Geschreven: januari 1925
Bron: Uittreksel uit ‘Herinneringen aan Lenin’ door Zetkin. In het Nederlands gepubliceerd in VI Lenin, Over de emancipatie van de vrouw, Progres uitgeverij, Moskou, 1977, p.89-115
Transcriptie: Marxisme.net, augustus 2004
Deze versie: Spelling en punctuatie aangepast
HTML: Maarten Vanheuverswyn, januari 2005
Kameraad Lenin heeft het meer dan eens met mij gehad over het vrouwenvraagstuk. Hij hechtte klaarblijkelijk een grote betekenis aan de vrouwenbeweging als zijnde een wezenlijk onderdeel van de massabeweging, dat onder bepaalde omstandigheden het beslissende onderdeel kan worden. Het spreekt vanzelf dat de volledige maatschappelijke gelijkberechtiging van de vrouw voor hem de grondslag vormde, die voor een communist volkomen buiten kijf staat.
Ons eerste lange gesprek over dit onderwerp vond in de herfst van 1920 plaats in Lenins grote werkkamer in het Kremlin. Lenin zat aan zijn met papieren en boeken overdekte bureau, hetgeen erop duidde dat hij aan het werk was, maar dan zonder ‘geniale wanorde’.
‘Wij moeten onherroepelijk een machtige vrouwenbeweging in het leven roepen op een duidelijke, vastomlijnde theoretische grondstag,’ begon hij, nadat hij mij had begroet. ‘Zonder een marxistische theorie kan er geen goede praktijk zijn, dat is duidelijk. Wij communisten hebben in dat vraagstuk behoefte aan de grootst mogelijke principiële zuiverheid. We moeten ons scherp afgrenzen van alle andere partijen. Het is jammer, maar waar, maar het is ons Tweede Internationale Congres[1] helaas niet gelukt om het vrouwenvraagstuk te behandelen. Het werd wel aan de orde gesteld, maar het is er niet in geslaagd om een bepaald en duidelijk omlijnd standpunt in te nemen. Die zaak is in een commissie blijven hangen. Die moet een resolutie, stellingen en een vaste lijn uitwerken. Maar tot nu toe is het werk maar slecht opgeschoten. U moet daarbij helpen.’
Ik had van anderen ook al gehoord wat Lenin mij nu vertelde en ik sprak daar mijn verwondering over uit. Ik was vol geestdrift over alles wat de Russische vrouwen tijdens de revolutie hadden verricht, van alles wat zij ook toen aan het doen waren voor de verdediging en de verdere ontwikkeling ervan. Wat de positie en de activiteiten van de vrouwelijke kameraden in de bolsjewistische partij betrof leek het mij toe, dat de partij in dit opzicht bepaaldelijk voorbeeldig was. Zij alleen verschafte de Internationale communistische vrouwenbeweging waardevolle, goed opgeleide en beproefde krachten, die gelijktijdig ook als groots historisch voorbeeld dienden.
‘Dat is waar en het is ook heel goed,’ merkte Lenin met een lichte glimlach op. ‘In Petrograd, hier in Moskou, in de steden en in de verafgelegen industriecentra, hebben de proletarische vrouwen zich tijdens de revolutie schitterend gedragen. Zonder hen hadden wij niet kunnen winnen. Of tenminste nauwelijks. Dat is mijn mening. Wat een moed hebben ze aan de dag gelegd en hoe moedig zijn zij ook nu! Maakt u zich eens een voorstelling van het lijden en de nood die zij moeten dragen. Maar zij houden vol, zij houden vol omdat zij de Sovjets willen verdedigen, omdat zij vrijheid en communisme willen. Ja, onze arbeidsters zijn geweldig. Het zijn klassenstrijdsters. Zij verdienen bewondering en liefde. Overigens moet ik erkennen dat zelfs de “kadetten”-dames tijdens de strijd tegen ons in Petrograd meer moed aan de dag hebben gelegd dan de Junkers. [2]
Het is waar, wij hebben betrouwbare, verstandige en onvermoeibaar actieve communistes in onze partij. Die zouden verantwoordelijke posten kunnen bekleden in de Sovjets, de uitvoerende comités, in de volkscommissariaten en andere instellingen. Velen van hen werken dag en nacht hetzij in de partij, hetzij onder de arbeiders- en boerenmassa’s, hetzij in het Rode Leger. Dat is uitermate waardevol voor ons. En het is ook belangrijk voor de vrouwen over de hele wereld, omdat het getuigt van de mogelijkheden van de vrouwen en van de grote waarde die hun werk voor de samenleving heeft. De eerste proletarische revolutie opent met recht de weg naar de volledige maatschappelijke gelijkberechtiging van de vrouw. Zij liquideert meer vooroordelen dan een hele stapel literatuur over de gelijkberechtiging van de vrouw. Maar dat buiten beschouwing gelaten, wij hebben nog steeds geen Internationale communistische vrouwenbeweging en dat moeten wij toch zien te bereiken, het koste wat het kost. Wij moeten onmiddellijk aan de slag om die op te richten. Zonder zo’n beweging is het werk van onze Internationale en van de verschillende partijen niet volledig en zal het dat ook nooit worden. En onze revolutionaire arbeid moet in zijn geheel worden verricht. Vertelt u eens hoe de zaken ervoor staan bij het communistische werk in het buitenland.’
En ik begon aan een verhaal over alles waar ik van wist bij de toenmalige zwakke en onregelmatige contacten tussen de partijen die zich bij de Komintern hadden aangesloten. Lenin luisterde aandachtig, licht voorovergebogen, zonder tekenen van verveling, ongeduld of vermoeidheid en hij volgde zelfs de bijzonderheden van het tweede plan met gespannen aandacht. Ik ken niemand die beter, kon luisteren dan hij en die in dat alles sneller orde wist te scheppen, waarbij hij er een algemeen verband in aanbracht. Dat werd wel duidelijk uit de korte, altijd heel precieze vragen die hij van tijd tot tijd bij mijn verhaal aanbracht en aan de manier waarop hij later op een of andere bijzonderheid van het gesprek terugkwam. Lenin maakte een paar aantekeningen. Natuurlijk praatte ik uitermate uitvoerig over de stand van zaken in Duitsland. Ik vertelde hem dat Rosa (Luxemburg. Vert.) grote betekenis hechtte aan het betrekken van de grootst mogelijke massa’s van de vrouwen bij de revolutionaire strijd. Toen de communistische partij werd opgericht drong Rosa aan op de uitgave van kranten die gewijd waren aan de vrouwenbeweging. Toen Leo Jogiches samen met mij tijdens onze laatste ontmoeting — anderhalf etmaal voor hij werd vermoord — het werkplan voor onze partij besprak, droeg hij mij verschillende taken op, waaronder ook het plan voor het organisatorische werk onder de werkende vrouwen. En al op haar eerste illegale conferentie hield de partij zich met dit vraagstuk bezig. De vóór en tijdens de oorlog naar voren gekomen geletterde en ervaren vrouwelijke agitatoren en leidsters waren zonder uitzondering vrijwel allemaal in de sociaaldemocratische partijen van beiderlei snit gebleven en hielden de in beweging geraakte massa’s van arbeidsters onder hun invloed. Maar ook onder de vrouwen vormde zich een kleine kern van energieke en zelfopofferende kameraden, die deelnamen aan het hele werk en de hele strijd van onze partij. De partij zelf was al bezig aan de organisatie van planmatige activiteit onder de werkende vrouwen. Dat was natuurlijk allemaal slechts een begin, maar het was tenminste een goed begin. ‘Niet slecht, helemaal niet slecht,’ zei Lenin, ‘de energie, de zelfopoffering en de inspiratie van de communistische vrouwen, hun moed en wijsheid in de illegale of halfillegale periode bieden een uitstekend perspectief voor de ontwikkeling van het werk. In de groei van de partij en in haar macht om de massa’s te omvatten bij de organisatie van acties zitten goede momenten. Maar hoe staat het er in dit vraagstuk voor met een helder begrip van de grondslagen ervan en de instructie van de kameraden daarvan? Dat is immers van beslissende betekenis bij het werk onder de massa’s. Ik kan er nu niet zo vlug op komen wie het heeft gezegd, maar “om grootse dingen te verrichten is inspiratie nodig”. Wij en de arbeiders van de hele wereld staan voor de taak Om werkelijk grootse dingen te verrichten. Dus, wat inspireert uw kameraden, de proletarische vrouwen, in Duitsland? Hoe staat het met hun proletarische klassenbewustzijn? Is hun belangstelling en hun activiteit geconcentreerd op de politieke eisen van het moment? Waarop zijn hun gedachten geconcentreerd?
