Cajo Brendel
Revolutie en contrarevolutie in Spanje
Hoofdstuk 11


XI. De rol van het bolsjewisme

Nadat de arbeidende klassen van Spanje zich op 19 juli 1936 verhieven om de contrarevolutie neer te slaan, volgden de gebeurtenissen elkaar zó snel op, dat in minder dan geen tijd het burgerlijk verkiezingsprogram van het Frente Popular een document leek uit een vér verleden tijd. Wat in januari en misschien nog in februari zeer radicaal en hoogst gedurfd had geschenen — in elk geval aan de even deftige als stoffige liberalen van Azaña’s Izquierda Republicana[1] — was tegen het einde van de zomer een stoffig museumstuk geworden doordat de massa’s zélf ten tonele waren verschenen en hun stempel hadden gedrukt op de gang zaken. Dat gebeurde ten dele reeds éér de volksfrontregering was samengesteld, ja zelfs nog vóór het bekend worden van de verkiezingsuitslag. Het werd na de 19de juli hét kenmerk van de ontwikkeling. De revolutie bewoog zich weliswaar nog altijd binnen de grenzen van de burgerlijke samenleving, maar niet volgens het klassiek burgerlijke patroon, dat zij trouwens als gevolg van de zwakte van de bourgeoisie nimmer had nagevolgd.

Door het optreden van de massa’s werden de republikeinen van burgerlijke huize — dat wil zeggen: liberalen, vrijzinnig-democraten met weinig neiging tot vrijzinnigheid en sociaaldemocraten — tegen hun wil en tegenstrevend, maar niettemin onweerstaanbaar meegevoerd in de revolutionaire vloed. Niets wilden zij liever dan deze kanaliseren, maar zij moesten constateren dat hun politieke organisaties dat niet kónden. Zij waren voor het parlementaire spel, méér nog wellicht voor de manoeuvres achter de parlementaire coulissen geformeerd en — met één enkele uitzondering — allerminst berekend op de toestand zoals die inmiddels was geschapen, een situatie waarin zij hun krediet verrassend snel verbruikten.

Eén partij slechts toonde zich in staat om tegen de stroom van de omwenteling op te roeien, haar op de daarvoor geëigende plaatsen af te dammen, haar te splitsen en de aldus ontstane zijtakken stuk voor stuk in rustiger en — naar burgerlijke maatstaven gemeten — vertrouwder beddingen te leiden: de partij van de bolsjewieken. Zij vormde de laatste strohalm voor al wat traditioneel burgerlijk dacht of gematigd was in het republikeinse Spanje. Weldra klampten kleine middenstanders, beroepsmilitairen, politiefunctionarissen, professionele politici en ministers zich allemaal even stevig aan haar vast.

Niets en niemand heeft binnen het republikeinse kamp de Spaanse revolutie zó krachtig afgeremd, de revolutionaire ontwikkeling dermate een spaak in het wiel gestoken, het omwentelingsproces zó nadelig beïnvloed, de Spaanse arbeidersklasse zó veel schade berokkend als het bolsjewisme. Twee oorzaken kunnen voor dit optreden worden aangewezen: in de eerste en voornaamste plaats de positie van het bolsjewisme in Rusland; in de tweede plaats de positie van de Spaanse bolsjewistische partij zélf.

Het bolsjewisme was als politieke theorie en als praktische revolutionaire beweging ontstaan in het hoofdzakelijk agrarische en feodaal-absolutistische Rusland, dat wil zeggen in een land waar de burgerlijke revolutie zich onder zeer bijzondere historische omstandigheden moest voltrekken. Haar overwinning kon — naar een getuigenis van Lenin — ‘onmogelijk een overwinning van de bourgeoisie zijn en dat verleende de Russische burgerlijke revolutie een bijzonder karakter, waarmee zij echter niet ophield een burgerlijke revolutie te zijn’.[2]

Het product van die Russische omwenteling was een samenleving met warenproductie, loonarbeid en kapitalistische rentabiliteit. Het was een samenleving, waarin het tsaristische staatsapparaat door een nieuw staatsapparaat was vervangen en waarin de arbeiders als producenten van meerwaarde de onderdrukte klasse vormden, ook al werd het staatskapitalisme dat zich ontwikkelde, voorgesteld als een vorm van ‘socialisme’ en ook al werd de bolsjewistische staat als een zogenaamde ‘arbeidersstaat’ gepresenteerd. Verre ervan het socialisme te verwezenlijken, schiep de Russische revolutie, overeenkomstig haar maatschappelijke voorwaarden, sociale verhoudingen die het aanzijn gaven aan de heerschappij van een partij, die iedere spontane aanzet tot werkelijk eigen beheer van het productieapparaat door de arbeiders van stond af aan vernietigde, die elke schuchtere of niet-schuchtere poging tot proletarische machtsvorming gewelddadig onderdrukte en tegelijkertijd háár dictatuur over de Russische proletarische massa’s met een slechts in schijn socialistisch jargon trachtte te rechtvaardigen. Het socialisme werd in Rusland de officiële ideologie, het valse etiket waarmee een puur kapitalistische inhoud aan de man moest worden gebracht, een mythe.

Om dat valse etiket des te echter te doen lijken, misbruikte het bolsjewisme de sympathieën die de niet-Russische arbeiders de bolsjewistische omwenteling aanvankelijk toedroegen, voordat haar werkelijke resultaten zichtbaar werden. De bolsjewistische partijen, die overal werden gesticht of waarvan de stichting, omdat de mythe het eiste, met de grofste middelen werd geforceerd,[3] verenigd in de Komintern die ‘de zaak van Rusland tot haar eigen zaak maakte’[4] in plaats van aandacht op de klasseactiviteiten of de klassebelangen van de aangesloten arbeiders te richten, werden tot een instrument van de Russische staatspolitiek gemaakt.

