Georges Vereeken

Dossier van het Plan-De Man

Het verraad en zijn weerslag 1934-1935


Geschreven: 20 april 1935
Bron: Heruitgave als brochure omstreeks 1974 door Vereeken, met wellicht toegevoegde commentaar. Uitgegeven door de Revolutionair Marxistische Tendens, afd.: België; fotokopies: AMSAB
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, september 2008

Laatste bewerking: 20 september 2008


Zie ook:
Het Plan
Brieven naar België
Hendrik De Man: een intellectuele tragedie
Hendrik De Man, vijftig jaar later
Bernsteins kritiek op de methode van het marxisme

Voorwoord
De leiders van de socialistische linkervleugel en het Plan-De Man
Uittreksels uit de verslagen van de Federatie Charleroi
Het Plan-De Man
Besluit van de Federatie Brussel over het Plan-De Man
Over onze politieke houding en tactiek wat betreft het Plan-De Man van de BWP
De mening van de Federatie Charleroi — Waarom het Plan-De Man
Ter verduidelijking van de resolutie van de Federatie Brussel
Vooruitzichten
Brief van Trotski aan de Belgische afdeling van de Internationalistische Communisten, betreffende het ‘Plan-De Man’
Het Plan, niets dan het Plan, het gehele Plan — Naar de ministeriële samenwerking van Spaak en De Man
Het Plan en het Eenheidsfront van de Jongeren
Van planmaker tot raadgever van Koning Leopold III
Balans en Perspectieven

-het aan de macht komen van de regering van de ‘economische vernieuwing’
-de ware betekenis van de wijziging in de economische politiek van het land
-de economische heropleving en de vermindering. van de werkloosheid
-de regering van de Heilige Eenheid en de imperialistische oorlog
-de dreiging met militaire dictatuur en de rol van Leopold III
-het cynisme van de socialistische leiders
-het Plan aan de macht?
-het fascisme en het Plan
-de Linksen en het Plan
-het Plan van de CGT en onze tendens in Frankrijk
-het Plan en de actie van de massa
-vooruitzichten

Enige verduidelijkingen

Voorwoord

Sedert enige tijd streven bepaalde kringen naar eerherstel voor het werk en de persoon van Hendrik De Man.
Nu eens wordt een uitzending van de BRT [nu VRT, de openbare omroep — MIA] aan hem gewijd, op uren waarop de massa aan het werk is, of ter gelegenheid van een colloquium te Geneve. Dat houdt nog geen gevaar in voor de werkende klasse. Erger wordt het wanneer bijvoorbeeld “Links”, spreekbuis van de linkervleugel van de BSP, een reeks artikels aan hem wijdt, weliswaar op “cultureel” vlak, en wanneer de Uitgeversmaatschappij “De Standaard” verschillende van zijn werken heruitgeeft.

Wij zijn gewoon meer aandacht te besteden aan de daden dan aan de geschriften van personaliteiten die een zekere maatschappelijke en politieke rol spelen. Evenveel aandacht echter verdienen die geschriften die leiden tot daden, strijdig met de loop van de geschiedenis.

Daarom menen we dat het verschijnen van het onderhavige dossier van en over het Plan-De Man misschien een beetje als tegengif zal werken voor de “humanitaristische” woordenkraam van die trouwe dienaar van Leopold III en voor zijn opvattingen over een marxisme dat hij vooraf verdraaid heeft.

De lezer zal er zich kunnen rekenschap van geven dat het “Plan van de Arbeid” en de illusies die het gewekt heeft in de schoot van de arbeidersklasse tot uiteindelijk doel hadden de strijdbaarheid van de werkende klasse van dit land brutaal te remmen. Niet alleen werd de arbeidersbeweging erdoor verlamd, maar bovendien werd het kapitalisme, dat een hele tijd ontredderd was, opnieuw in het zadel gezet.

Wat hier volgt, dat zijn officiële documenten, die heel duidelijk aantonen hoe het Belgische kapitalisme, met de rechtstreekse steun van “arbeidersleiders”, zijn moeilijkheden te boven kwam, welke voortvloeiden uit de economische crisis, welke het stelsel over de hele wereld door elkaar schudde. Die reddingsoperatie leidde tot de ononderbroken versteviging van het fascisme in Europa en tot de tweede wereldoorlog.

Het artikel dat hier onmiddellijk volgt, gaf aanleiding tot een uiterst vruchtbare gedachtenwisseling, die leidde tot een beter begrip van dat grootscheepse maneuver, van dat weergaloos boerebedrog dat het Plan-De Man was.

Onrechtstreeks zal dit dossier eveneens verheldering brengen in de huidige maneuvers van de leiders van ABVV en BSP. Die gelijken als twee druppels water op die van hun voorgangers uit de jaren 1934-1935.

De leiders van de socialistische linkervleugel en het Plan-De Man

Van alle kanten bedreigd, toont het reformisme ons eens te meer zijn verbluffend aanpassingsvermogen.

In het begin van de crisis waren al zijn inspanningen gericht op het doen aanvaarden door de massa’s van de vermindering van hun ‘aandeel’ in het geheel van de door hen voortgebrachte producten. De bedoeling was klaarblijkelijk een verergering van de crisis te vermijden en opnieuw de veilige oever te kunnen bereiken van de heropleving en van de welvaart.

Toen naderhand de crisis bleek te verergeren, waren patronaat en Staat erin geslaagd het levenspeil van de massa’s tot een minimum te doen dalen. Werkelozen en niet-werkelozen kwamen in beweging en de reformistische leiders werden het slachtoffer van voortdurende aanvallen. Daarom gaven ze zich ook grote moeite om aan te tonen dat in een crisisperiode alle strijd tot mislukking zou zijn gedoemd.

Toen de stakingen van juli 1932 uitbraken buiten de controle van alle organisaties om, smeedden zij onmiddellijk hun Heilige Alliantie met de burgerklasse om de strijd van de werkers neer te slaan.

Dat alles belette niet dat de crisis bleef duren. De burgerklasse wordt driest, slaat harder toe en stelt de regeringsvolmachten in. Met decreten slaagt zij er opnieuw in een miljard frank te ontfutselen aan de reeds zo getroffen massa. Wat gaat het reformisme doen? Zijn leiders lijken verpletterd door de strijdvaardigheid van de massa’s. Gaan ze toegeven, gaan ze zelf een vorm van actie op touw zetten? Een ogenblik ziet het er naar uit dat ze zullen berusten in de strijd, uit angst dat de massa’s zich van hen losmaken en afwenden, zoals reeds het geval is bij de scherpzinnigste arbeiders en jongeren. Nee. Ze dralen en doen alsof ze de strijd voorbereiden. Ze richten een ‘actiecomité’ op, praten en schrijven demagogisch tegen de “regering-van-de-volmachten”, verdagen de strijd steeds opnieuw, verklaren dat ze de parolen zullen volgen ... die de werkers hun voorschrijven.

Uiteindelijk vinden ze een redmiddel: een grootscheepse petitie en het uitstel van de strijd tot de heropening van de Kamers en tenslotte uitstel voor onbepaalde tijd.

Hoeveel keer hebben we in die hele periode de reformisten al niet horen praten over nationalisering? Ze hadden toch zeker hun plan van algemeen welzijn in elkaar getimmerd?

Maar de crisis duurt nog steeds voort. Het fascisme zegeviert in Duitsland en vermorzelt als een handvol stro de grootste en de meest luxueuze van alle reformistische organisaties. En in weerwil van de stalinistische clichéformules als ‘tweelingbroers’ en ‘sociaalfascisme’, ruimen de hitlerianen die ‘sociaalfascisten’ op door middel van methodes, ontleend aan het arsenaal van Ebert, Scheideman, Noske, Zoergiebel en consoorten, maar ditmaal dan tot in de perfectie uitgevoerd.

Laatstgenoemde heeft intussen in het concentratiekamp Brauweiler de tijd gehad om na te denken. De reformisten konden hun ogen niet geloven; met al zijn knievallen had Leipart niets bereikt. De SA en de SS gaven en geven nog steeds blijk van hun bloeddorstige wil om alle arbeidersorganisaties met wortel en tak uit te roeien en sparen daarbij zelfs niet de bureaucraten die binnen deze organisaties waren gegroeid als kankergezwellen.

De Belgische Werklieden Partij tracht, net zoals alle andere nationale afdelingen van de sociaaldemocratie, te ontsnappen aan de knijptang zowel van de arbeidersmassa aan de ene kant, als aan de andere kant van het fascisme.

Oppervlakkig bezien, zou men kunnen denken dat de sociaaldemocratische leiders de laatste wapens, de laatste trekjes en de laatste maneuvers uit hun arsenaal hadden gebruikt. Het Plan-De Man toont ons het tegenovergestelde aan. En dit giftige wapen zou wel eens kunnen werken als een rem op de natuurlijke ontwikkeling van alle gezonde elementen die er nog zijn in de BWP en in de Jonge Wachten, die ondanks de Belgische en Duitse experimenten worden aangetrokken door revolutionaire opvattingen.

Binnen het raam van dit artikel zullen we geen algemene kritiek van het Plan-De Man uitwerken; dat zullen we later doen. Laten we nogmaals beklemtonen waardoor het hoofdzakelijk ondoelmatig is, om nog beter zijn weerklank te kunnen onderzoeken bij de militanten van “L’Action Socialiste”, die nu reeds achter het Plan gaan staan ofschoon ze hun mening over de manier waarop uitstellen.

Het is afgelopen met de verdelingshervormingen, zegt De Man. De taart is te klein geworden. In plaats van de werkers op te roepen om de stuurknuppel van de machines die deze produceert voor zichzelf over te nemen, vertelt De Man ons dat de taart moet worden vergroot opdat iedereen er van kan krijgen.

Hij schrijft nationalisering voor van het krediet en van bepaalde takken van de economie, louter en alleen door middel van opkoping, en aan de hand van grondwettelijke middelen, omdat volgens hem elke directe actie al vooraf ten dode is opgeschreven.

Dat bedoelt De Man dus met “breken met verdelingshervormingen en de weg inslaan van de structurele hervormingen”. Grondwettelijk te werk gaan betekent dat er een meerderheid dient te worden gevonden voor het Plan. Daarom probeert De Man een meerderheid te krijgen met de steun van de kleine- en middenbourgeoisie, die nu net de maatschappelijke voedingsbodem van het fascisme vormen, en hij verzekert hun dat hun belangen niet zouden worden geschaad door het Plan, maar dat ze er integendeel baat bij zouden hebben.

Maar wie zijn de mensen die de takken van economie in handen hebben en bezitten, waarvan De Man de nationalisering door middel van opkoping voorstelt?

Precies dat gedeelte van de bourgeoisie dat de stuurknuppels in handen heeft. Laten we even de onmogelijkheid veronderstellen dat deze democratische meerderheid zich uitspreekt voor het Plan-De Man. Welnu, zelfs om slechts de eerste richtlijnen ervan ten uitvoer te brengen zou een burgeroorlog al onvermijdelijk zijn.

Anderzijds is het denkbeeld dat bij de huidige samenstelling van Kamer en Senaat (die nota bene net de volmachten en de decreten tegen de werkers hebben goedgekeurd) een meerderheid zou kunnen worden verkregen voor dit Plan, niets minder dan bedrog van de werkers. Voortgaande op de grondwettelijke voorschriften waarvan de verwezenlijking van het Plan-De Man afhangt, schiet er nog slechts één mogelijkheid over: nieuwe verkiezingen, waaruit een meerderheid te voorschijn zou moeten treden, die gunstig staat tegenover de verwezenlijking van het Plan.

De reformisten en De Man zijn tegen omverwerping van de reactionaire regering door middel van directe actie. De recente petities hebben ons aangetoond hoe deze zelfde regering stond tegenover anderhalf miljoen handtekeningen ten gunste van de ontbinding.

Zodoende moeten we maar geduldig wachten op de grondwettelijke verkiezingen, die plaats zullen vinden ... in 1936, dus over drie jaar: En dan nog alleen in het geval dat de bourgeoisie nog nieuwe verkiezingen zou dulden.

Deze korte weerlegging moge volstaan opdat iedere eerlijke werker met gezond verstand begrijpt dat het Plan-De Man niet te verwezenlijken is, om de eenvoudige reden dat de auteur ervan de arbeidersklasse en de directe actiemiddelen voor de verwezenlijking ervan elimineert.

In zijn geheel gezien kan het Plan worden vergeleken met een karikatuur die onlangs in een Engelse krant is verschenen. Een dikke kat ligt te slapen. De muizen maken van die gelegenheid gebruik om te vergaderen en de mogelijkheden te onderzoeken om hun geduchte vijand te beletten nog verder onheil in hun midden te zaaien. Na rijp en ernstig te hebben nagedacht, net zoals kameraad De Man, stelt één muis voor een halsband met belletjes om de nek van de kat te leggen, zodat de muizen haar steeds horen aankomen en zich tijdig kunnen verschuilen. Uitstekend, antwoordt een andere muis, akkoord, op voorwaarde dat je ons uitlegt hoe die band om zijn nek te krijgen is en wie dat gaat doen.

De Man, moesten de arbeiders zeggen, u moet ons uitleggen wie en hoe Franqui, de dikke kat van de Generale Bankmaatschappij, en nog meer van dergelijke katers, minder dik en minder schrikwekkend, zal moeten beletten ons verder op te vreten.

Wat het Plan-De Man openlijk beweert te willen verwezenlijken, is niet te realiseren. Maar wat het Plan verzwijgt, is voor de helft te realiseren: te weten op een passieve wijze een nieuwe eensgezinde BWP. En die eensgezindheid zal het de sociaaldemocratie mogelijk maken haar functie te blijven vervullen: de massa’s te beletten te strijden.

Maar inmiddels zullen we ook weer enkele stappen dichter staan bij onze toekomstige kantonnementen: de concentratiekampen, die het Belgisch fascisme voorbereidt voor de De Mans, de Spaaks, de Jacquemottes, en waarin ook wij ons bescheiden plaatsje zullen hebben.

Ziehier de weg, vol met verantwoordelijkheden en gevolgen, die de voornaamste militanten van de socialistische linkerzijde, gedesoriënteerd door hun onprinciële politiek, schijnen in te slaan. Eendrachtig met zijn kameraden van “L’Action Socialiste”, is Spaak in hun gelijknamig orgaan een reeks artikelen begonnen waarin hij zijn standpunt uiteenzet over het Plan van de arbeid van De Man.

Wat is de algemene zin van zijn eerste artikel? Uitgaande van het vooruitzicht: “Binnen twee of ten hoogste drie jaar zal de teerling geworpen zijn: ofwel het fascisme ofwel het socialisme zal in België heersen”, en van de duidelijke teruggang van het communisme in West-Europa, stelt Spaak zich, mede namens zijn vrienden, de volgende vraag: “Zal het Plan-De Man onze kans zijn, onze laatste kans?”

Laten we deze appreciatie even vergelijken met officiële symptomen als het optimisme van de leden van de Algemene Raad van de BWP, bij de afloop van hun bijeenkomst op woensdag 6 december, waarop de tucht in de partij werd besproken. Die kwestie werd verschoven naar de agenda van het Kerstcongres. Laten we deze appreciatie ook eens vergelijken met de redevoering van Spaak voor de Brusselse afdeling van de BWP. We mogen dan redelijkerwijs verwachten dat met enkele bezwaren en onder de dekmantel van een paar radicale frases, de verantwoordelijke militanten van de linkervleugel zich zullen aansluiten bij het Plan-De Man en dat ze het resultaat van hun vroegere bemoeiingen voor de helft zullen vernietigen, aldus een werkelijke misdaad tegenover de Belgische arbeidersklasse plegend.

Laten we er ten eerste aan mogen herinneren dat de leiders van links honderden malen hebben verklaard dat de reformistische middelen gefaald hebben en dat het ogenblik is gekomen om buitengrondwettelijke, buitenparlementaire en revolutionaire middelen aan te wenden. Dit neemt niet weg dat de conclusies van Spaaks redevoering voor de politieke en syndicale afdeling Brussel, op 27 september jl., dus op een ogenblik waarop de opvattingen van De Man hem wel bekend waren, bijzonder verward zijn wat de essentiële kwestie betreft die de scheidingslijn uitmaakt tussen het reformisme en het wetenschappelijk socialisme.

Na te hebben aangetoond dat het reformisme gefaald heeft, poneert Spaak een nieuwe en gevaarlijke theorie over de noodzaak een Staat te vormen tussen het kapitalisme en het socialisme, een Staat dat zelfs een beetje is vermengd met de leer van het corporatisme; een Staat die het product is van algemene verkiezingen en niet van de directe strijd.

“Deze intermediaire Staat zoals ik hem zie — zegt hij — is werkelijk een revolutionaire Staat in de beste betekenis van het woord, want om hem te kunnen verwezenlijken moeten eerst de kaders van het kapitalisme barsten en moet de hand worden gelegd op alle essentiële machten van het regime. Wat houdt deze verwezenlijking in? Onmiddellijk, in één keer, en in zijn totaal — want het vraagstuk kan niet worden opgelost in opeenvolgende fasen — moet de hand worden gelegd op het vervoer en op de buitenlandse handel. In één keer en in zijn totaal moet de val van het huidige regime worden bewerkstelligd, met andere woorden moet men zich meester maken van alles waardoor het machtig en sterk is.”

Dit is wel een radicalere voorstelling van de structuurhervorming die De Man voorstaat, maar toch vinden we in beider gedachten een fundamentele eensgezindheid, speciaal wat betreft de structuurhervorming, op de Staat die moet worden toegepast.

In Spaaks conclusie vinden we niets dat erop wijst dat er, om de kaders van het kapitalisme te doen barsten, om al die verschillende sectoren in het leven te roepen en om zich meester te maken van de kapitalistische macht, geweld moet worden gebruikt, massale stakingen, gewapende opstand. Want de machtigen zullen niet bereidwillig datgene afstaan waarop hun macht is gebaseerd. Bij wijze van politieke conclusie hekelt Spaak het parlementair regime, waaruit we het volgende citeren:

“Ik kan me volkomen een Staat indenken waar een Eerste Kamer zou zijn, ingericht op corporatieve grondslag van ambacht of beroep, waarin de verschillende experts van de verschillende takken van economie zitting zouden hebben. Persoonlijk meen ik dat een dergelijke hervorming nuttig zou zijn en het politiek systeem zou vervolmaken. Maar wat is de grove vergissing van hen die een Staat voorstaan, ingericht op corporatieve grondslag? Dat zij menen dat een corporatief parlement de Staat kan regeren. Een volslagen vergissing. In werkelijkheid hebben lieden die gekozen zijn binnen het raam van hun beroep noodzakelijkerwijze een beperkte horizon. Zodoende moet er buiten dat corporatisme nog iets anders zijn dat in beperkte mate aanvaardbaar is: het laatste woord moet altijd blijven toebehoren aan de democratie die ik zo-even heb beschreven. Boven de corporatieve Kamer moet er dus een Kamer bestaan, verkozen bij algemeen stemrecht, waarvan de leden in staat zijn de overkoepeling tot stand te brengen die nodig is om de verschillende vraagstukken in ieders belang te coördineren. Dit is een gedachte die nader moet worden uitgewerkt; ik beschouw het als een hervorming die te verdedigen is, en waarmee men zich aan het hoofd van een beweging kan plaatsen”.

We zien dat De Man niets anders vertelt in hoofdstuk VII van zijn Plan: “Alle machten zullen voortkomen uit het algemeen stemrecht zonder meer; de wetgevende macht zal worden uitgevoerd door één enkele Kamer waarvan de leden worden verkozen bij algemeen stemrecht”.

Iets verder poneert hij de oprichting van adviesraden, samengesteld uit mensen die bekend staan om hun bekwaamheid.

De praktische conclusie die we mogen trekken uit de redevoering van Spaak (gehouden op een tijdstip waarop hij reeds zitting had in de commissie van Vijftien) is de volgende: om de kaders van het kapitalistisch regime te doen barsten, dient men zich aan het hoofd te plaatsen van een beweging die tot doel heeft een Kamer van Volksvertegenwoordigers te doen kiezen via het algemeen stemrecht, bijgestaan door een Kamer van erkend ervaren mensen. Dit komt in feite neer op wat wij reeds eerder zeiden: Spaak is niet alleen geneigd zich aan te sluiten bij het economische gedeelte van het Plan maar tevens akkoord te gaan met de middelen die De Man voorschrijft om het te verwezenlijken.

De leiders van links zijn flink op weg om zich op een hellend vlak te begeven waarlangs ze zullen verzinken in de capitulatie voor het reformisme.

Het Plan-De Man is een uitdrukking van het streven van de sociaaldemocratie om de overgang van de kleinburgerij tot het fascisme te verijdelen.