Ik heb daarover van Russische en Duitse kameraden vreemde dingen gehoord. Dat moet ik u vertellen. Er is mij verteld dat een begaafde communiste in Hamburg een krant voor prostituees uitgeeft en ernaar streeft om hen te organiseren voor de revolutionaire strijd. Rosa is als communiste op menselijke wijze opgetreden toen zij in een artikel opkwam voor de prostituee, die wegens een of andere overtreding van de politieverordening in verband met haar beroep in de gevangenis belandde. Zij verdienen medeleven, die dubbele slachtoffers van de burgerlijke maatschappij. Slachtoffers in de eerste plaats van het vervloekte systeem van de particuliere eigendom en dan nog eens van die vervloekte zedelijke schijnheiligheid. Het is duidelijk dat alleen een grofbesnaard en kortzichtig persoon in staat is om dat te vergeten. Maar begrip is één ding en — hoe zal ik het uitdrukken? — de organisatie van de prostituees als een bijzondere revolutionaire strijdafdeling en het uitgeven van een beroepsorgaan voor hen is iets heel anders. Zijn er dan in Duitsland geen industriearbeidsters meer die georganiseerd moeten worden, voor wie een krant zou moeten bestaan en die onherroepelijk betrokken moeten worden bij uw strijd? Het gaat hier om een ziekelijke afwijking. Dat doet me sterk denken aan de literaire mode, die elke prostituee in de mal van een zoetelijke madonna giet. Natuurlijk is de wortel hier wel gezond: maatschappelijk medeleven en verontwaardiging over de zedelijke hypocrisie van de geachte bourgeoisie. Maar dat gezonde beginsel is aangevreten door een burgerlijke mentaliteit en is geperverteerd. Overigens stelt de prostitutie ons ook hier nog voor heel wat moeilijke taken. De prostituee doen terugkeren naar het maatschappelijke werk en een plaatsje voor haar vinden in de maatschappij — daar komt die zaak wel op neer. Maar bij de huidige stand van onze economie en gezien de omstandigheden is het moeilijk en gecompliceerd om dat door te voeren. Daar hebt u een stukje van het vrouwenvraagstuk dat na het bevechten van de staatsmacht door het proletariaat in volle omvang voor ons oprijst en om een oplossing vraagt. Bij ons in Sovjet-Rusland hebben wij daar nog heel wat mee te stellen. Maar laten we terugkeren naar uw persoonlijke belevenissen in Duitsland. De partij mag onder geen enkele voorwaarde rustig toekijken bij dergelijke ongeregelde activiteiten van de leden. Dat schept verwarring en versplintert de krachten. En u, wat hebt u zelf gedaan om dat te verhinderen?’
Maar voordat ik kon antwoorden vervolgde Lenin:
‘De lijst van jullie fouten is nog niet ten einde, Clara. Er is mij verteld dat er op de lees- en discussieavonden met de werkende vrouwen voornamelijk problemen op het gebied van de seks en het huwelijk worden behandeld. Dat zou het voorwerp van de grootste belangstelling zijn bij de politieke scholing en het voorlichtingswerk. Toen ik dat hoorde kon ik mijn oren niet geloven. De eerste staat van de proletarische dictatuur strijdt tegen de contrarevolutionairen van de hele wereld. De toestand in Duitsland zelf vereist de grootst mogelijke aaneengeslotenheid van alle revolutionaire proletarische krachten om zich te verdedigen tegen de steeds verder oprukkende contrarevolutie. En de actieve communistes houden zich dan bezig met problemen van seks en huwelijk en met huwelijksvormen in heden, verleden en toekomst! Zij beschouwen het als hun hoogste plicht om de werkende vrouw op dat gebied voor te lichten. Er wordt verteld dat een brochure van een communiste uit Wenen daarbij het meest wordt verspreid. Wat is dat een onzinnig boekje! Wat daar juist in is, hebben de arbeiders allang bij Bebel gelezen. Maar dan niet in de vorm van een houterig schema, zoals in die brochure, maar in de vorm van pakkende agitatie, vol van aanvallen op de burgerlijke samenleving. Het vermelden van de theorie van Freud moet het een zogenaamd “wetenschappelijk” tintje geven, maar toch is het amateuristisch geklungel. De theorie van Freud is nu ook al zo’n modeverschijnsel geworden. Ik sta wantrouwend tegenover die seksuele theorieën, die worden uiteengezet in artikelen, verslagen, brochures en dergelijke — om kort te gaan in die speciale literatuur die weelderig is gaan gedijen op de goed bemeste ondergrond van de burgerlijke samenleving. Ik heb geen vertrouwen in mensen die voortdurend en altijd worden geabsorbeerd door seksuele vraagstukken — als een Indiase fakir door de bespiegeling van zijn navel. Het lijkt me toe dat die overvloed aan seksuele theorieën, die voor het grootste deel hypothese zijn, en dan nog vaak willekeurige ook, voortvloeien uit een persoonlijke behoefte. Uit een drang om jegens de burgermoraal het eigen abnormale of buitengewone seksuele leven te rechtvaardigen en om tolerantie te vragen voor zichzelf. Die gemaskeerde hoogachting voor de burgerlijke moraal vind ik net zo walgelijk als het willekeurige snuffelen in seksuele vraagstukken. Hoe rebels en revolutionair die bezigheid zich ook probeert te laten schijnen, toch is ze als puntje bij paaltje komt volledig burgerlijk. Dat is een bijzonder geliefde bezigheid onder de intellectuelen en de daar dichtbij staande lagen. In de partij, onder het klassenbewuste en strijdende proletariaat, is daarvoor geen plaats.’
Hier liet ik de opmerking vallen dat de seksuele vraagstukken en de huwelijksproblemen onder de heerschappij van de particuliere eigendom en de burgerlijke orde, de bloei veroorzaken van pluriforme taken, conflicten en noden onder de vrouwen uit alle klassen en lagen. De oorlog en de gevolgen daarvan hadden de conflicten en de noden voor de vrouwen, die vroeger juist hadden bestaan op het gebied van de seksuele betrekkingen, bijzonder toegespitst. De problemen die vroeger voor de vrouw verborgen waren gebleven kwamen nu aan de oppervlakte. Daarbij kwam nog de atmosfeer van de begonnen revolutie. De wereld van de oude gevoelens en gedachten schudde op zijn grondvesten. Vroegere maatschappelijke verbindingen verzwakten en braken af. Er ontstonden kiemen van nieuwe, nog niet gevormde ideologische voorwaarden voor de intermenselijke betrekkingen. De belangstelling voor deze vraagstukken werd verklaard vanuit de behoefte om duidelijkheid te verkrijgen over de toestand, de behoefte aan een nieuwe oriëntatie. Daarin kwam ook de reactie tot uiting tegen de perversies en het bedrog van de burgerlijke maatschappij. De vormveranderingen in huwelijk en gezin in het verloop van de geschiedenis, afhankelijk van de economie, vormden een geschikt middel om uit de geesten van de werkende vrouwen alle vooroordelen over de eeuwigheid van de burgerlijke maatschappij te verjagen. Een historisch-kritische benadering zou moeten overgaan in een onderverdeling van de burgerlijke structuur, in een ontmaskering van het wezen ervan en van de door haar ontstane gevolgen, waaronder ook het brandmerken van de leugenachtige seksuele moraal. Alle wegen leiden naar Rome. Elke marxistische analyse betreffende een belangrijk onderdeel van de ideologische bovenbouw van de samenleving en van een belangrijk maatschappelijk verschijnsel, moest leiden tot de analyse van de burgerlijke structuur en de basis ervan — de particuliere eigendom, en elke dergelijke analyse moest tot de conclusie leiden dat ‘Carthago verwoest moet worden.’
Glimlachend schudde Lenin zijn hoofd.
‘Zo zo! U zit net als een advocaat uw kameraden en uw partij te verdedigen! Natuurlijk is wat u zegt waar. Maar voor de in Duitstand gemaakte fout kan dat in het beste geval als een excuus gelden, maar niet als een rechtvaardiging. Een fout is en blijft een fout. Kunt u mij de plechtige verklaring geven dat bij de lezingen en discussies de vraagstukken van de seksualiteit en het huwelijk worden bekeken vanuit het standpunt van een beproefd, levend historisch materialisme? Want dat veronderstelt immers een veelzijdige en diepgaande kennis plus een uiterst helder marxistisch begrip van dit enorm omvangrijke materiaal. Waar haalt u daarvoor op het ogenblik de krachten vandaan? Als die beschikbaar waren, dan zou het niet kunnen gebeuren dat een brochure als die welke ik heb genoemd, gebruikt zou kunnen worden als studiemateriaal op lees- en discussieavonden. Die brochure wordt aanbevolen en verspreid in plaats van dat ze wordt bekritiseerd. En waar zal uiteindelijk die onbevredigende, onmarxistische beoordeling van het vraagstuk toe leiden? Hiertoe: dat de vraagstukken van seksualiteit en huwelijk niet worden opgevat als onderdelen van het voornaamste maatschappelijke vraagstuk. Integendeel, het grote maatschappelijke vraagstuk begint dan zelf een onderdeel te lijken, een aanhangsel van het seksuele vraagstuk. Het belangrijkste wordt dan naar de achtergrond gedrongen als iets van het tweede plan. Dat is niet alleen schadelijk voor de duidelijkheid in dit vraagstuk, maar het verduistert in het algemeen het denken en het versluiert het klassenbewustzijn van de werkende vrouw.
Daarbij komt nog een bepaald niet overbodige opmerking. De wijze Salomo heeft al gezegd: alles op zijn tijd. Vertelt u mij alstublieft eens of het nu de tijd is om de arbeidsters maandenlang bezig te houden met hoe je bemint of bemind wordt, hoe men het hof maakt en hoe men hofmakerij moet opvatten? En dan natuurlijk in heden, verleden en toekomst, bij verschillende volkeren. En dat wordt dan later vol trots historisch materialisme genoemd. Nu moeten alle gedachten van de werkende vrouwen worden gericht op de proletarische revolutie. Die zat ook het fundament leggen voor een daadwerkelijke vernieuwing van de huwelijkssituatie en van de betrekkingen tussen de geslachten. Maar nu komen er met recht andere problemen op dan de huwelijksvormen bij de Austraalnegers en de huwelijken binnen de familie in de Oude Wereld. Op de agenda van het Duitse proletariaat stelt de geschiedenis net als vroeger het vraagstuk van de Sovjets, van de vrede van Versailles [3] en de invloed daarvan op de massa’s van de vrouwen, het vraagstuk van de werkloosheid, de dalende lonen, de belastingen en vele andere. Om kort te gaan: ik blijf bij mijn mening dat die methode van voorlichting op het gebied van politiek en maatschappij onjuist is, absoluut onjuist. Hoe hebt u kunnen zwijgen? U had daar uw eigen gezag tegenover moeten stellen.’