Enerzijds strekte het blote feit van hun bestaan tot een versterking van de autoriteit van de Russische heerserskliek. Anderzijds werden aan bolsjewistische partijen de — volstrekt niet bij de maatschappelijke situatie in West-Europa passende — organisatiemethoden en tactische beginselen van het bolsjewisme opgedrongen, werden zij straf gedisciplineerd en in de teugels van het Kremlin gespannen, om ze als middel tot een grootscheeps arbeidersbedrog te kunnen hanteren. Terwijl het staatskapitalistische Rusland naar een steeds betere verstandhouding met de rest van de kapitalistische wereld streefde, dienden de diverse bolsjewistische partijen tot het voorkómen van revolutionaire ontwikkelingen, die Moskou méér dan wát ook vreesde. Want een revolutionair optreden van arbeiders in West-Europa of Noord-Amerika moest noodzakelijkerwijze andere dan bolsjewistische vormen aannemen, moest onvermijdelijk de diepe tegenstelling tussen de proletarische klasse en het bolsjewisme aan het licht brengen en moest dientengevolge de ‘socialistische’ mythe van het bolsjewisme aantasten, dat wil zeggen een der poten doorzagen van de zetel waarop de machthebbers van het zogenaamde ‘Sovjet’-Rusland troonden.

Sedert 1921 werden alle revolutionaire bewegingen die Moskou om hierboven vermelde of soortgelijke redenen als gevaarlijk en ongewenst beschouwde — te beginnen met de proletarische opstand van Kroonstad — door de bolsjewieken neergeslagen, gewurgd of in de wielen gereden. Dat lot viel onder meer ten deel aan de Duitse revolutie en de Chinese in de jaren twintig, het was ook beschoren aan de revolutie in Spanje.

Juist in de jaren dertig werd het resultaat van de bolsjewistische, burgerlijke revolutie in Rusland definitief geconsolideerd. De nieuwe heersende klasse die er was ontstaan en bezig zich te versterken, alsmede de partijbureaucratie, die er, met Stalin aan het hoofd, de lakens uitdeelde, wensten vóór alles rust. De Spaanse omwenteling — waarin de massa’s eigen wegen insloegen, waarin zij toonden veel krachtiger te zijn dan in oktober 1917 en de jaren onmiddellijk daarna de Russische arbeiders waren geweest, waarin de Spaanse arbeiders bestuurs- en beheersvormen ontwikkelden, die de pogingen van hun Russische klassegenoten destijds alleen al dáárdoor achter zich lieten, dat zij veel langer standhielden — boezemde de bolsjewistische heersers angst in. Bijgevolg deden zij alles wat in hun vermogen lag om de ontwikkeling van de Spaanse revolutie te belemmeren.

Wat de Spaanse bolsjewistische partij betreft: klein en onbetekenend nog tot op het tijdstip dat in februari 1936 de volksfrontregering werd gevormd, krachtens haar structuur op geen enkele wijze aansluitend bij die karaktertrekken, die de Spaanse arbeidersbeweging — met uitzondering dan van de sociaaldemocratie die daartoe niet of nauwelijks kon worden gerekend — van de aanvang af hadden getypeerd en dientengevolge zonder enige reële invloed, hunkerde zij ernaar, het kostte wat het kostte, een factor van betekenis te worden. Vervuld van het streven niet slechts een vinger in de pap te hebben maar alle machtsposities te veroveren, deinsde zij er niet voor terug aan dat streven zowel de belangen als het leven van de Spaanse arbeiders op te offeren.

De Russische belangenpolitiek speelde de Spaanse bolsjewistische partij evenzeer in de kaart als omgekeerd háár optreden precies tegemoet kwam aan dat wat Moskou ten aanzien van de Spaanse omwenteling beoogde. Werktuig van het Kremlin, gelijk toentertijd al haar zusterpartijen, was zij, door de loop der gebeurtenissen, na februari 1936 waarschijnlijk van al deze organisaties die welke de Russische bevoogding het minst als lastig of hinderlijk ervoer.

Van deze werkelijke stand van zaken bespeurden buiten Spanje de burgerlijke regeringen, de burgerlijke partijen en burgerlijke kringen het allerminst. Hun door niets gemotiveerde bolsjewieken vrees[5] of hun al even ongemotiveerde bewondering voor Rusland, maakte dat zij zich blind staarden op de Russische wapenleveranties aan het republikeinse Spanje en naïef geloof hechtten aan het uiteraard door Rusland ijverig verbreide sprookje, dat zij geschiedden ‘uit sympathie met het onderdrukte Spaanse volk’, gelijk de formule luidde.

Zeker, het was hun niet onbekend gebleven dat de Russische regering zich voor die wapens liet betalen, eerst met het goud van de bank van Spanje, vervolgens met de exclusieve rechten op de exploitatie van de voornaamste mijnen van Murcia en van Ciuded Réal.[6] Maar zij meenden, en niet ten onrechte trouwens, dat dit slechts een bijkomstigheid was, evenwel zonder voor de échte hoofdzaak ook maar enig oog te hebben. Wat Rusland in ruil voor het oorlogsmateriaal verlangde en kreeg was medezeggenschap in de Spaanse politiek, een medezeggenschap die geenszins werd uitgeoefend om haar te radicaliseren!

