrengt, te groot wordt en de maat van het menselijke overschrijdt, dan is het niet uitgesloten, dat ook zonder antwoord op al de vragen, die de tijd hem stelt, het proletariaat de banden verbreekt, die een deel van hem met de bourgeoisie verbinden. Wanneer echter het revolutionaire deel van de Internationale de strijd tegen de oorlog wil organiseren, d.w.z. hem als bewuste politieke strijd voeren, dan moet het tegenover de ideologie van de oorlog zijn eigen revolutionaire ideologie stellen. Dan moet het de strijders voor de vrede van hamers en zwaarden voorzien, die hen in staat stellen de boeien te verbreken, waarmee de arbeidersmassa’s aan de wagen van de imperialistische bourgeoisie geketend zijn. Het zijn gedachten en gevoelens, die een deel van de volksmassa’s, hoewel zij de oorlog moe zijn, er toe drijven om vol te houden en die hen doof maken voor de vredesleuzen. De eenvoudige leuze van vrede zonder meer heeft op hen geen invloed. Zij moeten overtuigd worden, dat en waarom er voor de vrede gestreden moet worden; hun moet gezegd worden, voor welke vrede zij moeten strijden.
Voor een internationale vredesactie is nodig, dat de oorlogsproblemen van sociaaldemocratisch standpunt beschouwd worden: deze vredesactie eist een oorlogs- en vredestheorie. Natuurlijk kan hier geen sprake zijn van een dogmatisch programma, dat alle deelnemers aan de strijd zouden moeten onderschrijven, maar alleen van een historische opvatting van het tegenwoordige tijdperk, die ons een klaar standpunt ter beoordeling van de oorlog en de houding van de sociaaldemocratie verschaft.
De vredesactie van de Internationale kan niet van de militaire positie der afzonderlijke oorlogvoerende partijen afhankelijk gemaakt worden. Dat voelen haar voorvechters instinctief. Niettegenstaande de ongunstige positie van Frankrijk en België, neemt daar het aantal partijgenoten, die steeds luider vragen: “hoe lang nog?”, toe. En ook op het ogenblik, toen Duitslands positie het meest bedreigd scheen, staakte de oppositie in de Duitse sociaaldemocratie haar actie niet. Op het deelnemen van Italië aan de oorlog antwoordde zij met een vlugschriftje onder de titel: “der Feind steht im eigenen Lande.” Aan beide zijden der Vogezen begrijpt men, ten eerste, dat, wanneer de vredesactie van de militaire positie afhankelijk gemaakt wordt, dat dan de sociaaldemocraten van het land, dat er het slechtst aan toe is, mee moeten doen aan de politiek van volhouden, die zij in haar gevolgen als onverenigbaar met de belangen der arbeiders hebben leren kennen. Hebben zij echter “volgehouden”, is hun land militair er boven op, dan hebben niet zij over de politiek der bezittende klassen te beslissen, die zich onmiddellijk annexaties ten doel stellen. En bovendien, aan beide zijden der Vogezen voelt men, hoe de vredesacties van de sociaaldemocraten van de verschillende landen aansporend op elkaar moeten werken en hoe zij het middel zullen worden om te bereiken, wat de wapens niet hebben kunnen bereiken: nl. een weg te banen ter oplossing van de vraagstukken, die de oorlog veroorzaakt hebben.
In de rijen der Internationale komt de vredesactie niet alleen op, doordat de volksmassa’s de oorlog moe zijn, maar ook doordat zij meer en meer inzien, dat geen der oorlogvoerende partijen in staat is door zijn overwinning de tegenstellingen uit de weg te ruimen, die de oorlog veroorzaakt hebben. De overwinning van géén der partijen zal de grondslagen kunnen leggen tot een duurzame vrede; de overwinning van ieder hunner zal de voorbereiding tot nieuwe oorlogen zijn.
De kapitaalmachten bewijzen in de oorlog het volkomen gebrek niet alleen aan een scheppende geest, maar ook aan de wil tot het oplossen der historische problemen. De massa komt daardoor tot het inzicht dat het bloed van het proletariaat niet eens ter wille van de burgerlijken vooruitgang vergoten wordt. Men krijgt het gevoel, dat de oorlog alleen daarvoor dienen moet om de volksmassa’s door de geweldige offers, die hij van hen vergt, in beweging te brengen om zelf de oplossing der voor de bourgeoisie onoplosbare kwesties ter hand te nemen. En hiermee wordt de Internationale voor de vraag gesteld, onder welke leuze zij de strijd voor de vrede te voeren heeft.