Ik legde mijn verhitte vriend uit dat ik geen gelegenheid voorbij had laten gaan om de leidinggevende vrouwelijke kameraden te kritiseren en tegen hen in te gaan en ook om op verschillende plaatsen op te treden. Maar hij wist toch ook wel dat een profeet in eigen land en in eigen familie niet wordt geëerd. Door mijn kritiek had ik de verdenking op me geladen dat er in mij nog krachtige overblijfselen aanwezig waren van een sociaaldemocratisch standpunt en ouderwets filisterdom. Maar uiteindelijk was die kritiek niet tevergeefs geweest. De problemen rond seksualiteit en huwelijk stonden met langer centraal in de gespreksgroepen en op de discussieavonden.
Lenin pakte de draad van zijn gedachten weer op.
‘Ik weet het, ik weet het’, zei hij, ‘in verband daarmee word ik zelf ook al verdacht van filisterdom. Maar daar blijf ik rustig onder. Die geelgebekte jonge vogels, die nog maar net uit het ei van de burgerlijke opvattingen zijn gekropen, zijn altijd zo verschrikkelijk verstandig. Daar moeten we ons bij neerleggen, maar wij zijn niet van plan om onszelf te “corrigeren”. De jeugdbeweging lijdt ook al aan het moderne ter discussie stellen van seksualiteit en aan de bovenmatige overdrijving daarvan.’
Lenin legde een ironische klemtoon op het woord ‘modern’, net of hij zich er meteen van afmaakte.
‘Naar mij wordt verteld is het seksuele vraagstuk ook een geliefd studieonderwerp in uw jeugdorganisaties. Er wordt gezegd dat er over dat vraagstuk maar nauwelijks voldoende inleiders te vinden zijn. Dat is schandalig en bijzonder schadelijk voor de jeugdbeweging en nog bijzonder gevaarlijk ook. Die zaak kan gemakkelijk bijdragen tot een bovenmatige opwekking en prikkeling van het geslachtsleven bij bepaalde personen en het kan leiden tot verspilling van de gezondheid en de kracht van de jeugd. U moet ook dat verschijnsel bestrijden. Tussen de vrouwenbeweging en de jeugdbeweging zijn immers heel wat raakpunten te vinden. Onze vrouwelijke kameraden moeten overal planmatige activiteiten ontwikkelen, samen met de jeugd. Dat verheft hen en brengt hen van de wereld van het maatschappelijke moederschap. Er moet onherroepelijk worden gewerkt aan elk ontwaken van het maatschappelijke leven en werken van de vrouwen, zodat zij de nauwe kring van hun kleinburgerlijke, individualistische huis- en gezinspsychologie kunnen ontgroeien. Maar dat terloops.
Ook bij ons houdt een aanzienlijk deel van de jeugd zich bezig met een “revisie van het burgerlijke begrip en de burgerlijke moraal” in seksuele vraagstukken. En ik moet eraan toevoegen: een aanzienlijk deel van onze beste, meest belovende jeugd. De zaak is precies zoals u zo-even hebt aangeduid. In de sfeer van de nasleep van de oorlog en de begonnen revolutie gaan de oude ideologische waarden ten onder en verliezen zij hun bindende kracht. De nieuwe waarden kristalliseren zich langzaam en met veel strijd uit. De opvattingen over de intermenselijke verhoudingen, over de man en de vrouw worden revolutionair, en ook de gevoelens en gedachten worden revolutionair. Tussen het recht van de persoonlijkheid en het recht van het collectief, dus ook tussen de verplichtingen van de personen, komen nieuwe scheidingslijnen te lopen. Dat is een langzaam en dikwijls bijzonder pijnlijk proces van ondergang en geboorte. En dat allemaal heeft een raakvlak met de seksuele relaties, het huwelijk en het gezin. Het verval, de verrotting en het vuil van het burgerlijke huwelijk, met zijn moeilijke ontbindbaarheid, met zijn vrijheid voor de man en slavernij voor de vrouw, de schandelijke leugenachtigheid van de seksuele moraal en de verhoudingen tussen de geslachten vervult de beste mensen met een gevoel van walging.
Het juridische juk van de burgerlijke staat van huwelijk en gezin verergert het kwaad en verscherpt de conflicten. Dat is het juk van “de heilige particuliere eigendom.” Die heiligt veilheid, laagheid en smerigheid. Het conventionele bedrog van de “ordelijke” burgerlijke samenleving completeert het overige. De mensen komen in opstand tegen de heersende laagheid en pervetering. En in deze strijd, nu machtige staten ten onder gaan, nu de oude verhoudingen van de heerschappij worden verbroken, nu een hele samenleving begint te verdwijnen, in dit tijdperk zijn de gevoelens van de individuele mens aan snelle veranderingen onderhevig. De opzwepende dorst naar variatie in de genietingen krijgt al snel een onstuitbare kracht. De vormen van het huwelijk en van de relaties tussen de geslachten in burgerlijke zin geven al geen bevrediging meer. Op het gebied van het huwelijk en de seksuele relaties nadert een revolutie, die in harmonie is met de proletarische revolutie. Het is begrijpelijk dat de hierdoor op de agenda geplaatste verwarrende verweving van vraagstukken zowel de vrouwen als de jeugd diepgaand bezighoudt. Want zowel de enen als de anderen lijden bijzonder hevig onder de huidige wanorde op het gebied van de seksuele relaties. En de jeugd komt daar met de haar leeftijd eigen stormachtigheid tegen in opstand. Niets zou schijnheiliger kunnen zijn dan te beginnen een monniksachtig ascetisme onder jeugd te prediken, met de heiligheid van de smerige burgerlijke moraal. Maar het is ook nauwelijks goed te noemen dat in deze jaren de seksuele vraagstukken, die al zo sterk naar voren komen uit natuurlijke oorzaken, centraal worden gesteld in de psyche van de jeugd. De gevolgen zullen dan bepaald noodlottig zijn.
De veranderde houding van de jeugd ten opzichte van de vraagstukken betreffende het geslachtsleven is natuurlijk “principieel” en steunt zogenaamd op een theorie. Heel wat mensen noem hun standpunt “revolutionair” en “communistisch”. Zij denken oprecht dat dit ook werkelijk zo is. Maar mij, grijsaard als ik ben, kunnen ze daar niet mee imponeren. Hoewel ik allerminst een duistere asceet ben, komt die zogenaamde “nieuwe seksualiteit” van de jeugd - en vaak ook van volwassenen - mij toch tamelijk vaak zuiver burgerlijk voor, een variëteit van het goede oude burgerlijke bordeel. Dat heeft allemaal niets te maken met de vrije liefde zoals wij communisten die opvatten. U kent natuurlijk de befaamde theorie dat in de communistische samenleving de bevrediging van de geslachtsdrift en van de behoefte aan liefde even simpel en onbelangrijk zou zijn als het drinken van een glas water. Door die theorie van “het glas water” is onze jeugd in je reinste razernij vervallen. Die theorie is vele jongens en meisjes al noodlottig geworden. De aanhangers ervan beweren dat dit een marxistische theorie zou zijn. Dank u hartelijk voor zo’n “marxisme”, dat alle verschijnselen en veranderingen in de ideologische bovenbouw van de samenleving direct, rechtlijnig en uitsluitend en alleen afleidt uit de economische onderbouw. Zo simpel ligt de zaak helemaal niet. Een zekere Friedrich Engels heeft die waarheid, die te maken heeft met het historische materialisme, allang vastgesteld.
Ik beschouw de befaamde theorie van “het glas water” absoluut niet als marxistisch en bovendien zie ik haar als antisociaal. In het seksuele leven komt niet alleen het gegeven van de natuur tot uiting, maar wordt ook iets toegevoegd door de cultuur, of die nu verheven of laag is. Engels heeft er in zijn “Oorsprong van het gezin” op gewezen hoe opmerkelijk het is dat de simpele geslachtsdrift zich ontwikkelde tot de individuele liefde en zich verfijnd heeft. De relaties tussen de geslachten vormen niet simpelweg de uitdrukking van het spel tussen de maatschappelijke economie en de lichamelijke behoefte. Het zou geen marxisme zijn, maar rationalisme om ernaar te streven de veranderingen in deze verhoudingen op zichzelf, los van hun algemene verband met de hele ideologie, rechtstreeks te herleiden tot de economische onderbouw van de maatschappij. Dorst vraagt natuurlijk om bevrediging. Maar gaat een normaal mens dan onder normale omstandigheden op straat liggen om uit een p las te drinken? Of zelfs maar uit een glas waarvan de rand al bezet is met tientallen andere lippen? Maar de maatschappelijke kant is het belangrijkst van alles. Het drinken van water is een daadwerkelijk individuele handeling. Maar voor de liefde zijn er twee nodig en er ontstaat een derde, nieuw leven. En hier zit het maatschappelijke belang en komt de plicht jegens het collectief om de hoek.
Als communist voel ik niet de minste sympathie voor de theorie van “het glas water” al plakt men daar dan ook een etiketje met “vrije liefde” op. Bovendien is ze niet nieuw en ook niet communistisch. U herinnert zich waarschijnlijk wel dat die theorie ook in de bellettrie werd gepredikt ongeveer rond de helft van de vorige eeuw, en dan als “emancipatie van het hart”. In burgerlijke praktijk is dat geworden tot de emancipatie van het lichaam. Die prediking had destijds meer talent dan die van nu; hoe het met de praktijk staat — daar kan ik niet over oordelen.
Het is niet zo, dat ik met mijn kritiek het ascetisme wil prediken. Dat komt niet in mijn hoofd op. Het communisme moet niet het ascetisme in zich dragen, maar levensvreugde en monterheid, die ook ontstaat door de volheid van het liefdesleven. Maar volgens mij brengt de nu zo vaak opgemerkte overmaat aan liefdesleven geen levensvreugde en monterheid, maar vermindert ze die integendeel. En in een tijd van revolutie is dat slecht, heel slecht.