Er werden Russische ‘adviseurs’, politieke commissarissen van het Kremlin zoals een zekere Rosenberg en Antonov-Ovsejenko — militair specialist uit de oktoberdagen van 1917 — naar Spanje gezonden, die weldra de regering-Caballero onder zware politieke druk zetten. Omtrent die druk heeft Largo Caballero zelf achteraf verklaard:

‘De Spaanse regering en in het bijzonder de minister die verantwoordelijk was voor de leiding van de operaties, evenals de generale staf, speciaal in het hoofdkwartier, waren niet in staat om volkomen onafhankelijk op te treden, doordat zij tegen hun wil waren genoodzaakt zich te onderwerpen aan onverantwoordelijke inmenging van buitenaf, zonder in staat te zijn zich daarvan te bevrijden op straffe van het in de waagschaal stellen van de hulp, welke Rusland ons verleende door de verkoop van oorlogsmateriaal. Bij sommige gelegenheden veroorloofden de Russische ambassade en generaals zich, mij van hun ongenoegen te doen blijken onder het voorwendsel, dat hun orders niet met de gewenste punctualiteit werden uitgevoerd en verklarend, dat, indien wij hun medewerking niet als noodzakelijk en nuttig beschouwden, wij hun dit ronduit zouden zeggen, zodat zij hun regering daarvan kennis konden geven en vertrekken.’[7]

Omtrent de politieke koers welke de bolsjewieken de Spaanse republikeinse regering zochten op te dringen, getuigde een — in het Frans geschreven — brief, die Stalin, Molotov en Vorosjilov op 21 december 1936[8] vanuit Moskou aan Largo Caballero richtten. Zij schreven daarin onder meer:

‘... De Spaanse revolutie baant zich haar wegen, welke in vele opzichten verschillen van de weg die Rusland heeft afgelegd. Dat wordt bepaald door het verschil in sociale, historische en geografische omstandigheden en door de noodzaak van de internationale toestand, die anders is dan die waarmee de Russische revolutie had te maken. Het is zeer goed mogelijk, dat in Spanje de parlementaire weg een doeltreffender middel van revolutionaire ontwikkeling zal blijken dan in Rusland.

Maar dit gezegd zijnde, geloven wij, dat onze ervaringen, vooral de ervaring van onze burgeroorlog, toegepast overeenkomstig de bijzondere voorwaarden van de revolutionaire strijd in Spanje, voor Spanje een zekere betekenis kunnen hebben...

Ziehier vier vriendschappelijke raadgevingen, welke wij u voorleggen:

1. Er zou rekening moeten worden gehouden met de boeren, die van groot belang zijn voor een agrarisch land als Spanje. Het zou goed zijn decreten uit te vaardigen met betrekking tot de agrarische kwesties en de belastingkwesties die in het belang zijn van de boeren. Het zou ook goed zijn om de boeren in het leger te halen of er afdelingen partijgangers van te vormen in de achterhoede van de fascistische legers. Decreten ten gunste van de boeren zouden dit vergemakkelijken.

2. De kleine en middelgrote burgerij van de steden zou naar de kant van de regering moeten worden getrokken of in elk geval zou haar de mogelijkheid moeten worden geschonken om een neutrale positie in te nemen ten gunste van de regering, door haar te beschermen tegen de pogingen tot confiscaties en haar zoveel mogelijk de vrijheid van handel te verzekeren. Anders zullen deze groepen het fascisme volgen.

3. De leiders van de republikeinse partij moeten niet worden afgestoten, maar integendeel worden aangetrokken, nader tot de regering gebracht, bewogen worden om zich gemeenschappelijk voor de taak van de regering in te spannen. Het is vooral noodzakelijk om aan de regering de steun van Azaña en zijn groep te verzekeren, al het mogelijke te doen om haar aarzelingen te helpen overwinnen. Dat is nodig om de vijanden van Spanje te verhinderen om Spanje te beschouwen als een bolsjewistische republiek en om zodoende hun openlijke interventie af te wenden, die het grootste gevaar vormt voor het republikeinse Spanje.

4. Men zou gelegenheid kunnen vinden om in de pers te verklaren, dat de Spaanse regering niemand inbreuk zal laten maken op de eigendom en de wettige belangen van de vreemdelingen in Spanje, burgers van landen, die geen steun verlenen aan de rebellen.’[9]

Wat Stalins adviezen waard waren, is niet moeilijk in te zien.

- Lang nadat de Spaanse revolutie, door de loop der gebeurtenissen zelf, gedwongen werd de parlementaire weg te verlaten en die van de 19de juli in te slaan, zou volgens Stalin & Co. de parlementaire weg in Spanje een doeltreffend middel van revolutionaire ontwikkeling kunnen zijn. En dát, ofschoon de parlementaire republiek van 1931 in alle opzichten een paskwil was geweest en de contrarevolutie het parlement als dekmantel voor de reactionaire complotten had weten te benutten.

- Dat de agrarische verhoudingen in Spanje totaal anders waren dan destijds in Rusland en dat de aan de heerschappij der ‘casiques’ onderworpen Spaanse plattelandsbevolking niet met de Russische boeren kon worden vergeleken, daarvan had Stalin niet de flauwste notie.