De opstellers ervan trachten de kleine en zelfs bepaalde lagen van de hogere burgerij tot zich te trekken, maar die aansluiting zal nooit of te nimmer plaats vinden. Wat wel verwezenlijkt zal worden (iets wat ook in de bedoeling ligt) is de machteloosheid van de massa om zich werkelijk tegen het fascisme op te stellen. Tenslotte is het de bedoeling de voedingsbodem te ondermijnen waarop zich in de BWP een linkse beweging ontwikkelt en welke steeds meer in het vaarwater van de revolutionaire opvattingen is beland. Dit alles wordt het reformisme ingeblazen door de noodzakelijkheid van haar zelfbehoud.

Al wie het reformisme helpt bij deze misdadige maneuvers, die tot doel hebben de arbeidersklasse nog verder te ontwapenen tegenover het opkomend fascisme, maakt zich medeplichtig aan het nieuwe verraad dat wordt voorbereid, bewust of onbewust.

De taak van de revolutionairen is tot de werkers te zeggen: “Het reformisme is dood. Het Plan-De Man beoogt de nationalisering van het krediet en van de basisindustrieën door middel van opkoping. Wij staan enkel nationalisering door middel van onteigening voor. Om dit te verwezenlijken moeten we bereid zijn onze volledige energie eraan te wijden. En we zeggen al vooraf dat dit niet zal kunnen gebeuren met grondwettelijke middelen maar door de directe strijd van de massa’s.

G.V.
11-12-1933

Uitreksel uit het verslag van de federatie Charleroi (CF) van 13/12/1933

Het CF heeft kennis genomen van het artikel van G.V. over het Plan-De Man, heeft het uitvoerig besproken en stelt G.V. voor daarover te schrijven op basis van de inhoud van de gedachtewisseling van de plenaire vergadering van zondag.

Een andere kameraad, van hier, zal in die zin tezelfdertijd een artikel schrijven over hetzelfde onderwerp. Hier volgen enkele essentiële bestanddelen van de gedachtewisseling. Het artikel is niet tactisch. Het CF gaat akkoord met de strekking van de vorige artikels over de sociaaldemocratische linkerzijde, die deze vooruit stuwde. Indien we nu de tekst van G.V. doen verschijnen, maken we elk mogelijk goed resultaat van onze vorige stellingname ongedaan.

We moeten zeggen wat we over het Plan denken en we moeten wijzen op de gevaren die het inhoudt voor de linkerzijde, maar dan moeten we vertrekken van de bestanddelen van het Plan die werkelijk socialistisch kunnen zijn, daarbij uitleggend binnen welk raam en onder welke voorwaarden deze een revolutionaire inhoud zouden hebben. We moeten geen ultimatistische houding aannemen tegenover de linkse stromingen. We moeten de enige middelen, herleid tot een werkelijke betekenis ter verwezenlijking van de essentiële punten, aanduiden.

Bovendien moeten we de parlementaire illusies in De Mans product aan de kaak stellen. Verscheidene kameraden zijn het eens met de grondgedachten van het artikel van G.V. maar niet met het verschijnen van dat artikel, en dit om tactische redenen. Een kameraad geeft als zijn mening te kennen dat het onmogelijk is anders te handelen dan op de manier waarop bijvoorbeeld Spaak het doet, althans als wij in zijn schoenen stonden.

Deze kameraad vergelijkt het standpunt van Spaak met ons standpunt in de syndicaten van de Centrale. Naar zijn mening zullen de linkse stromingen op het Congres van de BWP duidelijk de enige middelen aanduiden voor de werkelijke verwezenlijking.

Uittreksel uit het verslag van de federatie Charleroi van 2O/12/1933

Brussel is van mening dat het stuk van G.V. over de sociaaldemocratische linkerzijde en het Plan-De Man moet verschijnen. (Zie in dit verband naar de redenen van het niet opnemen in het verslag van verleden week).

Brussel heeft ons het verslag medegedeeld van de tussenkomsten van Spaak en van Liebaers op de jongste bijeenkomst van de Federatie Brussel van de BWP (politiek en syndicaal).

De discussie over het stuk van G.V. is hernomen. Er wordt een lezing gegeven van de tussenkomst en de stellingname van Spaak en Liebaers betreffende het Plan-De Man. De kameraden stellen vast, na dus kennis te hebben genomen van alle documenten, dat niets de beschuldiging van kameraad G.V. rechtvaardigt, die op de plenaire vergadering beweerde dat Spaak niet meer de revolutionaire strijd voor de machtsovername voorschreef en dat hij de werkers bedroog door ze te doen geloven, net zoals de verraders van de leiding van de BWP, dat het Plan-De Man zou kunnen worden verwezenlijkt met grondwettelijke middelen. (Ter voorlichting van de kameraden verwijzen we naar de verslagen over de tussenkomsten van Spaak en Liebaers die we afzonderlijk achteraan publiceren).

Te Charleroi denken we dat de Brusselse kameraden die menen dat het standpunt van Liebaers het meest klare en juiste is, zich vergissen. Zijn revolutionair radicalisme verhult nauwelijks een defaitistische houding.

Het is volkomen juist dat de leiders van de BWP verantwoordelijk zijn voor de passiviteit van de werkers, maar daar ligt de hond niet gebonden. De kwestie is hoe de teruggang kan worden tegengehouden en hoe de werkers opnieuw vooruit kunnen worden gestuwd. Wij hier, in Charleroi, denken dat de werkers moeten aangespoord worden om zich te verzetten tegen elke nieuwe aanval en dat het politieke doel dat als ordewoord in de massastrijd moet weerklinken is: “De socialisten aan de macht”.

Spaak is het daarmee eens, Liebaers niet. Liebaers blijft gekant tegen ons ordewoord van “Socialistische regering”. Hij wil een regering van Sovjets, kant en klaar en de dictatuur van het proletariaat. Hij houdt helemaal geen rekening met de strijdfasen, die moeten worden doorlopen om tot dat doel te geraken.

Wij zijn tegen het verschijnen van een artikel van G.V. waarin de linkerzijde en vooral haar leider Spaak openlijk worden beschuldigd van capitulatie en medeplichtigheid met de leiders van de BWP in het verraad van de arbeidersbeweging

De massa’s die georganiseerd zijn in reformistische organisaties, dienen in beweging te worden gebracht. Spaak heeft vroeger naar onze mening met voldoende duidelijkheid verkondigd, dat de burgerij enkel kan worden verslagen door de directe, geweldadige, buitenparlementaire strijd.

Indien Spaak nu, na zich te hebben aangesloten bij het Plan-De Man in de praktijk optreedt in overeenstemming met de rechtsen om de arbeidersstrijd te remmen, om de revolutionaire actie van de massa’s te belemmeren, indien daarvan duidelijke bewijzen zijn geleverd, dan zullen we hem beschuldigen van verraad.

We kunnen niet begrijpen hoe kameraden die toch al het ordewoord van een socialistische regering hadden vooruitgeschoven, een dergelijk onbegrip tonen tegenover de wijze waarop een linkse militant zich dient te gedragen binnen de rangen van de BWP, om daar te werken aan de vooruitstuwing van de massa’s precies in aansluiting met dat ordewoord.

Waarom vragen onze kameraden niet aan Spaak te verklaren, op het podium van het Kerstcongres, dat enkel de Communistische Oppositie de werkers naar de strijd en de overwinning zal weten te leiden?

Tot besluit van de discussie spreekt de vergadering zich eenparig, op één stem na, uit tegen de opname van het stuk van G.V. en voor de opname van het stuk van kameraad D. Hier valt op te merken dat dit stuk tegemoetkomend aan de houding van de Brusselse kameraden, reeds meer de negatieve kanten van het Plan beklemtoont dan wij zelf zouden hebben gewild.

Kortom er bestaat tussen ons een onenigheid betreffende de aangewende tactiek.

Het spreekt vanzelf dat, indien de Brusselse kameraden niet overtuigd zijn na het vraagstuk opnieuw te hebben onderzocht, zullen we onze onderscheidene standpunten innerlijk uitdiscussiëren en, indien noodzakelijk, zullen we opnieuw samenkomen in plenaire vergadering.

Om aan de leden van de organisatie toe te laten hun mening te vormen, besloten wij het Plan integraal over te nemen.

Het Plan De Man

De bedoeling van dit Plan is een economische en politieke omvorming van het land, bestaande uit:

1° de instelling van een regime van gemengde economie, dat naast de privésector een genationaliseerde sector bevat, waaronder tevens de organisatie van het krediet en de belangrijkste reeds feitelijk gemonopoliseerde industrieën valt;

2° de onderwerping van de op deze manier gereorganiseerde nationale economie aan de richtlijnen van algemeen belang, die de verruiming van de binnenlandse markt nastreven, met name het opvangen van de werkloosheid en het scheppen van voorwaarden die moeten leiden naar een verhoogde economische welvaart;

3° de verwezenlijking, op politiek vlak, van een hervorming van de Staat en het parlementair regime die als basis zal dienen voor een werkelijke economische en sociale democratie.

1. NATIONALISERING VAN HET KREDIET

De wetgevende macht zal de nodige maatregelen treffen om de beschikking over en de verdeling van het krediet te organiseren als openbare dienst. Deze maatregelen behelzen o.m.:

a. totstandkoming van een Staatsinstituut van het krediet, belast met het onderwerpen van de verrichtingen van de kredietbanken aan de richtlijnen van het Plan. Een wetgeving “ad hoc” zal de mogelijkheid scheppen om naar dit instituut de mandaten over te hevelen die nodig zijn om een doorslaggevende invloed te verzekeren in de leiding van de grote bankinstellingen die thans, alle tezamen, het monopolie van het krediet uitoefenen;

b. coördinatie onder waarborg van de Staat en in overeenkomst met de richtlijnen van het Plan, van de financiële activiteit van de lichamen die thans onderworpen zijn aan de voogdij van de Staat, zoals de Spaarkas, de Postcheck, de Nationale Maatschappij van Krediet aan de Nijverheid, enz.;

c. herziening van het statuut van de Nationale Bank, waardoor dit lichaam zijn activiteit als circulatie- en discontobank zal kunnen aanpassen aan de financiële richtlijnen van het Plan;

d. reorganisatie van de beheerregeles der verzekeringen in overeenstemming met deze richtlijnen;

e. oprichting van een financieel commissariaat, rechtstreeks vallend onder de wetgevende macht en belast met de algemene leiding van het krediet van het monetair regime en van de fluctueringen van de betalingsbalans. De organisatie van het op deze wijze genationaliseerde krediet zal tot doel hebben het krediet zo goed mogelijk te verdelen om de aanpassing van de productie aan de noden van een verruimde binnenlandse markt te bevorderen.

Het opkopen van de titels die noodzakelijk zouden zijn, worden gedaan hetzij door middel van afstand doen met wederzijdse instemming, of nog door het treffen van onteigeningsmaatregelen uit hoofde van het openbare welzijn. De vergoedingen voor terugbetaling vallen ten laste van het Instituut van het Krediet. Ze zullen van die aard zijn dat ze niet opnieuw kunnen worden gebruikt voor doeleinden die de belangen van het nieuwe regime zouden kunnen schaden.

De samenstelling van het personeel van de lichamen die door deze maatregelen worden getroffen, zal geen enkele wijziging ondergaan, voor zover de betrokkenen zich bereid zullen tonen loyaal en toegewijd mede te werken aan de taak van herstel waarvoor dit Plan in zijn geheel is bedoeld.

II. NATIONALISERING VAN DE BASISINDUSTRIEEN

De wetgevende macht zal de nodige maatregelen treffen om de belangrijkste monopolie-industrieën, die grondstoffen en energie voortbrengen, tot openbare diensten te organiseren.

In ieder van deze industrieën zal een Consortium worden opgericht, dat tot taak heeft de betreffende industrie aan te passen aan de richtlijnen van het Plan. Deze industriële Consortiums zullen elk in het bezit worden gesteld van de nodige titels om een doorslaggevende invloed te waarborgen in de leiding van de bedrijven die tot hun bevoegdheid behoren, en wel volgens dezelfde modaliteiten als hierboven zijn voorzien voor het Instituut van het Krediet. Dit laatste zal de Industriële Consortiums volmacht verlenen voor de titels die deel uitmaken van de portefeuille van de genationaliseerde banken.

De Industriële Consortiums zullen onderworpen worden aan de algemene leiding van een Commissariaat voor de Industrie, dat zal vallen onder de wetgevende macht.

III. ORGANISATIE VAN HET VERVOER

Op dezelfde wijze zal een Commissariaat voor het Vervoer worden ingesteld, dat de algemene leiding van dat deel van het vervoer dat reeds in openbare diensten is georganiseerd, zal waarnemen. Het zal in overeenkomst met de algemene behoeften van het Plan de vormen van samenwerking en concurrentie tussen de verschillende vervoermiddelen regelen.

IV. PRIVESECTOR

Alle takken van economie die in de bovenstaande hoofdstukken niet ter sprake kwamen, vallen in de privésector van de economie.

In deze sector zal geen enkele verandering worden aangebracht wat betreft het eigendomsstelsel. Ten opzichte van deze sector zal de politiek van de Staat en van de economische instellingen die daarvan afhangen, worden geleid door de volgende beginselen:

In alle takken van het economisch leven waarin de eenheid van het bezit en de eenheid van de functionering van de productiemiddelen onaangetast zijn gebleven (zoals bij de handwerkslieden, de boeren, de kleine eigenaars, enz.), zal deze eigendom beschermd worden.

In alle productietakken die ingericht zijn op kapitalistische basis, maar die niet in de categorie vallen van de monopolies van het Krediet, de energie of van de grondstoffen die in de vorige hoofdstukken werden besproken, zal het huidige stelsel van vrije concurrentie, ontdaan van de belemmeringen van het monopoliekapitalisme gehandhaafd blijven.

In deze sector moet het concurrentiesysteem alle mogelijkheden krijgen tot volledige ontplooiing van ondernemingslust en het zoeken naar een vergrote productiviteit en winstgevendheid.

Het individuele sparen zal worden beschouwd als een wettige vorm van verzekering tegen de economische wisselvalligheden en als een middel om deel te nemen aan de voortdurende vorming van kapitaal dat noodzakelijk is voor de herinvesteringen die het Staatskrediet en de ontwikkeling van de productie vereisen.

De spaarders zullen vrij blijven in de keuze van belegging van hun spaargeld.

Het erfrecht zal op de vrije overdracht der goederen enkel de beletselen aanbrengen die nodig zijn om te beletten dat er weer een erfelijke financiële oligarchie ontstaat.

Het beheer van de buitenlandse kapitalen, in België geplaatst, en van de Belgische kapitalen, in het buitenland geplaatst, zal worden onderworpen aan dezelfde beginselen: vrije circulatie, enkel beperkt door de behoeften van de nationale welvaart en van de verdediging van het nationaal patrimonium tegen alle pogingen tot sabotage, uitgaande van aan het regime vijandige elementen.

Deze privé-economie zal niettemin een geleide economie zijn, omdat ze, evenals de genationaliseerde sector, wordt bepaald door de algemene richtlijnen van hoofdstuk IV.

V. DE ECONOMISCHE RAAD

De wetgevende macht zal een Economische Raad oprichten die, als raadgevend lichaam, zal worden toegevoegd aan de financiële Commissariaten van Industrie en Vervoer, met recht op initiatief voor alle voorstellen die zullen worden voorgelegd aan deze commissariaten of aan het Parlement, en met recht op controle over de activiteit van de commissariaten en van de lichamen die hieraan onderworpen zijn.

VI. ALGEMENE DOELSTELLINGEN VAN HET PLAN

Om de heropleving van het zakenleven te bevorderen en om de voorwaarden te scheppen voor een opmars naar een verhoogde economische welvaart dankzij de vergroting van de binnenlandse markt, zullen de Staat en de economische bestuurslichamen alle nodige maatregelen treffen om zoveel mogelijk de nationale conjunctuur te beïnvloeden.

Met dit doel zullen worden toegepast:

1° een spaarpolitiek gericht op de veiligheid van belegging en het uitschakelen van speculatieve maneuvers op de geldmarkt;

2° een kredietpolitiek die in het bijzonder de takken van economie zal bevorderen die ontwikkeld dienen te worden voor het welslagen van het Plan;

3° een prijzenpolitiek die erop zal zijn gericht monopolistische afpersingen en speculatieve maneuvers met koopwaren te onderdrukken, en die de stabilisatie zal beogen van de winsten in de landbouw, de industrie en de handel;

4° een arbeidspolitiek die moet leiden tot verkorting van de werktijden en tot normalisering van de lonen door middel van een wettige arbeidsregeling: door arbeidscontracten van de vakbonden, paritaire commissies, collectieve overeenkomsten, minimumloon;

5° een monetaire politiek die de voordelen blijft beschermen die België geniet vanwege de omvang van zijn goudreserves en vanwege de stabiliteit van zijn wisselkoers, maar die tegelijkertijd de mogelijkheid biedt de koopkracht van de verschillende categorieën van opbrengst van de arbeid te verhogen;

6° een handelspolitiek die, in plaats van te streven naar autarchie, juist de ontwikkeling van de buitenlandse handel bevordert, doordat het globale belang van de verbruiker wordt beoogd bij gematigde kostprijzen, in plaats van het particuliere belang van bepaalde producenten bij hoge winsten. Maatregelen voor een dergelijke politiek zijn o.m. de volgende:

a) wederaanpassing van de handelsakkoorden aan de voorwaarden, geschapen door de economische reorganisatie van het land en door de nieuwe methoden van internationale concurrentie;

b) vermindering van de beschermende maatregelen tegen de protectionistische politiek van de andere landen tot het minimum nodig voor het behoud van voldoende koopkracht voor alle categorieën van inkomsten voortspruitend uit de arbeid;

c) erkenning van de USSR;

d) nauwe betrekking van Congo bij de nieuwe nationale economie;

7° een belastingpolitiek die voordeel trekt met de begrotingsoverschotten, ontstaan uit de heropleving van de economische activiteit, ten einde in het bijzonder de fiscale lasten te verlagen die het zwaarst en rechtstreeks op de productie en de handel drukken;

8° een sociale politiek die deze begrotingsoverschotten benut om een volledig systeem van sociale zekerheid in het leven roepen, gegrondvest op voldoende bijdragen van de betrokkenen en hun werkgevers, en die het gedeelte van het nationale inkomen zal verhogen dat rechtstreeks naar het verbruik gaat;

9° een politiek van huren, verpachtingen en hypotheekleningen, waardoor de algemene kosten van de industriële- en agrarische productie worden verlicht, wat ook zal gelden voor de niet-productieve lasten zoals die welke voortvloeien uit de overdreven grondbelastingen: deze zullen nu ten leste van de eigenaar komen.

De toepassing van het geheel van deze maatregelen zal gericht zijn op:

a) ruime tegemoetkoming aan de noden van de primaire levensbehoeften, met name op het gebied van de volksvoeding en van de sociale hygiëne;

b) verhoging van het comfort door het bouwen van nieuwe woningen binnen het kader van een urbanistische politiek;

c) perfectionering van de economische uitrusting, bijvoorbeeld elektrificeren van het spoorwegennet, bouw van een autowegennet;

d) bevordering van het onderwijs, o.m. door verlenging van de leerplichtige leeftijd door verbetering van vakopleiding en herscholing, en door het vormen van een elitekorps van ingenieurs, technici, artsen, maatschappelijke helpers, opvoeders, enz.;

e) uitwerking van een algemeen programma voor de vrijetijdsbesteding.

Het Bureau voor Sociale Studies zal de mogelijkheid bestuderen deze ideeën onder te brengen in een vijfjarenplan, dat een verhoging beoogt van de verbruikscapaciteit op de binnenlandse markt met ten minste 50 in drie jaar en 100 % aan het einde van het vijfde jaar.

VII. POLITIEKE HERVORMING

Ten einde de grondslagen van de democratie te versterken en de parlementaire instellingen in staat te stellen, de beoogde economische veranderingen te verwezenlijken, zal de hervorming van de Staat en van het parlementair stelsel moeten beantwoorden aan de volgende voorwaarden:

1° De wetgevende en uitvoerende machten zullen zonder meer bij algemeen stemrecht worden gekozen;

2° De uitoefening van de grondwettelijke vrijheden zal volledig gewaarborgd worden aan alle burgers;

3° De economische en politieke organisatie zal borg staan voor de onafhankelijkheid en het gezag van de Staat en van de openbare machten in het algemeen ten aanzien van de geldmachten;

4° De wetgevende macht zal worden uitgeoefend door één enkele Kamer, waarvan alle leden gekozen zullen worden door middel van algemeen stemrecht;

5° Deze Kamer, waarvan de werkmethodes zullen worden vereenvoudigd en aangepast aan de behoeften van de moderne maatschappelijke organisatie, zal in haar wetgevende taak worden bijgestaan door adviserende raden, waarvan de leden gedeeltelijk buiten het Parlement gekozen zullen worden, uit hoofde van hun erkende bekwaamheid;

6° Om de gevaren van het etatisme uit de weg te gaan, zal het Parlement aan de organisaties die belast zijn met de leiding van de economie, de uitvoerende volmachten verlenen die onontbeerlijk zijn voor een snelle uitvoering en de concentratie van de verantwoordelijkheden.

