Albert De Coninck
España - Belgen in de Internationale Brigaden
Hoofdstuk 9


De weerslag van de Spaanse burgeroorlog in België

Met het aan de macht komen van Hitler in Duitsland was ook de dreiging van het fascisme in geheel Europa dieper in het bewustzijn van talrijke werkers en intellectuelen doorgedrongen. Hoe men deze fascistische dreiging, die ook in België onder allerlei vormen de kop op stak, kon afweren was niet duidelijk.

Dat het de communistische partijen waren die overal de aaneensluiting van de arbeiders- en democratische krachten propageerden, hoef ik hier niet in bijzonderheden aan te tonen. Dit is een feit dat historisch vaststaat.

Wanneer evenwel in Frankrijk en in Spanje de Volksfrontallianties een feit worden en sociale resultaten afwerpen, blijven zij niet zonder uitwerking in ons land.

De grote werkstakingen in België in juni 1936, zo zij ongetwijfeld hun voornaamste oorzaken vonden in de eigen, Belgische problematiek, waren echter ook niet vreemd aan wat op dat ogenblik in de Europese arbeidersbeweging plaatsvond. In elk geval gaven de stakingen van juni 1936 op hun beurt een spoorslag aan de volksfrontgedachte en binnen dit volksfront aan een eenheidsactie tussen socialisten en communisten.

Trouwens, in juli 1936 waren wij de getuigen van de organische vereniging van de Socialistische Jonge Wacht en de Communistische Jeugd in de ‘Verenigde Socialistische Jonge Wacht’. Deze eenheid beperkte zich tot Wallonië en Brussel, wat niet betekende dat zulks geen invloed in Vlaanderen uitoefende op de betrekkingen tussen socialistische jongeren en communistische jeugd. Zo zien wij in die periode in het Antwerpse een toenadering ontstaan tussen Syndicale Jeugd en Communistische Jeugd.

Talrijk waren de vrijwilligers die uit de ‘Verenigde Socialistische Jonge Wacht’ de Internationale Brigaden gingen vervoegen. Uit het Antwerpse vertrokken enkele militanten van de Syndicale Jeugd samen met Jongcommunisten naar Spanje.

De fascistische rebellie in Spanje deed niet alleen een grote solidariteitsbeweging onder socialistische en communistische arbeiders ontstaan, maar versterkte tevens de gevoelens dat het fascistisch gevaar in Europa nog naderbij gekomen was. De leuze der communisten voor de eenheid van socialisten en communisten en de leuzen voor de vorming van een Volksfrontcoalitie kregen weerklank.

In de socialistische partij, die zich toen Belgische Werkliedenpartij noemde, tekenden zich al spoedig twee strekkingen af. De ene strekking, vertegenwoordigd door Rik de Man en Spaak hield het bij een politiek van ‘nationale unie’ met de Belgische bourgeoispartijen. De andere strekking werd vooral verpersoonlijkt door Emiel Vandervelde, voorzitter van de BWP, die, zo hij zich niet consequent voor een Volksfrontpolitiek uitsprak, toch meer voorstander was van een politiek die aanleunde bij een antifascistisch blok en dit vooral met betrekking tot de gebeurtenissen in Spanje.

Deze laatste strekking, die men de linkse strekking zou kunnen noemen en ongetwijfeld de overgrote meerderheid van de socialistische werkers vertegenwoordigde, werd nochtans nooit de officiële politiek van de Belgische Werklieden Partij.

De leiders van deze strekking en met hen gans de socialistische linkerzijde werden het slachtoffer van typisch sociaaldemocratische opvattingen. Telkens de linkerzijde aan concrete eenheidsacties deelnam, deed men haar opnieuw in het rechtse gareel lopen door de regeringsdeelname in kwestie te stellen.

Om tegen de dreiging van het fascisme een dam op te werpen en in de optiek van een groepering van alle linkse krachten, zal op initiatief van de communisten een ‘Waakzaamheidscomité der antifascistische intellectuelen’ tot stand komen. Een belangrijke rol daarin speelde de toen nog jonge Luikse advocaat Jean Terfve.

Het is door dit comité dat van 3 tot 6 september te Brussel een internationaal congres werd georganiseerd onder de benaming ‘Rassemblement Universel pour la Paix — Universele Verzameling voor de Vrede’.

Emiel Vandervelde, voorzitter van de BWP, had het erevoorzitterschap van dit congres aanvaard. Merlot en Delattre waren eveneens aanwezig. Kamiel Huysmans had zijn steun toegezegd.

