Wim Bot
Tegen fascisme, kapitalisme en oorlog
Hoofdstuk 4


Verscherping van de bezettingspolitiek en de Februaristaking

4.1 De ‘groei der ontstemming’ in het najaar van 1940

Het najaar van 1940 werd gekenmerkt door een verscherping van de politiek van de bezetter. De economische positie van Nederland verslechterde in snel tempo. Begin oktober werden een aantal bekende mensen uit de politieke wereld gearresteerd, als represaille tegen de arrestaties van Duitsers in Indonesië. Een serie antisemitische maatregelen werd afgekondigd, waarvan de belangrijkste het ontslag van Joodse ambtenaren in november was. Gevolg hiervan was dat het verzet toenam; er was sprake van een ‘groei der ontstemming’, om de woorden van Sijes te gebruiken. Het aantal illegale publicaties steeg. Eind oktober vonden de eerste stakingen in de werkverschaffing plaats, rond materiële eisen en gestimuleerd door de CPN. Eind november waren er de studentenacties aan verschillende universiteiten tegen het ontslag van het Joodse personeel, waarbij in Leiden Cleveringa zijn beroemde rede tegen het ontslag van zijn collega Meijers hield.[1]

Het MLL-Front besteedde in haar publicaties de nodige aandacht aan deze ontwikkelingen, die het voorspel waren van de Februaristaking. In de ‘Brieven aan sociaaldemocraten’ werd de arrestatie van de politieke persoonlijkheden afgekeurd; opgemerkt werd dat men vanzelfsprekend niet gelijk te schakelen mensen had opgepakt, om zo het Nederlandse politieke leven een trap te geven. De arrestaties moesten worden gezien als een poging tot consolidatie van de bezettende macht en gaven aan dat het fascisme probeerde het verzet te smoren met de scherpste terreur. De pogingen om het verzet te smoren zouden echter niet kunnen lukken.[2] In het Bulletin van begin november werd gesproken over ‘de wijdverbreide anti-Duitse gezindheid’ als gevolg van de algemene verarming.[3]

In het Bulletin van half december zag men deze opvatting door de acties aan de universiteiten en in de werkverschaffing bevestigd; de ‘materiële en geestelijke ellende’ werd ‘even totalitair’ als de oorlog. In verschillende publicaties werden de acties een verblijdend teken genoemd. Volgens het MLL-Front hadden de acties in de werkverschaffing een minder uitgesproken politiek karakter dan die aan de universiteiten. Desondanks waren ze van belang, omdat het stakingswapen minder dan ooit gemist kon worden; de hoop werd uitgesproken dat politieke stakingen van de arbeiders plaats zouden vinden ‘zowel tegen de Jodenvervolgingen als in verband met de andere onderdrukkingspraktijken van de overheersers’. De schaarse berichtgeving over de werkverschaffingsacties doet vermoeden dat er niet of nauwelijks leden van het MLL-Front bij waren betrokken.[4]

De moed van Cleveringa werd door het MLL-Front bijzonder gewaardeerd en herhaaldelijk vermeld in de publicaties. Als oorzaak van de studentenacties zag men het solidariteitsgevoel met de vervolgde Joden en een meer algemeen nationalistisch sentiment, dat werd gestimuleerd door illegale publicaties.[5] Op de politieke achtergrond van de acties had het MLL-Front veel kritiek. In een manifest dat werd verspreid onder de studenten werd geopponeerd tegen de wenselijkheid van een herstel van de vooroorlogse orde. De onderdrukking in Indonesië zou dan blijven bestaan, evenals de ongelijkheid in Nederland:

‘Als gij thans tot riskante actie komt, die goed en noodzakelijk was, omdat gij U niet verzoenen wilt met de laffe mishandeling van het jodendom is het dan niet logisch dat gij u zelf bezig houdt met de vraag of na de oorlog weer verhoudingen zullen terugkeren, waarin onvermijdelijk — hoe ook gecamoufleerd — de grote meerderheid van het Nederlandse volk aan sociale achteruitzetting is blootgesteld, opdat een kleine groep haar voorrechten deelachtig zal blijven?’[6] Ook de populariteit van de Oranjes viel niet in goede aarde bij het MLL-Front. In oktober schreef het over de ‘gulzige parasieten’:

‘Het maakt een hulpbehoevende indruk voor de arbeidersklasse als zij haar eigen heil moet koppelen aan dat van overblijfselen uit de feodale tijd, die de monarchieën, waar zij nog bestaan, overal zijn.’[7]

Maar ondanks de politieke kritiek op de achtergrond van de studentenacties juichte het MLL-Front zoals gezegd het verzet op zich toe:

‘En toch zijn voor ons alle krachten en uitingen welkom, die lijnrecht ingaan tegen de vervloekte aanpassing bij stoffelijke ontbering en geestelijke slavernij. Wij begrijpen heel goed, dat verschillend geaarde krachten tot ontplooiing moeten komen om een massaal optreden te bewerken tegen de vreemde overheersing, tegen de imperialistische oorlog, tegen het kapitalistische stelsel, ook in zijn nationaalsocialistische gedaante.’[8]

Zoals blijkt uit de reacties op de studentenacties keerde het MLL-Front zich tegen het antisemitisme. Consequent bestreed het MLL-Front antisemitische maatregelen van de kant van de nazi’s. De ontplooiing van het antisemitisme kwam niet als een verrassing voor het MLL-Front; al in augustus had het geconstateerd dat het geweld tegen de Joden slechts werd geremd door de oorlogssituatie van deze periode. In de maatregelen van november zag het een ‘voorspel van de komende vervolging van alle Joden’.[9] De wijze en het tempo daarvan zouden worden bepaald door de Duitse machthebbers. Volgens het MLL-Front was het antisemitisme altijd een hulpmiddel van de reactie geweest, om de haat tegen het maatschappelijk onrecht te kanaliseren; ook bestreed het de bewering dat de leden van de kapitalistische klasse overwegend uit Joden zouden bestaan.[10] Voortdurend riep het MLL-Front op tot solidariteit met de vervolgde Joden:

‘De krankzinnige rassentheorie maakt van de Joden paria’s en zondebokken van het kwaadaardigste antisemitisme... Maakt de Nederlandse bevolking ontoegankelijk voor de pest van het antisemitisme.’[11]

Als middel daartoe propageerde het MLL-Front de boycot van alle instellingen die zich aanpasten aan het antisemitisme, zoals bioscopen, ook al vreesde het dat een boycot over de gehele linie niet realiseerbaar was.[12]

Het MLL-Front stond natuurlijk niet alleen in het afkeuren van het antisemitisme, de oproepen tot solidariteit en het bepleiten van een boycot. Het werkte bij dit soort acties ook samen met andere verzetsgroepen. De politieke achtergrond van de opstelling van het MLL-Front was echter wel bijzonder. Het riep de Joden op te strijden voor het socialisme en wees er op dat niet alleen de nazi’s antisemitisch waren; ook in Vichy-Frankrijk nam het antisemitisme toe. Het vond de verontwaardiging van Engeland hypocriet, omdat Engeland in de Eerste Wereldoorlog het antisemitische tsarisme had gesteund. In herinnering werd geroepen dat Marx, Rosa Luxemburg en Trotski van mening waren geweest dat de bevrijding van de Joden slechts onder het socialisme mogelijk zou zijn. In dit kader keerde men zich ook tegen het zionisme, het streven naar een Joodse staat binnen de kapitalistische wereld.[13]