- Wat de kleine burgerij betreft: de ervaringen van oktober 1934 hadden uitgewezen, dat zij een hóógst onbetrouwbare factor vormde. Haar te vrijwaren voor confiscaties kon slechts betekenen dat werd afgezien van het enige middel waarmee de Spaanse revolutie, na vijf jaren van stagnatie, werkelijk voorwaarts kon worden gedreven, het enige middel dat haar restte om haar doeleinden te verwezenlijken. Afgezien daarvan: een flirt met het kleinburgerdom betekende natuurlijk allerminst dat deze sociale klasse, gelijk Stalin betoogde, naar de kant van de regering zou worden getrokken. Integendeel, zo’n vrijage kon slechts betekenen dat de regering tegemoet kwam aan de aspiraties van het kleinburgerdom, dat getoond had geenszins vrij te zijn van reactionaire smetten.

- Een samenwerking met Azaña, voor wie het ‘revolutie maken’ slechts bestond in het uitvaardigen van krachteloze wetsbesluiten en zeker pogingen de steun van hem en zijn groep te verkrijgen, kon slechts gekarakteriseerd worden als een berekenende moordpoging op de revolutie, juist op het moment dat zij eindelijk had leren lopen. Dat daarmee bereikt zou worden dat het republikeinse Spanje niet als bolsjewistisch zou worden afgeschilderd en dat zodoende het motief zou zijn verdwenen voor een openlijke interventie ten gunste van Franco, was een enormiteit! Er werd niet ten gunste van de contrarevolutie geïntervenieerd omdat het republikeinse Spanje als bolsjewistisch werd beschouwd, maar het republikeinse Spanje werd voor bolsjewistisch uitgekreten om de hulp aan de contrarevolutie goed te praten!

Wat Stalin met zijn adviezen beoogde, is niet minder duidelijk: de regering-Caballero moest in de armen van de Spaanse burgerij worden gedreven!

Voor de Spaanse bolsjewistische partij was er niets wenselijkers dan juist dát, want de kleine en middelgrote burgerij was hoe langer hoe meer háár achterban gaan vormen.[10] De bolsjewistische krant Mundo Obrero verkondigde het alle dagen: ‘Respect voor de eigendom! Bescherming van het kleine bezit!’ Zo men zich afvroeg tegen wie dat bezit dan wel beschermd moest worden, was er maar één antwoord mogelijk: tegen de arbeiders! Bij de middenstanders was dat niet aan een dovemansdeur geklopt. Zij stroomden in massa toe.

De politieke druk van Russische en Spaanse bolsjewieken op het kabinet-Caballero — de lezer heeft reeds uit het voorafgaande kunnen opmaken dat het om een politieke chantage ging — bleef niet zonder effect, maar had ten slotte nog de minste uitwerking op Caballero zelf. Hoezeer hij ook een opportunist was, hoe weinig zijn politiek ook met de realiteit van de collectivisaties en met de belangen der Spaanse arbeiders strookte, hij voelde er niets voor zich blijvend voor het karretje van de bolsjewieken te laten spannen. Een eindweegs was hij — dat viel, gelet op zijn politieke herkomst, ook niet anders te verwachten — tegenstribbelend de bolsjewistische koers gevaren. Toen liet hij het, vertrouwend op zijn onmiskenbare populariteit, op een conflict aankomen. Dat gebeurde op een tijdstip dat hij al niet meer tegen de bolsjewieken was opgewassen. Stalin mocht dan wel — in dezelfde brief waaruit wij zojuist geciteerd hebben — te kennen hebben gegeven dat de Russische adviseurs door anderen vervangen zouden worden indien Caballero hun werk niet gunstig mocht beoordelen, toen deze blijk gaf van zijn ongenoegen, kwam er geen einde aan hun militaire missie, maar aan de politieke loopbaan van Caballero: de bolsjewieken brachten hem ten val.

Bij dit alles moet men er zich rekenschap van geven dat de Spaanse bolsjewistische partij in de eerste maanden van 1936 nog volstrekt onbeduidend was, met nauwelijks enige aanhang en zonder invloed.[11] In de julidagen van dat jaar stonden de CNT en de POUM mét de massa’s in de voorste gelederen. De bolsjewieken deden vrijwel niet van zich spreken, behalve dan door hun buitengewone onbenulligheid.

Een staaltje daarvan gaf de bolsjewistische Dolores Ibarruri — beter bekend onder haar bijnaam La Pasionaria — ten beste in de Cortes. In een parlementsrede, niet zo heel lang vóór de 19de juli gehouden, drong zij er bij de machteloze regering-Quiroga op aan, dat deze tegen reactionairen en andere vijanden van de democratie met alle strengheid op zou treden waartoe de wet haar de mogelijkheden bood. De noodzaak aldus te handelen, zei Ibarruri, mocht de regering niet uit het oog verliezen?[12] Ze zei dat tegen republikeinen, die vijf jaar lang volstrekt niet bereid waren gebleken de republikeinse wetgeving in praktijk te brengen en die het op dat moment natuurlijk evenmin waren.

Of de bolsjewieken écht geen benul hadden van de werkelijke positie van het burgerdom en van het revolutionaire ontwikkelingsproces waar ze middenin zaten, dan wel — wat veel waarschijnlijker is — komedie speelden omdat ze nu eenmaal op de republikeinse burgerij mikten, laten wij hier in het midden. Zeker is dat ze in elk geval héél goed wisten hoe ze baantjes moesten bemachtigen en hoe ze machtsposities moesten veroveren.