De jeugd heeft bijzonder veel behoefte aan levensvreugde en monterheid. Gezonde sport — gymnastiek, zwemmen, uitstapjes en lichamelijke oefeningen van allerlei aard — veelzijdigheid in de geestelijke belangstelling, studie, analyse en onderzoek — en dat alles zo veel mogelijk tezamen! Dat alles schendt de jeugd meer dan de eeuwige verhandelingen en discussies over seksuele vraagstukken en over het zogenaamde “profiteren van het leven”. Een gezonde geest in een gezond lichaam! Geen monnik en geen Don Juan, maar ook geen Duitse filister als een soort middenfiguur. U kent toch onze jonge kameraad XYZ. Een heel goede en zeer begaafde jongen! Maar ik ben bang dat er ondanks dat alles niet veel goeds van hem terecht zat komen. Hij stort zich ongedurig van de ene liefdesgeschiedenis in de andere. En dat is niet goed voor de politieke strijd, noch voor de revolutie. En ik sta ook niet in voor de betrouwbaarheid en standvastigheid van de vrouwen wier persoonlijke romances vervloch ten zijn met de politiek, noch voor de mannen die geen rok met rust kunnen laten en zich door elk jong wijfje in verwarring laten brengen. Nee, nee, dat is niet te combineren met de revolutie.’
Lenin sloeg met zijn vuist op tafel, stond op en deed een paar passen door de kamer,
‘De revolutie eist van de massa’s en van het individu concentratie en krachtsinspanning. Ze verdraagt geen orgiatische toestanden zoals die gebruikelijk zijn bij de decadente helden en heldinnen van d’Annunzio. Gebrek aan zelfbeheersing in het seksuele leven is burgerlijk, het is een teken van desintegratie. Het proletariaat is een opkomende klasse. Het heeft geen behoefte aan een dronkenschap die het kan verdoven of prikkelen. Het heeft geen behoefte aan een roes door gebrek aan seksuele zelfbeheersing, noch aan een roes door alcohol. Het kan en wil de schandelijkheid, de smerigheid en de barbarij van het kapitalisme niet vergeten. Het put zijn sterkste overtuiging voor de strijd uit de situatie van zijn eigen klasse en uit het communistische ideaal. Helderheid heeft het nodig, helderheid en nog eens helderheid. En daarom, ik herhaal het, mag er geen enkele zwakheid zijn en geen enkele vorm van verkwisting en teloorgaan van krachten. Zelfbeheersing en zelfdiscipline zijn geen slavernij: zij zijn in de liefde onontbeerlijk. Maar neem me niet kwalijk, Clara. Ik ben heel ver van het uitgangspunt van ons gesprek verwijderd geraakt. Waarom hebt u me niet tot de orde geroepen? Door de opwinding heb ik mijn tijd zitten verpraten. De toekomst van onze jeugd houdt me diepgaand bezig. Zij vormt een onderdeel van de revolutie. En als schadelijke verschijnselen van de burgerlijke samenleving zich ook al over de wereld van de revolutie beginnen te verspreiden als de wijdvertakte wortels van bepaalde onkruiden, dan is het beter om daar tijdig tegen op te treden. Bovendien maken de aangeroerde vraagstukken ook een onderdeel van het vrouwenvraagstuk uit.’
Lenin sprak heel levendig en overtuigend. Ik voelde dat elk van zijn woorden uit het diepst van zijn ziel kwam en dat werd bevestigd door de uitdrukking op zijn gezicht. Soms onderstreepte een energieke handbeweging zijn gedachten. Ik stond verbaasd dat Lenin naast de uiterst belangrijke politieke vraagstukken ook nog zoveel belangstelling opbracht voor de aparte verschijnselen en ze analyseerde. En niet alleen verschijnselen in Sovjet-Rusland, maar ook nog in de kapitalistische staten. Als schitterend marxist vatte hij het individuele, waar en in welke vorm het zich ook mocht voordoen, op in zijn verband met het grote, met het geheel, en evalueerde hij de betekenis ervan voor dat geheel. Zijn wil en zijn levensdoel waren geheel en onwankelbaar als de onoverwinnelijke krachten van de natuur gericht op één ding — de versnelling van de revolutie als zaak van de massa’s. Hij schatte alles volgens de invloed die het zou kunnen uitoefenen op de bewuste strijdende krachten van d e revolutie, nationale zowel als Internationale, omdat er voor zijn ogen, volledig rekening houdend met de historisch gegeven bijzonderheden in de individuele landen en met de verschillen in het peil van hun ontwikkeling, altijd de ene en ondeelbare proletarische wereldrevolutie stond.
‘Kameraad Lenin,’ riep ik uit, ‘wat is het jammer dat niet honderden en duizenden mensen uw woorden kunnen horen. U weet immers dat u mij niet meer hoeft te overtuigen. Maar wat zou het niet belangrijk zijn als uw mening werd aangehoord door zowel vrienden als vijanden!’
Lenin lachte goedmoedig.
‘Misschien houd ik nog eens een redevoering over de aangeroerde vraagstukken of wellicht schrijf ik er nog over. Maar later, niet nu. Nu moeten alle tijd en alle krachten op iets anders worden geconcentreerd. Er zijn belangrijker en zwaarder zorgen. De strijd voor het behoud en de consolidatie van de Sovjet-macht is nog lang niet ten einde. We moeten proberen om de afloop van de oorlog met Polen zo goed mogelijk te verteren. Wrangel staat nog in het Zuiden. Hoewel ik er vast van overtuigd ben dat wij het met hem wel zullen klaarspelen. Dat zal de Engelse en Franse imperialisten en hun kleine vazallen, wel aan het denken zetten. Maar het moeilijkste deel van onze taak ligt nog voor ons — het herstel. Tijdens dat proces krijgen ook de vraagstukken van de relaties tussen de geslachten, de huwelijks- en gezinsproblemen een groot belang. Maar voorlopig moet u strijden wanneer en waar het maar uitkomt. U mag niet toelaten dat deze vraagstukken op onmarxistische wijze worden behandeld en een basis scheppen voor desorganiserende afwijkingen en perversies. Zo ben ik tenslotte toch nog bij uw werk terechtgekomen.’
Lenin keek op zijn horloge.
‘De tijd die ik tot mijn beschikking heb is al half verstreken,’ zei hij. Ik heb de tijd zitten verpraten. U moet gezaghebbende stellingen schrijven over het communistische werk onder de vrouwen. Ik ken uw principiële benadering en uw ervaring. Daarom kan ons gesprek over dat werk kort zijn. Neemt u die zaak dus ter hand. Hoe stelt u zich die thesissen voor?’
Ik deelde hem mijn ideeën in samenvattende vorm mee. Zonder mij in de rede te vallen zat Lenin een paar keer goedkeurend te knikken. Toen ik klaar was keek ik hem, vragend aan.
‘Juist,’ zei hij, ‘het zou ook goed zijn als u daar verslag over uitbracht op een vergadering van verantwoordelijke partijwerksters om dat vraagstuk te bediscussiëren. Jammer, erg jammer dat kameraad Inessa (Armand. Vert.) hier niet aanwezig is. Ze is ziek en is naar de Kaukasus vertrokken. Na de beoordeling moet u de stellingen schrijven. De commissie zal ze bekijken en het Uitvoerend Comité zal definitief beslissen.
Ik zal me alleen uitspreken over een paar van de belangrijkste punten, waarover ik uw standpunt volledig kan delen. Ze lijken me ook belangrijk voor ons lopende agitatie- en propagandawerk, aangezien wij succesvolle activiteiten en zegevierende gevechten willen voorbereiden.
De stellingen moeten scherp onderlijnen dat de daadwerkelijke bevrijding van de vrouwen alleen mogelijk is via het communisme. Het vraagstuk van de onverbrekelijke band tussen de positie van de vrouw als mens en lid van de samenleving en de particuliere eigendom, van de productiemiddelen moet definitief worden geanalyseerd. Daarmee grenzen wij ons op betrouwbare wijze af van de burgerlijke beweging voor “de emancipatie van de vrouw”. Dat legt meteen de basis voor het beschouwen van het vrouwenvraagstuk als een deel van het maatschappelijke arbeidersvraagstuk en biedt zodoende de mogelijkheid om het hecht te verbinden met de proletarische klassenstrijd en de revolutie. De communistische vrouwenbeweging moet zelf massaal zijn en moet een onderdeel vormen van de algemene massabeweging, niet alleen van de beweging der proletariërs, maar van alle uitgebuitenen en onderdrukten, van alle slachtoffers van het kapitalisme. Daarin ligt de betekenis besloten van de vrouwenbeweging v oor de klassenstrijd van het proletariaat en van de historische creatieve taak daarvan: de schepping van de communistische samenleving. Wij kunnen er met recht trots op zijn dat de bloem van de revolutionaire vrouwen zich in onze partij bevindt, in de Komintern. Maar dat is nog niet van beslissende betekenis. Wij moeten miljoenen werkende vrouwen van stad en land betrekken bij de deelname aan onze strijd en in het bijzonder bij de zaak van de communistische wederopbouw van de samenleving. Zonder de vrouwen kan er geen werkelijke massale beweging zijn.