4.2 Het MLL-Front aan de vooravond van de Februaristaking

Wat was de organisatorisch-politieke toestand waarin het MLL-Front zich rond de jaarwisseling, aan de vooravond van de Februaristaking, bevond? Uit de verschillende publicaties is op te maken dat de organisatorische richtlijnen van 22 september niet alle problemen hadden opgelost. In oktober werd vermeld dat er in sommige groepen kritiek bestond op de beperkte taken die de organisatie zich stelde; volgens het Bulletin was dit echter een onvermijdelijke zaak. De financiën bleven constant een probleem.[14]

Ook verschijnselen van demoralisatie gingen niet voorbij aan het MLL-Front; daarbij werd opgemerkt dat één van de weinige voordelen van de illegaliteit was dat ‘de zwakken’ de organisatie verlieten en andere, strijdbare mensen in hun plaats kwamen.[15] Het Bulletin van februari schreef:

‘In donkere perioden van nederlagen en inzinkingen zien wij vele moedelozen zich van het terrein van de strijd terugtrekken en horen wij een gedachte uitspreken, die tot verklaring dienen moet van hun aftocht: voor enige generaties is de kans op overwinning van het socialisme uitgesloten. Het spreekt vanzelf, dat de verplichting van de socialist om de strijd voor zijn idealen te blijven voeren onveranderlijk blijft gelden ook al is zijn persoonlijk deelnemen aan de strijd niet verbonden aan het weten, dat hij zelf de overwinning zal aanschouwen!’[16]

In het Bulletin van eind maart 1941 werd op hetzelfde probleem ingegaan in het artikel ‘De zekerheid van het socialisme’. Daarover bestond twijfel die tot uiting kwam in vragen als ‘is al dat politiek gedoe wel nodig, kunnen we het niet overlaten aan het noodwendig historisch gebeuren?’ En ‘schiet de arbeidersklasse niet tekort in haar taken?’. Het Bulletin wees er op dat deze tegenovergesteld lijkende opmerkingen bij elkaar hoorden. Vermeld werd dat eerder in de geschiedenis hoogtepunten en dieptepunten in de klassenstrijd zich hadden afgewisseld, zoals in Rusland tussen 1905 en 1917; in de oorlog zouden nieuwe kansen ontstaan, waarvan men moest trachten te profiteren. De conclusie van het artikel was:

‘Het duurt lang, misschien duurt het ons langer omdat ons de weg wetenschappelijk bekend is...’[17]

In beide artikelen werd dus de reden van de noodzaak van de voortzetting van de activiteit tot op zekere hoogte losgekoppeld van een revolutionaire ontwikkeling aan het eind van de oorlog en beargumenteerd met de zekere overwinning van het socialisme op langere termijn.

De opbouw, consolidering en uitbouw van de organisatie verliepen dus niet zonder problemen. Desondanks krijgt men de indruk dat het MLL-Front zich wist te versterken in de laatste maanden van 1940. Herhaalde malen werd opgemerkt dat er meer belangstelling was voor de revolutionair-socialistische standpunten dan onder normale omstandigheden mogelijk zou zijn.[18] Verschillende nieuwe activiteiten werden opgezet om de organisatie te versterken. De draad van het jongerenwerk werd weer opgepakt door het Marxistisch Jeugd Comité (MJC), dat vanaf november het maandblad ‘Het Kompas’ uitgaf. Ook verschenen de ‘Brieven aan een jeugdvriend’, geschreven door Willem Dolleman.[19] In november werd besloten tot het uitgeven van een propagandakrant. Het eerste nummer van dit blad, ‘Spartacus’, verscheen in januari 1941; het zou uitgroeien tot de beste publicatie van het MLL-Front. Door de inhoud daarvan — artikelen over de internationale situatie en de toestand in Nederland, afgewisseld met korte berichten — konden er meer mensen mee worden bereikt dan met het Bulletin, waarin lange, analyserende stukken stonden en dat dan ook een beperkte oplage had van 400 tot 800 exemplaren. Een andere factor die de verspreidingsmogelijkheden vergrootte was het feit dat ‘Spartacus’ vanaf het tweede nummer werd gedrukt en daarmee de eerste regelmatig verschijnende illegale gedrukte publicatie was. ‘Spartacus’ bereikte dan ook een oplaag van ongeveer 5.000 exemplaren, in 1941 een grote oplage voor de illegale pers. Volgens Perthus moet men het aantal lezers minstens vertienvoudigen.[20]

In het eerste nummer werd uitgelegd waarom de naam Spartacus, gekozen door Dolleman, werd gebruikt; de slavenopstanden in het oude Rome en de activiteiten van Luxemburg en Liebknecht in de Eerste Wereldoorlog moesten als inspiratiebron worden gezien.[21] Ook in het eerste nummer stond een artikel onder de leuze ‘Wie zal de oorlog winnen: Duitsland of Engeland? Neen, het proletariaat, het Derde Front!’[22] De term ‘Derde Front’ werd in 1941 ook steeds meer gebruikt als aanduiding voor het MLL-Front zelf.[23]

Waar kwam deze term vandaan en welk politiek standpunt zat er precies achter? Het begrip was bedacht door een oppositiegroep in de trotskistische Socialist Workers Party in de Verenigde Staten, die in 1939 in hevig conflict kwam met de meerderheid van de partij en Trotski zelf. Het voornaamste meningsverschil ging over de beoordeling van het pact tussen Stalin en Hitler en de gevolgen daarvan in Polen en Finland. De minderheid vond dat men de Sovjet-Unie niet langer kon beschouwen als een arbeidersstaat, dan wel dat men hierover geen uitspraak hoefde te doen maar op geen enkele wijze de Sovjet-Unie en haar ‘imperialistische politiek’ kon verdedigen. Het conflict liep zo hoog op dat een scheuring onvermijdelijk was.[24] Nog voor het begin van de bezetting had Sneevliet exemplaren van het blad van de oppositiegroep, ‘New International’, ontvangen, waarin het idee van het Derde Front werd uitgewerkt. In het Bulletin van maart en april 1941 werd een artikel uit ‘New International’ geplaatst.[25]

Volgens dit artikel was er sprake van een strijd tussen twee imperialistische fronten, waar men niet tussen moest kiezen, zoals verschillende theorieën bepleitten. In de eerste plaats was er de opvatting dat de oorlog een kruistocht was om de wereld te redden voor de democratie, de klassieke lijn van de vorige oorlog, waarin slechts Hitler de plaats van de keizer had ingenomen. In de tweede plaats was er het idee dat de oorlog een kruistocht van het Duitse volk tegen de ‘plutocratieën’ was. Tenslotte was er de stroming die meende dat de oorlog een imperialistische aanval op de Sovjet-Unie was, waarbij het ene front imperialistisch was en het andere front de Sovjet-Unie, het vaderland der arbeiders, met Hitler als beperkt en tijdelijk bondgenoot. Volgens ‘New International’ was dit de mening van de communistische partijen en van Trotski:

‘Onder het mom van “verdediging der genationaliseerde economie” koppelt deze lijn de arbeiders aan de kanonnen van Hitler-Stalin.’[26]

‘New International’ koos daarentegen voor het Derde Front, dat bestond uit ‘de onderdrukte noodlijdende arbeidende massa’s van de wereld: zij die werken en hongeren in vredestijd en die sterven als het oorlog is.’[27]

In de discussie in de Verenigde Staten werden door Trotski verschillende kritiekpunten gegeven op de theorie van het Derde Front. Belangrijkste daarvan was wel dat het sociale en politieke karakter van het Derde Front onduidelijk was:

‘Wat is het? Een partij? Een vereniging?... Een volksfront?’[28] In het MLL-Front kwam deze onduidelijkheid het duidelijkst tot uiting in het feit dat zowel de arbeidersstrijd als de eigen organisatie met de term werden aangeduid.[29] Daardoor werden massastrijd en politieke voorhoedeorganisatie door elkaar gehaald.