Hun methode was na de 19de juli onveranderlijk deze, dat ze de verantwoordelijke instanties, figuurlijk gesproken dan, het pistool op de borst zetten: ‘Vervulling van onze wensen, of... functies voor onze partijgenoten, of... géén wapenleveranties!’[13]

Nadat de bolsjewieken eenmaal belangrijke posten verkregen hadden en er inderdaad Russisch oorlogsmateriaal in Spanje arriveerde, zorgden zij ervoor dat de wapens dáár terechtkwamen, waar het hun het beste uitkwam. Aangezien hun invloed het snelste toenam in Madrid, waar de regering zetelde, en in Valencia, waarheen de regering niet al te lang na het uitbreken van de burgeroorlog werd overgebracht, gingen de Russische wapens allereerst naar die plaatsen. Catalonië, waar de revolutie verder was voortgeschreden en waar de invloed van de arbeidersklasse groter was, en het Aragonfront, waar de colonnes van de CNT en de POUM stonden, ontvingen slechts het hóógnodige en vaak zelfs dát nog niet, aangezien de bolsjewieken ze niet van materiaal wensten te voorzien en daarvoor zelfs een instorting van dat front riskeerden.

Bij de door Caballero geleide regering stuitte een dergelijke bevoorradingspolitiek, met alle daaraan verbonden gevaren voor de verdediging, niet op onoverkomelijke bezwaren, omdat dit burgerlijk-republikeinse kabinet nu ook niet bepaald was gebrand op goede bewapening van CNT en POUM, daar het de arbeidersmassa’s vreesde, waarvan deze organisaties onder de gegeven verhoudingen en op dat moment de exponent waren. Wat tijdens de ‘generale repetitie’ van 1934 in Asturië al was gebleken: de burgerij werd van een werkelijke revolutionaire koers weerhouden uit angst voor het proletariaat.

Een (Nederlandse) miliciano van de Columna Durruti, gelegerd aan het Aragonfront, hebben wij eens horen vertellen dat men als gevolg van de manipulaties van de bolsjewieken aan de materiële uitrusting van de republikeinse troepen hun politieke kleur kon vaststellen. Waren de troepen goed voorzien van wapens en munitie, dekking en rantsoen, dan kon men ervan verzekerd zijn met een bolsjewistische of een sociaaldemocratische Centurio te doen te hebben. Liet dat alles te wensen over, dan had men een syndicalistische Columna voor zich. Met de POUM was het vaak nóg erger gesteld.

Een andere miliciano, eveneens van het Aragonfront, verklaarde ons:

‘Onze bewapening is totnogtoe voldoende om ons te kunnen verdedigen, maar is weinig waard voor een flink offensief. De regering in Valencia koopt en ontvangt weliswaar wapens, maar die krijgen wij niet. Die zijn voor de troepen, die door de regering worden vertrouwd. Wij zijn wel door de regering als haar leger erkend... maar ons voldoende wapens geven, dat is haar te gevaarlijk.’

Over dit veelzeggende verschil in uitrusting en bewapening sprak ook George Orwell, die bij de militie van de POUM diende. Het was hem volstrekt duidelijk dat het een gevolg was van een ‘bolsjewistisch optreden... tegen een revolutionaire politiek’. Hij constateerde, dat de bolsjewistische partij ‘zich geheel en al tegen de revolutie had ingezet’ en sprak van haar ‘contrarevolutionair beleid’.[14]

Een Belgische getuige uitte zich in gelijke geest. De Russen, verklaarde hij, ‘verdragen niet, dat een nederlaag van Franco de Spaanse anarchisten baat zou brengen. Daarom gaat al hun steun naar... de radicale bourgeoisie. Zij leveren alleen wapens en munitie aan de gematigde troepen van het volksfront... Zij willen de republiek van de radicale bourgeoisie... weer aan het bewind brengen’.[15]

In het kader van een dergelijk beleid paste uiteraard het onthouden van wapens en uitrusting aan de werkelijk revolutionaire troepen. De bolsjewieken hielden echter al evenzeer wapens vast wanneer de een of andere belangrijke militaire operatie hun niet zinde. Vliegtuigen, in Rusland besteld en bestemd voor een offensief in Extremadura, werden niet geleverd omdat de gereedstaande troepen (nog) onder republikeinse bevelhebbers stonden. De Russische raadgevers stelden de minister-president voor ze door bolsjewistische officieren te vervangen. Dát werd de directe aanleiding tot hun conflict. Toen er Russische wapens buiten bereik van de CNT en de POUM bleven, had de republikeinse regering slechts zwak geprotesteerd. Toen het om ándere troepen ging, hield Caballero het been stijf.”[16]

Dat betekende vooralsnog niet meer (maar ook niet minder) dan dat het offensief in Extremadura moest worden afgelast. Want Caballero, die het sociaaldemocratische vakverbond achter zich had, kon niet één-twee-drie terzijde worden geschoven. Zijn positie werd langzaam uitgehold. Het bolsjewistisch gewroet tegen de revolutie — en daarmee tegen de republiek — ging onverdroten voort. In de maanden na de 19de juli maakten de bolsjewieken er nog alleen maar aanspraak op, dat zij de meesters in het republikeinse Spanje waren. Een klein jaar later waren ze het inderdaad[17] Het betekende dat van toen af aan openlijk tegen de arbeidersklasse kon worden opgetreden.