Wat moet de door onze strijd gewonnen vrede brengen? Drukt de leuze “geen annexaties” ons verlangen uit naar de status quo, de toestand vóór de oorlog? Deze toestand vóór de oorlog sluit in zich een situatie van het Europese kapitalisme, waaruit juist het imperialistisch streven voortkwam, de politieke verbrokkeling van Europa, de onopgeloste nationaliteitenkwesties in zijn zuidoosthoek en de uitbuiting van het Morgenland.
Maar een deel der socialisten verklaart zich vol afkeer tegen het herstellen van de status quo van het jaar 1914. Zij willen Europa naar het nationaliteitenprincipe omfatsoeneren. Elzas-Lotharingen moet aan Frankrijk teruggegeven worden, Sleeswijk-Holstein aan Denemarken, de Poolse provincies van Duitsland-Oostenrijk moeten aan het autonome, onder Ruslands heerschappij staande Polen en de zuidelijke provincies van Oostenrijk aan Servië en Italië toevallen. Dit Hervése krijgsdoel lijdt in de eerste plaats aan dit gebrek, dat het te gelijkertijd het krijgsdoel is van zulke mensenvrienden, als de Franse en Engelse imperialisten zijn. Daardoor laat het het autonome Polen onder de beschermende vleugels van zulke beproefde voorvechters van het nationaliteitenprincipe, als de Russische tsaren zijn, daarom maakt het halt bij de grens van Europa, alsof niet buiten Europa, in Azië en Afrika, het eigenlijke hoofddoel van de mogendheden ligt. Maar meer nog, door geheel Europa in nationaal-staten te versnijden, waarbij aan de “Alliés” kleine zonden tegen dit principe veroorloofd worden – vergeet het, dat in het tijdvak van wereldhandel en wereldproductie het principe van de nationale zelfstandigheid geen basis voor de economische bloei van iedere staat kan zijn.
Wanneer het handhaven van de status quo geen leuze van de internationale proletarische actie kan zijn, dan nog veel minder de uit lompen van nationale zelfstandigheid willekeurig samen gelapte mantel van Hervé. Want in het tijdperk van het wereldkapitalisme moet de taak van de vrede niet het splitsen en verbrokkelen, maar het organiseren van de wereld zijn. Nu komen de sociaalpacifisten uit de sociaaldemocratie met een naar wereldproductie georiënteerd plan van een nieuwe regeling, die een nieuwe, aan de behoeften van de mensheid aangepaste status omvat. Om de bron van het kwaad, dat de oorlog onder de mogendheden ontketende, voor goed te dempen, treden zij op voor een Verbond van de Europese mogendheden, de Verenigde Staten van Europa. Deze Verenigde Staten zullen met behoud van ieders nationale autonomie, de gemeenschappelijke aangelegenheden van Europa regelen en haar belangen naar buiten vertegenwoordigen. Daar de gemeenschappelijke leiding de tegenstrijdigheid van de belangen opheft, zal het mogelijk zijn de ontwapening door te voeren. Dit program, dat aan het proletariaat als zijn naaste doel voor ogen gesteld wordt, moet op de bodem van het kapitalisme verwezenlijkt worden. Maar wanneer dit program in de tegenwoordige maatschappijorde te verwezenlijken was, dan zou het slechts de voorbereiding van een nieuwe ineenstorting van de Internationale betekenen.