4.3 De Februaristaking en de rol daarin van het MLL-Front

De toename van de sociale onrust in Amsterdam in januari en februari 1941, uitmondend in de beroemde staking van 25 en 26 februari, is voldoende bekend, vooral door Sijes’ uitstekende studie. Hier wordt volstaan met een zeer korte samenvatting. De rol van het MLL-Front is in Perthus’ Sneevlietbiografie uitvoerig weergegeven en wordt hier meer vanuit thematisch oogpunt behandeld.

In de eerste week van januari ‘41 begonnen nieuwe acties in de werkverschaffing. Tot 3 februari beheersten hun demonstraties het straatbeeld van Amsterdam. Het belang van de acties van deze arbeiders in november en januari was vooral gelegen in het feit dat ze een politieke betekenis hadden, ook al ging het om direct materiële eisen: het bleek dat ondanks staking- en demonstratieverbod acties mogelijk waren. Dit was ook één van de redenen waarom de werkverschaffingsarbeiders werden gesteund door de fabrieksarbeiders, hetgeen voor de oorlog wel anders was geweest.

Vanaf midden december was er sprake van het begin van antisemitische straatterreur van de kant van Nederlandse nationaalsocialisten. Een grote rol daarin speelde de concurrentie tussen Musserts NSB en de meer direct op Duitsland gerichte NSNAP, aangewakkerd door bepaalde Duitse autoriteiten. Gesuggereerd werd dat de. NSB wellicht aan de macht zou kunnen komen wanneer ze zich meer op de straat zou Laten zien middels haar militaire afdeling, de WA. Dit leidde tot steeds meer relletjes, temeer daar de nazi’s niet in staat waren de eigen aanhang te beheersen. In de eerste week van februari waren er in Amsterdam voortdurend vechtpartijen. Als reactie daarop werden in de Amsterdamse Jodenhoek knokploegen opgericht, met behulp van arbeiders uit andere wijken. Bij een gevecht op 11 februari werd de WA-man Koot gewond, die drie dagen later overleed. Op 12 februari werd de Amsterdamse Jodenhoek afgesloten. Diezelfde dag werd op last van de bezetter een Jodenraad opgericht, die tot doel had te werken voor orde en rust. Leiders ervan waren Asscher en Cohen. Middels bijeenkomsten en aanplakbiljetten riep deze Raad op alle wapens in te leveren. Veel resultaat leverde dit niet op, maar nieuwe verdedigingsacties werden hierdoor wel bemoeilijkt. Voorbereidingen om van de Jodenhoek een getto te maken gingen door. Na 11 februari namen de rellen iets af in intensiteit. Op 17 februari waren het de arbeiders van een aantal scheepsbouwbedrijven in Amsterdam die het initiatief overnamen. Die dag staakten 2200 van hen tegen de gedwongen uitzending van 128 collega’s naar Duitsland. De volgende dag behaalden zij de overwinning. Op diezelfde dag vond het bekende incident in de ijssalon Koco plaats.

Daarna besloten de autoriteiten 425 jonge Joodse mannen op te pakken, hetgeen werd uitgevoerd in het weekend van 22 en 23 februari. Het was duidelijk: wat door de WA was begonnen, wellicht tegen de zin van een aantal hoge Duitse autoriteiten, werd nu door dezen afgemaakt. In Amsterdam was de bevolking vervuld van een algemeen afgrijzen. Op dinsdag 25 en woensdag 26 februari volgden de twee beroemde stakingsdagen. Zwaartepunt van de staking bleef Amsterdam, hoewel ook in andere plaatsen werd gestaakt. De organisatie van de staking in Amsterdam was vooral het werk van de illegale CPN. Na twee dagen ging men weer aan het werk, onder druk van de repressie van de kant van de bezetters, die oorspronkelijk waren verrast door de sociale explosie, en van verdere dreigementen.[30]

Wat was nu de inbreng van het MLL-Front in deze ontwikkelingen? Half februari verscheen het tweede nummer van ‘Spartacus’. Op de voorpagina stond een vlammend artikel van de hand van Sneevliet, getiteld ‘Voor vrijheid en beschaving’. Hierin werd het optreden van de NSB scherp afgekeurd en het antwoord van de bevolking toegejuicht. Het artikel eindigde met de volgende alinea’s:

‘Wij kennen onze vijanden, wij weten van welke middelen zij zich bedienen. Hun wapens zijn infaam. Antisemitisme is middel tot onderdrukking. Daarom gaat onze strijd daartegen zoals hij gaat tegen het kapitalisme. Het kapitalisme bestrijden en voor het socialisme vechten, dat is het wat ons bij al ons werk leidt.

Wij zijn er ons van bewust, dat het fascisme het afschuwelijkste geweld gebruikt om zijn onbeperkte heerschappij te vestigen. Dat geweld kan niet overwonnen worden door ons idealisme alleen. De arbeiders zullen tegenover het geweld der heersers hun eigen geweld moeten stellen.

In alle arbeiderswijken zullen stoottroepen gevormd moeten worden. De afweer tegen het brutale geweld der Nazi-bandieten moet georganiseerd worden. De arbeiders zullen echter ook van hun economische macht gebruik moeten maken. De schanddaden der fascisten moeten beantwoord worden door massastakingen.

Zonder massaverzet zal het barbarisme de wereld overheersen. De massa’s kunnen en moeten dit verhinderen. Zij zullen door hun massastrijd vrijheid en beschaving komen brengen.’[31]

In het artikel ‘Rijke en arme Joden’ werd felle kritiek geleverd op de Joodse Raad; de rijke Asscher, die had gedineerd met Goering, raadde de arme Joden aan zich te ontdoen van verdedigingsmiddelen.[32] Volgens Perthus kwamen er rond 19 februari zo’n duizend exemplaren van dit nummer van ‘Spartacus’ aan in Amsterdam en moet het in de geladen stemming door tienduizenden zijn gelezen.[33]

Eveneens verscheen een manifest van het Derde Front onder de titel ‘Aan de werkende massa van Nederland’, waarin werd gesteld dat de gebeurtenissen te beschouwen waren als het voorspel van komende Jodenpogroms. Opgeroepen werd elke nieuwe provocatie te beantwoorden en in de arbeiderswijken stoottroepen te vormen.[34] Dit manifest liep tot op zekere hoogte achter de feiten aan, want het werd gemaakt op 12 februari, de dag dat de Jodenhoek werd afgesloten, en verspreid op 13 februari, de dag van de oproep van de Joodse Raad om de wapens in te leveren.[35] Ten aanzien van de vorming van stoottroepen was zowel dit manifest als het artikel van Sneevliet te laat gekomen; anders lag het vanzelfsprekend bij de oproep tot staking bij nieuwe gewelddaden. In de week voor de staking verhevigde het MLL-Front de propaganda voor de staking. Gedrukte plakstroken werden verspreid met daarop onder andere het ordewoord ‘Elk geweld moet met staking beantwoord worden’. Aan het eind van de week, vlak voor de razzia, verscheen een nieuw manifest van het MLL-Front, waarin de ‘spontane solidariteit van proleten met de vertrapten en vernederden’ werd toegejuicht. Het slot van het pamflet luidde als volgt:

‘Als mannen en vrouwen uit de arbeiderswijken te hoop lopen in de Jodenbuurt van Amsterdam,... als zij de strijd opnemen tegen de betaalde bandieten van de Hollandse nationaalsocialistische beweging, dan hebben wij te maken met een prachtuiting van spontane solidariteit, die in de bedrijven in hogere en meer afdoende vorm tot uiting moet komen.