Besluit van de Federatie Brussel betreffende het Plan-De Man

1. — In het huidige stadium van de ontwikkeling van de kapitalistische maatschappij (imperialisme, financieel kapitaal, trusts en monopolies) is het stelsel van de burgerlijke democratie en van het parlementair systeem, voortgesproten uit het economisch liberalisme, volkomen machteloos geworden de bestaande productieverhoudingen te blijven handhaven, nu de productiekrachten zich in zo een reusachtige mate hebben ontwikkeld. Deze laatste verstikken gewoon in het kader van het regime en vragen dwingend naar revolutionaire en socialistische oplossingen.

De socialisatie van de productiemiddelen en de oprichting van een geplanifieerde socialistische economie zijn hoogst noodzakelijk geworden, Buiten deze oplossingen is er maar het vooruitzicht van oorlog en barbarendom.

2. — Het reformisme, een politieke stroming ontstaan uit de wil van de uitgebuite massa’s om hun economische situatie binnen het raam van het bestaande stelsel te verbeteren, is een product van het tijdperk van het opgaand kapitalisme. Dat product is gegroeid en heeft zijn volle ontplooiing gekend met de kapitalistische ontwikkeling en voorspoed. Meer en meer hebben de reformistische beweging en haar organisaties zich vast genesteld in het regime, tot op het punt waarop ze zich er mee gaan identificeren.

Van een vooruitstrevende beweging is het een beweging van behoud van het burgerlijk democratisch regime geworden. De vervalperiode van het kapitalisme, een periode van oorlogen ter herverdeling van de wereldmarkten, stelt het probleem van het verdwijnen van het reformisme.

3. — Meer en meer zit de reformistische beweging klem tussen de drukking van de maatschappelijke krachten die de tegenstellingen van het regime trachten op te lossen met revolutionaire oplossingen (de vestiging van de dictatuur van de arbeidersklasse en socialisatie van de productie-, en ruilmiddelen) en die andere krachten die erop aansturen deze tegenstellingen te verstikken door middel van een fascistische dictatuur.

We gaan ofwel naar de instelling van de dictatuur van de arbeidersklasse ofwel naar die van de fascistische dictatuur. In beide gevallen wordt het burgerlijk democratisch regime en het parlementair stelsel vernietigd en gaat dit automatisch met de verdwijning van het reformisme en de sociaaldemocratische organisaties gepaard, die in dit regime totaal vast geankerd zitten.

4. — De instelling van de dictatuur van de arbeidersklasse in Rusland in 1917, de nederlaag van de Duitse arbeidersklasse in 1933, na de instelling reeds van de fascistische dictatuur in andere landen van Europa, de volledige uitschakeling van de sociaaldemocratische organisaties in die landen, dwingen het reformisme uit zelfbehoud zich tegelijkertijd te beschermen tegen de dictatuur van de arbeidersklasse en tegen de fascistische dictatuur.

Het grote sociaaldemocratische ordewoord is dus: noch fascistische dictatuur, noch bolsjewistische dictatuur.

5. — Elke beweging van directe actie van de arbeidersmassa’s, zelfs ontstaan op grond van beperkte onmiddellijke eisen, wordt al vooraf door het reformisme veroordeeld en bestreden, want zo een beweging brengt de massa’s nieuwe ervaringen bij en zo worden ze geschoold in hun strijd tegen het kapitalisme en zijn verdedigers.

Zelfs in de strijd tegen het fascisme, datzelfde fascisme dat er naar streeft de sociaaldemocratie als politieke beweging te vernietigen, weigert de sociaaldemocratie de massa’s op te roepen tot de directe en gewapende strijd, omdat eenmaal die is losgebroken zij zich kan ontwikkelen en een opstandig karakter kan gaan vertonen.

Ingeval er een werkelijke revolutionaire voorhoede bestaat of tot stand komt in de burgeroorlog, kan zo’n strijd uitlopen op de zegepraal van de arbeidersklasse en de instelling van haar dictatuur. In het tegenovergestelde geval kan alles uitlopen op de nederlaag van de arbeidersklasse en de instelling van de fascistische dictatuur. Nogmaals, in beide gevallen betekent dat het einde van de sociaaldemocratie.

6. — Indien de arbeidersklasse lessen trekt uit haar sociale strijd, is het niet minder waar dat ook de bourgeoisie en de sociaaldemocratie er hun lessen uit trekken.

De nederlaag van het Duitse proletariaat wekt op dit ogenblik diepe weerklank binnen de tegenover elkaar staande maatschappelijke bewegingen waarover we het hier hebben.

7. — De fascistische bedreiging wordt steeds sterker en brengt de reformisten op het idee oplossingen te gaan zoeken van economische en politieke aard binnen het raam van het burgerlijk democratisch regime en het parlementair stelsel.

De oude strijdmethoden voor de hervormingen zijn voorbijgestreefd wegens de productievermindering die voortvloeit uit de toenemende kloof tussen de productiemogelijkheden en de koopkracht van de massa’s. Het verval van het kapitalisme en de huidige cyclische crisis laten het reformisme niet eens meer de mogelijkheid om met haar oude politieke methoden de economische en politieke verworvenheden te behouden, welke de arbeiders in de wacht hadden gesleept ten koste van tientallen jaren gevechten.

In onze brochure “De politieke toestand na de Volmachten” hebben we deze toestand als volgt geformuleerd: “Tot hiertoe werd de klassenstrijd gevoerd in functie van de verdediging van de klassebelangen binnen het raam van het bestaande regime”. Dat is wat De Man de strijd noemt voor de verdelingshervormingen.

8. — De meest karakteristieke manifestaties van de wereld sociaaldemocratie worden tegenwoordig bepaald door de zorg zich te redden van de fascistische dreiging door middel van een “vernieuwde” reformistische politiek.

In Frankrijk schrijven de neosocialisten openlijk een politiek voor die één van de belangrijkste oorzaken was van de opkomst en de machtsname van het fascisme in verschillende landen.

In België put het Plan-De Man enkele elementen uit het fascistische arsenaal en ze verbindt het met enkele zorgvuldig misvormde doelstellingen van het socialistisch programma. Op die manier probeert het zijn doel te bereiken. Het beoogt enerzijds de arbeidersmassa’s af te leiden van hun historische taak en anderzijds lagen van de middenstand tot zich te trekken om de aantrekkingskracht van het fascisme op deze lagen tegen te houden.

9. — Op economisch gebied heeft het Plan-De Man als belangrijkste maatstaf de strijd tegen het geldkapitaal, de trusts en de monopolies, die door hun (buitensporigheden) het gehele regime bedreigen. Dit noemen ‘onze’ fascisten en fasciserende en ook de rechtsen van de BWP de strijd tegen het hyperkapitalisme.

Volgens het Plan zijn de diepe oorzaken van de kapitalistische crisis niet de grondvesten zelf waarop het regime is gebouwd, maar de onafwendbare gevolgen die voortkomen uit deze grondslagen, nl. het geldkapitaal, de trusts en de monopolies.

In deze poging om het hyperkapitalisme uit te schakelen inspireert het Plan-De Man zich rechtstreeks op de fascistische programma’s.

We kunnen het niet genoeg beklemtonen: zowel het fascisme als het Plan-De Man hebben als essentiële criterium de strijd tegen het hyperkapitalisme dat door zijn “excessen” het hele regime bedreigt. Zowel het fascisme als het Plan-De Man willen kost wat kost verijdelen dat de tegenstellingen van het regime zich oplossen in een nieuwe synthese (de socialisatie van de productie- en ruilmiddelen).

Het Plan is (dus dwars door) contrarevolutionair en houdt niets vooruitstrevends in, in de zin van de arbeidersstrijd.

10. — Het Plan De Man stelt de nationalisatie in het vooruitzicht door middel van opkopen van de belangrijkste financieel en economische takken van het land, de oprichting van economische lichamen wier taak erin zou bestaan alles in een algemeen plan te coördineren ter verruiming van de binnenlandse markt en ter vergroting van “de taart” die op dit ogenblik al maar kleiner aan het worden is, om er zodoende aan alle klassen een groter stuk van te kunnen geven.

Het voorziet de oprichting van twee sectoren: een genationaliseerde en een privésector. Dit stelt de vulgarisatoren van het Plan in staat de gedachte te propageren dat het Plan een (socialistische) sector voorziet naast een privésector, en dat alles te vergelijken is met niets minder dan de NEP in de Sovjet-Unie.

Het Plan zal instaan voor volledige bescherming van de privé-eigendom in die privésector. In dit gedeelte komt het het duidelijkst tot uiting dat het Plan geïnspireerd werd door de fascistische ideologie: door het kleine-, middel-, en het grote kapitaal te beschermen tegen de arbeidersklasse, door uitschakeling van het financiekapitaal.

Ofschoon de opstellers beweren dat het Plan geen verwerping van het internationalisme inhoudt (trouwens wie zou nog aan een internationalisme van de reformisten geloven...) is ook in dat gedeelte het Plan duidelijk geïnspireerd door de fascistische ideologie van economisch nationalisme en autarchie. Het berust op de zinloze stelling dat de economische crisis binnen het raam van één enkel land opgelost kan worden.

11. — Ofschoon het Plan economisch geïnspireerd is door de fascistische ideologie: de strijd tegen het hyperkapitalisme, voorziet het voor zijn verwezenlijking niettemin in de aanwending van de oude democratische methodes.

Het stelt de hervorming van de Staat voor, de oprichting van een Eenheidskamer ontstaan uit het algemeen kiesrecht, en bijgestaan door een tweede Kamer of (raadgevende Raad) waarvan de leden gedeeltelijk zouden worden gekozen, uit hoofde van hun erkende bekwaamheid, buiten het Parlement.

Deze laatste reformistische uitvinding verschilt niet veel van de corporatistische Kamers van de fascistische regimes.

12. — Volgens het Plan moet elke politiek van regeringscollaboratie afgewezen worden maar daar komt een heel wat effectievere collaboratie voor in de plaats.

Door een beroep op de sociale bourgeois-, en kleine bourgeois lagen te doen, en door zich voor te stellen als de beste verdediger van hun klassebelangen zal de politiek die uit het Plan naar voren zal treden dienen om het terrein voor te bereiden voor het solidarisme van Van Severen, voor de gedwongen collaboratie zoals die voorzien wordt in het corporatistisch systeem.

Het Plan beoogt de afschaffing van de klassenstrijd en zal een wapen zijn in de handen van de reformistische bureaucratie, wapen dat haar meer dan voordien in staat zal stellen de massa’s te beletten te strijden om hun levenspeil te beschermen.

De reformisten beletten, in naam van het algemeen belang, de arbeidersmassa’s te strijden voor hun eisen; momenteel zal het weer in naam van het algemeen belang zijn dat het Plan — om de kleine burgerij en de burgerij zonder meer naar zich toe te trekken — de massa’s zal verbieden te strijden voor eisen binnen het raam van de “privésector”.

Deze nieuwe vorm van collaboratie is heel wat erger dan de regeringscollaboratie.

13. — Het Plan-De Man is slechts een amalgaam van economische opvattingen, die uit de programma’s van “geleide economie” werden gehaald waarop de fascisten zich beriepen voordat ze aan de macht kwamen, en gehaald ook uit de ervaringen van Roosevelt. En waarvan zij voornemens zijn dit alles met democratische methodes te verwezenlijken ... Zo’n “geleide economie” kan niet verwezenlijkt worden en zal zich ook nooit verwezenlijken. Nooit zal de bourgeoisie de sociaaldemocratie toelaten vreedzaam aan de macht te komen om dat Plan te verwezenlijken.

Indien de bourgeoisie, om haar regime te redden, haar toevlucht moet nemen tot de verstaatsing van zekere economische takken, zoals zich dat heeft voorgedaan in andere landen, en een “geleide economie” wil oprichten zonder de grondslagen van het privé-bezit te raken, dan zal ze dat wel zelf doen, ofwel langs democratische weg ofwel in de vorm van de fascistische dictatuur.

14. — Het fascisme heeft in de landen waar het aan de macht is gekomen de klein burgerlijke en burgerlijke massa’s naar zich toe weten te halen door de strijd aan te binden tegen de economische, politieke en raciale factoren welke door deze massa’s worden beschouwd als de oorzaken van de crisis van het kapitalisme en van al zijn kwalen: het hyperkapitalisme, de politieke partijen, het parlementair stelsel, het marxisme en het Joodse ras.

De BWP incarneert in de ogen van deze massa’s precies een der oorzaken van zijn kwalen. Geen sprake van dat deze partij deze bevolkingslagen ooit zal winnen. Al wat de BWP door haar strijd tegen het hyperkapitalisme zal kunnen bereiken en door haar strijd voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het Plan, is deze massa’s voor te bereiden tot het ondergaan van de ideologie van Crockaert en van het fascisme. De afkeer van de BWP voor alle arbeidersstrijd binnen de privésector, tezamen met de strijd tegen het hyperkapitalisme zal de groei van de fascistische krachten vergemakkelijken.

15. — Door in het Plan een min of meer “socialistische” terminologie binnen te loodsen (nationalisatie, die door de vulgarisatoren van rechts en van links zal worden geïnterpreteerd als socialisatie, de vorming van een genationaliseerde sector die bombastisch socialistische sector wordt genoemd), door verder een disciplinaire drukking uit te oefenen op de militanten van “L’Action Socialiste”, streven de BWP-bonzen ernaar de eenheid in de partij te herstellen door de grenzen tussen de tendensen te doen vervagen en verdwijnen, dat alles om de functie van het reformisme te vervullen: strijd tegen de inwendige-, en uitwendige tegenstanders van het burgerlijk democratisch regime.

De zwaksten van de linksen die bij de geringste disciplinaire maatregelen gebogen zouden hebben, hebben het Plan-De Man aangegrepen als een redplank om in allerijl terug te keren naar de schoot van de BWP. De belangrijkste militanten van “L’Action Socialiste” en in het bijzonder Spaak, laten zich bedriegen wat de politieke betekenis van het Plan betreft en deinzen totnogtoe terug voor de noodzaak zich uit te spreken over de middelen ter verwezenlijking ervan.

Middelen die in de geest van de reformisten de burgerlijke wettelijkheid niet mogen te buiten gaan. Reeds in september begon Spaak al heel voorzichtig het Plan te verdedigen, niet alleen in zijn economische — maar ook in zijn politieke gedeelte: oprichting van een Eenheidskamer uit het algemeen kiesrecht, bijgestaan door een andere Kamer, een corporatieve.

Het is pas op de vooravond van het Kerstcongres van de BWP dat hij in “L’Action Socialiste” zijn eerste voorbehoud liet horen over de middelen ter verwezenlijking van het Plan. Indien Spaak zich verplicht voelt blijk te geven van voorbehoud, dan is dat omdat zekere militanten ernstige bezwaren hebben op dat gebied.

Naast Spaak is een linkerzijde in wording die door haar ongerustheid en haar argumentatie stilaan meer en meer naar een verwerping van het Plan evolueert, niet alleen om de voorgeschreven middelen maar eveneens om de doeleinden.

De hoop van de reformistische bureaucratie opnieuw de eenheid te smeden met dit Plan zal niet uitkomen. In de BWP treedt een nieuwe scheiding van tendensen op en vooral binnen haar linkerzijde. De ideologische strijd die zich rond het Plan en zelfs binnen de linkerzijde afspeelt, zal de ernstigste en strijdvaardigste elementen dichter bij de marxistische standpunten brengen.

16. — De Communistische Oppositie heeft tot plicht op straffe van tekortschieting in haar voorhoederol, een stevige en verbeten kritiek te ontwikkelen op het Plan-De Man, op grond van de onderhavige resolutie.

Ze dient de verborgen doeleinden van het Plan te ontmaskeren en “L’Action Socialiste” te helpen bij het doordrijven van de tendensscheiding die zich thans afspeelt binnen de linkerzijde en dat moet ze publiek, in haar orgaan doen.

17. — Het standpunt van het Federaal Comité van Charleroi is heel goed gedefinieerd in de waarschuwing aan de linkse stromingen die het zopas heeft doen verschijnen in “Voix Communiste”

“... Maar we zeiden ook dat de enige manier om de chefs van de BWP te ontmaskeren was, eens te meer hun laffe tweeslachtigheid aan te tonen door hun woorden op de letter te nemen, door ze te dwingen tot uitvoering van datgene waarvan ze hun mond vol hebben. ...En juist in dit verband willen we onze waarschuwing richten tot allen die zich eerlijk beroepen op de zaak van de arbeidersbeweging: staat op uw stuk, wees onverzoenlijk. Uw akkoord met het Plan van de Arbeid mag door geen andere beweegredenen zijn ingegeven dan de leiders van de BWP eens en voor altijd in de hoek te drijven, waar ze zich wel zullen ontmaskeren. Daarom moeten jullie je wil duidelijk maken om met alle middelen het Plan onmiddellijk toe te passen, een Plan dat de overname van de macht door de socialistische leiders veronderstelt. Elke andere houding zou bij een gedeelte van de werkers ontmoediging zaaien, die nochtans zo snel mogelijk onder de vlag van het ware marxisme gebracht moeten worden”.

Dit standpunt is grondig verkeerd, omdat het berust op de opvatting dat het Plan “niets inhoud” en “een vlechtwerk van contradicties” is, maar dat het toch positieve bestanddelen bevat voor de revolutionaire strijd. Welnu, zoals we het zojuist hebben aangetoond, dan kan de hele zaak indien de actie voor de verwezenlijking van het Plan gevoerd wordt volgens de plannen van de reformisten, alleen maar de baan vrijmaken voor het fascisme.

Op dat punt is het standpunt van de kameraden van het Federaal Commité van Charleroi het gevaarlijkst, want het kan onze organisatie in diskrediet brengen. Om hun opvatting over het Plan te verdedigen en ook de houding die we moeten aannemen tegenover de linkerzijde, (die tot hiertoe zich in blok akkoord heeft verklaard met het Plan) roept het CF onze tactiek in herinnering die er in bestond de sociaaldemocratie naar de macht te stuwen, een tactiek die aangenomen werd door vrijwel het totaal van alle leden.

We willen er aan herinneren dat het ordewoord “voor een sociaaldemocratische regering” tot doel had van de reformisten de verwezenlijking te eisen van overgangsordewoorden met klasseinhoud zoals: de bewapening van het proletariaat om het democratische sterke staatsgezag te steunen, de socialisatie van de belangrijkste productiemiddelen, de ontbinding van fascistische partijen en groepen, de verruiming en verbetering der sociale wetten voor de uitvoering waarvan de fondsen moesten worden gehaald bij de bezittende klassen, enz. enz., allemaal ordewoorden die de sociaaldemocratie niet kan verwezenlijken, wat zou uitlopen op een ontmaskering, waarbij dan zou komen dat de arbeidersklasse een flinke stap naar voren zou hebben gedaan naar de verwezenlijking van haar historische zending.

Deze zelfde tactiek toepassen in verband met het Plan, zou neerkomen op een strijd om de sociaaldemocraten aan de macht te brengen... die een geleide economie van fascistische inspiratie zouden instellen.

Is het voor een voorhoedebeweging mogelijk een sociaaldemocratische regering te eisen om de banken en de industrieën te nationaliseren door opkopen?

Is het mogelijk de reformisten te helpen de macht te nemen om zo goed mogelijk de belangen van het grootste gedeelte van de burgerij en van de hele middenstand te behartigen, met uitsluiting van de belangen van de dikste kapitalisten?

Is het mogelijk de reformisten tot de machtsname aan te zetten om er zich te ontpoppen als de hardnekkigste verdedigers van het privébezit, het sparen en het erfrecht en als degenen die hun uiterste best zullen doen om de strijd tussen uitgebuitenen en uitbuiters in de “privésector” te verijdelen, als degenen die de uitbuitende sociale klassen niet zullen ontstemmen, om hun steun te winnen voor de verwezenlijking van het Plan?

Is het mogelijk van hen te eisen dat ze effectief een plan toepassen dat wezenlijk doordrongen is van fascistische ideologie en dat moet dienen om het regime van burgerlijke democratie te redden door middel van structuurhervormingen?

Is het mogelijk ze te helpen bij hun operatie van éénheidsherstel in de BWP, dat in laatste analyse moet dienen om de massa’s mee te slepen in een nieuwe slachting op wereldschaal?

Dat doen — en dat is wat “La Voix Communiste” doet — komt erop neer onbewust de reformisten te helpen het terrein voor het fascisme vrij te maken. Het getuigt van een volslagen onbegrip ten aanzien van de ware bedoelingen van het Plan.