Het geschiedde op velerlei manieren, in Catalonië het behoedzaamst en niet dan nadat de ingrepen zorgvuldig waren voorbereid. Nemen we als voorbeeld de wijze waarop de bolsjewieken aldaar stemming kweekten tegen de CNT. Bij deze organisatie waren de agrarische collectieven aangesloten; eveneens de gecollectiviseerde bakkerijen in Barcelona. Onder de controle van de CNT viel het transport van het graan. Maar op de weg van productie naar distributie doemde ergens het ministerie van Bevoorrading op, dat onder leiding stond van een zekere Comerera, de secretaris van de Catalaanse bolsjewistische partij (PSUC).

Bij dat ministerie moest het graan worden afgeleverd. Het ministerie sloeg het op in plaats van het aan de bakkers door te geven. Gevolg: het brood werd schaars in Barcelona. De vrouwen stonden urenlang in de rij in de soms ijdele hoop het te kunnen kopen. Daarop werd het praatje gelanceerd dat het allemaal de schuld van de CNT zou zijn. Was dat voldoende ingeslagen, dan volgde een tweede: dat de bij de CNT aangesloten collectieven over voldoende graan beschikten, maar dat ze weigerden het aan het ministerie te verkopen; dat zij het vasthielden om de prijzen te doen stijgen.

Op zekere dag was dan de situatie rijp om een van die ‘spontane’ demonstraties te organiseren, waarin de bolsjewieken altijd zulke meesters waren. Vijfduizend vrouwen trokken door de straten van Barcelona en riepen boze woorden aan het adres van de CNT en aan het adres van de revolutionaire comités. De CNT liet het er niet bij zitten. Een onderzoek werd ingesteld. Het graan bleek wel degelijk verkocht en moest dus nog ergens zijn. De voorraadschuren van Comorera werden opgespoord.[18]

Laster echter viel altijd al heel moeilijk uit te roeien. Zeker wanneer hij hardnekkig en systematisch werd verbreid, bleef er altijd wel iets van hangen. Zo was het ook toen in Catalonië. Het graan was terecht, maar de CNT bleef niettemin het zwarte schaap. Zo ontstond het klimaat waarin dat schaap gemakkelijk naar de slachtbank kon worden geleid.

Hetzelfde gebeurde in Aragon. De 11de divisie van het republikeinse leger, onder bevel van de bolsjewiek Enrique Lister, trok naar dit gebied, niet om het front te versterken of om nu eindelijk eens Saragossa in te nemen, dat nog maar steeds in Franco’s handen was, maar om de collectieven van de landarbeiders te ontbinden. Waar die arbeiders weerstand boden, werd hun verzet bloedig onderdrukt.[19] De bolsjewieken hadden het masker laten vallen en toonden hun ware gezicht.

Ziedaar waartoe — in de eerste plaats — de Russische wapens dienden. Er was nooit gebrek aan op die plaatsen in het achterland, waar zij die aan republikeinse touwtjes trokken de arbeiders in het gareel wilden brengen. Aan het front daarentegen waren er aan republikeinse zijde naar verhouding nooit wapens genoeg. Dáár bleven de noodlottige gevolgen van de niet-inmengingspolitiek zich door de jaren heen openbaren.

Aan die niet-inmengingspolitiek verleende Rusland overigens zijn medewerking. In oktober 1937 verklaarde Maiski, de Russische ambassadeur in Londen, in een van de vergaderingen van de non-interventiecommissie:

‘De Russische regering beschouwt het... als noodzakelijk nog eens opnieuw te bekrachtigen dat zij haar standpunt van een volledige en absolute niet-inmenging van de buitenlandse mogendheden in de Spaanse aangelegenheden handhaaft en dat zij bereid is met alle middelen een politiek te ondersteunen, welke ten slotte tot zulk een niet-inmenging leidt.’

Maar in dezelfde bijeenkomst erkende Maiski, dat,

‘... onder de dekmantel van deze vruchteloze discussie, de transporten van manschappen en oorlogsmaterieel naar de Spaanse rebellen, net als in het verleden zullen voortduren.’

Hetgeen hem niet belette hieraan toe te voegen:

‘Mochten de regeringen van Frankrijk en Groot-Brittannië en de andere regeringen het als noodzakelijk beschouwen deze politiek voort te zetten... dan is de Russische regering niet van plan deze regeringen met betrekking tot zulk een politiek moeilijkheden in de weg te leggen, maar zij wijst in dit verband elke verantwoordelijkheid af.’[20]

Dit kwam erop neer, dat de Russische regering een politiek voerde, die erop was gericht dat zij wat betreft de wapenleveranties aan de Spaanse republiek een monopoliepositie in bleef nemen. Levering van Franse, Britse of andere wapens aan Valencia zou het haar adviseurs in Spanje en de Spaanse bolsjewieken onmogelijk hebben gemaakt de republikeinse regering blijvend te chanteren en naar rechts te drijven.

- Maar Madrid! zal de lezer wellicht uitroepen. De Internationale Brigade!

De geschiedenis van de Internationale Brigade is — al naar men het accent wil leggen — een tragedie dan wel een grof schandaal. Het is ten dele het verhaal van duizenden idealistische en tot het grootste offer bereid zijnde Europese jongeren, die geestdriftig over de Pyreneeën trokken omdat zij dachten in Aragon of in Castilië voor de toekomst van vrijheid en socialisme te kunnen vechten, maar die, eenmaal op Spaanse bodem, vaak zonder dat zij het ook maar enigszins vermoedden, op de grofste wijze werden misbruikt als werktuig van bolsjewieken, die hun machtshonger zochten te bevredigen en over een zwaard tegen de revolutie wilden beschikken.

Het is voor een ander deel het verhaal van een troep bolsjewistische vazallen, die tot ieder smerig handwerk bereid waren, indien dat tot voordeel van hun partij strekte.