Beantwoordt elke gewelddaad van het nationaalsocialisme met roerigheid en proteststakingen in de bedrijven.

Stroomt uit de fabrieken, verlaat de werven en de werken en sluit je in massa aan bij jullie in de bedreigde buurten strijdende klassegenoten.’[36]

Tijdens de staking werkte het MLL-Front aan de uitbreiding ervan, onder andere door nieuwe plakstroken. Dit werk beperkte zich niet tot Amsterdam, maar strekte zich uit tot andere plaatsen. Perthus noemt in dit verband Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrecht en ‘elders’. Met welke intensiteit dit in welke plaatsen gebeurde valt niet vast te stellen. In Utrecht was MLL-Fronter J. de Vries één van de stakingsleiders. In Den Haag werd algemene propaganda gemaakt voor de staking.[37] Op de tweede stakingsdag verscheen opnieuw een manifest van het MLL-Front, waarin de eerste stakingsdag met vreugde werd begroet. Gesteld werd dat de uitwerking van de staking het grootst zou zijn wanneer men gesloten aan het werk zou gaan, om een bloedbad of verloop van de staking te voorkomen. Onderaan bevatten de meeste exemplaren dan ook een oproep op de donderdag weer gesloten aan het werk te gaan. Voorgesteld werd in de grote bedrijven illegale strijdcomités op te richten. Geëist werd de vrijheid van alle arrestanten en geïnterneerden, de gedwongen tewerkstelling in Duitsland werd afgekeurd.[38]

Na de staking verscheen opnieuw een pamflet, op 2 maart, geschreven door Sneevliet, waarin over de staking werd geschreven:

‘Zij deden dat zelf. Zij deden het spontaan zonder dat vooraf een leiding van de actie in het leven was geroepen.’[39]

Aan de orde was nu volgens het manifest de stichting van illegale comités in de grote bedrijven van het hele land, de vorming van stoottroepen in de arbeiderswijken, de boycot van lokalen en zaken die Joden weerden, de ondersteuning van de gezinnen van de gearresteerden en de strijd voor de vrijlating van alle slachtoffers. Vooral de illegale organisatie in de bedrijven was van groot belang, want het stakingswapen zou ook in de toekomst gehanteerd moeten worden. Het manifest besloot met de leuzen ‘Tegen kapitalisme, fascisme en oorlog’ en ‘Voor de socialistische vrede’.[40] Reeds op 28 februari, twee dagen na de staking, was een brochure van Sneevliet (Baanbreker) verschenen onder de titel ‘Spartacus ontwaakt! Het Derde Front marcheert’; al spoedig was de brochure uitverkocht. Sneevliet besprak er in de ontwikkelingen sinds het begin van de bezetting, de verscherping van de politiek van de bezetter, voorspel en verloop van de staking en de politieke opvattingen van het MLL-Front in zijn bekende, meeslepende stijl.[41] Ook in de maanden na de staking kwam het MLL-Front er nog vele malen op terug.

De conclusie van dit alles kan niet anders zijn dan dat het MLL-Front een belangrijke rol speelde bij de propaganda en agitatie voor de Februaristaking, en daardoor het klimaat mede rijp maakte voor de staking, ook al had het niet zoals de CPN mogelijkheden om bij de organisatie van de staking in directe zin een grote rol te spelen. Hierover bestaat in de relevante literatuur tegenwoordig ook een consensus.[42]

4.4 Beoordeling van de staking door het MLL-Front

In de eerste plaats wordt hier de vraag behandeld wat volgens het MLL-Front de achtergronden waren van het optreden van de NSB en hoe het de geruchten van een mogelijke machtsovername door de NSB waardeerde.

Uit het antisemitisch optreden van de NSB bleek volgens het MLL-Front dat de NSB bestond uit ‘laffe huichelaars’, omdat Mussert c.s. voor de oorlog niet antisemitisch waren geweest. Al in december had het MLL-Front geconcludeerd dat de overige nationaalsocialistische bewegingen, de NSNAP en het Nationaal Front, zich op dit punt meer profileerden dan de NSB, die daardoor werd gedwongen ook mee te gaan doen. Volgens het MLL-Front stonden de provocaties van de NSB in verband met een bezoek van Mussert aan Himmler in Duitsland in januari. De NSB moest nieuwe activiteiten gaan ontwikkelen om zeker te blijven van de gunst van de Duitsers. De NSNAP werd gebruikt om de NSB tot een ‘steeds karakterloze onderwerping aan de Duitse meesters te drijven’.[43] Een tweede punt waarop ‘leugen en bedrog’ van het nationaalsocialisme tot uiting kwam was het feit dat de terreur vooral arme Joden trof:

‘In Haagse straten als Rembrandtstraat, van Raversteijnstraat enz. wonen toch waarachtig geen plutocraten.’[44]

Dit optreden van de NSB had volgens het MLL-Front ook de solidariteit onder de arbeiders met de Joden versterkt.[45]

De Duitse bezetters werden volledig verantwoordelijk gesteld voor het optreden van de NSB. Weliswaar waren de Duitse instanties niet unaniem; een deel dacht slechts aan het oorlogsbedrijf, een ander deel wilde ook het Nederlandse nationaalsocialisme verder brengen. Maar Seyss-Inquart kon zijn handen niet in onschuld wassen, want zijn eigen antisemitische maatregelen hadden de weg voor de NSB vrijgemaakt. Het argument dat het met de Duitsers nogal meeviel en dat al het kwaad werd belichaamd in de Hollandse nationaalsocialistische beweging, dat op grote schaal voorkwam, werd dan ook niet gedeeld door het MLL-Front.[46] Uit de gebeurtenissen van januari en februari bleek wat er daar was van de beloftes van Seyss-Inquart; niet zijn uitspraken maar de ‘wrede beestachtigheden’ toonden zijn ware gezicht. Aangetoond was nu dat

‘...leiders van de oude burgerlijke partijen als de vroegere minister Verschuur op hun best imbecielen, doch wellicht eer karakterlozen waren...’[47]

Op de vraag of een machtsovername door Mussert tot de mogelijkheden behoorde werd door het MLL-Front diverse malen ingegaan. In het Bulletin van begin november 1940 werd opgemerkt dat het nog niet duidelijk was of de Duitsers direct in hun ‘Westmark’ zouden gaan heersen of dat ‘Hollandse Seyss-Inquarts’ voor de inlijving van Nederland bij het Duitse rijk mochten gaan werken. In februari werd ingegaan op toenemende geruchten over het op handen zijn van een machtsovername door Mussert, geruchten die overigens gepaard gingen met het gerucht dat de Duitsers binnen een paar maanden weggejaagd zouden zijn:

‘Als ons werd voorgehouden dat wij de mensen ontmoedigen door te spreken over jaren oorlog dan zeggen wij, dat het gevaarlijk is de mensen te bedriegen met de nabije verlossing die niet uit de werkelijke verhoudingen afgeleid kan worden... Het is waarschijnlijker, dat in het verdere verloop van de oorlog ook Holland zijn proefneming met een Quisling zal beleven dan dat wij in de zomer van dit jaar geen Duitse bezetting meer zouden kennen. Het is ook waarschijnlijk, dat de voorkeur gegeven zal worden aan een quasi-legale methode om tot de overdracht van de regering aan de NSB te geraken.’[48]