18. — “L’Action Socialiste” zegt “Het Plan op zichzelf is niets, de actie is alles”. Doorheen de actie die zal worden ondernomen voor de verwezenlijking van het Plan, hoopt zij deze beweging te kunnen afstemmen op socialistische doeleinden.

Ze hoopt gebruik te kunnen maken van de campagne welke de BWP van zins is te ontketenen na de aanvaarding van het Plan op het Kerstcongres. En onze kameraden uit Charleroi ondersteunen integraal dit standpunt van de socialistische linkerzijde.

Ook zij hopen dat de campagne van de BWP voor de verwezenlijking van het Plan werkelijk voor klassedoeleinden gebruikt zal kunnen worden. Indien dat dynamisme voor de verdediging en de verwezenlijking van het Plan in gang gezet wordt en zich uitbreidt, dan zal het resultaat zijn, zoals we het hebben aangetoond, dat het terrein wordt geëffend voor het fascisme.

Om integendeel deze campagne te oriënteren naar klasseoplossingen, bestaat de juiste tactiek erin het Plan op zichzelf hardnekkig te hekelen, de vinger te leggen op zijn gevaren. Alleen zo gaat men in de zin van de ware oplossingen, die welke worden voorgesteld door onze organisatie.

19. — Onze positie moet erin bestaan energiek het Plan te bestrijden en allen te bestrijden die het steunen, met inbegrip van “L’Action Socialiste”. We moeten uitleggen wat het omvat, er de doeleinden van aan klagen, de door de reformisten voorgewende doeleinden maar ook de bedekte en verborgen doeleinden. We moeten duidelijk zeggen waar heel die drukdoenerij rondom het Plan zal op uitlopen.

Onze tactiek moet erin bestaan ons meester te maken van zijn bestanddelen die door het socialisme schijnen te zijn ingeblazen, er hun echte socialistische klasseinhoud aan te geven en de verwezenlijking te eisen niet van wat schijnt of lijkt, — maar van wat zijn moet.

Het Plan en de actie voor zijn verwezenlijking dienen te worden benut om het hele geval tegen de reformisten te keren en om de massa’s eerst en vooral voor te bereiden op de vervulling van haar historische zending.

Brusselse Federatie van de
Communistische Linkse Oppositie
24-12-1933

Het artikel wat nu volgt, werd geschreven door de makker die zich onthield wat betreft het besluit van de Brusselse Federatie. Nadien ging hij naar Gilly en nam volledig stelling voor de opvattingen van de Federatie van Charleroi.

Over onze politieke houding en tactiek wat betreft het Plan-De Man van de BWP

Iedere toestand, een economische of een politieke, een nationale of een internationale, vereist van ons communisten dat we de werkers een heldere analyse en duidelijke vooruitzichten bieden.

Zo ook vereist elke “manifestatie” van het reformisme, vooral hier in België waar het de grote meerderheid der werkers beheerst, een duidelijke kritische analyse. Te meer daar in de gegeven omstandigheden onze kritiek weerklank moet hebben bij de elementen die in de schoot van de sociaaldemocratie naar revolutionaire standpunten evolueren.

Zo worden we vandaag geconfronteerd met het Plan-De Man en bestaat onze hoofdtaak erin er de juiste draagwijdte van uit te leggen door een ernstige analyse zoals de Federatie Brussel het in een resolutie heeft gedaan, waarover werd gestemd en die werd goedgekeurd. Zo plaatsen we waarachtige proletarische oplossingen tegenover reformistische manifestaties.

De tactische positie die onze organisatie moet innemen (in de pers, in de vakbondsorganisaties, in de meetings) betreffende het “Plan”, vloeit voort uit de objectieve toestand uit de huidige geestesgesteldheid der werkers en uitweerklank die het “Plan” heeft gevonden bij de massa’s.

* * *

De kameraden van Charleroi verwijten ons vandaag niet het standpunt in te nemen dat we innamen enkele maanden terug en dat bestond in een oproep op de sociaaldemocratie aan de macht te brengen opdat de arbeidersklasse een ervaring rijker zou worden, nl., het besef van de machteloosheid van het reformisme om de werkersbelangen te verdedigen.

Inderdaad, enkele maanden geleden was dat ons standpunt. Maar toen hebben we deze “formule” nooit gelanceerd omdat ze in alle omstandigheden juist zou zijn maar alleen omdat ze overeenstemde met de objectieve toestand op dat ogenblik.

De arbeidersklasse kreeg toen harde klappen te verduren van de Volmachtenregering. De geestesgesteldheid van de massa was duidelijk naar de strijd gericht. De reformisten durfden echter niet op te roepen tot de strijd, uit schrik te worden overrompeld. Ze beperkten zich daarom tot een louter woordelijke- en perscampagne, bedoeld om de vastberaden geestesgesteldheid van de arbeiders heet te blakeren.

Op dat ogenblik deed onze organisatie het maximum om de arbeiders in de strijd te lanceren, en gaf als doeleinde de economische en politieke strijd “Tegen de Volmachtenregering” (het sterke gezag van de bourgeoisie), “Voor een socialistische regering” (sterk gezag van de arbeidersklasse).

Hoewel ons ordewoord niet verwezenlijkt werd, beschouwen we het als juist, want het beantwoordde op dat ogenblik aan de verlangens van de werkers: een sterke macht van de arbeidersklasse tegen een sterke macht van de burgerij.

Vandaag bevinden we ons in een andere toestand. Ettelijke aanwijzingen (gebrek aan belangstelling van de werkers voor het “Plan”, ontvolking op de syndicale bijeenkomsten en de meetings, enz.) stellen ons in staat vast te stellen dat de arbeidersmassa’s geen blijk geven van een werkelijke strijdlust.

De toestand is duidelijk in het voordeel van de burgerij die, geholpen door het reformisme, erin geslaagd is de arbeidersklasse, zet na zet en op alle gebieden slagen toe te brengen.

Na de gebeurtenissen van juli 1932 brak een periode van reactie aan, onder meer belichaamd in de “Volmachtenregering” die een algemeen offensief inzette ten nadele van de werkers, de werklozen, de middenstand en die de economische toestand wist zeker te stellen.

Tegenover het offensief van de “Volmachtenregering” is het reformisme er in geslaagd, dankzij zijn laatste grote maneuvers, zoals de petitiecampagne en het referendum, de strijd van de arbeidersklasse te beletten en deze laatste naar de huidige passiviteit te drijven, dat alleen een nieuwe aanval van de bourgeoisie ernstig kan verstoren, op voorwaarde nochtans dat met samengebalde kracht, de sociaaldemocratische linkerzijde, de stalinisten en wij oppositionelen, er toe komen een einde te maken aan de ontbindende werking van het reformisme.

In de huidige periode van reactie, van passiviteit van de arbeidersklasse, is het verkeerd de werkers wijs te maken dat ze moeten vechten voor een sociaaldemocratische regering en alle licht te werpen op de “vooruitstrevende” bestanddelen van het “Plan”. Met zo een houding kweek je illusies bij je zelf en bij de arbeidersklasse.

Ons steunend op deze opvattingen en op grond van het feit dat de beslissende ervaring van een sociaaldemocratische regering niet zal plaats vinden, kunnen de onmiddellijke resultaten slechts zijn: radeloosheid aankweken bij de revolutionaire elementen die ons volgen en de arbeidersklasse aan de sociaaldemocratische illusies overleveren.

Het zou trouwens bij de sociaaldemocraten een dankbaar argument zijn te verwijzen naar ons huidig standpunt.

Om dezelfde redenen, door zijn instemming te betuigen met het “Plan”, dat nooit meer zal zijn dan een “plan”, zaait de sociaaldemocratische linkerzijde illusies bij de arbeiders wat de strijdmogelijkheden van de sociaaldemocratie betreft en brengt ze al het tot hiertoe gepresteerde werk in gevaar door zich aan te sluiten bij het “Plan” zonder duidelijk haar afkeuring te laten horen wat de voorgeschreven middelen betreft en door zodoende te buigen voor de discipline die de rechterzijde zal eisen en toepassen voor de “verwezenlijking” van het “Plan”.

* * *

Onze organisatie heeft voor het ogenblik maar één mogelijkheid een verhelderingsoperatie te voeren. Duidelijk dient de huidige toestand en de vooruitzichten van de arbeidersbeweging te worden uitgelegd. Het standpunt van het reformisme moet worden verklaard. Daarbij moeten de redenen en de doeleinden van het “Plan” aan de kaak worden gesteld en moet de klemtoon liggen op de enige huidige strijdmogelijkheden binnen korte termijn: de verdediging van de lonen, van de arbeidsvoorwaarden, van de werkloosheidsvergoedingen, van de syndicale organisaties in de strijd tegen de reactie.

Alleen deze stellingname zal het morgen mogelijk maken, op het ogenblik van het conflict tussen rechts en links, waarin de revolutionaire elementen van de BWP actief zullen zijn, of op het ogenblik van de heropflakkering van de arbeidersstrijd, onze organisatie te versterken.

G.F. Brussel.

PS. Hieronder de motivering van mijn onthouding op het punt van de resolutie van de Brusselse Federatie:

Ofschoon helemaal akkoord met de kritische ontleding en de politieke conclusie van deze resolutie, onthoud ik mij op punt 15. Ik vind immers dat het verkeerd is uit het uittreksel van “Voix Communiste” te gaan besluiten dat het standpunt van onze kameraden van Charleroi zou neerkomen op het aansporen van de sociaaldemocratische leiders naar de macht toe, omdat het ‘Plan’ “iets socialistisch” zou bevatten. In tegendeel, de enige positie van onze kameraden bestaat erin de sociaaldemocraten aan te porren naar de macht toe, niet om hun “Plan” toe te passen maar om voor de grote meerderheid van de werkers, die nog onder hun invloed is, ten minste hun onmacht aan te tonen om wat dan ook te veranderen aan het regime en zodoende bij te dragen tot de evolutie van de gezonde elementen in de BWP naar marxistisch politieke standpunten.

Dit standpunt, dat vertrekt van een valse beoordeling van de huidige toestand van de strijdmogelijkheden van de arbeidersklasse, dient voor alles te worden gehekeld om onze kameraden het verkeerde van hun positie te doen inzien.

G.F.

De mening van de Federatie Charleroi waarom het Plan-De Man?

De sociaaldemocratie heeft haar aard niet veranderd bij het opstellen van het Plan-De Man. In tegenstelling tot wat de arbeidersmassa’s, die nog onder de invloed van het reformisme staan, denken, wil de sociaaldemocratie van geen revolutie weten om het socialisme te vestigen.

Ze is van oordeel dat de leiding van de wereldeconomie door de werkers onmogelijk is, want ze houdt de werkers voor onbekwaam. Bijgevolg strekt haar actie ertoe, binnen het raam van het regime te pogen de bestaansvoorwaarden van de werkende massa’s te verbeteren. Hierbij houdt ze altijd voor de geest deze essentiële zorg, de mogelijkheden van het kapitalisme zelf niet te buiten te gaan.

Wanneer het kapitalisme in een opgaande periode was, deed men de werkers door deze reformistische theorie en praktijk geloven, dat dit de weg was naar een verwezenlijking van het socialisme.

Maar het kapitalisme heeft zijn natuurlijke ontwikkeling voortgezet en is nu wat het geworden is: een steeds kleiner aantal bankiers houden de belangrijkste productie en ruilmiddelen in handen. Tussen de rivaliserende kapitalisten komt daar een wrede economische oorlog uit voort, die noodzakelijk wordt door de inkrimping van de afzetmogelijkheden voor de vervaardigde producten.

En wat zich voordoet is net het tegenovergestelde van wat het reformisme had beloofd: in plaats van progressieve hervormingen is een periode aangebroken van brutale reactie op alle gebieden, want de kosten van deze meedogenloze economische oorlog vallen op de schouders van de werkers, in de vorm van ongehoorde verminderingen van de lonen, van verslechtering van de arbeidsvoorwaarden en van de werkloosheid. Deze algemene verarming van de werkers ontneemt aan, de kleine burgerij een belangrijk deel van haar inkomsten en die bovendien geweldig uitgebuit wordt door de Staat: haar spaarcenten worden verzwolgen in financiële krachs.

Het hyperkapitalisme spant zich wanhopig in om de moeilijkheden te boven te komen die veroorzaakt worden door de anarchie van zijn eigen regime. Het geeft er zich rekenschap van dat het zich wel tijdelijk uit de slag kan trekken, maar dan door nog zwaardere drukking te gaan uitoefenen op de werkende massa’s.

Daarom ligt in België, in navolging van andere landen, het fascisme als overheersingsysteem in zijn doeleinden en voornemens. Daarom maakt het gebruik van die fractie van de bourgeoisie die vooraf al akkoord gaat met de noodzakelijkheid, zijn toevlucht te nemen tot de uiterste middelen om het huidige regime te redden. Deze fractie voert een handige antikapitalistische demagogie, maakt behendig gebruik van de diepe ontevredenheid van de middenstand tegen de huidige democratische bourgeoisstaat, en komt op voor de noodzakelijkheid van de hervorming van deze staat.

Hierdoor wil het strijdformaties in het leven roepen, die in een later ontwikkelingsstadium van de politieke crisis ingezet zouden kunnen worden tegen de werkers en hun organisaties, die door de inspirators van de fascistische beweging voorgesteld worden als de hinderpaal die uit de weg moet worden geruimd voor de verwezenlijking van hun program.

* * *

Vast geankerd in het kapitalistisch stelsel door haar ideologie en haar praktijk, voelt de sociaaldemocratie goed aan dat het kapitalisme een baan volgt, die leiden moet tot de uitschakeling van de sociaaldemocratie ten voordele van het fascisme. Ze geeft er zich ook rekenschap van dat haar traditionele reformistische politiek niet langer volstaat voor de ontevreden werkers en ook geen aantrekkingskracht uitoefent op de middenstand.

Het Plan-De Man heeft dus tot doel de ontwikkeling van de kleinburgerlijke massa’s naar het fascisme tegen te houden, de werkers te beletten hun toevlucht te nemen tot de revolutionaire strijd tegen de bourgeoisstaat. Het Plan-De Man heeft vooral tot doel het vooruitschrijden van het kapitalisme naar de verergering van de klassetegenstellingen tegen te houden.

Kortom, met haar Plan en haar kandidatuur voor de macht stelt de sociaaldemocratie meteen haar kandidatuur voor het beheer van een hervormde kapitalistische staat. De politieke en economische hervorming zou op zijn hoogst neerkomen op een verzachting van de excessen van het kapitalisme, zonder dat daar bij zou worden geraakt aan zijn grondslagen zelf. Dit zou de sociaaldemocratie in staat stellen verder haar rol te spelen die er in bestaat de arbeidersklasse aan het kapitalisme te binden door een nog effectiever klassesamenwerking dan in het verleden.

Ons politiek standpunt

Wij beseffen heel goed dat, met dat Plan, de sociaaldemocratie niet veranderd is en dat ze niet vechten wil voor de verwezenlijking van het socialisme. Integendeel, haar laatste pogingen bestaan erin de werkers af te wenden van het denkbeeld van de noodzakelijkheid van de machtsgreep door de revolutionaire strijd. Maar om ons politiek standpunt vast te stellen, zijn we gedwongen rekening te houden met dit nieuwe feit, nl. dat de socialistische leiders de macht vragen en daarbij beloven de verworven rechten van de arbeidersklasse te behouden en te ontwikkelen en eveneens beloven onmiddellijk de bestaansvoorwaarden van de werkers te verbeteren.

Welnu, dat alles wordt door de werkers geïnterpreteerd als een strijdwil tegen de bourgeoisie en de reactie. We moeten deze gelegenheid te baat nemen om de werkers op dat pad van strijd vooruit te stuwen: dus de socialistische leiders aan de macht. Het is voor ons ondenkbaar dat de juistheid van zulk een tactiek (en deze tactiek heeft tot nog toe al onze artikels over het Plan-De Man geïnspireerd), die naar ons oordeel het ABC van de bolsjewistische politiek is, binnen onze rangen in discussie zou worden gebracht en dan nog wel door kameraden die deze tactiek enkele maanden geleden nog als juist verdedigden, nl. toen we het ordewoord van een socialistische regering naar voren schoven.

Moesten we, zoals de Brusselse kameraden het voorschrijven, beginnen met het Plan-De Man van boven tot onder te bekritiseren, het aan de kaak te stellen als een contrarevolutionair plan, dat brokstukken fascistische ideologie omvat? Met dan als conclusie: “Werkers; strijd niet om de socialisten aan de macht te brengen want, indien de strijd voor de verwezenlijking van het Plan-De Man zich uitbreidt, zal ze tot resultaat hebben, het pad schoon te maken voor het fascisme”?

We denken dat een dergelijke politieke stellingname vals is, dat ze een sectaire doctrine weerspiegelt, dat haar enig resultaat zou zijn ons helemaal van de werkers af te snijden, dat ze ons zou beletten gebruik te maken van de positieve elementen voor de revolutionaire strijd, die voor handen zijn in die arbeidersstroming die zich meer en meer zal manifesteren in de richting van het naar de macht stuwen van de socialistische leiders.

Zonder iets af te zweren van ons program, noch van onze doeleinden moeten we met de socialistische werkers deelnemen aan elke actie die volgens hen gericht is tegen de burgerij. Het is de enige manier waarop we deze werkers zullen kunnen overhalen tot de juistheid van onze revolutionaire-, en strijdopvattingen. Het is de enige weg waarlangs onze beweging vooruit kan gaan.

Bij wijze van conclusie over het meningsverschil dat tussen ons heerst kunnen we niet beter doen dan de kameraden te verwijzen naar de politieke betekenis van het voorwoord van onze kameraad Trotski voor onze brochure en hen te verzoeken er zich in te verdiepen en het te assimileren.

Mogen alle kameraden tot nadenken worden gestemd door dat beeld van “de kleine communistische locomotief, die met luid gefluit tegen de trein van het proletariaat dreigt aan te rijden, die de voorwaartse beweging ervan remt en er soms tegenaan vliegt en zodoende stuk springt.”


Ter verduidelijking van de resolutie van de Federatie Brussel

1. Naarmate de gedachtewisseling vooruitgaat, ontdekken we steeds duidelijker de juiste grondslag van onze meningsverschillen. Enerzijds menen de kameraden van Charleroi, dat het Plan-De Man eigenlijk niks om het lijf heeft, dat het een weefsel is van tegenstrijdigheden, waarin zelfs hier en daar “positieve” elementen schuilen. Kortom, ze vinden het Plan “onschadelijk”.

Anderzijds zijn de Brusselse kameraden van oordeel dat het Plan fascistische opvattingen weerspiegelt en vooral juist daarom vinden ze dat het onverdedigbaar is van onze kant, noch in zijn geheel noch in zijn gedeelte.

Parallel daarmee vinden de Brusselse kameraden het voor ons onmogelijk de werkers op te roepen om de sociaaldemocraten naar de macht te stuwen om het Plan te verwezenlijken.

Vooreerst dienen we iets vast te stellen dat van enig belang is: we zijn er te weinig om bekommerd geweest de werkelijke inhoud van het Plan, de doeleinden ervan te onderzoeken. Zo’n onderzoek zou er ons toe hebben geleid te constateren dat we tegenover dat Plan onze gewone tactiek niet konden toepassen, die erin bestaat elk ordewoord en elke klasseactie te ondersteunen, welke de sociaaldemocratische demagogisch naar voren schuift om haar werkelijke rol te verhullen als steunpijler van de burgerij en om de arbeidersmassa’s om zich heen te bewaren.

Indien we op het ogenblik zelf dat het Plan verscheen, begonnen waren met het ernstig te bestuderen, zouden we waarschijnlijk nooit een zo verkeerd standpunt hebben aangenomen als dat wat nu tot uiting komt in de “Voix”.

We zouden er ons rekenschap van hebben gegeven dat de zogenaamde strijd tegen het hyperkapitalisme, zoals het in het Plan verdedigd wordt, enkel koren op de molen van het fascisme brengt.

2. Is er wel enige tegenspraak tussen de inhoud van onze brochure met haar voorwoord van de hand van kameraad Trotski (die tot hoofddoel hadden de vulgarisatie en de verdediging van de democratische ordewoorden en van het ordewoord van “een socialistische regering”) en anderzijds de stellingname die blijkt uit de resolutie van de Federatie Brussel?

De kameraden van Charleroi beweren van wel en citeren de volgende tekst uit Trotski’s voorwoord: “Wij bolsjewieken zouden het recht bewaren aan de arbeiders de ontoereikendheid uit te leggen van de democratische ordewoorden; wij zouden geen politieke verantwoordelijkheid voor de sociaaldemocratische regering op ons mogen nemen; maar wij zouden jullie eerlijk helpen in de strijd voor zo’n regering; tezamen met jullie zouden we alle aanvallen van de bourgeoisreactie afslaan ... zolang de meerderheid van de arbeiders niet bewust aan de kant zou staan van de revolutionaire dictatuur”.