De deelname van Emiel Vandervelde was niet zonder betekenis. Hij was minister in de Belgische regering van Zeeland.

Toen in juni 1936 de regering Van Zeeland werd gevormd had Vandervelde reeds uiting gegeven aan zijn bezorgdheid inzake de buitenlandse politiek.

Hij was voor een buitenlandse politiek die meer toenadering zou zoeken met Frankrijk en wie toen Frankrijk zei, zei Volksfront. In deze richting kon men een politiek van anti-Hitlercoalitie duidelijk ontwaren.

Dat wilde de reactie niet. Deze wilde wel de buitenlandse politiek aan een socialist toevertrouwen, maar die socialist moest Spaak zijn. En zo gebeurde. Vandervelde, voorzitter van de BWP, werd in de regering op een zijspoor geplaatst en werd minister van Volksgezondheid (een ministerie dat tevoren niet bestond en dat wellicht werd opgericht om Vandervelde ‘kwijt’ te zijn).

De fout die Vandervelde hier beging was ongetwijfeld dat hij aanvaardde op een zijspoor gerangeerd te worden en als ‘patron’ van de BWP in de regering meteen ook Spaak en geheel de politiek van de regering onder borg stelde.

Deze dubbelzinnigheid kwam later opnieuw naar voren. Toen de Belgische regering de politiek van ‘niet-interventie’ bijtrad, kritiseerde Vandervelde dit besluit, maar hij bleef in de regering.

Hij zou zelfs het hoofd buigen, na een korte oppositie, en het voorontwerp van wet op de beteugeling van de dienstneming in de rangen van het Spaans republikeins leger — 13 december 1936 — goedkeuren. Vandervelde verdedigde zich door te verklaren dat hij geen steun vond bij de andere socialistische ministers.

Hij had echter steun kunnen vinden in het land, bij de massa van socialistische en communistische werkers, hij kon steun vinden in brede kringen van vooruitstrevende intellectuelen. Dat deed Vandervelde niet. Hij vreesde wellicht dat zulks de ‘eenheid’ van de BWP zou verstoren. Die ‘eenheid’ die in feite de onderwerping van de BWP aan de politiek van de Belgische reactie betekende.

Tot wat deze halfslachtige politiek leidde, toont ons een ander feit. Wanneer op 23 februari 1937 een zelfde wet, maar die nog verder reikte en mede betrekking had op de ‘niet-interventie’ van België, door de liberale minister Bovesse in de Kamer werd neergelegd, stonden we, na heftige debatten, voor het triestige spektakel dat de linkse socialisten zich onthielden.

Pas op 28 februari, wanneer Vandervelde, in verband met de ‘zaak de Borchgrave’ door de Man en Spaak, in aanwezigheid van alle ministers, werd aangevallen, zal hij zijn ontslag uit de regering aanbieden.

Kort voor het ontslag van Vandervelde had de Man in de kabinetsraad verklaard (25 januari 1937): “Men moet er mee gedaan maken! Wij zijn hier de mannen van een partij. Wij zijn in de regering. Van Spanje trek ik mij niets aan (de l’Espagne je m’en fous ...).” [1]

De zaak de Borchgrave

Nadat de fascistische opstand te Madrid was neergeslagen had een aantal personen die van dichtbij of van verre in de opstand betrokken waren, toevlucht gezocht in de verschillende ambassades te Madrid. Ook in de Belgische ambassade verbleven er een deel vrouwen, kinderen en grijsaards, die later met instemming van de republikeinse regering Spanje zullen mogen verlaten.

Op 24 december 1936 wordt de verdwijning van Baron Jacques de Borchgrave, adjunct van de Belgische ambassadeur te Madrid gemeld. Rond het einde van de maand werd het lichaam van de Borchgrave in de frontzone bij Madrid, te Fuencarral, teruggevonden. Wat er precies gebeurd was, werd nooit opgeklaard. Beweerd werd dat de Borchgrave bepaalde spionageopdrachten vervulde en in die omstandigheden de dood vond. Of werd hij het slachtoffer van één der ongecontroleerde groepen die toentertijd nog optraden?

De zaak de Borchgrave werd door Spaak aangegrepen om met de verbreking der diplomatieke betrekkingen te dreigen. Zover kwam het toen nog niet, alhoewel Bovesse op 11 januari 1937 de verbreking had geëist. Daar Vandervelde op dat stuk het been stijf hield, vond de kabinetsraad zijn eenheid terug in het zenden van een scherpe nota en de dreiging, de zaak voor het internationaal gerechtshof van Den Haag te brengen, indien aan de gestelde eisen niet werd voldaan, zijnde de betaling van 1 miljoen frank schadevergoeding en het aanbieden van verontschuldigingen door de Spaanse regering.