Uit ons ideologische begrip vloeien ook onze organisatorische maatregelen voort. Géén aparte organisaties voor communistische vrouwen! Een communiste is net zo’n partijlid als een communist, met dezelfde verplichtingen en rechten. Daarover kan geen enkel misverstand bestaan. Maar wij moeten onze ogen niet sluiten voor de feiten. De partij moet organen hebben — arbeidersgroepen, commissies, comités, afdelingen, of hoe die ook maar genoemd mogen worden — waarvan de bijzondere taak zal zijn om de brede massa’s van de vrouwen op te wekken, hen te verbinden met de partij en hen onder invloed daarvan te houden. Daarvoor is het natuurlijk noodzakelijk dat wij een volledig systematisch werk onder die vrouwenmassa’s verrichten. Wij moeten de uit de passiviteit gevoerde vrouwen scholen, hen werven en hen wapenen voor de proletarische strijd onder de leiding van de communistische partij. En ik heb hier niet alleen het oog op de proletarische vrouwen die op de fabriek of achter het huiselijke fornuis werken. Ik doel daarmee ook op de boerinnen en op vrouwen uit verschillende geledingen van de kleine bourgeoisie. Ook zij zijn tenslotte slachtoffers van het kapitalisme en sinds de oorlog zijn er daar meer dan ooit van. De apolitieke onmaatschappelijke en achterlijke psyche van deze vrouwenmassa’s, de engheid van hun werksfeer en de hele aard van hun leven — dat zijn feiten. Het zou onzin zijn om daar geen aandacht aan te schenken, vol- komen onzin. Wij hebben onze eigen organen nodig voor het werk onder hen en er zijn bijzondere methoden van agitatie en organisatie noodzakelijk. Dat is geen burgerlijke bescherming van “de rechten van de vrouw”, maar dat is praktische revolutionaire doelmatigheid.’
Ik vertelde Lenin dat zijn oordelen voor mij een waardevolle steun betekenden. Veel kameraden, en heel goede kameraden, bestreden de mening dat de partij bijzondere organen in het leven moest roepen voor het planmatige werk onder de brede massa’s van de vrouwen. Zij verklaarden dit tot een terugkeer naar de sociaaldemocratische tradities en tot de beruchte ‘emancipatie van de vrouw.’ Zij probeerden aan te tonen dat de communistische partijen, als ze de gelijke rechten van de vrouwen maar principieel en volledig erkenden, het werk onder de werkende massa’s moesten voeren zonder welk onderscheid dan ook te maken. De benadering van de vrouwen moest precies dezelfde zijn als die van de mannen. Elke poging om met betrekking tot de agitatie of de organisatie rekening te houden met de door Lenin genoemde omstandigheden werd door de aanhangers van de tegengestelde opvattingen gedoodverfd als verraad en een afwijking van het principe.
‘Dat is niets nieuws en het bewijst niets’, wierp Lenin tegen. ‘Laat u niet op dwaalwegen voeren. Waarom hebben wij nergens, ook niet in Sovjet-Rusland, net zoveel vrouwen in de partij als mannen? Waarom is het aantal beroepsmatig georganiseerde vrouwen zo klein? Die feiten zetten je aan het denken. De ontkenning van de noodzaak van bijzondere organen voor het werk onder de brede massa’s van de vrouwen is één van de verschijnselen van het uiterst principiële en bijzonder radicale standpunt van onze “beste vrienden” uit de Communistische Arbeiders Partij [4]. Volgens hen mag er maar één vorm van organisatie bestaan: de arbeidersbond. Dat weet ik, verwijzingen naar het principe komen in veel revolutionair gestemde, maar verwarde hoofden op “als er een tekort aan begrip optreedt”, d.w.z. als het verstand weigert de nuchtere feiten te accepteren, feiten waarop de aandacht bevestigd moet worden.
Hoe spelen dergelijke bewakers van “de zuiverheid van het principe” het klaar met de ons door de geschiedenis opgelegde noodzaak in onze revolutionaire politiek? Al die overwegingen vallen in gruis in het aangezicht van de onverbiddelijke noodzaak: wij kunnen de proletarische dictatuur niet verwezenlijken zonder miljoenen vrouwen, zonder hen kunnen wij de communistische opbouw niet uitvoeren. Wij moeten de weg naar hen weten te vinden, wij moeten daar nog hard op studeren; en veel moeten we nog uitproberen om die weg te vinden.
Daarom is het volkomen juist dat wij de eisen ten gunste van de vrouwen naar voren brengen. Het is geen minimumprogramma en geen hervormingsprogramma in de sociaaldemocratische geest of in de geest van de Tweede Internationale [5]. Het is geen erkenning van het feit dat wij geloven in de eeuwigheid of ook maar een langdurig bestaan van de bourgeoisie en haar heerschappij. En ook is het geen poging om de vrouwenmassa’s te sussen met hervormingen en hen af te houden van de weg van de revolutionaire strijd. Het heeft niets gemeen met de reformistische oplichterij. Onze eisen vloeien alleen maar praktisch voort uit het feit van de dringende nood en de schandelijke vernederingen, die de zwakke en rechteloze vrouw onder de burgerlijke structuur moet doormaken. Daarmee getuigen wij dat wij die noden kennen, dat wij de vernedering van de vrouw aanvoelen, dat wij de bevoorrechte positie van de mannen aanvoelen en alles haten, ja haten, en willen liquideren wat de arbeidster, de vrouw van de arbeiders, de boerin, de vrouw van de kleine man en zelfs in vele opzichten de vrouw van de gegoede klasse onderdrukt en kwelt. De rechten en de maatschappelijke maatregelen die wij van de burgerlijke samenleving eisen, dienen als bewijs dat wij de positie en de belangen van de vrouwen begrijpen en daar onder de proletarische dictatuur ook rekening mee houden. En natuurlijk niet via een sussend paternalisme. Nee, natuurlijk niet, maar wel als revolutionairen, die de vrouwen oproepen, als gelijkberechtigden, om zelf te werken aan de herstructurering van de economie en de ideologische bovenbouw!’
Ik verzekerde Lenin dat ik zijn standpunt deelde, maar dat het zonder twijfel op verzet zou stuiten. Onovertuigde en timide zielen zouden het verwerpen als ‘gevaarlijk opportunisme’. En we mochten ook niet ontkennen dat onze huidige eisen voor de vrouwen onjuist zouden kunnen worden begrepen en uitgelegd.
‘Nou, wat zou dat?’, riep Lenin ietwat geïrriteerd uit. ‘Dat gevaar dreigt bij alles wat wij zeggen en doen. Als we uit angst zouden afzien van doelmatig en noodzakelijk optreden, dan veranderen we gewoon in Indiase pilaarheiligen. Niet bewegen, vooral niet bewegen, anders zouden we wel eens van de hoogte van onze principes naar beneden kunnen buitelen! Het gaat in ons geval niet alleen om wat wij eisen, maar ook om hoe wij dat doen. Ik geloof dat ik dat al voldoende duidelijk heb onderstreept. Het spreekt vanzelf dat wij bij onze propaganda de eisen ten gunste van de vrouw niet als een rozenkrans door de vingers moeten laten glijden. Nee, afhankelijk van de gegeven omstandigheden moeten wij nu eens voor de ene en dan weer voor andere eisen strijden — en natuurlijk strijden in voortdurend verband met de algemene belangen van het proletariaat.
Natuurlijk brengt elke schermutseling ons in tegenstelling met de geachte burgerlijke kliek en met haar niet minder achtenswaardige reformistische lakeien. Dat dwingt de laatsten om hetzij tezamen met ons te strijden, onder onze leiding — hetgeen zij niet willen — hetzij om hun masker af te werpen. Op die manier zal de strijd ons duidelijk onderscheiden en ons communistische gezicht duidelijk laten zien. Zij zal ons het vertrouwen opleveren van de brede massa’s van vrouwen, die zich door de mannen uitgebuit, tot slavinnen gemaakt en onderdrukt voelen, en ook door de macht van de ondernemer en de hele burgerlijke samenleving in het algemeen. De door iedereen verraden en verlaten werkende vrouwen beginnen dan te begrijpen dat zij samen met ons moeten vechten. En moeten wij elkaar dan nog verzekeren dat de strijd voor de rechten van de vrouw verbonden dient te zijn met één doel? Met het bevechten van de macht en de instelling van de dictatuur van het proletariaat? Dat is en blijft op het huidige ogenblik ons alfa en omega. Dat is duidelijk, volkomen duidelijk. Maar de werkende vrouwen uit de breedste lagen van onze bevolking zullen niet een onstuitbaar streven voelen om samen met ons de strijd voor de staatsmacht te delen als wij steeds maar weer de bazuin van één en dezelfde eis laten horen, al zijn het dan ook de bazuinen van Jericho. Nee, nee! Wij moeten onze oproep ook politiek in het bewustzijn van de vrouwenmassa’s verbinden met het lijden, de nood en de verlangens van de werkende vrouwen. Zij moeten weten wat de proletarische dictatuur voor hen inhoudt: volledige rechtsgelijkheid met de man, zowel volgens de wet als in de praktijk, in gezin, staat en samenleving, maar ook bij de verplettering van de macht der bourgeoisie.’
‘Sovjet-Rusland bewijst dat,’ riep ik uit. ‘Het dient ons als een groots voorbeeld!’
En Lenin vervolgde:
‘Sovjet-Rusland stelt onze eisen voor vrouwen in een nieuw licht. Onder de dictatuur van het proletariaat zijn dat geen onderwerpen meer voor de strijd tussen proletariaat en bourgeoisie, maar dienen zij als bouwstenen voor de opbouw van de communistische samenleving. En dat laat de vrouwen over de grens de beslissende betekenis zien van de verovering van de macht door het proletariaat. Het verschil tussen hun positie hier en daar moet duidelijk worden uitgewerkt, opdat u de vrouwenmassa’s achter u hebt in de revolutionaire klassenstrijd van het proletariaat. Hun mobilisatie — doorgevoerd met een helder begrip van de principes, op een hechte organisatorische basis, is een vraagstuk van levensbelang voor het bestaan en de overwinning van de communistische partij. Maar wij mogen onszelf niet misleiden. Bij onze nationale secties bestaat nog altijd geen juist begrip van dit vraagstuk. Zij gedragen zich passief en afwachtend jegens de taak van de schepping van een massale beweging van werkende vrouwen onder communistische leiding. Zij begrijpen niet dat de ontwikkeling van een dergelijke massabeweging en de leiding daarvan uiterst belangrijke onderdelen vormen van de hele activiteit van de partij, zelfs wel de helft van het gehele partijwerk. Hun erkenning, nu en dan, van de noodzaak en de waarde van een machtige communistische vrouwenbeweging met een helder doe] voor ogen is een platonische erkenning met de mond, maar geen voortdurende partijzorg en verplichting.