Indien het Plan-De Man effectief overgangsordewoorden met klasseinhoud bevatte, spreekt het vanzelf dat de door kameraad Trotski voorgeschreven tactiek toegepast zou moeten worden tegenover het Plan. Natuurlijk, als men vertrekt van de opvatting dat het Plan geen “gevaar” inhoudt voor de arbeidersklasse, dan is er maar één stap nodig om deze tactiek toe te passen. Maar zelfs zo bekeken zou “Voix Communiste” haar plicht niet hebben vervuld.

Kameraad Trotski zegt dat we “gaandeweg aan de arbeiders de ontoereikendheid zouden hebben uitgelegd van de democratische ordewoorden en dat we niet de politieke verantwoordelijkheden voor onze rekening zouden mogen nemen”.

Welnu, heeft de “Voix” het Plan bekritiseerd? Neen. Ze heeft zich beperkt tot het ontwikkelen van deze kerngedachte dat de verwezenlijking van het Plan niet mogelijk is met de democratische methodes, maar wel met de revolutionaire strijd. In haar eerste artikel over het Plan-De Man is ze zelfs zo ver gegaan te veronderstellen dat er “fraaie dingen” in het Plan zitten. We citeren “Inderdaad, dit Plan stelt tot doel voor de activiteit van de BWP de verwezenlijking van een economische omvorming, gegrondvest op de nationalisatie van het krediet, belangrijkste middel van een economie die gericht is op de ontwikkeling van de koopkracht van de massa’s van de bevolking, met het oog op het verzekeren voor iedereen van een nuttig en geld opbrengend werk en met het oog op de verhoging van de algemene welvaart.

Laten we toegeven dat dit fraaie dingen zijn en laten we ook onmiddellijk toegeven, dat ze volmaakt verwezenlijkbaar zijn”. (Zie het artikel “Le Plan quinquennal du parti socialiste”, in nr. 48 van “Voix Communiste”.)

Zo werd helemaal niet de vinger gelegd op de tekortkomingen van het Plan zelf. Zo werden de werkers in de onwetendheid gelaten van de antiproletarische doeleinden van het Plan.

Indien men echter vertrekt van deze basisopvatting dat het Plan op zichzelf, afgezien nog van de methoden waarmee men het wil verwezenlijken, een reusachtig gevaar betekent voor de arbeidersklasse, staat het vast dat het niet volstaat de vinger te leggen op de “onvolkomenheden” en dat dient te worden overgegaan tot een zo bijtend mogelijke kritiek op de doeleinden van het Plan, dat moet worden overgegaan tot het waarschuwen van de werkers en tot het op haar hoede stellen van de sociaaldemocratische linkerzijde.

In de grond welke besluiten zullen de arbeiders trekken uit het standpunt van onze kameraden van Charleroi? De sociaaldemocratie wil een Plan verwezenlijken via de stembus. De kameraden van Charleroi stellen de werkers voor het Plan te verwezenlijken met geweld, met offers ...

De sociaaldemocratie zit klem tussen de tegenovergestelde maatschappelijke krachten. Ze wil zich veiligstellen tegen de mogelijkheid dat één van die maatschappelijke krachten haar uitschakelt zoals ze trouwens de hele burgerlijke democratie zou uitschakelen. Daarom put ze in de fascistische programma’s economische elementen die het mogelijk maken maatschappelijke bevolkingslagen, die zich aangetrokken voelen door het fascisme, op te vangen.

De sociaaldemocratie stelt zich voor als kandidaat-verdedigster van die maatschappelijke krachten. Ze timmert een plan in elkaar, dat ze beweert te willen verwezenlijken langs de gewone wegen van de burgerlijke wettelijkheid. Zelfs indien ze daarin slaagde, hetgeen onmogelijk is, zou het enige resultaat van de verwezenlijking van haar plan zijn, het bestaan van het kapitalisme nog te rekken. Het enige offer dat de sociaaldemocratie vraagt, is dat van een stembrief. De tactiek die wordt voorgeschreven door de “Voix” komt er op neer de arbeidersklasse voor te stellen de sociaaldemocratie te steunen en te drijven naar het gebruik van oproermiddelen.

Wat zou een sociaaldemocratische arbeider antwoorden aan een oppositionele communist die hem zou gezegd hebben dat het Plan-De Man niets om het lijf heeft, dat het een weefsel van tegenstrijdigheden is en die hem tegelijkertijd zou vragen zijn hachje op te offeren om de sociaaldemocratie te stuwen naar de verwezenlijking ervan? Ongetwijfeld zou hij het recht hebben deze oppositionele communist te beschouwen als een misdadiger.

We weten wel dat de kameraden van Charleroi niet daartoe willen komen. Ze zijn van mening dat de massa, zodra ze in beweging komt, zélf het gevecht op zijn eigen klasseterrein zullen brengen. Maar dit is een reden te meer waarom het Plan, van bij het verschijnen reeds, had moeten aan de kaak gesteld worden als een plan dat alleen beantwoordt aan de noden van zelfbehoud van het reformisme, maar dat absoluut tegengesteld is aan de belangen van de arbeidersklasse; zo had men niet hoeven te wachten op het ogenblik waarop het proletariaat zelf zijn weg naar de strijd zou zoeken.

Om al die redenen had men moeten overgaan tot de kritiek en tot pogingen om de ogen te openen van de linkse sociaaldemocraten, die vandaag meer dan ooit in een bijzonder gevaarlijke verwarring liggen te ploeteren. Om al die redenen had men het Plan en zijn doeleinden moeten ontdoen van hun valse “socialistische” fraseologie, had men moeten de verdediging van de onmiddellijke belangen van de arbeidersklasse voor houden en hadden we moeten onze overgangsordewoorden met klasseinhoud bewaren, die ordewoorden die we steeds hebben voorgestaan in zake “socialistische regering”.

Wat zullen onze redenaars moeten antwoorden, op de meetings die we zullen beleggen, aan de tegensprekers die ons zullen vragen hoe we staan tegenover de verschillende doeleinden van het Plan? Wat zullen onze leden moeten doen in de vakbondsorganisaties, waar de bureaucraten de stemming zullen vragen over de doeleinden van het Plan? Zullen onze leden zich dan moeten beperken tot het herhalen van wat “Voix Communiste” zegt: “Het Plan kan enkel worden verwezenlijkt met revolutionaire middelen”?

3. Er wordt ons gezegd dat we ons zouden isoleren van de arbeiders, indien de “Voix” zich uitsprak tegen het Plan, dat ons orgaan lezers zou verliezen. We denken van niet. Vooreerst waren alle kameraden, aanwezig op het federaal Comité te Charleroi, het er éénparig over eens dat het Plan niet de minste weerklank vindt bij de werkers van de fabrieken en de mijnen.

Zal dat zo blijven? Dat hangt van vele factoren af. Zeker is, dat de tijd die we hebben gehad sinds het verschijnen van het plan, ruimschoots zou hebben volstaan opdat we onze lezers, die in ons vertrouwen hebben, zouden wapenen tegen de illusies en de gevaren van het Plan. Ook vandaag nog is het helemaal niet te laat om het te doen. We hebben nog al de tijd om onze leden, lezers en sympathisanten te wapenen vooraleer de campagne van reformistische demagogie wordt ontketend. Daarentegen, indien de foutieve wissel van de kameraden van Charleroi aan zijn vervaldag komt, dan zullen de gevolgen heel wat erger zijn.

Vooruitzichten

Slechts in uitzonderlijke omstandigheden staat de bourgeoisie de sociaaldemocraten toe vreedzaam aan de macht te komen, al was het maar om de lopende zaken van het kapitalisme af te handelen (zie de regering Mac Donald).

Maar zeker zal de bourgeoisie hen niet toelaten experimenten te begaan inzake nationalisatie van het krediet en van de belangrijkste economische takken ... Het probleem van de macht is een “zaak” die de bourgeoisie liever zelf op zich nemen. Behalve het kabinet Mac Donald kent de geschiedenis niet één “socialistische regering” die vreedzaam aan de macht is gekomen. Alle andere werden opgedrongen door de strijd van de arbeidersklasse en de burgerij heeft ze benut om die revolutionaire strijd in te dijken en te kanaliseren om hem af te leiden van zijn einddoel de sociale omvorming van het regime.

Zodra de burgerij de stuurknuppel van de staat niet meer in handen heeft, is ze gedwongen die tijdelijk af te staan aan de sociaaldemocraten, want voor alles vreest ze dat de regering onder de voet wordt gelopen door de arbeidersmassa’s waarop die regering steunt. De burgerij zal nooit haar macht zonder strijd prijs geven en zeker niet om de verstaatsing mogelijk te maken.

En daar de sociaaldemocratie de arbeiders niet mag oproepen tot het gebruik van geweld, is het helemaal uitgesloten dat de BWP de teugels van de macht in handen neemt om haar Plan te verwezenlijken. Op dat punt zijn we het allen eens. Het is evident ook, dat een begin van economische heropbloei van een zeker formaat de BWP de basis van haar agitatie zou ontnemen en dat het Plan zou opgegeven worden zoals al die andere plannen, die op de stoffige rekken van de documentatiedienst van de BWP liggen te sluimeren...

Wat is dus de meest waarschijnlijke veronderstelling? De BWP zal heel haar apparaat in werking brengen om de sympathie te winnen van die sectoren van industriëlen waarvan de bedrijven niet helemaal onderworpen zijn aan het financiekapitaal, alsook de sympathie van de middenstand en de boeren.

Met dat doel voor ogen zal de BWP gedwongen worden toegevingen te doen aan deze bevolkingslagen en zich meer dan tevoren te verzetten tegen de partiële strijd van de werkers tegen de bazen in de “privésector”, zoals voorzien in het Plan. De grootste inspanningen zullen in de richting van deze bevolkingslagen worden geleverd.

De propaganda, de agitatie en de demagogie van de BWP tegen het hyperkapitalisme zal de aspiraties van deze lagen opwekken. Anderzijds, ter wille van de verwezenlijking van het Plan langs grondwettelijke weg, zal de BWP in de rangen van de arbeiders en de werklozen een voorzichtige propaganda voeren, wars van alle directe actie voor partiële eisen (“gedaan met de verdelingshervormingen”...).

De BWP zal de massa’s afleiden van de revolutionaire strijd door te doen geloven dat het Plan een enorme meerderheid in het land voor zich kan winnen en dat het verwezenlijkt kan worden langs wettelijke weg. Zelfs in de veronderstelling dat de arbeidersmassa’s de pogingen van de BWP ernstig zouden nemen en zich zouden oriënteren naar de middelen van directe actie, zou de invloedsverruiming van de BWP het deze partij mogelijk maken de tactiek van het koude stortbad toe te passen, die in deze omstandigheden heel wat ergere gevolgen zou hebben.

Vandaag reeds, staan enkele katholieke bladen eveneens de strijd tegen het hyperkapitalisme voor en verklaren zich akkoord met de autoritaire Staat en loven het Plan-De Man, maar ze betreuren dat de BWP voor de verwezenlijking ervan op haar oude burgerlijk-democratische stelling blijft staan. In de veronderstelling dat de middenstand waartoe de BWP zich wendt, de strijd tegen het hyperkapitalisme ernstig nemen, dat ze zich in beweging zetten om effectief de reusachtige macht die het financiekapitaal in handen heeft af te nemen, dat ze werkelijk tot de actie willen overgaan, zal de middenstand er zich rekenschap van geven dat het niet met stembrieven en grondwettelijke middelen is dat het hyperkapitalisme omver zou kunnen worden gegooid en dan begint de aantrekkingskracht van de fascisten en fasciserende enorme proporties te krijgen, want ook zij bestrijden het hyperkapitalisme en vechten voor de solidariteit van alle klassen, maar tezelfdertijd propageren ze het denkbeeld van de autoritaire en totalitaire Staat.

De demagogie van de BWP zou dus helemaal niet de sociale basis van het fascisme immuniseren: integendeel, ze zou ze aanwakkeren en in beweging zetten.

Deze ontwikkeling houdt het gevaar in dat het fascisme, voor de verwezenlijking van zijn eigen doeleinden, precies de demagogie van de BWP zou gebruiken. We zouden net het tegenovergestelde beleven van wat we beoogden met onze tactiek, die erin bestond de werkers aan te sporen en te leiden naar de verdediging van hun onmiddellijke belangen, naar de verovering op overgangsordewoorden gericht op het doel, te strijden tegen de reactie en ze zelf de ervaring te laten opdoen van de zinledigheid van de reformistische methode.

Wat het fascisme betreft, het zal gebruik maken van de doeleinden van het Plan-De Man om tegenover zijn maatschappelijke basis (de middenstand) de zinledigheid aan te tonen van de democratische en wettelijke methoden voor de verwezenlijking van de eigen doeleinden en om deze bevolkingslagen te stuwen in de richting van hun strijd tegen het hyperkapitalisme door middel van contrarevolutionaire methoden.

Daar zit hem het cruciale punt van de stellingname van de kameraden van Charleroi. Gemeten naar politieke schaal, is de vergissing van de kameraden van Charleroi gelijkwaardig aan de vergissing van de stalinisten bij het plebisciet in Pruisen.

G.V.
2-1-’34

Al deze teksten verschenen in het Intern Bulletin nr. 12 (eind december 1933) van de “Section Belge de la Lique Communiste Internationaliste” (vroeger de “Opposition Communiste de Gauche”).

Brief van Trotski aan de Belgische afdeling van de Internationalistische Communisten bolsjewieken-leninisten betreffende het “Plan van de Arbeid” (9-1-1934)

Beste kameraden,

Het is wel niet nodig te zeggen, dat ik met de grootste aandacht de bladen, tijdschriften, resoluties, brieven, enz. welke jullie me hebben gestuurd, in de laatste dagen heb ingestudeerd. Dankzij de uitstekende selectie van het materiaal, heb ik de mogelijkheid gehad mij in een vrij korte tijdspanne op de hoogte te brengen van de kwestie in haar geheel en van de meningsverschillen die er omtrent zijn ontstaan in uw organisatie.

Jullie discussie gaat strikt genomen over principes en is wars van elke persoonlijke bitterheid en dat geeft het beste beeld van de algemene geestesgesteldheid van het moreel en politiek peil die in jullie organisatie heersen. Er blijft me over de vurige wens uit te spreken dat deze geest niet alleen bewaard blijve en zich versterke in de Belgische afdeling, maar dat hij doorslaggevend wordt in al onze afdelingen zonder uitzondering.

De beschouwingen die ik hier onder zal wijden aan de grond van het gecontroverseerde vraagstuk hebben niet de pretentie volledig en definitief te zijn. Ik ben verwijderd van het gevechtsterrein. Een zo belangrijke factor als de geestesgesteldheid van de massa’s kan onmogelijk uitsluitend op grond van kranten en documenten worden gevat: het is nodig de polsslag van de arbeidersvergaderingen te meten en dat is mij helaas onmogelijk.

Nochtans, voor zover het gaat om algemene principiële raadgevingen, zijn er misschien voordelen verbonden aan de toestand van een verwijderde waarnemer, want die heeft de mogelijkheid abstractie te maken van de details en zich te concentreren op het belangrijkste.

Laten we de kern van de zaak in ogenschouw nemen.

Voor alles (en naar mijn oordeel is het ‘t centrale punt) zie ik niet in, om welke reden we zouden gedwongen zijn het ordewoord “de Belgische Werklieden Partij moet de macht nemen” prijs te geven. Toen we voor de eerste keer dat ordewoord lanceerden, gaven wij ons allen duidelijk rekenschap van de aard van de Belgische sociaaldemocratie die niet wil en niet kan strijden, die er zich sinds tientallen jaren aan gewoon gemaakt heeft, de rol te spelen van bourgeoisrem op de locomotief van de arbeidersklasse, die vreest voor de macht buiten een coalitie, want de bourgeoispartner is haar noodzakelijk om de mogelijkheid te hebben de eisen van de arbeiders af te wimpelen.

Wij wisten dat alles reeds. Maar we wisten ook dat niet alleen het kapitalistisch stelsel in zijn geheel, maar ook de parlementaire staatsmachine in een stadium van hevige crisis zijn getreden, welke evenzeer de mogelijkheid van (betrekkelijk) snelle veranderingen van de geestesgesteldheid van de massa’s inhoudt als die van een snelle opeenvolging van parlementaire- en regeringscombinaties.

Indien men in overweging neemt dat de Belgische sociaaldemocratie samen met de reformistische vakbonden de arbeidersklasse beheerst, dat de Belgische afdeling van de Communistische Internationale volslagen niets betekent, dat de revolutionaire vleugel bijzonder zwak is, dan is het helemaal duidelijk dat de hele politieke toestand bij de arbeidersklasse de idee van de sociaaldemocratische regering moet doen ontstaan. Vooraf al oordeelden wij dat de totstandkoming van zo’n regering ongetwijfeld een stap naar voor zou zijn.

Natuurlijk niet in de zin dat de regering Vandervelde, De Man en co in staat zou zijn een vooruitstrevende rol te spelen wat betreft de vervanging van het kapitalisme door het socialisme, maar wel in de zin dat de ervaring van de sociaaldemocratische regering in de gegeven omstandigheden van progressief belang zou zijn voor de vooruitgang van het revolutionair bewustzijn van de arbeidersklasse. Het ordewoord van een sociaaldemocratische regering is zodoende afgewogen niet voor één of andere uitzonderlijke conjunctuur, maar voor een min of meer lange politieke periode.

Wij zouden slechts dit ordewoord mogen verzaken ingeval de sociaaldemocratie, vóór zij aan de macht komt, zou beginnen snel te verzwakken en daarbij haar invloed zou afstaan aan de revolutionaire partij. Maar jammer genoeg is zo’n vooruitzicht vandaag louter theoretisch. Noch de algemene politieke toestand, noch de krachtverhouding binnen de arbeidersklasse rechtvaardigen hoe dan ook de verzaking van het ordewoord: “De macht aan de sociaaldemocraten”

Wat er ook van zij, het is niet het Plan-De Man, pompeus genoemd “Het Plan van de Arbeid” (men zou het juister kunnen noemen: Plan van Bedrog van de Werkers), dat ons zou kunnen aansporen om het centrale politieke ordewoord van de huidige periode te verzaken. Het “Plan van de Arbeid” moet dienst doen als nieuw of vernieuwd instrument van het democratisch-burgerlijk conservatisme of zelfs amper van het semi-democratisch burgerlijk conservatisme. Maar de hele kern van de zaak is gelegen in het feit dat de buitengewone verergering van de toestand, de opdringerige nadering van gevaren die het bestaan zelf van de sociaaldemocratie bedreigen, deze laatste tegen haar zin in dwingen een wapen te grijpen dat naar twee kanten snijdt, hetgeen heel gewaagd is van het oogpunt uit van het democratisch conservatisme.

De dynamische ontwikkeling van het kapitalisme is voorgoed voorbij. Het evenwicht van het parlementair stelsel kraakt en breekt. En tenslotte (het is een schakel van dezelfde keten) gaat het behoudsgezind evenwicht van het reformisme, dat om het bourgeoisstelsel te redden, gedwongen is het publiek te verloochenen, aan het wankelen.

Zo’n toestand houdt grote revolutionaire mogelijkheden en tezelfdertijd gevaren in zich. We moeten het ordewoord “De macht aan de sociaaldemocratie” niet verzaken, maar integendeel aan dit ordewoord een zo strijdvaardig en vlijmscherp mogelijk karakter geven.

Het is wel nodeloos te zeggen binnen onze eigen kring dat er in de agitatie voor dat ordewoord geen zweem van een valse noot mag klinken, niet de minste verhulling, niet de minste verzachting van de contradicties, niet de minste diplomatie noch conventioneel vertrouwen. Laten we de linkse sociaaldemocraten in die zaak afkomen met boter en honig, in de stijl van Spaak. Zoals voorheen zullen wij voor de azijn en de peper zorgen.

In het materiaal dat mij werd opgestuurd vind ik de opinie, dat de arbeidersmassa’s het “Plan van de Arbeid” met een volkomen onverschilligheid beschouwen, dat ze zich in het algemeen in een stadium van terneergeslagenheid bevinden en dat het ordewoord “De macht aan de sociaaldemocraten” slechts van aard is om illusies te doen ontstaan, wat naderhand ontgoocheling teweeg brengt. Zonder mij van hieruit een duidelijk beeld te kunnen vormen van de geestesgesteldheid van de Belgische arbeidersklasse aan de hand van de geestesgesteldheid van haar verschillende groepen en lagen, kan ik me nochtans heel goed de mogelijkheid indenken van een zekere vermoeidheid van haar zenuwstelsel en van een zekere passiviteit bij de arbeiders. Maar allereerst is deze geestestoestand niet definitief: ze zal wel eerder bestaan uit afwachting dan uit wanhoop. Zeker, niemand binnen onze kring denkt dat de Belgische arbeidersklasse voor jaren gevechtsonbekwaam is. Verbitterde, haatdragende en wanhopige geesten, zo vindt men er veel binnen die klasse en ze zoeken een uitweg. Opdat de sociaaldemocratie ontsnappe aan de ruïne, is een zekere beweging van de arbeiders noodzakelijk voor de sociaaldemocratie zelf.