In maart en april werd het vraagstuk opnieuw besproken. Het tempo van de verwezenlijking van de macht van Mussert was langzamer gebleken dan deze zelf had verwacht. De oorzaak hiervan was dat dezelfde factor die Mussert perspectieven verschafte hem ook tegenwerkte; de bezetting bracht twee tegenstrijdige processen met zich mee. Aan de ene kant was er een groeiende aanpassing en werd op allerlei manieren getracht het aantal meelopers te vergroten; daarom was er een Duits burgerlijk bestuur in het leven geroepen, met als doel het verzekeren van de consolidatie van de macht van de Nederlandse nationaalsocialisten. Mede daardoor waren echter de tegenstellingen tussen de bezetter en de bevolking verscherpt. De groeiende verbittering was dus de andere kant van de medaille van de bezettingspolitiek. Geconcludeerd werd dat de weg naar de macht van Mussert in de eerste plaats zou worden bepaald door het verdere oorlogsverloop; wanneer de machtsovername langer zou uitblijven, dan zou dat alleen komen doordat de oorlogvoering voor de Duitsers zwaarder woog dan de verbreiding van het nazi-evangelie.[49]

Later in 1941 zou het MLL-Front nog verschillende malen terugkomen op een mogelijke machtsovername door de NSB.[50] Overigens stond deze in het begin van 1941 niet op de agenda, ook al verwachtten vele NSB’ers dit wel. Bij de Duitse autoriteiten stond centraal het steeds verder ondergeschikt maken van de NSB aan nazi-Duitsland, zodat op den duur Nederland in een Germaanse Statenbond zou kunnen worden opgenomen. De privileges die de NSB in toenemende mate kreeg moesten worden betaald met vele concessies.[51]

Wat zag het MLL-Front precies als de oorzaken en de resultaten van de staking en hoe karakteriseerde het de staking? Sneevliet schreef in zijn brochure:

‘Lang genoeg is Holland nu kolonie geweest om het ontstaan mogelijk te maken van een wijdverbreide verbittering tegen het regiem, dat na 14 mei 1940 is ingevoerd.’[52]

Directe aanleiding van de staking was de ‘brute Jodenjacht’ geweest, maar de diepere oorzaak was het besef van de arbeidersklasse dat zij naar het eerste plan moest gaan om een eind te maken aan oorlog en kapitalisme. Er was sprake van een ‘politieke massastaking’ van de Amsterdamse arbeiders; een scherpe scheiding was opgetreden tussen de arbeiders en de burgerij, die slechts wachtte op de Engelse overwinning en ondertussen loyaliteit ten opzichte van de bezetter preekte. In februari 1942 onderging deze beoordeling een zekere correctie; gesteld werd nu dat de ‘brave burgers’ de staking hadden gesteund omdat zij het herstel van de oude verhoudingen wensten, maar dat de stakingsdaad van ‘proletarische herkomst’ was.[53]

Voor het MLL-Front was de strijd van het Derde Front werkelijkheid geworden, ‘tientallen jaren reformisme’ hadden de kracht van Spartacus niet kunnen doden, de lange periode van socialistische propaganda was niet vergeefs geweest:

‘Spartacus manifesteerde zijn onvergankelijk bestaan in het gezapige, rustige Holland, dat jaren achtereen onbewogen reactionaire afbraak van loon en steun had verdragen en bezig was de stakingsgedachte te verdrinken in een zee van hopeloos, onvruchtbaar geleuter over sociale gerechtigheid en ordening.’[54]

Geconstateerd werd dat de massa zichzelf had geleid tijdens de staking; er was wel een voorhoede geweest (bedoeld werd het MLL-Front), maar de massa zelf had de verantwoordelijkheid gedragen. De massa was met de voorhoede gesterkt in de strijd.[55]

Als onmiddellijk resultaat van de staking zag het MLL-Front het verbod op het dragen van uniformen dat in Noord-Holland werd ingesteld en de nationaalsocialisten trof; het was genomen om de rust te verzekeren.[56] De werkelijke, politieke resultaten van de staking waren echter dat het zelfvertrouwen van de arbeiders was verhoogd en dat een waarschuwing tegen het antisemitisme was gegeven. Bestreden werden dan ook geluiden als ‘wat hebben ze nou bereikt, de andere partij is toch de sterkste’. Volgens het MLL-Front stoorde de ontwikkeling zich niet aan dit soort ‘wijze mensen’; de arbeiders waren zich bewust geweest van de grote risico’s die aan de actie verbonden waren, maar een ‘heilig moeten’ had hen voorwaarts gedreven.[57]

Kritiek had het MLL-Front op de rol van de CPN tijdens de staking; het merendeel daarvan was al geformuleerd in het manifest van 2 maart. In de eerste plaats werd de bijeenkomst die op 25 februari op de Noordermarkt was gehouden afgekeurd, aangezien dit tot een bloedbad had kunnen leiden. In de tweede plaats keerde men zich tegen de openbare oproep van de CPN tot een nieuwe algemene staking op 6 maart. Volgens het MLL-Front kon ‘de strijd niet op termijn besteld worden’, en zou het opvolgen van de oproep een verzwakking van de verworven positie betekenen. Men zag hierin een avonturierspolitiek, dergelijke algemene stakingen konden slechts ontstaan door een bijzonder voorval, zoals de Jodenvervolgingen. Bij het bepalen van een datum vooraf ontstond in een dergelijke situatie meteen aarzeling. Slechts in het geval van een revolutionaire situatie, met een streng gedisciplineerde organisatie, kon een dergelijke staking succes hebben. Waar de ‘volgende machtige demonstratie van het Derde Front’ zou optreden was dan ook niet te voorspellen.[58] De staking op 6 maart ging overigens niet door, met name omdat de autoriteiten scherpe voorzorgsmaatregelen hadden genomen.[59]

De kritiek op de CPN leidde ertoe dat onderaan het manifest van 2 maart de volgende zinsnede werd opgenomen:

‘Zij, die op de weg van Stalin gaan, die diens massamoord op revolutionairen goedkeuren, zijn samengaan met Hitler verdedigen, hebben het recht verbeurd de rode vlag van het vrijheidsminnende socialisme te voeren.’[60]

Hieruit blijkt opnieuw een sektarische afscherming ten opzichte van de CPN; want hoewel de kritiek op de ordewoorden van de CPN juist lijkt was er weinig aanleiding toe in een pamflet bestemd voor massale verspreiding een dergelijke aanval op te nemen.

In een herdenkingsartikel dat in februari 1942 aan de staking werd gewijd werd opgemerkt dat de stakers terecht de materiële eisen die de CPN had ingebracht hadden afgewezen. Dat betekende niet dat het MLL-Front vond dat materiële acties principieel uit den boze waren tijdens de bezetting; in tijden van bewogenheid zouden er altijd stakingen voor verschillende doelen zijn, schreef Sneevliet.[61]

De houding van de sociaaldemocratie werd besproken in het dertiende nummer van de ‘Brieven aan sociaaldemocraten’, naar aanleiding van een nummer van het illegale blad ‘Uit de Woestijn’ over de staking. Opgemerkt werd allereerst dat het een verblijdend teken was dat er meer illegaal materiaal uit sociaaldemocratische hoek begon te komen. Gezien de algemene toename van illegaal materiaal moest men ook wel, zwijgen zou gelijk staan aan zelfmoord. Hoofdzaak was echter niet dat er gesproken werd maar hoe. ‘Uit de Woestijn’ karakteriseerde de staking als een nationaal protest tegen de Duitse overheersing. Dolleman was het hier niet mee eens, er was geen sprake van een staking tegen Duitse overheersing. Instinctief was in de staking ook de internationale solidariteit gegroeid, zo goed als de staking zelf was geboren uit diep menselijke solidariteit.[62] In ‘Spartacus’ van begin maart werd de arrestatie van een aantal sociaaldemocratische raadsleden gesignaleerd; gesteld werd dat de ‘lamlendigheid’ van de sociaaldemocratie zich op deze wijze wreekte.[63]