Europa heeft reeds opgehouden het enige vaderland van het kapitalisme te zijn. Machtig ontplooit het zich in Amerika; in Azië heeft het reeds zijn zegetocht begonnen. Het Europese kapitaal bespeurt op elk gebied de concurrentie van het Amerikaanse kapitaal; morgen zal het tegen die van het Aziatische te vechten hebben. De gedachte van de Verenigde Staten van Europa is voortgekomen uit de angst voor de Amerikaanse concurrentie. Kwam het verbond tot stand, dan zou dit de georganiseerde strijd van het Europese kapitalisme tegen het Amerikaanse en Oost-Aziatische om de kust van de Stille Oceaan betekenen, benevens de uitbuiting van Azië en Afrika door het Europese kapitaal. Door dit program zou het Europese proletariaat dus de plicht op zich nemen de kapitalistische belangen in de verre wereldarena te verdedigen, nadat het zich juist begint te bevrijden van de plicht, om zich voor de kapitalistische belangen in Europa te laten vermoorden. Het betekent de oorlogsverklaring door het Europese proletariaat aan alle ontwakende volkeren van het Oosten, die tegen de uitbuiting door het Europese kapitaal in opstand komen. En op deze wijze verslindt dit zogenaamde vredesprogram de ontwapening, evenals Chronos zijn kinderen verslond. Het plaatst slechts in plaats van de verschillende elkaar bestrijdende Europese militarismes het Europese militarisme. Wanneer dit program in de tegenwoordige maatschappijorde te verwezenlijken ware, zo zou het het program van het strijdende kapitalisme zijn; nooit echter zou het als vaan van het proletariaat geheven kunnen worden.
In werkelijkheid is dit programma slechts een kapitalistische utopie. Niettegenstaande het geldkapitaal in zijn hogere vertakkingen op alle mogelijke wijze verwant is, is het kapitalisme in nationale groepen gesplitst, die ieder voor zich de wereld in hun eigen belang willen uitbuiten. En zelfs in de allerhoogste streken, waar de aparte nationale groepen van het kapitaal zich tot gemeenschappelijke uitbuiting van de wereld verbinden, vormt hun bijzondere nationale macht de maatstaf bij de verdeling van de buit. Zij komt tot uitdrukking in de omvang der oorlogstoerustingen en de kracht van de diplomatieke invloed. Om te kunnen samenwerken moeten de kapitalistische groepen hun nationale bronnen van kracht, hun zelfstandigheid en hun machtsmiddelen in stand houden. Bij elke verandering der machtsverhouding brengen zij hun machtsmiddelen in beweging om het aandeel, dat zij tot nu toe in de buit hadden, onaangetast te bewaren of om een groter aandeel te verkrijgen. Wat zou de leidende kringen van het kapitaal kunnen bewegen om deze politiek van het nationale egoïsme op te geven voor een politiek van algemeen Europees kapitalisme? Engeland strijdt op het ogenblik tegen Duitsland om zijn tegenwoordig leeuwenaandeel aan de uitbuiting van de wereld te behouden. Waarom zou het Engelse kapitaal ook maar een sikkepitje daarvan ten gunste van het Duitse afstaan? Slechts in twee gevallen zou het Europese kapitaal in gesloten front kunnen optreden: namelijk als het in zijn tegenwoordige positie bedreigd werd door een buiten-Europees gevaar, of wanneer het Europese proletariaat de heerschappij van het kapitaal in gevaar zou brengen. In het eerste geval zou het optreden van het proletariaat als lijfwacht van het kapitaal betekenen, dat het volhardt bij zijn houding in deze oorlog, het opgeven van elke zelfstandige politiek. In het tweede geval zou het program van de Verenigde Staten van Europa niets dan een tegen het proletariaat gerichte heilige alliantie van het Europese kapitaal zijn.
Wat aan menigeen slechts als een onschuldige, verre, buiten de bloedige werkelijkheid van deze oorlog staande oplossing toescheen, is in werkelijkheid een reactionaire, kapitalistische utopie.
In het labyrint der vredesvragen raakt de socialistische gedachte bij het zoeken naar de oplossing van het vredesprobleem verdwaald; zij verwikkelt zich in tegenstrijdigheden, vindt geen uitweg en valt ten prooi aan de imperialistische bewijsmethode, die op alle vragen een eenvoudige oplossing heeft, omdat het imperialisme in het geheel geen internationale vragen stelt. “Ik roof, wat ik kan”, is zijn antwoord, dat aan duidelijkheid niets te wensen overlaat; en aan de socialistische voorvechters en verdedigers van deze roofpolitiek blijft alleen te bewijzen, dat de overwinning van hun nationaal imperialisme het heil der mensheid betekent. Maar al deze tegenstrijdigheden verdwijnen; uit de verwarring voert een brede weg, wanneer wij het imperialisme en de daardoor opgeworpen problemen historisch beschouwen.