Men moet de bourgeoisie verschrikken om ze inschikkelijk te maken. Natuurlijk, de sociaaldemocratie heeft een panische schrik dat de beweging haar boven het hoofd stijgt. Maar daar de Communistische Internationale gewoon onbestaand is en de revolutionaire groepen zwak zijn, verwacht de sociaaldemocratie, onder de recente invloed van de Duitse ervaring, het onmiddellijke gevaar van rechts en niet van links. Zonder deze premissen zou het ordewoord “De macht aan de sociaaldemocratie” in het algemeen geen enkele zin hebben.

Dat het Plan-De Man en de agitatie die er mee gepaard gaat illusies zaaien en in de toekomst ontgoochelingen zullen veroorzaken, dat lijdt geen twijfel, en niemand onder ons mag daar werkelijk aan twijfelen. Maar de sociaaldemocratie, haar invloed op de arbeidersklasse, haar Plan, haar Kerstcongres, haar agitatie zijn objectieve feiten: we kunnen ze niet uit de weg ruimen en we kunnen er niet overheen springen. Onze taak is tweevoudig.

Ten eerste moeten we de meest bewuste arbeiders de politieke zin van het “Plan” uitleggen, dit is in alle etappes de maneuvers van de sociaaldemocratie ontcijferen.

Ten tweede dienen we een zo breed mogelijke laag van arbeiders reëel aan te tonen dat, voor zover de bourgeoisie de verwezenlijking van het Plan poogt te dwarsbomen, wij hand in hand met hen zullen strijden om ze te helpen bij het doormaken van de ervaring. We zullen met hen alle moeilijkheden van de strijd delen, maar wat we niet zullen delen zijn de illusies die er aan verbonden zijn.

Onze kritiek van de illusies dient evenwel de passiviteit van de arbeiders niet te verhogen, dient haar niet een voorgewende theoretische rechtvaardiging te geven, maar dient in tegendeel de arbeiders vooruit te stuwen. In deze voorwaarden zal de onontkoombare ontgoocheling in verband met het “Plan van de Arbeid” niet betekenen dat de passiviteit verergert, maar wel dat de arbeiders het revolutionaire pad inslaan.

In de komende dagen wil ik een bijzonder artikel wijden aan het Plan zelf. Hier ben ik genoopt me te beperken tot enkele woorden, gezien het uiterst dringend karakter van deze brief.

Voor alles beoordeel ik als onjuist de vergelijking van dat Plan met de economische politiek van het fascisme. De nationalisatie van het krediet en van enkele takken van de zware en energetische nijverheid bevat op zichzelf geen atoom fascisme. Het is zo dat indien het fascisme (vóór de machtsgreep) ordewoorden van nationalisatie lanceert, met het doel te strijden tegen het “hyperkapitalisme”, het doodgewoon gaat plunderen in de fraseologie van het socialistisch program. In het Plan-De Man vinden we (gepaard gaande met het bourgeoiskarakter van de sociaaldemocratie) een programma van staatskapitalisme, hetwelk de sociaaldemocratie weliswaar voorstelt als een begin van socialisme en dat werkelijk zich om kan vormen tot een begin van socialisme: tégen de sociaaldemocratie.

Naar mijn mening dienen we drie punten naar voor te schuiven wat de perken betreft van het economisch programma zelf van het “Plan van de Arbeid”:

a). De afkoping. Als men abstract redeneert, sluit de socialistische revolutie niet alle vormen van afkoping van het kapitalistisch bezit uit. Indertijd sprak Marx zich uit in de zin dat het goed was “zich los te kopen van die bende” (de kapitalisten). Tot de wereldoorlog was dat nog min of meer mogelijk. Maar indien men de huidige ontreddering van het economisch wereldstelsel en het nationaal economisch stelsel en de verarming van de volksmassa’s in overweging neemt, komt de afkoping voor als een onheilzame operatie, die van meet af reeds voor het nieuwe regime ondragelijke lasten met zich mee zou brengen. Zoiets kunnen en moeten we aan het verstand brengen van iedere arbeider, met cijfers ter staving.

b). Naast de onteigening zonder afkoping dienen we het ordewoord te lanceren van arbeiderscontrole. In tegenstelling tot De Man (“Le Mouvement Syndical Belge”, 1933 nr. II, blz. 297), sluiten nationalisatie en arbeiderscontrole elkaar allerminst uit. Zelfs indien de regering aartslinks was en met de beste voornemens bezield, dan nog zouden we voor de arbeiderscontrole op de productie en de handel zijn: we willen niets weten van een bureaucratische leiding van de genationaliseerde industrie; we eisen de directe deelneming, aan de controle en de leiding, van de arbeiders zelf, door middel van de fabriekscomités, de vakbonden, enz. Slechts zo zullen we binnen de kaders van het staatskapitalisme de steunbasissen leggen van de proletarische dictatuur in de economie.

c). Het Plan vertelt niets over het grondbezit als zodanig. Hier is het nodig een ordewoord te hebben dat afgedwongen is voor de landbouwarbeiders en de armste boeren. Ik zal trachten ergens anders afzonderlijk mij uit te spreken over deze complexe kwestie. Laten we nu overgaan tot de politieke zijde van het Plan. Hier dringen zich heel natuurlijk twee vragen op:

a) De strijdmethodes voor de verwezenlijking van het Plan (in het bijzonder de kwestie van de wettelijkheid of de onwettelijkheid);

b) De houding tegenover de kleine bourgeoisie in de steden en de dorpen.

In zijn programmaredevoering, afgedrukt in het orgaan van de vakbonden, verwerpt De Man categoriek de revolutionaire strijd (algemene staking en opstand). Maar wat kan men anders verwachten van die lui? Welke ook de verschillende voorbehouden en uitvluchten zijn, hoofdzakelijk bestemd om die uilskuikens van linksen te troosten, de officiële positie van de partij blijft er een van parlementair cretinisme. De belangrijkste slagen van de kritiek dienen te worden toegediend tegen die lijn, niet alleen tegen de partij in haar geheel, maar ook tegen haar linkervleugel (zie daarover verder).

Daar deze kant van de kwestie (de strijdmethodes voor de nationalisatie) even scherp en juist wordt beklemtoond door de beide kampen in jullie discussie, lijkt het me nodeloos hier nog verder op in te gaan.

Ik wil nochtans even een “klein” puntje aanstippen. Hoe kunnen zulke mensen ernstig denken aan de revolutionaire strijd, wanneer ze in de grond van hun hart monarchisten blijven? Het is een grote illusie te denken, dat de Koninklijke macht in België een fictie is. Voor eerst kost die “fictie” geld en zou dienen te worden afgeschaft uit economische overwegingen. Maar dat is niet de hoofdzaak. In een tijd van sociale crisis komt het niet zelden voor, dat schimmen plotseling vlees en bloed krijgen.

De rol die we in Duitsland hebben zien spelen door Hindenburg, rol van stijgbeugelriem voor Hitler, zo een rol kan de koning spelen in België, in navolging van en op de manier van zijn Italiaanse collega. Een aantal daden van de koning der Belgen in de laatste periode wijzen duidelijk in die richting.

Wie wil strijden tegen het fascisme, moet beginnen met te strijden voor de afschaffing van de monarchie. Het is onmogelijk de sociaaldemocratie in staat te stellen zich te onttrekken aan dit vraagstuk door middel van allerlei voorbehoud en uitvluchten.

De revolutionaire manier om de strategische en tactische vragen te stellen, betekent evenwel helemaal niet dat onze kritiek niet hoeft door te dringen, bij het achtervolgen van de sociaaldemocratie, tot in haar parlementair schuiloord. Pas in 1936 komen de nieuwe verkiezingen: zolang heeft de kapitalistische reactie, met de honger als bondgenoot, tijd genoeg om de arbeidersklasse de nek om te wringen. Deze kwestie dient in al haar scherpte opgeworpen te worden voor de sociaaldemocratische arbeiders. Om nieuwe verkiezingen te bespoedigen, is er maar één weg: de werking van het huidige parlement onmogelijk te maken door middel van een scherpe oppositie, die zou gaan tot en met parlementaire obstructie.

Vandervelde, De Man en co dienen te worden gelaakt, niet alleen omdat ze geen buitenparlementaire revolutionaire strijd ontwikkelen, maar ook omdat hun parlementaire activiteit in geen enkele mate de voorbereiding, het naderbij brengen en de verwezenlijking van hun eigen “Plan van de Arbeid” dient.

De tegenstrijdigheid en het bedrog op dat gebied zullen wel de dingen zijn die het bevattelijkst zijn voor de gemiddelde sociaaldemocratische arbeider, die nog niet opgeklommen is tot het begrip van de methoden van de proletarische revolutie.

De kwestie van de houding tegenover de middenstand is niet minder belangrijk. Het zou grotesk zijn de reformisten te beschuldigen een gedeelte van de kleine burgerij te willen overhalen en zich hierdoor om zo te zeggen op het spoor van het fascisme te plaatsen. Ook wij willen de kleinburgerij overhalen. Maar: “il y a fagots et fagots”, zoals Molière zei. De kleine winkelier en de arme boer zijn kleine burgers. Maar de leraar, de doorsnee ambtenaar met zijn decoratie, de doorsnee ingenieur zijn ook kleinburgers, tussen hen valt er te kiezen. Het kapitalistisch parlementarisme (en er bestaat trouwens geen ander parlementarisme) heeft ertoe geleid dat die heren advocaten, ambtenaren, journalisten, de gepatenteerde vertegenwoordigers zijn geworden van de ambachtslieden die verhongeren, van de kleine handelaars, de kleine ambtenaars en de halfproletarische boeren. En het financiekapitaal leidt bij de neus of koopt doodgewoon die parlementairen om, die gekomen zijn uit de kringen van advocaten, journalisten en kleinburgerlijke ambtenaren.

Wanneer Vandervelde, De Man en co het hebben over de aantrekkingskracht van het Plan op de kleinburgerij, dan denken ze niet aan de massa’s, maar aan de gepatenteerde “vertegenwoordigers”, dit is de omgekochte agenten van het financiekapitaal. Als wij het hebben over de verovering van de kleinburgerij, dan denken wij aan de ontvoogding van de lagere en uitgebuite bevolkingslagen ten opzichte van hun gepatenteerde politieke verraders. Wegens de wanhopige toestand van de kleinburgerlijke bevolkingslagen, kraken de oude kleinburgerlijke partijen (democraten, katholieken, enz.) in al hun voegen. Het fascisme heeft dat begrepen. Het heeft nooit een bondgenootschap gezocht en het zoekt het nog steeds niet, met de in bankroet verkerende “chefs” van de kleinburgerij, maar ontrukt de massa’s aan hun invloed, dit wil zeggen vervuld op zijn manier, in het belang van de reactie, het werk dat de bolsjewisten in Rusland voltrokken in de belangen van de revolutie.

Zo ziet de kwestie eruit in België. De kleinburgerlijke partijen of de burgerlijke flanken van de partijen van het groot kapitaal zijn veroordeeld te verdwijnen tegelijkertijd met het parlementarisme, dat voor hen de noodzakelijke arena creëert. De hele kwestie is te weten wie de uitgebuite en bedrogen kleinburgerlijke massa’s naar zich toe zal halen: de arbeidersklasse onder revolutionaire leiding of het fascistisch agentschap van het financiekapitaal.

Op dezelfde manier waarop De Man niet wil horen van revolutionaire strijd van de arbeidersklasse en hijzelf een harde oppositiepolitiek in het parlement schuwt, welke zou kunnen uitlopen op een revolutionaire strijd, op dezelfde manier wil hij niks horen van, en vreest hij een echte strijd voor de verovering van de kleinburgerlijke massa’s. Hij begrijpt dat diep in deze laatste een reusachtige voorraad protest, verbittering en haat schuilt, die kan overslaan in revolutionaire passie, in verschrikkelijke “buitensporigheden”, kortom, in revolutie.

Neen, wat De Man betracht dat is parlementaire bondgenoten te winnen, versleten democraten, katholieken, rechtse spitsbroeders, die hem noodzakelijk zijn als steun tegen de revolutionaire “buitensporigheden” van de arbeidersklasse.

Die kant van de kwestie moeten we de reformistische arbeiders weten duidelijk te maken door de dagelijkse ervaring van de feiten. Voor een eng revolutionair verbond van de arbeidersklasse met de uitgebuite kleinburgerlijke massa’s van stad en dorp, maar tegen een regeringscoalitie met de politieke “vertegenwoordigers” en verraders van de kleinburgerij.

Enkele kameraden spreken zich uit in die zin dat het offensief zelf van de sociaaldemocratie met haar “Plan van de Arbeid” de middenstand moet wakker schudden en dat indien het proletariaat passief blijft, het werk van het fascisme vergemakkelijkt wordt. Natuurlijk, indien de arbeidersklasse niet strijdt, zal het fascisme zegevieren. Dit gevaar vloeit evenwel niet voort uit het “Plan”, maar uit de sterke invloed van de sociaaldemocratie en de zwakte van de revolutionaire partij.

De lange deelname van de Duitse sociaaldemocratie in de burgerlijke regering heeft het pad gebaand voor Hitler. De louter passieve onthouding van Blum bij de regeringsdeelname schept eveneens de premissen voor de opgang van het fascisme. En tenslotte indien het offensief wordt uitgeroepen tegen het financiekapitaal, zonder dat daaraan de revolutionaire strijd van de massa’s beantwoordt, zal dit onontkoombaar het werk van het Belgisch fascisme vaart bij zetten. Waar het om gaat, is niet om het “Plan”, maar om de verraderlijke functie van de sociaaldemocratie en de nefaste rol van de Communistische Internationale.

De algemene toestand en in het bijzonder het lot van de Duitse sociaaldemocratie hebben het jonge zusje van deze laatste aangespoord tot een politiek van “nationalisatie”; naast oudere gevaren hebben deze factoren dus nieuwe revolutionaire mogelijkheden geschapen. Het zou een grote fout zijn deze niet te zien... Men moet de vijand weten te verslaan met zijn eigen wapens.

Men kan de nieuwe mogelijkheden alleen benutten op voorwaarde dat men zonder verpozen de aandacht van de arbeiders vestigt op het fascistische gevaar. Om welk plan dan ook te verwezenlijken dient men de arbeidersorganisaties te vrijwaren en te versterken. Bijgevolg dient men in de eerste plaats ze te beschermen tegen de fascistische benden.

Het zou de grootste onzin zijn te hopen, dat de democratische staat, zelfs geregeerd door de sociaaldemocratie, het heil zal brengen tegen het fascisme door dit met decreten te verbieden zich te organiseren en te wapenen enz. Politiebescherming brengt helemaal geen hulp, indien de arbeiders zelf niet leren de fascisten te overmeesteren. De organisatie van de arbeiders verdediging, de oprichting van arbeidersmilities is de eerste en de meest brandende taak. Wie dit ordewoord niet ondersteunt en het niet in de praktijk omzet; verdient de naam niet van proletarische revolutionair.

* * *

Nu dient onze houding tegenover de linkse sociaaldemocraten even te worden besproken. Hier vooral wil ik niets definitiefs verkondigen, want ik heb niet de gelegenheid gehad de evolutie van deze groep tot op heden te volgen. Maar wat ik in de laatste dagen heb gelezen (een reeks artikels van Spaak, zijn redevoering op het partijcongres, enz.) heeft op mij een ongunstige indruk gemaakt.

Wanneer Spaak de aard van het verband tussen wettelijke en onwettelijke strijd wil bepalen, citeert hij als autoriteit... Otto Bauer, dit is de theoreticus van de legale en illegale onmacht. “Zeg me met wie je omgaat en ik zal zeggen wie je bent.” Maar laten we het domein van de theorie verlaten om over te gaan tot de actuele politieke kwesties.

Spaak heeft als basis voor een campagne het Plan-De Man aanvaard en hij heeft er voor gestemd, zonder enig voorbehoud. Men kan zeggen dat Spaak aan Vandervelde en co de mogelijkheid niet heeft willen schenken om nu de zaak tot een scheuring te leiden, dit is om de zwakke, nog niet georganiseerde linkervleugel uit de partij te gooien; Spaak is achteruitgegaan om beter zijn aanloop te kunnen nemen. Dit zijn althans misschien de intenties van Spaak, maar een politicus wordt beoordeeld niet naar zijn intenties maar naar zijn daden.

De behoedzame houding van Spaak op het congres, zijn verbintenis om resoluut te strijden voor de verwezenlijking van het Plan, zijn verklaring over het naleven van de discipline, dat alles zou op zichzelf begrijpelijk zijn indien men de plaats van de Linkse Oppositie in de partij in overweging neemt.

Maar Spaak is verder gegaan, hij heeft uiting gegeven van zijn moreel vertrouwen in Vandervelde en van zijn politieke solidariteit met De Man, niet alleen wat de abstracte doeleinden van het Plan betreft maar ook wat de concrete strijdmethoden betreft.

De woorden van Spaak zijn bijzonder onaanvaardbaar als hij zegt, dat we niet kunnen eisen van de partijleiders dat ze openlijk praten over hun actieplannen, van hun krachten enz. Waarom mogen wij dat niet? Om redenen van samenzwering? Maar indien er in de geest van Vandervelde en De Man samenzwering heerst, dan is dat niet om aan de kant te staan van de revolutionaire arbeiders tegen de burgerij, maar aan de kant van de politici van de Koning tegen de arbeiders. En trouwens, niemand verwacht dat samenzweringsgeheimen op een congres worden publiek gemaakt. Wat daar moet worden bekend gemaakt, is het algemeen plan van mobilisatie van de massa’s en van de strijdperspectieven.

Door zijn verklaring heeft Spaak Vandervelde en De Man rechtstreeks geholpen om zich te onttrekken aan het antwoord op de belangrijkste strategische kwesties. Hier kan terecht reeds worden gesproken van samenzwering van de oppositieleiders met de leiders van de meerderheid tegen de revolutionaire arbeiders.

Wat zijn fout nog verergert is dat Spaak ook de “jonge socialistische wacht” meegesleurd heeft op het pad van de centristische lichtgelovigheid.

De federatie Brussel heeft op het congres een “linkse” resolutie naar voor gebracht over de grondwettelijke en de revolutionaire strijd. Die resolutie is zeer zwak. Ze is van juridische en niet van politieke aard. Ze is geschreven door een advocaat, niet door een revolutionair (“indien de burgerij de grondwet verkracht, dan zullen wij...”). In plaats van ernstig de kwestie van de voorbereiding van de revolutionaire strijd te berde te brengen, brengt deze “linkse” resolutie een literaire bedreiging aan het adres van de burgerij. Maar wat heeft er zich afgespeeld op het congres?

De Man heeft holle verklaringen afgelegd: zoals bekend, oordeelt hij dat de revolutionaire strijd een verderfelijke mythe is. Daarop trok de federatie Brussel gewillig haar resolutie in. Mensen die zich zo gemakkelijk tevreden stellen met holle en leugenachtige frasen, kunnen niet beschouwd worden als ernstige revolutionairen. De straf liet trouwens niet op zich wachten.

‘s Anderendaags bracht “Le Peuple” commentaar uit op de congresresolutie in de zin van dat de partij zich strikt zal hechten aan de grondwettelijke kaders, dit is dat ze zou “strijden” binnen de perken die het financiekapitaal, met de hulp van de Koning, de rechtbanken en de politie zal opleggen. Het orgaan van de linksen “L’Action Socialiste”, brak daarop letterlijk in snikken uit: gisteren nog waren ze het “allen” eens over de resolutie van Brussel; waarom moet dan vandaag...? Wat een belachelijke lamentatie: “Gisteren” heeft men de linksen bedrogen om ze aan te sporen de resolutie in te trekken. Maar “vandaag” hebben de oude slimme rotten van bureaucraten een knip met de vingers gegeven vlak voor de neus van de onfortuinlijke oppositie.

Die heeft het verdiend. Het is altijd dat het geschiedt. Maar dat zijn nog maar de bloemen: de vruchten zijn voor later.

Het is niet de eerste keer dat de sociaaldemocratische Oppositie een buitengewoon linkse kritiek heeft ontwikkeld, zolang haar dat niet tot iets ernstigs verbond. Maar als de beslissende uren kwamen (massastakingsbeweging, oorlogsgevaar, dreigende staatsgreep, enz.), dan liet die oppositie onmiddellijk de vlag neer, gaf een nieuw vertrouwenskrediet aan de met schande beladen chefs en toonde aldus aan dat ze vleselijk van hetzelfde reformistische lichaam deel uitmaakte.