Het MLL-Front bestreed ook de opvatting die volgens haar buiten Amsterdam leefde en werd aangewakkerd door de Engelse radio, namelijk dat er zou zijn gestaakt tegen de productie van oorlogstuig tegen Engeland. In deze lezing zag men overeenkomsten met die van de bezetters, die de staking toeschreven aan ‘intimidatie door raddraaiers’, de CPN, de Engelse geheime dienst en de activiteiten van Joden. Uit het feit dat men organisatoren zocht bleek dat de Duitsers niet konden begrijpen dat de arbeiders zelfstandig in strijd waren gegaan.[64] Februari bewees ook dat in tegenstelling tot de opvatting van Seyss-Inquart de arbeiders niet gemakkelijker gelijk te schakelen waren dan de intellectuelen. Volgens het MLL-Front konden ‘intellectuelen en andere middenstanders’ hun ‘eigen beperkte kracht’ het best aanwenden door zich in dienst van de arbeiders te stellen.[65]

Een laatste punt dat hier aan de orde moet komen is de opstelling van de ondernemers. Een aantal van hen steunden de staking; de autoriteiten reageerden daarop door aan welgestelden een boete op te leggen die in totaal 18 miljoen gulden bedroeg.[66] Dit bewees voor het MLL-Front in de eerste plaats dat de onverschilligheid tegenover het bezit in de nazipropaganda vals was.[67] Hoe verklaarde het MLL-Front de opstelling van de ondernemers? In december 1940 had men nog geschreven dat de Nederlandse bezittende klasse zich snel had aangepast; hoewel de uitschakeling van Engeland voor veel van hen ongunstig was, was men toch ten dele bevredigd doordat de kapitalistische grondslagen van de economie behouden bleven.[68] Na de staking werd deze analyse bijgesteld:

‘Er zijn ook hier bedrijven, die aan de oorlog verdienen. Maar ongetwijfeld ziet het grootste deel van de Nederlandse bezittende klasse met verlangen uit naar het ogenblik, dat de Engelse overwinningen herstel van de verhoudingen mogelijk maken, zoals die voor mei 1940 bestonden. De bourgeoisie zij moet niets hebben van de Duitse ordening in Europa.’[69]

Oorzaak daarvan was dat veel bedrijven in een Duits Europa minder speelruimte zouden hebben; bovendien vreesde men voor het verlies van een deel van de koloniën. Vandaar dat de arbeiders de kastanjes uit het vuur mochten halen voor hun werkgevers, aldus ‘Spartacus’.[70]

4.5 Nationaal protest of arbeidersactie?

Wat kan er achteraf gezegd worden van de beoordeling die het MLL-Front gaf van de staking? Was de strijd van het Derde Front werkelijkheid geworden? Was er een besef dat aan oorlog en kapitalisme een einde gemaakt moest worden of was er ‘slechts’ sprake van een spontane solidariteitsstaking?

De Februaristaking was een unieke demonstratie van solidariteit met de vervolgde Joden; tegelijkertijd was het een protest tegen de bezetting op zich. Sijes formuleerde het als volgt:

‘De Februaristakers hadden het rookgordijn dat de Duitsers om hun naziseringspolitiek gelegd hadden, uiteen geslagen... Voorop trokken de arbeiders. Hun sociale kracht en hun eensgezindheid, die alle politieke schakeringen omvatte, forceerden de beslissing en baanden de weg voor een breed volksverzet.’[71]

De Februaristaking was een nationale staking voor zover ze de uitdrukking was van een ontevredenheid en verontwaardiging van het merendeel van de Nederlandse bevolking. Het was een arbeidersstaking, omdat de arbeiders de leidende rol speelden, een rol die door geen enkele andere klasse of sociale groep kon worden gespeeld. Tenslotte was het in de ware zin van het woord een spontane solidariteitsstaking. In een complex samenspel waren zowel nationale, socialistische als humanistische motieven van belang. Dat het MLL-Front de staking zag als een uiting van strijd voor het socialisme was begrijpelijk. Niet vergeten moet worden dat de illegale pers en het verzet ten tijde van februari nog lang niet de kracht hadden van de latere oorlogsjaren. De meeste illegale bladen waren bovendien van duidelijk linkse signatuur. Maar in de publicaties van het MLL-Front werd het direct socialistische karakter van de staking wel overdreven.[72] Wat de Februaristaking bovenal bewees is mijns inziens de beslissende rol van de arbeidersklasse in de verdediging van de meest elementaire democratische rechten in de ontwikkelde kapitalistische landen.

De conclusie over het karakter van de staking is ook van belang voor het beoordelen van de vraag wat de mogelijkheden waren van de vorming van illegale comités in de bedrijven, het ordewoord dat door het MLL-Front werd gegeven om continuïteit aan de arbeidersstrijd en het verzet te geven. Volgens Sneevliet was de situatie na februari gunstig voor het oprichten van dergelijke comités, die het parool voor nieuwe acties zouden kunnen uitgeven.[73] Door de illegale omstandigheden zouden de comités niet gekozen kunnen worden. Ze zouden moeten bestaan uit arbeiders die veel vertrouwen hadden bij hun collega’s.[74] Men zag er in ook een continuïteit met de voorstellen die Sneevliet op het NAS-congres van 1937 had gedaan. De oproep tot het vormen van comités ging overigens niet gepaard met een oproep om uit te treden uit het NVV.[75]

Volgens Sijes waren er geen uit de bedrijven zelf voortkomende comités tijdens de staking.[76] Volgens Harmsen was de oproep van het MLL-Front een slag in de lucht. Volgens Perthus ontstonden er comités, maar werd hun invloed en ontstaan geremd door de naziterreur.[77] Voor een juiste beoordeling is hier een juiste begripsbepaling beslissend. Het is beter te spreken van kernen in de bedrijven dan van comités. Onder comités verstaat men in het algemeen organen die door het voltallig personeel van bedrijven worden gekozen. Hiervan was in het voorstel van het MLL-Front geen sprake.[78] Het is onaannemelijk dat er tijdens februari geen belangrijke rol is gespeeld door kernen, door arbeiders met een prestige bij hun collega’s; volgens Sneevliet waren door hun initiatief veel bedrijven in staking gegaan.[79]

In die zin was het propageren van dergelijke kernen, die later zouden kunnen uitgroeien tot comités, een juiste lijn. De ervaring heeft geleerd dat in dictatoriale politieke systemen dit de beste organisatiemogelijkheid is voor de arbeidersklasse.[80] Ook in de Tweede Wereldoorlog ontstonden ze in vele landen.[81] In die zin is Perthus’ argument van de terreur ook niet overtuigend. De organisatievorm van kernen en bedrijven is juist bedoeld als antwoord op de terreur. De vraag stelt zich wat dan wel de oorzaak is geweest van de geringe ontwikkeling ervan in Nederland, die Perthus signaleert.