Het imperialisme streeft er naar, de niet-kapitalistisch ontwikkelde wereld aan zijn juk te onderwerpen, omdat het een trap der kapitalistische ontwikkeling bereikt heeft, waarop hem de grenzen van de kapitalistische staten te eng geworden zijn. Het kapitalisme laat de landbouw verkwijnen; het forceert de ontwikkeling van de zware meer dan van iedere andere industrie; het vergaart geweldige massa’s meerwaarde, die het onder bijzonder gunstige voorwaarden winstgevend tracht te beleggen.
Om al deze redenen breidt het zich buiten de grenzen van de kapitalistische staten uit en tracht onontwikkeld land aan zich te onderwerpen. In nationale groepen verdeeld, tracht het imperialisme dit doel voor ieder der groepen afzonderlijk te bereiken. Niet alle hebben zij de voor deze politiek nodige gunstige geografisch-militaire grondslagen.
Daarom sluiten zij verbonden en waar dit niet voldoende is, moeten annexaties op Europese bodem de machtpositie verbeteren. Op de bodem van het kapitalisme is geen oplossing mogelijk van de door het imperialisme opgeworpen problemen. Het is geen machteloosheid van de socialistische gedachte, wanneer wij in de kapitalistische maatschappijorde geen bevredigende vredesleuze kunnen vinden. Daarin komt de onmogelijkheid om in het kapitalisme de kapitalistische tegenstrijdigheden op te lossen tot uitdrukking. Zo plaatst ons de imperialistische wereldoorlog voor de vraag, hoe door het socialisme de tegenstrijdigheden op te lossen zijn. Het antwoord op deze vraag ligt in het wezen van de imperialistische politiek besloten. De moderne imperialistische politiek heeft niet alleen een hoge ontwikkeling der industriële techniek, een hoge graad van concentratie der bedrijven tot grondslag, maar tevens de beheersing van de belangrijkste bedrijfstakken door het in de banken georganiseerde financieel kapitaal. Dezelfde ontwikkeling, die de tendensen schiep tot een gewelddadige uitbreiding van het kapitalisme buiten de grenzen van de kapitalistische staten, schiep ook de voorwaarden ter organisatie van de hoofdindustrieën van de leidende kapitalistische landen in het belang van en door de gemeenschap.
Het socialisme is dus niet het toevluchtsoord van de in de tegenstrijdigheden van het kapitalisme verward geraakte gedachte, die zich door een dialectische sprong uit de netten der werkelijkheid tracht te redden. Het is het praktische vraagstuk, dat de mensheid door haar strijd tegen het imperialisme moet oplossen. Het socialisme betekent de verdeling van de productiekrachten over de agrarische en de industriële productie en ook over de afzonderlijke takken daarvan, al naar de maatschappelijke behoeften. Het kent geen te veel aan producten, die afgezet moeten worden, opdat er geen stagnatie in de ontwikkeling zal komen. Het kent geen overtollig kapitaal, dat uitgevoerd moet worden, omdat het van zijn leden niet meer arbeid eist dan voor de gehele maatschappij nodig is. De socialistisch georganiseerde maatschappij kent geen drijfkrachten van expansie, die de onderdrukking van andere volkeren zouden eisen. Want voor zover klimatologische omstandigheden haar de productie van bepaalde levensmiddelen en grondstoffen onmogelijk maken, zal zij aan de voor het socialisme nog niet rijpe staten van Zuid-Amerika en Azië zoveel onbaatzuchtige hulp op het gebied der beschaving, zoveel waardevolle producten der hoogst- (want rationeel) ontwikkelde industrie te bieden hebben, dat zij niet tot gewelddadige middelen zal behoeven over te gaan om de voor haar noodzakelijke producten te verkrijgen. En omdat in de socialistische maatschappij de natie wel een cultuureenheid, maar geen uitbreidingsinstrument zal zijn, zo zal het behoren tot een nationaliteit onafhankelijk kunnen zijn van de maatschappelijk-territoriale indelingen. Het socialisme betekent het overwinnen van de imperialistische tegenstellingen op de bodem van een socialistisch georganiseerd beschavingsgebied en van zijn vreedzame betrekkingen tot de onder deze invloed zich snel tot het socialisme ontwikkelende, nu nog op lager trap van ontwikkeling staande volkeren.