Dat er in de hoogste kringen van de Belgische reactie sympathieën uitgingen naar Franco en er door haar een hetzecampagne tegen de Spaanse republiek gevoerd werd, hoeft zeker niet in het lang en het breed bewezen te worden. We hoeven slechts de rechtse pers van die tijd te bekijken om ons daar rekenschap van te geven. De argumenten die we te dien tijde tegen de ‘roden’ opgediend kregen, werden ons tijdens de nazi-bezetting nog eens geserveerd.

Op welk peil de argumentatie stond die door de zogenaamde elite van het land werd naar voren gebracht, toont ons het door Burggraaf Charles Terlinden geschreven werkje: Une question à l’ordre du jour: la reconnaissance par la Belgique du gouvernement national de l’Espagne: “De ware regering van een land is die welke de historische rol voortzet die door de voorzienigheid aan dat land werd toebedeeld: sedert veertien eeuwen heeft God aan Spanje de meest edele zending opgedragen die er in bestaat het christelijk geloof te verdedigen zonder hetwelk er van een ware beschaving geen sprake kan zijn...”

Voor de edele Burggraaf was het allemaal eenvoudig: “Het protestantisme heeft het filosofisme en het scepticisme veroorzaakt die op hun beurt het liberalisme voortbrachten; dit liberalisme dat de massa uitbuitte op het economisch vlak en haar ontchristelijkte, gaf geboorte aan het socialisme, wat uiteindelijk op anarchisme en communisme uitliep.”

Gelukkig was daar de ‘nationale regering van Spanje’ die op het juiste ogenblik door een nieuwe kruistocht, een halt aan die vreselijke ontwikkeling toeriep. Onze morele plicht was die regering te erkennen.

Wat de moraal in de mond van zulke geloofsijverige en edele lieden à la Burggraaf Terlinden in werkelijkheid inhield, dat kunnen we lezen in het verslag van de ‘Compagnie Royale Asturienne des Mines’ ter gelegenheid van haar 100-jarig bestaan (1853-1953): “Het was vanzelfsprekend dat de ‘Compagnie Royale Asturienne des Mines’ een snelle overwinning van de Franco-troepen wenste en een normalisatie van de betrekkingen met de regering van Burgos. Zij was ten zeerste verontrust over de arbeidersbewegingen (en hun organisaties) in de productiecentra. Lang voor het beëindigen van de militaire operaties herstelde Baron Van der Heyden à Hauzeur (voorzitter van de beheerraad) het contact met zijn medewerkers en stelde de toestand van de Compagnie veilig bij de nieuwe autoriteiten van de Spaanse Staat, te Salamanca, Burgos en Bilbao...”

Verdere commentaar is hier overbodig.

De ‘niet-inmenging’ van de Belgische regering

Nadat op 2 augustus 1936 het ministerie van Buitenlandse zaken een telegram van de fascistische generaal Cabanellos had ontvangen waarin deze de oprichting van de ‘Nationale regering’ meedeelde, werd de te Brussel verblijvende Señor de Zulueta de officiële verbindingsman met Franco.

Het was vanzelfsprekend dat de contacten met Señor de Zulueta heel voorzichtig gebeurden. Zowel Spaak als andere ‘hoge’ kringen dienden rekening te houden met een groot deel der openbare opinie dat de Spaanse republiek genegen was. Daarenboven onderhield de Belgische regering diplomatieke betrekkingen met de regering van de Spaanse republiek en was het nogal kras geweest op dat ogenblik al zijn kaarten op tafel te smijten. Men moest enkel een beetje tijd laten voorbijgaan.

Op 6 november 1937 verscheen in het Belgische Staatsblad het bericht van de oprichting van een ‘Spaanse Nationale Handelskamer’ te Brussel. De activiteiten van deze handelskamer gingen evenwel zeer snel de ‘commercie’ te buiten. Zij verstrekte ‘salvos conductor’ voor reizen naar het Franco-gebied.

Een maand later, in december 1937, vertrok er een ‘Belgische missie’ naar Salamanca om er de “Belgische materiële belangen in de gebieden die onder controle van nationalistisch Spanje staan te behartigen”.

In mei 1938 werd een nieuwe regering gevormd met Spaak als eerste Minister en minister van Buitenlandse Zaken. De Belgische bourgeoisie zou nu het vuile werk laten opknappen door een ‘socialist’.