Uitgebreid empirisch onderzoek zou nodig zijn om deze vraag te beantwoorden. Bovenal kan men zich echter afvragen of Perthus’ bewering, waarvoor hij geen verwijzing geeft, wel klopt, gezien de rol van de kernen voor de Eenheidsvakbeweging in de latere oorlogsjaren.[82] Voor het precieze beoordelen van de oproep van het MLL-Front zou het in de allereerste plaats nodig zijn meer gegevens te hebben over de sociale samenstelling van het MLL-Front en haar mogelijkheden zelf het voortouw te nemen in het vormen van kernen.[83]


_______________
[1] Sijes, De Februaristaking, 10-29; de Jong, Het Koninkrijk, IV, 339-347, 355-357, 407-411, 712-725, 742-913.
[2] Br.Soc-Dem., no.4, geen titel.
[3] ‘Verbreiding van het nazi-evangelie’, in: Bull., no.7, begin november 1940, 2.
[4] ‘De greep van de oorlog knauwt’, in: Bull., no.9, half december 1940, 3-7; ‘De studenten en hun actie’, in: Bull., no.10, januari 1941, 11-13; Soc.Br., no.7, ‘Juden Heraus!’
[5] Bewondering Cleveringa: ‘De pestilentie van de Jodenvervolging’, in: Spartacus, no.1, eind januari 1941, 5-6; ‘Na Prof.Cleveringa nu ook Dr.H.Colijn’, in: Spartacus, no.2, half februari 1942, 4. Spartacus wordt verder in de noten afgekort als Sp.
[6] ‘De studenten en hun actie’, in: Bull., no.10, januari 1941, 13.
[7] ‘De Sovjet-Unie...’, in: Bull., no.6, half oktober 1940, 8.
[8] ‘De greep van de oorlog knauwt’, in: Bull., no.9, half december 1940, 7.
[9] Zie Soc.Br., no.7, ‘Juden Heraus!’; ‘De SDAP en de oorlog’, in: Bull., no.3, eind augustus 1940, 10.
[10] Br.Jv., no.7, geen titel; ‘De Joden en de socialistische strijd’, in: Bull., no.9, half december 1940, 14-15.
[11] ‘De pestilentie van de Jodenvervolging’, in: Sp., no.1, eind januari 1941, 5-6.
[12] ‘De vervolging van Joden’, in: Bull., no 11, februari 1941, 3; Op 7 januari 1940 besloot het bestuur van de Nederlandse Bioscoopbond dat Joden niet meer werden toegelaten in de bioscopen: de Jong, Het Koninkrijk, IV, 873-874.
[13] Samenwerking met anderen: Perthus, Sneevliet, 431; opstelling MLL-Front: Br.Jv., no.7, geen titel; no.8, geen titel; ‘De Joden en de socialistische strijd’, in: Bull., no.9, half december 1940, 14-15; ‘De vervolging van Joden’, in: Bull., no.11, februari 1941, 3; ‘Uit de Rode Bibliotheek’, in: Het Kompas, no.5, maart 1941, 6-7.
[14] ‘De Sovjet-Unie...’, in: Bull., no.6, half oktober 1940,7-8. Krappe financiën: zie bijvoorbeeld M.L.L.-Front, oudejaar 1940, 4.
[15] Artikel zonder titel in Het Kompas, no.2, december 1940, 6.
[16] ‘Revolutionair marxisme in de vorige oorlog’, in: Bull., no.11, februari 1941, 11.
[17] Artikel in Bull., no. 15, eind maart ‘41, 1-9, citaat: 9.
[18] Zie bijvoorbeeld M.L.L.-Front, oudejaar 1940, 4.
[19] Zie hiervoor Perthus, Sneevliet, 429; volgens Perthus verschenen de ‘Brieven aan een jeugdvriend’ vanaf november, volgens Winkel vanaf de zomer van 1940. De RIOD-collectie is niet volledig, maar gezien de inhoud van de eerste aanwezige nummers lijkt Winkel gelijk te hebben. Dat Dolleman deze brieven schreef: zie interview Drenth, A.Dolleman, W.Dolleman.
[20] Besluit uitgave ‘Spartacus’: Perthus, Sneevliet, 429; oplagecijfers Bulletin en ‘Spartacus’: Perthus, Sneevliet, 432; Winkel, De Ondergrondse pers, 98, 263; eerste regelmatig gedrukte uitgave: de Jong, Het Koninkrijk, IV, 714.
[21] ‘Spartacus meldt zich’, in: Sp., no.1, eind januari 1941, 1-2; zie ook Perthus, Sneevliet, 432.
[22] ‘Wie zal de oorlog winnen: Duitsland of Engeland? Neen, het proletariaat, het Derde Front!’, in: Sp., no.1, eind januari 1941, 2-3.
[23] Zo verscheen ‘Spartacus’ vanaf het vierde nummer met de ondertitel ‘Orgaan van het Derde Front’; zie ook Perthus, Sneevliet, 432.
[24] Zie voor een overzicht van dit conflict: Pablo/Tichelman, Geschiedenis Vierde Internationale, 13-27; Deutscher, Prophet Outcast, 457-477; inleiding Novack/Hansen op Trotski, In Defense of Marxism, VII-XXII.
[25] Perthus, Sneevliet, 430-431, 492n.
[26] ‘De Amerikaanse oproep voor het Derde Front’, in: Bull., no.16, half april 1941, 15.
[27] Zie ‘Voor het Derde Front. Een stem uit Amerika’, in: Bull., no. 14, maart 1941, 13-14; ‘De Amerikaanse oproep...’, in: Bull., no. 16, half april 1941, 14-15.
[28] Trotski, In Defense of Marxism, 168. Er moet op worden gewezen dat Trotski de oorlog niet karakteriseerde als een imperialistische aanval op de Sovjet-Unie, maar als een imperialistische oorlog, waarvan een aanval op de Sovjet-Unie één van de componenten zou zijn; volgens hem moesten revolutionairen de verworvenheden van de revolutie tegen een dergelijke aanval verdedigen zonder daarbij Stalins politiek te ondersteunen. Voor een overzicht zie mijn scriptie Trotski, Vierde Internationale en Tweede Wereldoorlog.
[29] Dat blijkt uit het feit dat het MLL-Front zichzelf met de term aanduidde en uit de leus ‘Wie zal de oorlog winnen?... Neen, het proletariaat, het Derde Front’.
[30] Sijes, De Februaristaking, 29-39, 53-169.
[31] ‘Voor vrijheid en beschaving’, in: Sp., no.2, half februari 1941, 1.
[32] ‘Rijke en arme Joden’, in: Sp., no.2, half februari 1941, 4.
[33] Perthus, Sneevliet, 437.
[34] Aan de werkende massa van Nederland, vlugschrift Derde Front, februari 1941.
[35] Perthus, Sneevliet, 436-437.
[36] Aan alle werkende arbeiders, vlugschrift Derde Front, no.1, februari 1941; precieze verschijningsdatum manifest en verspreiding plakstroken: Perthus, Sneevliet, 437-438.
[37] Perthus, Sneevliet, 439; Utrecht: Rapport over J. de Vries van Stichting 1940-1945, Provincie Utrecht, 17-9-’48, IISG, archief van ’t Hart, no.5, Sneevliet, RSP; Den Haag: interview Rein van der Horst, interview Thea Bloemsma.
[38] Dit manifest bevindt zich niet in de RIOD-collectie; voor de inhoud ervan heb ik me op Perthus gebaseerd, die een samenvatting geeft: Perthus, Sneevliet, 439-440.
[39] Aan de Nederlandse arbeiders, manifest Derde Front, 2 maart 1941.
[40] Ibidem.
[41] Perthus en Winkel noemen geen oplagecijfers van deze brochure.