Het agitatie- en propagandawerk onder de vrouwenmassa’s, hun opwekking en het revolutioneren ervan, beschouwen zij als iets van de tweede rang, als een zaak die alleen communistische vrouwen aangaat. De communistes krijgen het verwijt te horen dat de zaak niet snel en energiek genoeg vooruit komt. Dat is onjuist, tot in de wortel onjuist! Het is je reinste separatisme en gelijkheid voor de vrouw ‘à la rebours’, zoals de Fransen zeggen, d.w.z. gelijkheid van de vrouw omgekeerd. Wat ligt aan de basis van dit onjuiste standpunt in onze nationale secties? (lk heb het nu niet over Sovjet-Rusland..) Per slot van rekening niets anders dan de onderwaardering van de vrouw en haar werk. Zo zit dat, jammer genoeg zou men tegen heel wat van onze kameraden nog kunnen zeggen: “Krab een communist af en je vindt een filister”. En er moet natuurlijk worden afgekrabd op de gevoelige plek — in zijn psyche ten opzichte van de vrouw. Bestaat er een veelzeggender bewijs dan het feit dat de mannen rustig toekijken hoe de vrouwen zich afbeulen met onbeduidend werk, eentonig, vervelend en krachten en tijd op- slorpend als het is in de huishouding; hoe zij toekijken hoe hun horizon steeds enger wordt, hun geest vertroebelt, hoe hun hartslag verflauwt en de wil zwakker wordt? Ik heb het hier natuurlijk niet over de burgerdames, die zich van alle huiswerk afmaken, inclusief het verzorgen van de kinderen, door het aan personeel over te laten.
Wat ik zeg slaat op de overgrote meerderheid van de vrouwen, onder meer ook op de vrouwen van arbeiders, zelfs wanneer die vrouwen de hele dag op de fabriek doorbrengen en zelf de kost verdienen.
Er zijn maar heel weinig mannen, zelfs onder de proletariërs, die er bij stilstaan in welke mate zij de lasten en de zorgen van de vrouw zouden kunnen verlichten of die zelfs helemaal van haar schouders zouden kunnen lichten als zij haar maar wilden helpen bij dat ‘vrouwenwerk’. Maar nee, dat is immers tegen ‘het recht en de waardigheid van de man’ in. Hij eist voor zichzelf rust en comfort. Het huiselijke leven van de vrouw is een dagelijkse opoffering van zichzelf aan duizenden minuscule kleinigheden. Het oude heersersrecht van de man blijft in verhulde vorm voortbestaan. Objectief gezien neemt zijn slavin daarvoor wraak — ook in verhulde vorm: de achterlijkheid van de vrouw en het ontbreken van begrip voor de revolutionaire idealen van de man verzwakken zijn monterheid en zijn vastberadenheid voor de strijd. Dat zijn die kleine wormen die onmerkbaar en langzaam, maar zeker ondermijnen en aanvreten. Ik ken het leven van de arbeiders — en niet alleen uit boeken. Ons communistische werk onder de massa’s van de vrouwen en ons politieke werk omvatten een aanzienlijk stuk opvoedend werk onder de mannen. Wij moeten het oude slavenhoudersstandpunt tot aan de kleinste wortels uitrukken. Zowel in de partij als onder de massa’s. En dat slaat evenzeer op onze politieke taken als op de dringend noodzakelijke vorming van een staf uit kameraden — mannen en vrouwen — die een fundamentele theoretische en praktische scholing hebben gehad om het partijwerk onder de werkende vrouwen te verrichten en vooruit te brengen.’
Op mijn vraag over de huidige omstandigheden in Sovjet-Rusland, antwoordde Lenin:
‘De regering van de proletarische dictatuur stelt, natuurlijk tezamen met de communistische partij en de vakbonden, al haar krachten in het werk om de achterlijke opvattingen van mannen en vrouwen te overwinnen, om zodoende de oude, niet-communistische instelling de grond onder de voeten weg te halen. Is het nog nodig om te vertellen dat in de wetgeving de volledige rechtsgelijkheid tussen man en vrouw is doorgevoerd? Op alle gebieden is het oprechte streven merkbaar om die gelijkheid in het leven door te voeren. Wij betrekken de vrouwen bij het werk van de Sovjet-economie, van de bestuursorganen, bij de wetgeving en bij het regeringswerk. Wij openen voor hen de deuren naar alle cursussen en onderwijsinstellingen, dit om hun beroepsmatige en maatschappelijke scholing te verbeteren. Wij stichten collectieve gaarkeukens en eetzalen wasserijen en reparatiewerkplaatsen, crashes, kleuterscholen, kindertehuizen en allerlei opvoedkundige instellingen. Om kort te gaan, wij zijn serieus bezig aan de doorvoering van ons programma om de huishoudelijke en pedagogische functies van het individuele huishouden over te hevelen naar de samenleving. Zodoende wordt de vrouw bevrijd uit de oude huishoudslavernij en van iedere afhankelijkheid van de man. Zij krijgt de volledige mogelijkheid om in de samenleving werkzaam te zijn volgens haar mogelijkheden en aard. En ook de kinderen krijgen gunstiger omstandigheden voor hun ontwikkeling dan ze thuis te verwachten zouden hebben. Wij hebben de meest progressieve wetgeving op de arbeidsbescherming voor de vrouw in de hele wereld. De gevolmachtigden van de georganiseerde arbeiders zijn die aan het verwezenlijken. Wij organiseren kraanklinieken, tehuizen voor moeders en kinderen, wij organiseren moederconsultaties, cursussen voor de verzorging van zuigelingen en kleine kinderen en ook tentoonstellingen over de bescherming van moeder en kind en dergelijke dingen meer. Wij zetten serieus al onze krachten in om de noden van de onverzorgde en werkloze vrouwen te verlichten.
Wij weten heel goed dat alles nog maar weinig is in vergelijking met de eisen van de massa’s der werkende vrouwen en dat het nog absoluut onvoldoende is om hen daadwerkelijk te bevrijden. Maar toch betekent het een reuze schrede vooruit in vergelijking met wat er in het tsaristische, kapitalistische Rusland was. En het is zelfs al veel in vergelijking met wat er wordt gedaan in landen waar het kapitalisme nog onbeperkt heerst. Net is een goed begin. We hebben de goede richting gekozen en die zullen wij consequent en met al onze energie verder ontwikkelen. U in het buitenland kunt daar verzekerd van zijn. Met elke nieuwe dag dat de Sovjet-staat bestaat, wordt steeds duidelijker dat wij niet vooruit komen zonder de miljoenen vrouwen. En stelt u zich eens voor wat dat inhoudt in een land waar ruim 80% van de bevolking uit boeren bestaat. Net kleine boerenbedrijf betekent een individuele huishouding, waaraan de vrouw vastgeketend zit. Wat dat betreft krijgt u het stukken beter en gemakkelijker dan wij, maar natuurlijk op voorwaarde dat uw proletarische massa’s zich bewust zijn van hun objectieve historische rijpheid om de macht te grijpen en om de revolutie door te voeren. Wij zullen niet in wanhoop vervallen. Onze krachten groeien samen met onze moeilijkheden. De praktische noodzaak zal ons naar nieuwe wegen brengen, ook met betrekking tot de emancipatie van de vrouwenmassa’s. Samen met de Sovjet-staat zal kameraadschappelijke solidariteit grootse dingen kunnen verrichten. Maar dan natuurlijk kameraadschappelijke solidariteit in communistische, en niet in burgerlijke zin, de zin waarin ze wordt gepredikt door de reformisten, wier revolutionaire geestdrift is vervlogen als goedkope azijn. Hand in hand met de kameraadschappelijke solidariteit moet ook het persoonlijke initiatief gaan, dat over- gaat in collectieve activiteit en daarmee samenvloeit. Onder de proletarische dictatuur zal de emancipatie van de vrouw via de verwezenlijking van het communisme ook op het platteland plaatsvinden. Wat dat betreft verwacht ik het allerbeste van de elektrificatie van onze industrie en onze landbouw. Dat is een grandioze zaak! De moeilijkheden bij de doorvoering ervan zijn groot, monsterlijk groot. Om die te overwinnen is het noodzakelijk om de grootse krachten van de massa’s te ontketenen en op te voeden. Daaraan moeten miljoenen vrouwen meedoen.’ De laatste tien minuten was er twee keer op de deur geklopt, maar Lenin bleef praten. Nu opende hij de deur en riep: ‘lk kom eraan!’ Hij wendde zich weer tot mij en voegde er glimlachend aan toe: ‘Weet u, Clara, ik profiteer van het feit dat ik met een vrouw heb zitten praten en ter rechtvaardiging van mijn te laat komen zal ik natuurlijk wijzen op de bekende vrouwelijke breedsprakigheid. Hoewel het in werkelijkheid dit keer de man was die veel heeft gepraat en niet de vrouw. Overigens moet het me van het hart dat u echt heel serieus kunt luisteren. Misschien dat ik daarom zoveel heb gepraat.’
Terwijl hij die schertsende opmerking maakte, hielp Lenin mij in mijn mantel.
‘U moet zich warmer kleden,’ merkte hij bezorgd op, ‘Moskou is Stuttgart niet. Er moet op u worden gepast. Wordt u maar niet verkouden. Tot ziens.’
En hij schudde mij stevig de hand.
Mijn volgende gesprek met Lenin over de vrouwenbeweging vond ongeveer twee weken later plaats. Lenin kwam naar mij toe. Zoals vrijwel altijd, was zijn bezoek onverwacht en geïmproviseerd, tijdens een onderbreking van het titanenwerk dat door de leider van de zegevierende revolutie werd verricht. Lenin zag er uiterst vermoeid en bezorgd uit. Wrangel was nog niet definitief verslagen en het probleem van de voedselvoorziening in de grote steden doemde voor de Soviet-regering op als een onverbiddelijke sfinx.