Het is ten slotte voor een deel óók: het — weinig bekende — verhaal van niet in de bolsjewistische netten gevangen dapperen, die onder andere — zoals de Italiaanse, veelal anarchistische vrijwilligers die de Brigade Garibaldi vormden — een belangrijk aandeel hadden in de gevechten bij Huesca in Aragon. Want er waren vele Internationale Brigaden: zulke waarover nauwelijks werd gesproken en zulke waarmee propaganda bedreven werd, hetzij in de fascistische, hetzij in de bolsjewistische pers. De waarheid trof men in geen van beide aan.[21]

De waarheid was onder meer dat de Spaanse republiek aanvankelijk, vóórdat de bolsjewieken zich van de belangrijkste bestuursposten hadden meester gemaakt, duidelijk te verstaan gaf dat zij met de vrijwilligers geen raad wist, omdat zij minder gebrek aan mankracht had dan wel aan oorlogstuig. Niettemin werden zij die zich voor het front meldden, broederlijk ontvangen. Maar de anderen bleken te zijn gekomen voor een baantje in Barcelona of in Valencia en er waren er ook die als een soort van ‘gendarmes’ (!) waren aangeworven. De CNT, die de Catalaanse grens bewaakte, weigerde ze toe te laten. Een tijdlang bleef de grens volledig voor vrijwilligers gesloten. Toen kwam de ambassadeur van Rusland tussenbeide: ‘Zij erin of... geen Russische wapens meer.. ,!’[22]

Weldra was de situatie zo, dat de Internationale Brigaden vrijwel volledig door de bolsjewieken werden gecontroleerd. De controle begon al bij het Parijse bureau waar ze zich aanmeldden. Bolsjewieken voerden het bevel; bolsjewieken verhinderden iedere reorganisatie die een einde zou hebben gemaakt aan de ongelooflijke zelfstandigheid van de Brigaden en aan de bolsjewistische invloed. Onder bolsjewistische leiding werden ze meer voor politietaken (!) in het achterland dan voor militaire taken aan het front gebruikt. In augustus 1937 bevonden er zich van 20.000 vrijwilligers slechts 8000 in de vuurlinies.[23]

Wat Madrid betreft: dat de Internationale Brigade — niet meer dan vijf procent van de aan de gevechten deelnemende strijdkrachten volgens beschikbare gegevens — de stad zou hebben gered, behoort tot een van de vele legenden die verbreid werden. De Internationale Brigade heeft Madrid evenmin gered als de bolsjewieken belangrijke militaire successen boekten in Brunete of erin slaagden Saragossa te nemen. Wat er door de bolsjewieken werd gered, waren de burgerlijke orde en de burgerlijke eigendom! Géén kleinigheid voorwaar, maar dat is alles!