[42] Zie voor deze conclusie Perthus, Sneevliet, 438-439; Tichelman, Sneevliet, 99. Deze paragraaf is noodzakelijkerwijs vooral op Perthus gebaseerd, die zich na de oorlog voortdurend heeft ingespannen voor de erkenning van de rol van het MLL-Front. Zijn uiteindelijke balans in de Sneevlietbiografie lijkt me voor weinig tegenspraak vatbaar. Sijes en de Jong erkennen de algemene impuls die van de propaganda van het MLL-Front uitging, maar benadrukken sterk de organisatorische mogelijkheden van de CPN. Zij besteden dan ook weinig aandacht aan de rol van het MLL-Front. Het is overigens mogelijk dat leden of aanhangers van het MLL-Front ook organisatorisch een rol in de staking hebben gespeeld, gezien de relatief grote invloed van het NAS in Amsterdam. Verder onderzoek hiernaar zou pas tot een definitieve uitspraak kunnen leiden. Sijes (De Februaristaking, 110n.) spreekt overigens over zes manifesten van het MLL-Front, geschreven binnen een tijdsbestek van 14 dagen na de eerste relletjes in februari, die zich in de collectie illegale pamfletten van het RIOD zouden bevinden. In deze collectie bevinden zich echter slechts vier pamfletten, waarvan één uit een andere plaats dan Amsterdam. Daarnaast bevinden zich twee plakstroken van het MLL-Front in deze collectie. Zie RIOD, illegale pamfletten, no. 27, Stakingen. Voor zover dit valt na te gaan verschenen er in Amsterdam vier pamfletten van het MLL-Front, die alle vier in de tekst zijn besproken.
[43] ‘De Joden en de socialistische strijd’, in: Bull., no.9, half december 1940, 14-15; Aan de werkende massa van Nederland, vlugschrift Derde Front, februari 1941; ‘Naziterreur tegen de Joden. Hitler zelf wees de weg’, in: Bull., no.14, maart 1941, 1-3; ‘Arbeidersklasse en beschaving’, in: Het Kompas, no.5, maart 1941, 5-6.
[44] ‘Voor vrijheid en beschaving’, in: Sp., no.2, half februari 1941, 1.
[45] ‘Naziterreur tegen de Joden...’, in: Bull., no.14, maart 1941, 3-6.
[46] Een veel terugkerend thema in het werk van de Jong is dat ambtenaren op hun post bleven omdat bij het nemen van ontslag NSB’ers in hun plaats zouden komen.
[47] ‘Naziterreur tegen de Joden...’, in: Bull., no.14, maart 1941, 2.
[48] Citaat: ‘Wanneer de Hollandse Quisling’, in: Bull., no.11, februari 1941, 4; zie verder ‘Verbreiding van het nazi-evangelie’, in: Bull., no.7, begin november 1940, 4.
[49] ‘Naziterreur tegen de Joden...’, in: Bull., no.14, maart 1941, 6-9; ‘Na negentien maanden oorlog’, in: Bull., no.16, half april 1941, 4-8.
[50] Zie hoofdstuk 7, paragraaf 2.
[51] Zie hiervoor en voor de verhouding tussen de verschillende nationaalsocialistische groepen, de Jong, Het Koninkrijk, IV, 412-449,567.. 595, 601-606, 816849; V, 30-73.
[52] Spartacus ontwaakt! Het Derde Front marcheert, 2.
[53] ‘Ontwaakt verworpenen der aarde’, in: Sp., no.3, begin maart 1941, 1-4; ‘En toch: het Derde Front’, in: Sp., no.4, eind maart 1941, 1-2; ‘Voorboden der revolutie’, in: Het Kompas, no.5, maart 1941, 1-2; ‘Spartacus in Holland. De massastaking van 19411, in: Sp., no.24, half februari 1942, 1-2.
[54] Citaat: ‘Spartacus in Holland...’, in: Sp., no.24, half februari 1942, 1; zie verder Spartacus ontwaakt!..., 4-5; ‘Ontwaakt verworpenen...’, in: Sp., no.3, begin maart 1941, 1-4.
[55] ‘Opmerkelijke arrestaties’, in: Sp., no.3, begin maart 1941, 3.
[56] ‘De solidariteitsstaking in Amsterdam ten einde!’, ibidem,
[57] Br.J., no.9, geen titel; ‘Voorboden der revolutie’, in: Het Kompas, no.5, maart 1941, 1-2.
[58] Zie ‘En toch: het Derde Front’, in: Sp., no.4, eind maart 1941, 1-2; Aan de Nederlandse arbeiders, manifest Derde Front, 2 maart 1941; ‘Voorboden der revolutie’, in: Het Kompas, no.5, maart 1941, 1-2.
[59] Sijes, De Februaristaking, 171-173.
[60] Aan de Nederlandse arbeiders, manifest Derde Front, 2 maart 1941.
[61] ‘Spartacus in Holland...’, in: Sp., no.24, half februari 1942,1; Spartacus ontwaakt!..., 7.
[62] Br.Soc-Dem., no.13, ‘Wanneer gaat het licht op?’; ‘Uit de Woestijn’ was een uitgave die door sociaaldemocraten in het westen van het land met steun van Vorrink werd verzorgd: de Jong, Het Koninkrijk, IV, 719-721.
[63] ‘Opmerkelijke arrestaties’, in: Sp., no.3, begin maart 1941, 3.
[64] Br.Soc-Dem., no.13, ‘Wanneer gaat het licht op?’; ‘De Duitse bezettingsautoriteiten en de staking’, in: 52., no.3, begin maart 1941, 2; ‘Voorboden der revolutie’, in: Het Kompas, no.5, maart 1941, 1-2.
[65] ‘Na negentien maanden oorlog’, in: Bull., no.16, half april 1941, 7-11; voor de opvatting van Seyss-Inquart: de Jong, Het Koninkrijk, IV, 935-938. Feitelijk verzet in zomer en herfst van 1940 was er eigenlijk alleen bij de werklozen die werk in Duitsland weigerden of terugkeerden (de Jong, Het Koninkrijk, IV, 861-867). Overigens zou men hier de studenten aan kunnen toevoegen.
[66] Sijes, De Februaristaking, 176.
[67] ‘Na negentien maanden oorlog’, in: Bull., no.16, half april 1941, 8.
[68] ‘Economie en politiek II’, in: Bull., no.8, december 1940, 1-2.
[69] ‘Voor eigen zaak. Geen Oranje boven’, in: Sp., no.3, begin maart 1941, 3.
[70] Ibidem. Voor een beoordeling van de opstelling van de ondernemers tijdens de bezetting zou het nodig zijn verschillende fracties van de bourgeoisie te onderzoeken in verschillende fases van het oorlogsverloop.
[71] Sijes, De Februaristaking, 185.
[72] Zie de Jong, Het Koninkrijk, V, 805-806; Winkel, De ondergrondse pers 1940-1945, 13-23.
[73] Spartacus ontwaakt!... 7.
[74] Ibidem; ‘Wil en daad’, in: Sp., no.5, half april 1941, 3.
[75] Zie hiervoor verder hoofdstuk 7, paragraaf 4.
[76] Sijes, De Februaristaking, 193.
[77] Rapport G.Harmsen over Sneevlietbiografie Perthus, 20-4-’74, in: IISG, archief van ’t Hart, no.3, correspondentie Sneevlietbiografie; Perthus, Sneevliet, 450.
[78] Dit onderscheid werd wel gemaakt door de Vierde Internationale; zie ‘Résolution: Sur la stratégie des sections européennes de le IVe Internationale dans les luttes ouvrières’, in: Les congrès 1940-1946, 250-259.
[79] ‘Uit de vakbonden, achter de comité’s’, in: Bull., no.22, eind augustus 1941, 13.
[80] De meest spectaculaire voorbeelden zijn wel de groei van de Comissiones Obreras in de nadagen van de Francodictatuur in Spanje en de comités voor vrije vakbonden in Polen.
[81] Bijvoorbeeld in Italië en België; zie Les congrès...1940-1946, 251.
[82] Zie Coomans, Eenheidsvakcentrale, 261-277.
[83] Onderzoek hiernaar gaat het kader van deze studie te buiten.