In augustus van hetzelfde jaar, tijdens het parlementair verlof, stuurde Spaak de heer Delcoigne, een diplomaat met de graad van ambassaderaad naar Franco “om een officieel onderzoek te doen betreffende de commerciële en economische voordelen die het zenden van een agent bij Franco kan afwerpen”. Tegelijkertijd werd de Belgische Ambassade te Madrid herleid tot ‘Legatie’ en werd ook de Belgische consul te Barcelona teruggeroepen. Er hoeft niet aan getwijfeld te worden dat Franco zulks geëist had als bewijs van goede wil.

Op het BWP-congres van 5, 6 en 7 november 1938 vroeg Spaak het zenden van een handelsvertegenwoordiging bij Franco goed te keuren. Hierin werd hij o.m. gesteund door Rik de Man, Herman Vos, Bondas, e.a. Het congres volgde Spaak echter niet. De congresresolutie over ‘Burgos’ luidde als volgt:

“Met algemeenheid van stemmen, min 7 en 4 onthoudingen aangenomen. Het Congres van de BWP stelt vast dat het zenden van een Belgische afgevaardigde naar Burgos een kwestie is, die geen deel uitmaakte van de regeringsverklaring van 18 mei 1938.

Dat, zo de ministeriële samenwerking in de onontbeerlijke klaarheid het vertrouwen en de wederzijdse loyauteit wil voortzetten, een dergelijke kwestie, indien zij gesteld wordt, moet opgelost worden door een overeenkomst tussen de partijen die de meerderheid vormen.

Dat deze overeenkomst niet verwezenlijkbaar is in de tegenwoordige stand van zaken.

Om deze redenen drukt het Congres zijn vertrouwen uit in de Socialistische ministers om geen enkele definitieve beslissing te laten treffen zonder dat een Congres hierover uitspraak gedaan heeft.”

Uit de tekst van de resolutie is duidelijk uit te maken dat de gehele probleemstelling niet gebeurd was in functie van de weerstand tegenover de fascistische bedreigingen en van de actie der arbeidersklasse, maar wel op de typische sociaaldemocratische manier in functie van de regeringsdeelname. Dat werd trouwens door Spaak uitgebuit. Op hetzelfde congres sprak hij van het gevaar van een regeringscrisis, waarop het congres met een tweederde-meerderheid de gevoerde buitenlandse politiek goedkeurde!

Ondanks de congresresolutie van 7 november kondigde Spaak in een rede in de Senaat op 29 november aan dat hij besprekingen zou voeren met de Franco-regering! Dit besluit werd door de Senaat goedgekeurd met 88 stemmen tegen 13 en 50 onthoudingen. Van socialistische zijde stemden tegen: Rolin en Laboulle, de andere socialisten onthielden zich “in afwachting van een nieuw congres”.

Op 5 december 1938 vond het buitengewoon congres van de BWP plaats, dat met tweederde-meerderheid het verslag van het Bureau verwierp daar het ten aanzien van Spaak te gunstig oordeelde.

Maar daags na dit congres, dat toch een feitelijke veroordeling van Spaak betekende, herhaalde de Eerste Minister, ditmaal in de Kamer, zijn voorstel dat hij op 29 november in de Senaat deed. De katholieken kwamen daarop Spaak ter hulp door de vertrouwenskwestie te stellen. Een derde van de socialistische volksvertegenwoordigers stemde samen met rexisten en katholieken. In het totaal bekwam de regering het vertrouwen met 111 tegen 49 bij 21 onthoudingen.

Hierop zou Spaak door zijn pokerspel en chantage de socialistische kaders tot verdere toegevingen brengen.

De stemming in de Kamer heeft bewezen, zo verklaarde Spaak, dat hij niet het vertrouwen van zijn socialistische vrienden genoot en bijgevolg zou hij zijn ontslag uit de regering aanbieden. Maar op 8 december verzocht het BWP-bureau Spaak, toch maar aan te blijven. En Spaak bleef.

Op 13 januari 1939 wist de regering te melden dat de besprekingen met Franco een “goede afloop hadden gekend”. Wie zou het anders verwacht hebben!

Op 15 januari werd een nieuw buitengewoon congres van de BWP samengeroepen. Het congres stemde het vertrouwen in Spaak en de Man. Deze laatste werd tot voorzitter van de BWP gekozen (Vandervelde was op 27 december 1938 overleden).

Spaak erkende de iure de regering Franco op 21 maart 1939. Begin september 1939 begon de tweede wereldoorlog!


_______________
[1] ‘Combat’, 6 februari 1937, Une page d’histoire.