Dit is nu de eerste ernstige vuurproef welke de oppositie in de Belgische sociaaldemocratie moet doormaken. We zijn wel verplicht te zeggen dat ze al van de eerste keer flink uitgegleden is. We moeten nauwlettend en zonder vooroordeel, haar volgende schreden nagaan, zonder te overdrijven in de kritiek, zonder verloren te lopen in een zinloos geschreeuw over “sociaalfascisme”, maar ook zonder ons de minste illusies te maken over het werkelijke theoretische en strijdbaarheidgehalte van die groepering. Om de beste elementen uit de linkse oppositie te helpen vooruit te gaan, dienen we openlijk uit te drukken hoe het er mee staat.

* * *

Ik werk deze brief spoedig af opdat zij nog vóór de conferentie van 14 januari jullie mogen bereiken. Vandaar zekere lacunes en een onvoldoende systematisering van de uiteenzetting.

Tot besluit ben ik zo vrij uiting te geven aan mijn vurige overtuiging dat jullie gedachtewisseling moge eindigen op een eenparig besluit, die de volledige eenheid van actie zal verzekeren.

De hele toestand bereid voor de volgende periode een ernstige vergroting van jullie organisatie voor. Indien de leiders van de oppositie in de sociaaldemocratie definitief capituleren, dan berust de leiding van de revolutionaire vleugel van de arbeidersklasse helemaal op jullie schouders.

Indien daarentegen de linkervleugel van de reformistische partij vooruitgaat, in de richting van het marxisme, zullen jullie in haar een bondgenoot vinden voor de strijd en een brug om de massa’s te bereiken.

Op voorwaarde dat jullie een duidelijke en eenparige politiek hebben, is jullie bijval helemaal verzekerd. Leve de Belgische afdeling der leninistische bolsjewisten!

G. Gourov (pseudoniem voor Trotski)

Het Plan: niets dan het Plan, het gehele Plan — naar de ministeriële samenwerking van Spaak en De Man

De jaren 1934-1935 zijn jaren geweest van agitatie: rond het Plan, rond de landsverdediging; er was de algemene staking in de Vervierse textiel; het was ook het jaar van de radicalisatie van de “Socialistische Jonge Wacht”, van het korte Eenheidsfront van de jongerenorganisaties; maar eveneens van het schandelijk verraad van de reformistische bonzen, vooral van De Man en Spaak.

Terwijl de bonzen in koor het orgaan van de linkerzijde “L’Action Socialiste” bevochten, standvastig de kwestie van de discipline aanhaalden en een echte heksenjacht ontketenden in zekere federaties van de BWP, schrapte de rechtervleugel het tweede punt uit de dagorde van het Congres dat gehouden werd begin 1933, namelijk de kwestie van de partijdiscipline. Sommigen zagen er een nederlaag in van de bureaucraten, ja zelfs een triomf van de linkerzijde.

Met verloop van tijd (achteraf bekeken) geeft men er zich echter rekenschap van dat het eigenlijk een overwinning is geweest van De Man, die, na Spaak te hebben overgehaald tot de politiek van zijn Plan, er tevens in geslaagd is de rechtervleugel tot geduld te overhalen, met de bedoeling de éénheid van de partij te vrijwaren.

Nochtans, naarmate Spaak en zijn aanhangers zich hals over kop in de propaganda voor het Plan en de klassencollaboratie wierpen, naarmate de SJW radicaler werden en de kwestie van de partijdiscipline steeds opnieuw aan de orde van de dag stond, werd het doelwit minder en minder Spaak en meer en meer Walter Dauge, die zich naar het trotskisme oriënteerde.

Intussen gaat de arbeidersstrijd door. In februari 1934 brak een algemene staking uit in de Vervierse textiel. De bazen van de wolindustrie poogden in de eerste plaats de syndicaal best georganiseerde arbeiders door de knieën te doen gaan, de Centrale van de Textiel een harde slag toe te brengen om zodoende op de lonen van het geheel van de textielarbeiders te drukken en de vroeger toegestane sociale voordelen weer in te trekken.

Een ander beeld van De Man

De inspanningen welke De Man zich getrooste om de antimilitaristische lijn van de SJW schaakmat te zetten en ze tot het standpunt van de landsverdediging te brengen, bewijst hoe de politiek van het Plan slechts een onderdeel vertegenwoordigde van de politieke oogmerken van dat “humanitaire” personage dat De Man was. Hij wijdde er een reeks artikels aan in “Le Peuple”.

Terwijl hij een “vulgair materialistische” taal gebruikt ter verdediging van zijn Plan — het beeld van de ‘taart’ — verkiest hij, om de jongeren tot vaderlandslievende standpunten over te halen, een “vulgair idealistische” taal.

Hier volgt een uitreksel van een repliek uit “La Voix Communiste” van 5-3-1934:

“De naar voor gebrachte argumentatie om het idee van de landsverdediging ingang te doen vinden, ligt niet meer in het voorwendsel van de verdediging van de materiële belangen van de arbeidersklasse of die van de kleine burgerij, maar stoelt uitsluitend op factoren voorgesteld in een psychoanalytische terminologie zoals “zielsgesteltenissen”, “gevoelens”, “wrok”, “wankelbaar evenwicht”, “gevoelstegenstellingen tussen het onderbewuste en het bewuste” enz.

De ‘materialist’ De Man maakt plaats voor de ‘idealist’ De Man tot wanneer het proletariaat zijn verschillende maskers zal afrukken en hem in zijn ware gedaante zal doen verschijnen”.

Het is gemakkelijk te begrijpen waarom De Man, zodra hij het gebied van de landsverdediging betreedt, de methode van analyse van het economisch determinisme verzaakt. Indien hij zich inzake landsverdediging van deze methode bediende, indien hij daarbij zijn demonstratie van de “taart” tot het uiterste wilde doordrijven, zou hij onvermijdelijk tot de volgende conclusie zijn gekomen.

De instrumenten die de taart produceren, zijn eigendom van de kapitalisten en het deel van de koek dat het proletariaat en de middenklassen toekomt, krimpt steeds verder weg (de koek maakte eigenlijk al plaats voor een knaagbeen. Er heerst slechts een onmetelijke miserie en een toenemende verarming.) Deze bewijsvoering zou alleen doen begrijpen dat de landsverdediging niet méér is dan een verdediging én van de instrumenten die de taart produceren waarover de kapitalisten de baas zijn én van het grootste deel van de taart welke die klasse toekomt.

Het zou erop neerkomen klaar te stellen dat het proletariaat en de middenstand de goederen en het regime van hun klassevijanden dienen te verdedigen.

Hier is het dat de ware aard van de rol van De Man in volle daglicht komt te staan: de SJW die tot de opvatting zijn gekomen dat de landsverdediging — de verdediging van de kapitalistische koek — in het kapitalistisch regime een bedrog is; de SJW die vechten opdat het leger niet gebruikt zou worden tegen de stakende arbeiders, de SJW die fier staande houden dat ze, in geval van oorlog, zich zouden inzetten om de imperialistische oorlog in een socialistische revolutie om te vormen, die SJW waarvan verschillende militanten door het burgerlijk gerecht zijn veroordeeld om hun anti-imperialistische agitatie; die SJW zijn het die De Man tot taak heeft te overhalen tot het standpunt van de landsverdediging. Deze jeugd is het die De Man wil inlijven onder de driekleur. Deze jeugd is het die door De Man wordt uitgenodigd zich op het slagveld van de imperialistische oorlog te laten uitmoorden.

Onze taak is ons langs de kant van de SJW op te stellen om de pogingen van De Man te verijdelen en hem in zijn argumenten te bevechten. Dat zullen we trachten in een volgende reeks artikelen.

We laten nog enkele uittreksels volgen van onze strijd tegen dat “humanitair” proza.

“ Gedurende verschillende weken mag de auteur van ‘Het Plan van de Arbeid’ kolommen van “Le Peuple” vullen om zich aan vernuftige en vergiftigde theoretische speculatie over te leveren met de bedoeling de geesten op de aanstaande oorlog voor te bereiden, zonder dat één enkele syndicale afdeling, één arbeidersliga publiek protesteert, zonder dat al diegenen die het gelag zullen betalen in de toekomstige oorlog, tegen “Le Peuple” reageren om te beletten dat dit individu voortgaat met de geesten te vergiftigen.
Welk is de diepe oorsprong van de apathie van de massa’s ten opzichte van het tragisch gevaar dat hen bedreigt? Hoe komt het dat de generatie, die de loopgraven van 14-18 heeft gekend, passief blijft bij het vooruitzicht opnieuw gemobiliseerd te worden? Aan de revolutionaire arbeiders zullen we wel niets nieuws bijbrengen als we beweren dat dit aan de vergiftigende burgerlijke opvoeding ligt dat men in hoge dosis het volk toedient.
De dominerende klasse, die op alle gebied, economisch, politiek, cultureel, het bestuur in handen heeft, gebruikt dit niet uitsluitend voor de onmiddellijke uitbuiting, maar weet het ook oordeelkundig te gebruiken om de massa’s in de onwetendheid te laten en zodoende haar uitbuitingsregime, haar voordelen en voorrechten in stand houdt. Indien het kapitalisme deze factoren zou verwaarlozen, zou ze haar eigen graf delven. Om de grondbe [onleesbare regel — MIA] pers, radio, film zich intens inzetten om in de geesten van de massa’s het respect voor de eigendom en de vaderlandsliefde in te prenten.
In alle burgerlijke staten hebben dezelfde oorzaken dezelfde gevolgen. Deze ontzaglijke instrumenten en technische middelen spuwen overal en zonder onderbreking hetzelfde venijn uit hun hatelijke muilen.
In alle landen zingt men de roem van het vaderland op dezelfde wijze. Overal hebben vaderlandslievende liederen dezelfde inhoud en hetzelfde doel. Persartikelen, toespraken, die de onsterfelijke deugden bezingen van natie en ras zijn van hetzelfde slag. Vlaggen en chauvinistische manifestaties verschillen alleen maar van kleur en vorm.
Overal gaat de psychische voorbereiding op de oorlog gepaard met de constructie van steeds doelmatiger moordtuigen en dit tegen een steeds sneller ritme; met de oprichting van veldhospitalen en rondtrekkende heelkundige diensten en... met het vervaardigen van houten kruisjes.
Deze ideologische stroming van De Man kan in twee woorden worden samengevat: nationale solidariteit.
Al ontstond het kapitalisme in de verschillende landen op verschillende tijdstippen, al ontwikkelde het zich op verschillende historische gronden en tegen een verschillend ritme, overal had het dezelfde gevolgen. Overal werden onmetelijke uitgebuite massa’s verplicht schouder aan schouder te gaan staan en zich te organiseren om zich te verdedigen tegen de roofzucht van de uitbuiters en van de Staat.
Tezelfdertijd ontwikkelde zich in de rangen van het proletariaat, naast de geest van klassencollaboratie en nationale solidariteit, de geest van internationale klassesolidariteit.
Met wisselende kansen voeren de twee ideologieën tegen elkaar een onverbiddelijke strijd in de arbeidersorganisaties. De BWP ontsnapt er niet aan.
De Man vreest de twee gangbare meningsverschillen verder te zien uiteenlopen, de ene naar een oppositie tegen alles wat de oorlog zou kunnen meebrengen (links en de SJW), de andere naar een steeds hechtere nationale solidariteit (bureaucraten en sociaalpatriotten). Hij denkt dat er weinig socialisten (reformisten) zijn die niet in de grond van hun hart een gevoelige snaar hebben die meetrilt, hetzij bij oproepen tot nationale solidariteit, hetzij bij oproepen tot internatonale solidariteit.”

Dit is zelfs het geval voor de grote massa; welke, geklemd tussen de burgerlijke- en reformistische opvoeding enerzijds, en haar klasse instinct anderzijds, zweeft tussen klasse oplossingen en burgerlijk conservatisme. Waar De Man zich — opzettelijk natuurlijk — vergist, is daar waar hij beweert dat, bij nader toekijken, het minder gaat om een uiteenlopen van goed onderscheiden neigingen, dan wel om een tegenstrijdigheid van gevoelens die zich in het binnenste van ieder socialist afspeelt. Door deze handige goocheltoer poogt De Man de fundamentele klassentegenstellingen uit te wissen om de “gevoelens” van arbeiders en militanten in een nationalistische en patriottistische vorm te gieten.

Dat is de misdadige rol van De Man. En dat alles terwijl de fundamentele tegenstellingen van het regime al de behoudsgezinde krachten in actie brengen om het proletariaat af te stompen, om er een defensie-instrument van te maken van het privébezit, om er iedere vorm van klassenbewustzijn te verstikken en iedere internationale klassesolidariteit in de kiem te smoren, dat alles terwijl integendeel alles zou dienen te worden gedaan om deze vergiftiging met geweld te bestrijden.

De Man, medewerker van de Nationale Bank en Ondervoorzitter van de BWP, zet zich aan het hoofd van deze behoudsgezinde krachten. Hij goochelt in een handomdraai de klassentegenstellingen weg en stapelt idealistische formuleringen op, waardoor hij de geesten tracht te verwarren van hen die zich willen verzetten tegen deze imperialistische oorlog. Hij aanziet de twee onverzoenlijke ideologieën, nationale solidariteit en internationale solidariteit, slechts als tegengestelde ‘gevoelens’, van rechts en links.

Dit alles om de eenheid van de BWP te vrijwaren (één blok om het proletariaat aan te zetten haar de borst te laten doorkogelen ter verdediging van imperialistische belangen).

Wij zijn helaas niet bij machte de repliek aan te halen ter weerlegging van de meest listige “dialectische” argumentatie welke hij gebruikte om tot zijn doel te komen. Het nummer van “La Voix” ontbreekt in de verzameling welke we hebben kunnen redden. Het argument is nochtans gemakkelijk te onthouden voor iemand die door studie, het dialectisch materialisme poogde te begrijpen, te assimileren.

Ziehier het argument:

Om een juiste kijk te hebben op het ruime probleem van de nationale defensie en de nationale solidariteit, is een klaar begrip in verband met de toestand van de natie onontbeerlijk, niet alleen met betrekking tot hetgeen ze was, tot hetgeen ze is, maar vooral tot hetgeen ze wordt” (citaat uit het geheugen).

Hij speculeerde op het feit dat het ‘Plan’ de oprichting inhield van een publieke sector naast de privésector. Men had zelfs de schaamteloosheid dit te vergelijken met de NEP, de Nieuwe Economische Politiek van de bolsjewistische partij, welke in 1921 een privésector toeliet.

De juistheid van “alles is in wording” diende om de jongeren de lof van een gemengd regime te doen zingen, dat een loutere illusie was, maar waarvan de concrete bedoeling was hen naar het “Veld van Ere” te leiden, om er een houten kruis te verwerven.

Het Plan en het Eenheidsfront van de Jongeren

De dood van Albert I en de troonsbestijging van Leopold III zouden vlug bevestigen dat de opvolger zich tot taak stelde de beenderig geworden monarchie van spieren en zenuwen te voorzien. Zelfs de reformistische chefs bevestigden het “Met zijn dood verliest de democratie haar beste verdediger”, schreven ze.

Terwijl de reformisten hun gehechtheid aan de kroon manifesteerden en haar verdedigden, verdubbelden zij hun ijver om ‘L’Action Socialiste’ te doen verdwijnen. Ze mislukten eens te meer, dankzij enerzijds de steun van de SJW, die met het oog op het gevaar van het fascisme, milities begonnen te vormen, en anderzijds door de rampzalige gevolgen van de krach van de Bank van de Arbeid, opgericht door de ultrareformist Anseele, die eveneens verantwoordelijk was voor die krach... door zijn eigen fondsen eruit te redden.

Het zoveelste bewijs van de integratie van de reformistische bonzen in het systeem was de ophefmakende verklaring van K. Huysmans op de tiende handelsfoor van Rijsel. Verklaring ingegeven door het geheel van de reformistische politiek, de landsverdediging, het geheim verdrag met Frankrijk, de herbewapening van nazi-Duitsland en de Anschluss, de aanhechting van Oostenrijk:
“Ik hoop dat de tragedie, door iedereen geducht, ons zal gespaard blijven, verklaarde hij, maar indien het moet zullen we marcheren”. Hij hield woord. Eerder dan te marcheren, holde hij en stevende om als één van de eersten om in Engeland aan te komen.

De politieke context was aanzienlijk gewijzigd sinds de oprichting van Hitlers naziregime dat, volgens deze meest “verfijnde” man van Europa, meer dan 1000 jaar zou duren. Stalin, die te laat het hitleriaans gevaar begreep, wierp zich hals over kop in de politiek van het Eenheidsfront aan de top en ging zelfs tot de samenwerking met de linkerzijde van de burgerlijke partijen over: het Volksfront.

Dan was er de brutale nederlaag van de Oostenrijkse arbeiders onder de ultrabehoudsgezinde Dolfuss, die zelf door de nazi’s zou vermoord worden enkele maanden later ter gelegenheid van de Anschluss...

Onder druk van al deze gebeurtenissen rijpte het idee van het Eenheidsfront. Eigenaardig genoeg, op een op 26 juli 1934 georganiseerd congres door de afdeling van de SJW te Luik, dus nog vóór het eenheidspact tussen de drie jongerenorganisaties was getekend, nam De Boeck, secretaris van de KP het woord naast Dauge en Lesoil.

Het idee van het eenheidsfront won veld. Op 21 en 22 juli organiseerden de communistische jongeren zelf een nationaal congres van de jeugd, tegen de oorlog en het fascisme. Op gevaar af er te worden uitgegooid, woonden onze jongeren het congres bij en konden er, tegen alle gewoonten in, een vruchtbare discussie voeren. De tweede dagorde werd zelfs door onze jongeren voorgesteld:

De ondertekenende organisaties beslissen tot de oprichting van een voorlopig bureau, samengesteld uit afgevaardigden, verantwoordelijk voor de deelnemende organisaties.
Met de bedoeling al de arbeidersorganisaties samen te bundelen in de gemeenschappelijke strijd en om de doelmatigheid ervan te vergroten, zal de voornaamste taak van dit voorlopig bureau erin bestaan te ijveren voor de uitbreiding van het eenheidsfront tot alle verschillende arbeiderstendensen als organisaties, (FNJGS, UJO, Syndicale Jongeren, Studentenverenigingen, zelfverdedigingsgroepen, enz.).
Gezien alleen de instemming van de organisaties het zal mogelijk maken de leden en sympathisanten ervan over te halen, zal het bureau aandringen op de noodzakelijkheid van een eenheidsfront van alle arbeiders van alle tendensen, door middel van een campagne van meetings en strooibrieven.
De oprichting van dit bureau is bedoeld om een eerste werkplan op te stellen ter voorbereiding van het eigenlijk eenheidsfront, dat de meerderheid van de jongerenorganisaties zal omvatten.

Deze tekst is een deel van een lang verslag dat door onze jongeren werd opgesteld en dat in “La Voix Communiste” van 29 juli verscheen. Ze voegden er de volgende bemerking aan toe:

“De houding van het Bureau (van de communistische jongeren) ten aanzien van deze voorstellen was op zijn minst onverwacht: het verklaarde zich volkomen akkoord met ons.” (...)

Geconfronteerd met de snelle ontwikkeling van de SJW, die zich daarenboven meer en meer opstelden als defensiemilitie, met blauw uniform, nam de regering het volgend wetsbesluit:

“Zijn verboden, alle gemeenschappelijke oefeningen, zelfs zonder wapens uitgevoerd, bedoeld om aan particulieren het gebruik van wapens en van geweld aan te leren.”
(Wetsbesluit dat de regering Tindemans (1975) wil aanpassen aan de huidige toestand).

De leiders van de fascistische Dinaso’s, als volmaakte komedianten, volgden onmiddellijk de instructies op. Het wetsbesluit vervolgde, tot voldoening van de fascistische groepen: “De Koning mag ze echter op sommige dagen en plaatsen toelaten, op voorwaarde dat de bergplaats én van de wapens én van de munitie gespecificeerd wordt.”

De SJW echter vervolgden hun manifestaties en hun oefeningen in blauw uniform. Drie weken later, op 11 augustus, te Brussel sloten het Nationaal Comité van de SJW, het Centraal Comité van de Jongcommunisten en het Nationaal Bestuur van onze Leninistische Jeugd, een pact. We laten hiervan in het kort de voornaamste punten volgen:

Tegen de wetsbesluiten, tegen de volmachten;
Tegen het fascisme en de oorlog;
Tegen de ontbinding van organisaties van arbeidersverweer;
Tegen de vermindering van werklozenvergoeding;
Tegen de loonsvermindering van de mijnwerkers van 16 september;
Voor de vrijlating van Bohy, Beelen en al de antifascisten;
Voor de bevrijding van Thaelman en Paula Wallisch, symbolen van de antifascistische strijd in Duitsland en Oostenrijk;
Voor het asielrecht in alle kapitalistische landen ten gunste van alle slachtoffers van de internationale kapitalistische reactie en ook voor Trotski.