Lenin vroeg hoe het stond met de stellingen. Ik deelde hem mee dat er een zitting had plaatsgevonden van een grote commissie, waaraan alle zich op dat ogenblik in Moskou bevindende vooraanstaande communistes hadden deelgenomen en hun zegje hadden gedaan. De stellingen waren klaar en moesten nu worden onderworpen aan de beoordeling van de Kleine Commissie. Lenin wees erop dat ernaar gestreefd moest worden dat het Derde Wereldcongres dit vraagstuk met de nodige grondigheid zou bekijken. [6] Alleen dat feit al zou de vooroordelen van vele kameraden overwinnen. De communistes zouden zich trouwens allereerst aan die zaak moeten zetten en dan op fundamentele wijze.
‘Niet kwetteren als theetantes, maar hardop spreken als strijders en duidelijk spreken,’ riep Lenin op levendige toon uit. ‘Het congres is geen salon waar de dames moeten schitteren door hun charmes zoals in romannetjes wordt gezegd. Het congres is een strijdperk, waarin wij strijden voor de kennis die nodig is voor het revolutionaire handelen. Laat u maar eens zien dat u kunt strijden. Natuurlijk in de eerste plaats tegen de vijanden, maar ook binnen de partij zelf, wanneer dat zo uitkomt. Het gaat immers om de brede massa’s van de vrouwen. Onze Russische partij zal opkomen voor alle voorstellen en maatregelen die ertoe kunnen bijdragen om die massa’s voor ons te winnen. Als de vrouwen niet met ons zijn, kunnen de contrarevolutionairen er wel eens in slagen om hen tegen ons te gebruiken. Dat moeten wij altijd in gedachten houden.
‘De vrouwenmassa’s moeten van ons worden, al waren ze aan de hemel bekluisterd,’ vatte ik Lenins gedachte op, ‘hier, in het centrum van de revolutie, met zijn bruisende leven en zijn snelle en krachtige polsslag, hier heb ik het plan opgevat voor een groot internationaal op- treden van de werkende massa’s van de vrouwen. Een bijzondere stoot in die richting heb ik gekregen door uw grote conferenties en congressen van partijloze vrouwen. We zouden moeten proberen om die van nationale in internationale te veranderen. Het is een vaststaand feit dat de wereldoorlog en de gevolgen daarvan brede massa’s van vrouwen van verschillende maatschappelijke klassen en lagen diep hebben geschokt. Zij zijn tot gisting gekomen en ze zijn in beweging gekomen. De bittere zorgen rond de verzekering van hun bestaan en het geven van een inhoud daaraan stellen hen voor vraagstukken die de meerderheid van hen maar nauwelijks vermoedde en waarvan slechts een minderheid zich goed bewust was. De burgerlijke samenleving is niet in staat om hun daarop een bevredigend antwoord te geven. Dat kan alleen door het communisme worden gegeven. Wij moeten de breedste massa’s van de vrouwen in de kapitalistische landen daarvan bewust maken en daarvoor moeten wij een internationaal congres van partijloze vrouwen houden.’
Lenin gaf niet meteen antwoord. Met een blik die als het ware naar binnen was gericht, zijn lippen stijf opeengeklemd en de onderlip ietwat naar voren geschoven zat hij na te denken.
‘Ja,’ zei hij tenslotte, ‘dat moeten wij doen. Dat is een goed plan. Maar een goed, of zelfs schitterend plan is geen cent waard als het niet goed wordt uitgevoerd. Hebt u al over de uitvoering nagedacht? Hoe stelt u zich dat voor?’
Omstandig legde ik Lenin mijn ideeën in die richting uit. Allereerst moest er in een ononderbroken en nauw contact met onze nationale secties, een comité worden opgericht, bestaande uit communistes van verschillende landen, voor de voorbereiding, de doorvoering en het gebruik van het congres. Of dit comité meteen officieel en openlijk moest beginnen te werken — dat was een vraagstuk dat nog moest worden afgewogen met het oog op de doelmatigheid. Maar in elk geval was de eerste taak van het comité om in de verschillende landen in contact te treden met de leidsters van de beroepsmatig georganiseerde vrouwen, met de leidsters van de proletarische politieke vrouwenbeweging, met de burgerlijke vrouwenorganisaties van alle soorten en richtingen en tenslotte met vooraanstaande vrouwelijke artsen, leraressen, schrijfsters e.d. om een nationale onpartijdige voorbereidingscommissie te vormen. Uit de leden van deze nationale comités moest een internationaal comité worden gevormd, dat de bijeenroeping van het internationale congres zou regelen, de agenda moest vaststellen en de plaats en tijd van het congres moest organiseren.
Naar mijn mening moest het congres in de allereerste plaats het recht van de vrouw op beroepsarbeid beoordelen. Daarbij zouden verschillende vraagstukken aan de orde gesteld moeten worden: het probleem van de werkloosheid, over gelijk loon bij gelijke arbeid, over de wettelijke regeling van de achturige werkdag en de arbeidsbescherming van de arbeidsters, over de organisatie van vakbonden, over de sociale verzekering van moeder en kind, over de sociale maatregelen ter verlichting van de positie van huisvrouwen en moeders, enz. Verder moest op de agenda worden geplaatst de positie van de vrouw in het burgerlijk recht en het huwelijksrecht en in het publieke, politieke recht. Bij de motivatie van mijn voorstellen zette ik uiteen dat naar mijn mening de nationale comités in de verschillende landen via een planmatige campagne op vergaderingen en in de pers het congres definitief moesten voorbereiden. Die campagne was van buitengemeen grote betekenis. Ze moest de brede lagen van de vrouwen opwekken, hen een stoot geven tot een serieuze bestudering van de ter beoordeling voorgelegde vraagstukken en hun aandacht op het congres richten en daarmee tevens op het communisme en de partijen van de Communistische Internationale. De campagne moest worden gericht op werkende vrouwen uit alle maatschappelijke geledingen. Ze moest het congres verzekeren van de aanwezigheid en de samenwerking van vertegenwoordigsters uit alle bedoelde organisaties en ook van afgevaardigden van de openbare vrouwencongressen. Net congres moest een ‘volksvertegenwoordiging’ zijn in een heel andere zin dan de burgerlijke parlementen.
Het spreekt vanzelf dat de communistes niet alleen de bewegende kracht, maar ook de leidinggevende kracht moesten vormen bij het voorbereidende werk, dat de meest energieke ondersteuning moest ondervinden vanuit onze secties. Dat sloeg natuurlijk ook op de activiteit van het internationale congres, op het werk van het congres zelf en op het zo uitgebreid mogelijke gebruik daarvan. Bij alle vraagstukken op de agenda van het congres moesten de communistische stellingen en dienovereenkomstige resoluties worden toegepast, nauwkeurig bijgeslepen vanuit de principiële kant en vaardig gemotiveerd, met een wetenschappelijke aanpak van de maatschappelijke feiten. Die stellingen moesten van tevoren worden beoordeeld en goedgekeurd door het Uitvoerend Comité van de Komintern. De communistische besluiten en leuzen moesten in het centrum van de activiteiten van het congres en van de publieke opinie staan. Na het congres moesten ze onherroepelijk met behulp van agitatie en propaganda worden verbreid onder de breedste massa’s van de vrouwen, zodat die leuzen in de toekomst het internationale massale optreden van de vrouwen zouden bepalen. Een noodzakelijke voorwaarde vooraf was natuurlijk vanzelfsprekend dat de communistes in alle comités en op het congres zelf optraden als een sterk en homogeen geheel en dat zij gemeenschappelijk zouden optreden, met vereende krachten, met principiële duidelijkheid en met een onwankelbare planmatigheid. Niet overeengekomen optreden mocht niet plaatsvinden.
Tijdens mijn uiteenzetting knikte Lenin enkele malen goedkeurend met zijn hoofd en plaatste hij enkele korte goedkeurende opmerkingen.
‘Het schijnt me toe, Clara,’ zei hij, ‘dat u die zaak vanuit de politieke hoek heel goed hebt doordacht en in de hoofdtrekken ook vanuit de organisatie. Ik ben het er volkomen mee eens dat in de gegeven omstandigheden een dergelijk congres belangrijk werk zou kunnen doen. De mogelijkheid zit erin besloten om de breedste massa’s van de vrouwen naar onze kant over te halen, in het bijzonder de vrouwenmassa’s die beroepsarbeid van allerlei aard verrichten — industriearbeidsters, maar ook onderwijzeressen en andere bedienden. Dat zou goed zijn, heel goed! Denkt u eens aan de situatie. Op een moment van grote economische moeilijkheden of zelfs politieke stakingen — wat zou een bewuste beroering onder de vrouwenmassa’s het revolutionaire proletariaat niet een geweldige groei bezorgen! Natuurlijk op voorwaarde dat wij ze kunnen winnen en behouden. De voordelen zouden groot zijn, enorm zelfs. Maar hoe denkt u over een paar vraagstukken? Waarschijnlijk zullen de staatsmachten bijzonder onwelwillend staan tegenover de bijeenroeping van het congres en zullen zij proberen om het te verhinderen. Maar ze zullen nauwelijks aandurven om het grofweg te verstikken. Daar laat u zich in ieder geval niet door afschrikken. Maar bent u niet bang dat u als communistes in de comités en op het congres zelf zult worden verdrukt door het getalsmatige overwicht van vertegenwoordigsters van de bourgeoisie en het reformisme, met hun ongetwijfeld bijzonder grote handigheid? En bent u er verder in de eerste plaats wet van overtuigd dat uw vrouwelijke communistische kameraden wet voldoende marxistisch zijn geschoold en dat er uit hen een stoottroep gekozen kan worden die de strijd met ere zal doorstaan?’