De kapitalistische ontwikkeling, die de imperialistische tendensen schiep, heeft ook de materiële basis voor het socialisme geschapen. En het zijn deze zelfde imperialistische tendensen, welke ook de subjectieve voorwaarden scheppen, die het bewustzijn van het proletariaat rijp voor de strijd voor het socialisme maken. De geweldige omwenteling, die deze wereldoorlog op elk gebied betekent, zijn economische gevolgen voor de toestand der volksmassa’s, het gevaar van de nieuwe oorlogen, dat hij in zich bergt, dit alles zal aan het proletariaat op geheel andere wijze dan de propaganda van de sociaaldemocratie dit tot nu toe vermocht te doen, de ogen openen voor de noodzakelijkheid en mogelijkheid van het socialisme. Wat vóór de oorlog een theoretische tegenstelling was, de tegenstelling tussen socialisme en imperialisme, wordt door deze wereldoorlog tot een tegenstelling in de praktijk, die zich in een revolutionaire strijd der massa’s moet oplossen.
Wij treden in de periode van de strijd voor de dictatuur van het proletariaat, voor de vernietiging van het kapitalisme. Wat vóór ons ligt, is niet een enkele daad van proletarische opstand, maar een tijdperk van strijd, van overwinningen en nederlagen, tot de eindoverwinning bevochten is. Onze vredesactie is de eerste stap die dit tijdperk inleidt en slechts van uit dit gezichtspunt verdwijnen de tegenstrijdigheden, die deze actie anders belemmerden.
Het imperialisme sloopt het kapitalistische vaderland, het huis van de natie, doordat het er koloniën met een vreemde nationale bevolking aan toevoegt en het door annexaties in Europa een betere militair-economische basis verschaft. Hetzelfde doet het door meerdere “vaderlanden” te dwingen een imperialistisch verbond aan te gaan en van een deel der soevereiniteit voor altijd afstand te doen. Maar daarmee brengt het imperialisme aan de koloniale bevolking uitbuiting en aan de Europese annexatiegebied en nationale onderdrukking. Het bedreigt de imperialistische naties in geval van een nederlaag met verlies van een deel van hun nationaal gebied, ja, in geval van volkomen nederlaag met het verlies van hun nationale onafhankelijkheid.
De gedachte van de sociaalpatriot, die bleef steken in de tijd, toen de ontwikkeling van het kapitalisme de voorwaarde was voor het ontstaan van nationale staten en deze ook nodig had, ziet in alle, de natie bedreigende gevaren een grond tot verdediging van zijn vaderland, zelfs op gevaar af, dat andere er door vernietigd worden. Hij ziet niet, dat hij, door zich aan het imperialisme in de vorm van nationale verdediging te onderwerpen, het nationale gevaar voor zijn eigen en vreemde naties vereeuwigt en tevens elke actie tegen het kapitalisme opgeeft. De socialistische revolutionair ontkent niet, zoals de tegenwoordige sociaalpatriot Hervé eenmaal deed, de betekenis, die het vaderland als historische ontwikkelingsfactor in het verleden had, toen zonder kapitalistische staat geen kapitalistische vooruitgang mogelijk was en dus ook geen voor het socialisme strijdend proletariaat.