_______________
[1] De enige ‘linkse’ partij die het niet eens was met de verkiezingsovereenkomst, nog minder — gelijk zij op de 17de januari 1936 te kennen gaf — met de wijze waarop deze tot stand was gekomen (‘in strijd met een republikeinse democratie’, naar zij verklaarde), was de Radicale Socialistische Partij, de Izquierda Radical Socialista, waarop Azaña van zijn kant — zijn partij weigerde met haar samen te werken — evenveel kritiek had als zij op hém. De Radicale Socialistische Partij steunde het buiten haar om tot stand gekomen Volksfront echter wel. Zij stelde bij de verkiezingen van februari 1936 géén eigen kandidaten en gaf het advies op de kandidaten van het Volksfront te stemmen. Voor het manifest van de Izquierda Radical Socialista van 17 januari 1936 zie men: dr. J. Brouwer, De Spaanse burgeroorlog, p. 36.
[2] Een van de plaatsen waar Lenin de komende Russische revolutie nadrukkelijk als een burgerlijke karakteriseert, bevindt zich in zijn in 1905 geschreven brochure ‘Tweeërlei tactiek van de sociaaldemocratie in de democratische revolutie’, Verzamelde Werken, Amsterdam 1938, deel III, p. 79. De boven aangehaalde woorden van Lenin citeren wij indirect uit een opstel van N. Insarov, dat in september 1926 verscheen in het Duitse tijdschrift Proletarier. Insarov gebruikte de Russische uitgave van Lenins Verzamelde Werken (Russische Staatsuitgeverij). De uitspraak bevindt zich volgens de opgave van Insarov in Band XI, deel 1, p. 78-79.
[3] In Duitsland bijvoorbeeld.
[4] Aldus in het manifest De kapitalistische wereld en de Komintern, te Moskou gepubliceerd in augustus 1920. De Nederlandse vertaling ervan verscheen in 1921 in Amsterdam. Daarin staan de geciteerde woorden op p. 43-44.
[5] Prof. dr. Arthur Rosenberg, aanvankelijk hoogleraar in Berlijn, na Hitlers machtsgreep gastdocent in Liverpool, van 1937 tot aan zijn dood in 1943 hoogleraar in Brooklyn (VS), in het midden van de jaren twintig lid van het presidium van de Komintern, noemde bij zijn breuk met het bolsjewisme in 1927 deze organisatie ‘een remblok’. In 1932 schreef hij: ‘Voor zover de internationale bourgeoisie heden nog bang is voor het bolsjewisme, is zij gewoon aan het verkeerde adres. Zij mag reden hebben het internationale... proletariaat of de wereldrevolutie te vrezen, het bolsjewisme is daarmee niet identiek.’ (Geschichte des Bolschewismus, Berlijn 1933, p. 231).
[6] Financial News, 2 februari 1937.
[7] Deze passage uit een boek van Caballero werd vóór de verschijning daarvan op gezag van de auteur gepubliceerd door de North American Newspaper Alliance. Wij ontlenen haar aan de Nieuwe Rotterdamse Courant, avondblad van 13 juni 1939.
[8] Souchy (Nacht über Spanien, p. 187) vermeldt ten onrechte als datum 21 september. Hij acht het waarschijnlijk dat de brief door de Spaanse bolsjewieken werd geïnspireerd. Wij ook, maar met dien verstande, dat ons inziens de Spaanse politiek van Moskou evenzeer door de Spaanse bolsjewieken werd beïnvloed als omgekeerd de politiek van de Spaanse bolsjewieken beïnvloed werd door Moskou.
[9] De brief werd op gezag van Caballero gepubliceerd door de North American Newspaper Alliance. De volledige tekst — ruim tweemaal zo lang als de geciteerde passages — verscheen op 13 juni 1939 in het avondblad van de Nieuwe Rotterdamse Courant.
[10] De schrijver van dit boek is het oneens met de zienswijze van de burgerlijke Spaanse journalist Mañuel Chaves Nogales, die in september 1937 schreef, dat ‘Moskou de Spaanse bolsjewieken had genoodzaakt af te zien van iedere poging om in Spanje een sovjetregime te vestigen, daar dat niet in zijn internationale politieke kraam te pas kwam, en ze vast had geketend aan het burgerlijk-republikeinse regime’. Nogales hield ten onrechte een sovjetregime (dat wil zeggen een radenregime) voor een bolsjewistisch regime en omgekeerd. Hij had blijkbaar niet gemerkt dat in Rusland al in 1918 de bolsjewieken een einde maakten aan de sovjets. Een sovjetregime prijkte niet op het verlanglijstje van welke bolsjewiek dan ook en de Spaanse bolsjewieken behoefden niet genoodzaakt te worden ervan af te zien en ze werden daartoe ook niet genoodzaakt. Nogales hield kennelijk de bolsjewistische ‘sovjet’-mythe voor de bolsjewistische werkelijkheid. Vandaar dat hij het optreden van de bolsjewieken in Spanje verklaarde uit motieven, ontleend aan de internationale politiek, hoewel het veeleer verband hield met de klassentegenstellingen in Rusland. Voorts werden de Spaanse bolsjewieken niet aan het burgerlijk-republikeinse regime geketend, ze versmolten ermee!
[11] Eind 1935 bazuinden de Spaanse bolsjewieken rond, dat ze aan leden en sympathisanten minsten 20.000 mensen achter zich hadden. Een ingewijde als Walter Krivitsky, een buitenlandse agent van Moskou die in 1937 met Moskou brak, stelde, toen hij zijn onthullingen publiceerde, hun ledental begin 1936 op 3000. Zijn cijfer werd door diverse anderen (onder wie Franz Borkenau, The Spanish Cockpit) bevestigd. Naar Krivitsky en naar Borkenau verwees ook Brenan (Het Spaanse labyrinth, p. 424).
[12] De bewuste passage uit de rede van Dolores Ibarruri wordt weergegeven aan de hand van een verslag in het officiële, destijds in Bazel verschijnende Kominternblad Rundschau über Politik, Wirtschaft und Arbeiterbewegung, 5de jg., nr. 30, 2 juli 1936, p. 1196, 2de kolom.
[13] Voorbeelden van dit soort chantage werden onder andere gegeven in de brochure van de anarchosyndicalist Paul Lapeyre, Révolution et contre-révolution en Espagne, Parijs 1938, p. 17-18. Met de contrarevolutie waarvan in de titel sprake is, bedoelt Lapeyre — hij maakt er geen enkel geheim van — de Spaanse bolsjewistische partij.
[14] George Orwell, Saluut aan Catalonië, p. 50; 47 en 48.
[15] Pierre Ganivet, ‘Het Spaanse geschil’, in De Belgische Vakbeweging, extra nummer van januari 1937, p. 25 en 27. Het typeert de burgerlijke instelling van de Belgische vakbeweging, dat Ganivets artikel werd geplaatst met de nadrukkelijke kanttekening (op p. 1) dat zijn zienswijze niet door de redactie werd gedeeld!
[16] De gang van zaken werd (onder andere) uitvoerig beschreven door Souchy (Nacht über Spanien, blz. 186/187). In zijn boek treft men nog een indrukwekkende reeks andere voorbeelden aan van Russische druk, niet slechts op Caballero, maar ook op Prieto, die minister van Oorlog werd onder Caballero’s opvolger Negrin. De feiten werden naderhand door Prieto bekendgemaakt. In alle gevallen had de bolsjewistische inmenging aantoonbaar catastrofale gevolgen voor de revolutie.
[17] Aldus in de loop van 1937 het te Barcelona verschijnende democratische blad La Vanguardia.
[18] Paul Lapeyre, zie boven, p. 20.
[19] Gerlach/Souchy, Soziale Revolution in Spanies, p. 34.
[20] Wij citeren de rede van Maiski uit het reeds genoemde Kominternorgaan Rundschau über Politik, Wirtschaft und Arbeiterbewegung, 6de jg., nr. 45, 21 oktober 1937, p. 1608.
[21] Vgl. Souchy, Nacht über Spanien, p. 180.
[22] Paul Lapeyre, als boven, p. 17.
[23] Souchy, Nacht über Spanien, p. 183.