Ik antwoordde Lenin hierop dat de autoriteiten het congres wet nauwelijks met een gepantserde vuist zouden bedreigen. Bespotting van en grove aanvallen op het congres zouden alleen maar dienen als gunstige agitatie. Tegenover het aantal en de handigheid van de niet-communistische elementen konden wij als communistes de wetenschappelijke superioriteit stellen van het historisch materialisme bij de opvatting en de belichting van maatschappelijke vraagstukken, en ook de consequentie van onze eisen bij de oplossing daarvan. Tenslotte, maar dat was zeker niet het minst belangrijkste, konden wij daar de overwinning van de proletarische revolutie in Rusland en haar werk op het stuk van de vrouwenemancipatie tegenover steunen. De zwakke en onvoldoende scholing van verschillende kameraden kon weer worden goedgemaakt door de planmatige voorbereiding en het gezamenlijke werk. In verband daarmee verwachtte ik de beste resultaten van de Russische communistes. Zij moesten de ijzeren kern van onze falanx vormen. Met hen zou ik rustig iets nog veel belangrijker tegemoet gaan dan de gevechten op een congres. En zelfs als wij bij de stemming verlies zouden lijden, dan zou bovendien het feit van onze strijd alleen at het communisme op de voorgrond schuiven, waardoor het een enorme propagandistische waarde zou hebben, waarbij gelijktijdig voor ons nieuwe steunpunten zouden worden geschapen voor ons verdere werk. Lenin begon te lachen.
‘U bent ook zó geestdriftig over de Russische revolutionaire vrouwen. Ja ja, oude liefde roest niet. Ik denk dat u gelijk hebt. Zelfs een verlies zou na een vasthoudende strijd winst betekenen en zou een voorbereiding zijn voor toekomstige overwinningen onder de massa’s van de werkende vrouwen. Overigens gaat het over een onderneming die de moeite van het risico waard is. Wij zullen nooit geheel en al kunnen verliezen. Maar ik hoop natuurlijk op een overwinning en ik verlang van ganser harte naar zo’n zege. Die zou ons een aanzienlijke versterking aan macht opleveren en een uitbreiding en versterking van ons strijdfront; het zou leven brengen in onze rijen, beweging en activiteit. En dat is altijd nuttig. Bovendien zou het congres in het kamp van de bourgeoisie en haar reformistische vrienden de onrust, de weifeling, de tegenstellingen en de conflicten doen toenemen. Je kunt je voorstellen wie samen met de “hyena’s van de revolutie” zat congresseren als de zaak goed gaat onder hun leiding: daar zullen zowel eerlijke, gedisciplineerde sociaaldemocraten onder de opperleiding van Scheidemann, Dittmann en Legieri zijn, als vrome christenvrouwen, gezegend door de paus of volgelingen van Luthers leer; plus nog echte dochters van geheimraden en nieuwbakken staatsraden, Engelse society-dames als ladies pacifistes en vurige Franse suffragettes. Wat een beeld van de chaos en verval van de burgerlijke wereld moest dat congres wel weerspiegelen! Wat een beeld van haar uitzichtloze hopeloosheid! Het congres zou het verval doen versnellen en daardoor de krachten van de contrarevolutie verzwakken. En elke verzwakking van krachten bij de vijand staat gelijk aan de versterking van onze macht. Ik ben voor het congres. Dus, begint u maar. Ik wens u succes bij de strijd.’
We kregen het nog over de situatie in Duitsland, in het bijzonder over het aanstaande ‘verenigingscongres’ van de oude ‘Spartacisten’ [7] met de linkervleugel van de ‘Onafhankelijken’. [8] Daarna vertrok Lenin haastig, na vriendelijk afscheid te hebben genomen van een paar kameraden, die zaten te werken in de kamer waar hij doorheen moest.
Vol van vreugde en hoop zette ik mij aan het voorbereidende werk. Maar de idee van het congres liep stuk op het standpunt dat werd ingenomen door de Duitse en Bulgaarse communistes, die in die tijd de leiding hadden van de meest aanzienlijke communistische vrouwenbewegingen, als we Sovjet-Rusland niet meetellen. Categorisch verwierpen zij het voorstel om een congres bijeen te roepen.
Toen ik dit aan Lenin meedeelde antwoordde hij mij:
‘Jammer, erg jammer! Die kameraden hebben een schitterende mogelijkheid om voor de breedste massa’s van de vrouwen nieuwe en betere perspectieven te openen en hen daardoor te betrekken bij de revolutionaire strijd van het proletariaat onbenut gelaten. Wie weet of zo’n gunstige gelegenheid zich weer gauw zal voordoen. Je moet het ijzer smeden als het heet is. Maar de taak zelf is blijven liggen. U moet doorgaan de weg naar de vrouwenmassa’s te vinden, die door het kapitalisme in een verschrikkelijke nood zijn geraakt. Die moet u koste wat het kost zien te vinden. Van die noodzaak mag u zich in geen geval afmaken. Zonder georganiseerde activiteiten van de massa’s onder leiding van de communisten is er geen overwinning op het kapitalisme en geen opbouw van het communisme. Daarom moet ook de trage rivier van de vrouwenmassa’s uiteindelijk in beweging komen.’
Het eerste jaar dat het revolutionaire proletariaat zonder Lenin doormaakte was teneinde. Dat jaar toonde de kracht van zijn zaak aan en bewees de unieke genialiteit van deze leider. Kanonschoten kondigen het uur aan waarop Lenin een jaar geleden voor eeuwig zijn ver en diep schouwende ogen had gesloten. Ik zie de eindeloze processies van bedroefde mannen en vrouwen uit het werkende volk. Zij trekken naar Lenins laatste rustplaats. Hun rouw is ook de mijne en de rouw van miljoenen anderen. De vernieuwde pijn werkt met onstuitbare kracht mijn herinneringen op. Zij roept ook de werkelijkheid op, waarvoor het moeilijke heden wijkt. Ik hoor elk woord dat Lenin in zijn gesprek uitsprak. Ik zie elke verandering in zijn gelaatsuitdrukking. En ik moet schrijven, ik moet... De vaandels neigen zich voor Lenins graf, vaandels, die gekleurd zijn met het bloed van de strijders voor de revolutie. Er worden lauwerkransen neergelegd. En geen daarvan kan overbodig zijn. En ik voeg mijn bescheiden blaadjes daaraan toe.
_______________
[1] Bedoeld wordt het Tweede Congres van de Communistische Internationale dat tussen 19 juli en 7 augustus 1920 plaatsvond.
[2] De Junkers: in het Tsaristische Rusland de leerlingen van de militaire junkerscholen die werden opgeleid voor het officierskader. Tijdens de Oktoberrevolutie en in de eerste periode daarna probeerde de Junkers van Petrograd, Moskou en enkele andere steden gewapend verzet te bieden.
[3] Het Verdrag van Versailles: een imperialistisch vredesverdrag waarmee een einde kwam aan de Eerste Wereldoorlog. Het werd op 28 juni 1919 te Versailles ondertekend door de VS, Engeland, Frankrijk, Italië, Japan en anderen aan de ene kant en door het capitulerende Duitsland aan de andere kant. Het doel van het verdrag was de herverdeling van de kapitalistische wereld waarbij Frankrijk Elzas-Lotharingen kreeg. Het Saargebied kwam voor 15 jaar onder het bestuur van de Volkenbond en de kolenmijnen aan de Saar werden het eigendom van Frankrijk. De kolonies van Duitsland werden verdeeld onder de zegevierende machten. Duitsland moest bovendien een enorme som aan oorlogsschade betalen. De bevolking in Duitsland moest hier zwaar voor betalen door de hoge belastingen en de problemen van enorme werkloosheid en armoede.
[4] De Communistische Arbeiderspartij van Duitsland was een kleinburgerlijke anarchosyndicalistische groepering die in 1919 werd opgericht door ultralinkse elementen die zich hadden afgesplitst van de Communistische Partij.
[5] De Tweede Internationale was een internationale unie van socialistische partijen die in 1889 werd opgericht. Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog riepen de meeste leiders van de Tweede Internationale op om de oorlog te steunen en schaarden ze zich achter hun nationale burgerij. Een kleine minderheid van internationalisten vormde uiteindelijk de Derde Internationale na de Oktoberrevolutie in Rusland.
[6] Het Derde Congres van de Komintern dat plaatsvond van 22 juni tot 12 juli 1921 luisterde naar het verslag van Clara Zetkin over de revolutionaire vrouwenbeweging en aanvaardde twee resoluties: 1) over de versterking van het internationale contact tussen de communistische vrouwen en over de taken van het Internationaal Secretariaat van de Komintern inzake het werk onder de vrouwen, 2) over de vormen en methoden van het communistische werk onder vrouwen.
[7] De Spartacisten waren de leden van de Spartacusbond — een revolutionaire organisatie die aan het begin van de Eerste Wereldoorlog werd opgericht door Karl Liebknecht, Rosa Luxemburg, Franz Mehring, Clara Zetkin, Leon Jogiches en anderen. De Spartacisten voerden revolutionaire propaganda tegen de oorlog en tegen het verraad van de leiders van de Duitse sociaaldemocratie. In april 1917 traden de Spartacisten toe tot de Onafhankelijke Sociaaldemocratische Partij van Duitsland waarbij ze evenwel hun organisatorische zelfstandigheid behielden. Na de novemberrevolutie van 1918 in Duitsland braken de Spartacisten met de ‘Onafhankelijken’ en in december van hetzelfde jaar richtten zij de Communistische Partij van Duitsland op.
[8] De Onafhankelijke Sociaaldemocratische Partij van Duitsland was een centristische partij die in april 1917 werd opgericht uit oppositie-elementen van de Duitse sociaaldemocratie. In oktober 1920 splitste de partij waarbij een aanzienlijk deel zich herenigde met de Communistische Partij. De anderen richtten een aparte partij op en gebruikten de oude naam. In 1922 sloot deze fractie zich opnieuw aan bij de Duitse sociaaldemocratische partij.