Maar hij wijst op het feit, dat de kapitalistische ontwikkeling een hoogte bereikt heeft, waarop de ontwikkeling tot het socialisme onafhankelijk is van het bestaan van bepaalde kapitalistische nationale staten. De socialistische revolutionair ziet, dat het proletariaat, als het gevolg geeft aan de oproep om het vaderland te verdedigen, zijn kracht in de dienst van het imperialisme stelt en de strijd voor het socialisme opgeeft. De socialistische revolutionair wil van de verdediging van het vaderland niets weten, niet in naam van een humanitair vredesidee, niet in naam van een boven de volkeren, in de wolken zwevende mensheidsabstractie, maar ter wille van de aan het proletariaat opgelegde, verheven taak van het verbreken van zijn ketenen, in naam van de bevrijding der arbeidersklasse, en dus der mensheid, uit de gevaren van het kapitalisme. Terwijl de Duitse sociaalpatriot met het oog op het gevaar van annexatie van Elzas-Lotharingen door Frankrijk, oproept zich voor het Duitse imperialisme te laten doodbloeden, zich daarentegen met geen enkel woord, of alleen maar met woorden, tegen de annexatie van België verklaart, bestrijdt de socialistische revolutionair elke gewelddadige oplossing van de imperialistische problemen, elke onderwerping van volksgroepen, doordat hij de volksmassa’s voor de strijd tegen het gehele systeem oproept. Wie Elzas-Lotharingen voor Frankrijk terug wil winnen, moet helpen om Duitsland ten onder te brengen. En de machten, die in staat zouden zijn Duitsland er onder te brengen, zouden ook in staat zijn Duitse gebieden te annexeren om daardoor het Duitse imperialisme de pezen door te snijden. Wie meehelpen wil, dat Elzas-Lotharingen bij Duitsland blijft, door het voor Duits gebied te verklaren, die moet de krachten in stand houden, die in staat zijn België aan Duitsland te binden, een koloniaal rijk in Centraal-Afrika te stichten en Turkije tot domein van het Duitse kapitalisme te maken. Er is geen proletarische strijd mogelijk voor de instandhouding van de nationale zelfstandigheid binnen de palen der imperialistische politiek, die over de grenzen van de aparte naties uitgroeit en hun nationale zelfstandigheid opheft; hij wordt noodzakelijk tot een imperialistische strijd. Alleen de socialistische revolutionair strijdt tegen annexaties, tegen een verkeerde oplossing van de imperialistische tegenstellingen, tegen de voorbereidingen tot nieuwe imperialistische oorlogen, door de volksmassa’s thans reeds tot hun socialistische bevrijdingstaak op te roepen en ze tot de strijd tegen de oorlog onder de leuze van het socialisme te mobiliseren. Alleen de vredesactie onder de leuze van het socialisme, als begin van de strijd voor het socialisme, dat is de weg, die wij kunnen en moeten gaan. En alleen langs deze weg maken wij de kracht van het proletariaat vrij niet ter wille van de handhaving van de status quo, die tot de oorlog geleid heeft, niet ter wille van de zogenaamde verwezenlijking van het bedachte, maar nooit geheel verwezenlijkte, nu reactionair geworden principe van de nationale afsluiting, maar ter verwezenlijking van de historische taak van het proletariaat: het socialisme, dat alleen de mensheid bevrijden kan van al de gevaren van het imperialisme.
Alleen wanneer de proletarische vredesactie in deze geest gevoerd wordt, kan zij het tegen het sociaalpatriottisme en sociaalimperialisme opnemen. Evenals het verbreken van de godsvrede, van de “Union sacrée” (heilige unie) haar praktisch uitgangspunt vormt, zo vormt het opgeven van de verdediging des vaderlands in naam van de strijd voor het socialisme haar theoretische basis, waarop zij eerst tot een bepaald standpunt ten opzichte van de afzonderlijke oorlogs- en vredesproblemen komen kan. Wie zich niet op dit alléén mogelijke, door het karakter van het tegenwoordige tijdperk gegeven standpunt stelt, zal nooit verder komen dan enkele stappen naar een vredesactie. Zijn pacifistisch-menslievende neigingen worden door elke verandering van de militaire situatie belemmerd. Het constateren van dit feit betekent volstrekt niet, dat zich de sociaal-revolutionaire elementen van de Internationale er toe moeten beperken alleen de gelijkgezinde partijgenoten uit alle landen tot gemeenschappelijke actie te verenigen.
Volstrekt niet: zij moeten voor alle proletarische elementen, die het imperialisme willen bestrijden, als kristallisatiepunt dienen. Dit betekent echter geen mechanisch verzamelen, maar een bewuste strijd om het geestelijk karakter van de vredesactie te beïnvloeden, zowel in haar eigen belang, als in dat van onze algemene bevrijdingsstrijd.
_______________
[1] Overgenomen uit “Neues Leben”, Monatsschrift für sozialistische Bildung, herausgegeben von Robert Grimm und Jacob Lorenz, Bern.