Er was ook het volgende punt:

“De drie organisaties beschouwen het als logisch en elementair, er zich op hun eer toe te verbinden af te zien van hun onderlinge twisten en aanvallen, in de loop van de gemeenschappelijke acties.”

Van de bekendmaking van dit Pact voor Gemeenschappelijke Actie, ondertekend door de vertegenwoordigers van de drie organisaties en verschenen in “La Voix” van 19 augustus, laten we hier een uittreksel volgen waaruit de ernst en de geestdrift van de hele sfeer rond dit akkoord blijken:

“Hoe bemoedigend is het vast te stellen dat het in België juist de stoutmoedige, vurige en militerende jongeren zijn die aan het geheel van de arbeidersklasse de weg wijzen.
Vergeten we inderdaad niet de verschrikkelijke onzekerheden die op de schouders van de arbeiders rusten.”

Maar de vreugde en de geestdrift waren van korte duur. Zodra Moskou kennis had gekregen van de inhoud van het Pact, werd het bureau van de KP verplicht in “Le Drapeau Rouge” een autokritiek te publiceren, waarin werd verklaard dat zij van oordeel was dat de leiding van de SJW zich had vergist in verband met de revolutionaire rol van Trotski.

Het antwoord van de directie van de SJW was duidelijk:

“Ge hebt ondertekend voor de strijd aan te gaan voor het asielrecht voor Trotski maar tezelfdertijd kondigt ge een verscherping aan in uw strijd tegen deze ‘vijand van het proletariaat’”.

Ondanks deze zwenking van de stalinisten keurt het congres van de SJW het bestuur goed dat het Pact voor Gemeenschappelijke Actie had ondertekend met 15.400 stemmen vóór, 4.540 tegen en 4.370 onthoudingen. Het lijdt geen twijfel dat het gedrag van de stalinisten verantwoordelijk was voor het aanzienlijk aantal tegenstemmen en zoveel onthoudingen.

Onder de stalinistische leiders, werden zij, die verantwoordelijkheid genomen hadden in het sluiten van het Pact, uit hun ambt ontzet. Vooral De Boeck, partijsecretaris en Marc Willems, lid van het Politiek Bureau, waren het mikpunt. De eerste ontsnapte nauwelijks aan de dood, in 1937 in Spanje, toen een verloren kogel hem in de rug trof. Spaak is het die hem het leven redde, door hem te laten repatriëren, langs diplomatieke weg, op verzoek van bepaalde militanten uit de KP.

In de lente van 1935 vertrok Marc Willems naar de USSR en men sprak nooit meer over hem. Iedereen waande hem dood. Maar op 13/12/68 kondigt H. Laurent in “Le Drapeau Rouge” aan dat hij pas overleden was. Wat was er gebeurd?

Aangehouden in 1937, als ‘vijand van het volk’, werd hij veroordeeld tot 10 jaar. Hij bracht ze door in de streek van Vorkouta, bij de goudmijnen. “Bevrijd” in 1947, kreeg hij huisarrest, meer in het zuiden, in de streek van Krasnoïarsk. In eer hersteld in 1956, verkoos hij daar te blijven.

Bij het einde van het jaar 1934, ontsnapte de algemene toestand steeds minder aan controle langs de normale parlementaire weg. De regering Franqui-Theunis moest haar toevlucht nemen tot de volmachten.

In onze politieke beweging deden zich ook wijzigingen voor. Terwijl in Frankrijk de helft van de leden in de Socialistische Partij traden, met de bedoeling er een revolutionaire vleugel op te richten, veroordeelde de afdeling van Charleroi (België) deze tactiek, om nadien toch van idee te veranderen. Ook zij dacht zich in de SP te gaan versterken en de jongeren bereidden zich voor om in de SJW in te treden.

De terugtrekking van de stalinisten uit het Eenheidsfront en de intrede van de jongeren van Charleroi in de SJW maakte aan het Pact een einde. Maar de SJW versterkten zich, in weerwil en misschien zelfs omwille van de heksenjacht door de bonzen van de BWP tegen hen en “L’Action Socialiste” ontketend.

Op een gegeven ogenblik manifesteerden 25.000 SJW’ers in blauw hemd in de straten van de hoofdstad. Dit succes, veroorzaakt door de beweging in de arbeiderswereld, werkte allesbehalve bedarend. Een nieuwe staking, en een belangrijke, hing in de lucht.

In antwoord op een reeks wetsbesluiten, door de bankiersregering genomen, deed de SJW een oproep tot de hele arbeidersklasse. Hiervan een uittreksel:

De cynische wetsbesluiten van de regering Theunis-Franqui treden alle oorbare perken te buiten:
1° Door de inkomsten van de staatsarbeiders en van sommige openbare diensten te verlagen, zelfs tot onder het levensminimum door de wetgeving vastgesteld.
2° Door de vermindering voort te zetten van de lonen die nu al onvoldoende zijn; door de onmenselijke uitbuiting van de vreemde gastarbeiders; door de willekeurige aanwerving van vrouwen in handel en industrie; door de opeising van de werklozen voor dwangarbeid.
3° Door zelfs de soldij van de miliciens en de heropgeroepenen te verminderen na acht maanden.
4° Door een ‘besparing’ van 300 miljoen op het budget van de Sociale Zekerheid, vooral onder vorm van een nieuwe aanval tegen de werklozenvergoeding, die nochtans reeds onder het levensminimum liggen.
5° Door een schaamteloze vermindering van de mijnwerkerspensioenen.
6° Door de vermindering niet alleen van het bedrag van de bejaardenpensioenen, maar ook van het aantal rechthebbenden.
Nooit heeft de solidariteit van de werklozen met diegene die nog aan het werk zijn zich zo volledig verwezenlijkt in de ellende. Dat ze het ook weze in de strijd!
Het Nationaal Comité kondigt van nu af het recht en de plicht voor de arbeiders af, zich hardnekkig te verzetten tegen de toepassing van deze cynische wetsbesluiten.
Het meest aangepaste middel dient nu te worden aangewend:
de algemene staking van alle arbeiders van het land
.

De oproep bezweert de BWP en de Syndicale Commissies spoedschikkingen te treffen om op de meest rationele wijze dit verzet te organiseren zodanig dat het proletariaat in hun rangen de leiders vindt welke de omstandigheden vereisen.

Dan volgen geestdriftige oproepen om de algemene staking voor te bereiden. Dit manifest werd ondertekend door: Godefroid, H. Roland, W. Dauge, Colinet, M. Grégoire, D. Daxhelet, M. Collaert en... Major.

Van zijn kant roept ook de “Fédération des Chevaliers du Travail” tot de algemene staking op.

Op 9 februari 1935 houden Spaak, Lesoil en de christelijke militant X een meeting in Auvelais, waar Lahaut namens de KP de tegenspraak komt voeren. Spaak is de laatste spreker. We laten de vurige oproep volgen van het einde van zijn toespraak:

De arbeiders moeten zich niet laten in slaap wiegen: onze plicht bestaat erin, hen onophoudelijk waakzaam te houden! Wij zijn geen voorstanders van de strijd om de strijd, maar wij willen klaar staan mocht deze niet kunnen worden voorkomen.
Om te eindigen zet ik er de arbeiders toe aan, in massa deel te nemen aan de grote betoging te Brussel, op 24 februari, welke uit moet groeien tot een grootste demonstratie van wilskracht en grootheid uit de geschiedenis van onze partij.
Allen naar Brussel! Breng de middenstand mee. Laten we in een geest van strijd leven. Gooien we het regime van de bankiers omver Vervangen we het door een regering van het Plan van de Arbeid”. (aanhoudend applaus). (uit “La Voix Communiste” 11/2/35)

Het Nationaal Comité van de SJW doet een nieuwe oproep:

“Het meent dat de medewerking van de BWP in de Nationale Arbeidsraad (welke de bankiersregering pas had opgericht) uitgelegd zou worden als een weg naar het Heilig Bondgenootschap. Het veroordeelt eens te meer, en dit in akkoord met het Congres van Kerstmis 1933, de politiek van het knaagbeen, de politiek van het minder euvel en de samenwerking met de grote burgerij, die de arbeiders wreedaardig naar de keel grijpt.”

Deze oproep kan men lezen in “La Voix Communiste” van 24 februari 1935, die meteen zeer streng van leer trekt tegen het betogingsverbod van de regering. Op 3 maart, ten slotte, geeft “La Voix Communiste” zich rekenschap van de capitulatie van de reformistische bonzen en vooral van De Man. Hoewel te laat, zal ze er de gevolgen van overzien.

“Het feit dat, ten overstaan van het manifestatieverbod van de regering, die zelfde leiders niets méér dan woorden hebben kunnen bieden zonder een enkele actie, veroorzaakt een nieuwe diepe ontgoocheling bij de massa. Ontgoocheling die dreigt om te slaan in ontmoediging, indien binnen afzienbare tijd geen strijd of energieke verdediging wordt ondernomen tegen de patronale- en regeringsreactie.”

Deze verwarring werd ontreddering toen de regering Franqui-Theunis ontslag nam in de week van 17 en 24 februari 1935, na, achter de schermen, te hebben beraadslaagd met de leiders van de BWP en de Syndicale Commissie over de oprichting van een regering van nationale eenheid, geleid door de bankier Van Zeeland, die kon rekenen op de medewerking van Spaak en De Man.

Alles was echter al in kannen en kruiken in de maand februari. Een bewijs?

Gutt, die minister van Financiën was in de vorige bankiersregering, schreef aanstonds na zijn terugtrekking een werk met de bedoeling, de aanklacht te weerleggen welke hem, samen met de regering waaraan hij had deelgenomen, verantwoordelijk stelde voor de devaluatie van de frank, waartoe de regering Van Zeeland-De Man besloten had.

Van dit werk, dat drie maanden na zijn vertrek uit het Ministerie van Financiën verscheen, namen we de samenspraak over welke hij had met de ex-minister Theunis. Het werpt helder licht op de graad van ontaarding van al deze politici.

‘s Avonds belde hij (Theunis) me op:
- Wat doet ge?
- Ik vorm het ministerie.
- Net de socialisten?
- Natuurlijk.
- Neemt ge Spaak?
- Natuurlijk.
- Meent ge dat hij zal aanvaarden?
- Natuurlijk.
- Waar plaatst ge hem?
- Aan de Spoorwegen. Zonder gevaar.

Indien ik deze samenspraak letterlijk aanhaal, ondanks haar familiaire toon, doe ik dat omdat het voor sommigen pikant zal blijken te zijn haar in verband te brengen met hetgeen twee en een halve maand later zal gebeuren.

“’s Anderendaags ontving ik de h. Vandervelde. Ik had hem niet eerder kunnen ontmoeten, daar hij was gaan uitrusten in het zuiden. Ik stond erop hem te onderhouden over de wet op de alcohol, aanstonds na zijn terugkomst. Ik wou in deze zaak geen stelling nemen vooraleer ik er met hem een ernstig onderhoud over had gehad.
We spraken over alcohol, daarna over de algemene toestand, daarna over de mijnstaking. Ik deelde Vandervelde mee hoe ik er tegen opzag. Ik vreesde de gevolgen. Hij ook. We onderzochten de middelen om die staking te vermijden.”

In zijn conclusies schreef Gutt:

“Indien ik enkele privé-conversaties citeer, is het om leven te geven aan een verhaal dat door onpartijdigheid zou zijn ontkleurd. De citaten staan hier, het spreekt vanzelf, met de toestemming van de gesprekspartner.”

Op 24 februari antwoordt Gutt aan Theunis dus dat hij een regering aan het vormen is waaraan de socialisten zouden deelnemen en zelfs Spaak. Het lijdt geen twijfel dat die ommekeer niet van de ene dag op de andere heeft plaatsgehad. Wat gebeurde er tussen 9 februari, de dag waarop Spaak in Auvelais de massa’s opriep om te gaan manifesteren in Brussel om een regering van het Plan van de Arbeid aan de macht te helpen en 24 februari?

Het is niet uitgesloten dat Spaak reeds op de hoogte was van de samenstelling van een regering van ‘Nationale Eenheid’, waaraan hij zou deelnemen.

Het woordje “natuurlijk”, door Gutt als antwoord gegeven op iedere vraag, toont ons de zekerheid en de handigheid van deze bourgeois, maar ook hun verachting voor hun lakeien.

Dit hatelijk verraad deed de ontgoocheling van de arbeiders uitgroeien tot verlamming. In enkele maanden tijd werd de SJW een krachteloos groepje. En indien de Belgische arbeidersklasse de dictatuur niet heeft gekend, danken we dit aan de zegevolle strijd welke het Franse proletariaat tegen het fascisme voerde.

Van plannenmaker tot raadgever van koning Leopold III

Om De Man, dat ‘humanitair’ personage beter te kennen, dient de lezer te weten dat hij voorzitter werd van de BWP en één van de twee invloedrijkste raadgevers van Leopold III gedurende de oorlog van mei 1940.

Na de militaire nederlaag houdt Spaak een redevoering in de geheime zitting van 31 mei 1940 in Limoge. Wanneer hij het heeft over twee personen uit de omgeving van de Koning, vraagt iemand: “Wie zijn die?”.

Spaak antwoordt: “Ge begrijpt dat, indien we bewijzen hadden van een verraad, wij u die zouden leveren. Er zal naar verantwoordelijken dienen te worden gezocht, en als we die zullen kennen, indien we terugkeren in een zegevierend België, zoals ik hoop, zullen we afrekenen met al degenen aan wie iets ten laste kan worden gelegd. Momenteel kunnen we enkel veronderstellingen maken. We hebben in het hoofdkwartier een atmosfeer gevoeld van een onuitstaanbaar defaitisme, die zeer zeker gedrukt heeft op de geest van de Koning.”

Het is slechts in het commentaar dat op het debat volgde en dat ondergronds verspreid werd, dat we vernemen dat het gaat over Hendrik De Man en Generaal Van Overstraeten.

Te noteren valt dat De Man een actieve medewerker geworden is van het nazisme.

Bij de heruitgave van zijn boek “Au-delà du marxisme”, heeft Victor Larock van hem in “Le Peuple” van 22 oktober 1974 een portret geschetst.

“De Man werd in 1946 bij verstek veroordeeld tot de zwaarste straf voor collaboratie met de bezetter.

Men moet een ernstige inspanning doen om er niet aan te denken bij het lezen van wat hij zegde en schreef lang vóór zijn trotse en domme vergissing, toen hij nog geen voorzitter was van de partij.
Natuurlijk, zijn ‘nationaal’ socialisme beschikte hem voor om te sympathiseren met het nationaalsocialisme. Nochtans weigerde hij destijds in te gaan op een uitnodiging van Hitler, bij diens machtsgreep, om zijn colleges aan de universiteit van Frankfurt te hernemen. Volledigheidshalve moet ook daaraan worden herinnerd”.

Was het misschien uit vrees om uiteindelijk in een concentratiekamp te belanden?

“Eigenaardig personage”, besluit Larock. Onmenselijk humanist, minachtend en cynisch. Hij pakte graag uit met zijn doctorale superioriteit. Hij vertoonde niet de minste welwillendheid voor al die sufferds die hij verblindde”.

Wanneer Larock het heeft over zijn geschriften over de banken en de naasting van het krediet, dan natuurlijk, dan vindt hij dat De Man een socialistische taal spreekt. Maar hij waarschuwt de dromers:

“Wee hen die zich willen doen gelden door méér te beloven dan ze geven kunnen. Het is een spel waarin het altijd moeilijk zal zijn de bluf te onderscheiden van de eerlijkheid, zoals ten tijde van De Man”.

Zonder het te hebben gewild, schetst Larock hier een prachtig zelfportret van de zuivere reformist die hijzelf altijd is geweest.

april 1975

Om het dossier over “Het Plan De Man” en over het afschuwelijk verraad, dat zolang een stempel heeft gedrukt op onze arbeidersklasse, te vervolledigen, laten we het document volgen dat onze tendens publiceerde toen “La Voix Communiste” ophield te verschijnen ingevolge de intrede van de kameraden van Charleroi in de BWP.

Balans en perspectieven

Het aan de macht komen van de regering van de “economische vernieuwing”

De gebeurtenissen die zich afspeelden in België vergen een grondig onderzoek. De regering Van Zeeland is geen gewone parlementaire regering zoals die welke voorafgingen. Het is het vertrekpunt van een nieuwe stap naar de oprichting van de Sterke Staat, naar de vernietiging van de georganiseerde arbeidersbeweging.

Sedert de julidagen van 1932 en vooral sedert de Duitse catastrofe is de Belgische sociaaldemocratie gedwongen afstand te nemen van de politiek die gevolgd wordt door de klerikale en liberale regeringspartijen, die een lichte meerderheid behouden in het parlement en die zelf onstabiel zijn en door diverse stromingen worden beïnvloed. Tot hiertoe bleef de sociaaldemocratie bij een “constructieve oppositie”, een façadeoppositie die noodzakelijk werd omwille van de groeiende ontevredenheid van de werkende massa en de voortdurende dreiging van gewelddadiger explosies dan die van 1932.

Terwijl de oude garde van het economisch liberalisme met liberaaleconomische methodes de beangstigende problemen trachtte op te lossen, die gegroeid waren door de verscherping van de crisis, wierp de sociaaldemocratie zich op als verdedigster van de oplossing zoals voorgesteld door Roosevelt. In deze tweestrijd verloor de oude bourgeoisgarde terrein. Haar deflatiepolitiek kreeg harde aanvallen te verduren, zowel in het parlement als daarbuiten. De aanhangers van de “geleide economie” werden steeds talrijker in de partijen van de regering zelf, zodat tenslotte alleen nog een stemming in blok kon bekomen werden over vraagstukken die rechtstreeks de heerschappij van de heersende klasse konden aanbelangen.

Zo brokkelde de parlementaire meerderheid steeds verder af. Terwijl de economische situatie hoe langer hoe meer dringende en ingrijpende maatregelen vereiste, werd de parlementaire wankelbaarheid hoe langer hoe duidelijker.

Achtereenvolgens kwamen de regeringen Renkin, Jaspar, De Broqueville en Theunis. Om erger catastrofen te vermijden, waren deze regeringen verplicht te regeren met speciale volmachten en besluitwetten. In die zin waren ze vergelijkbaar met de Duitse regering Bruning. Maar terwijl ze niet, zoals in Duitsland, bedreigd werden van rechts door het fascisme en van links door het communisme, werden ze toch steeds meer bedreigd door de spontane klassenstrijd van de werkers, die gesteund werden door het armste deel van de kleinburgerij van de steden.

En terwijl ze tussen de verschillende factoren geklemd raakten zoals: de noodzakelijkheid om de wankele economie overeind te houden, de opdringende demagogische agitatie van de BWP voor haar Plan, de reële dreiging van een proletarische revolte als antwoord op de opeenvolgende besluitwetten, de ontevredenheid van de massa van kleine burgers en de onstandvastigheid van hun eigen parlementaire gelederen, hebben de twee laatste regeringen alhoewel voorzien van speciale volmachten, ontslag genomen zonder zelfs in de minderheid te worden gesteld.

Het bruuske ontslag van de regering Theunis dreigde zelfs de burgerlijke economie en politiek in de grootste chaos te storten. Verschillende banken, en niet de kleinste, stonden op springen. De campagne voor de devaluatie deed paniek ontstaan bij de burgerklasse en de kleine spaarders. In enkele dagen werden niet minder dan 5 miljard papierfrank uitgewisseld tegen goud en buitenlandse deviezen. Een nieuwe klerikaal-liberale regering werd nu onmogelijk. Zonder de driepartijenregering, dit wil zeggen zonder de medewerking van de sociaaldemocratische leiders aan de regering, zou er niets anders te doen blijven dan kamerontbinding. Maar deze ontbinding zou alleen nog maar de paniek kunnen vergroten.

Nieuwe verkiezingen zouden tot gevolg hebben dat de sociaaldemocraten zouden vooruitgaan en dat er aldus meer evenwicht zou komen tussen de verschillende krachten in het parlement, enerzijds vertegenwoordigd door de burgerij en anderzijds door de reformisten. Dit was echter ook geen oplossing. Nu begon Leopold III er zich mee te bemoeien. Er heerste een ongewone activiteit aan het Hof. De traditionele raadplegingen van de voorzitters van de twee Kamers en de partijleiders werden vervangen door een zeer brede consultatie, gaande van de bankiers, parlementariërs van alle kleuren (behalve de stalinisten en de Vlaamse nationalisten), over economisten, vertegenwoordigers van de handelskamers en tot de verschillende leiders van de grote centrales van de reformistische en christelijke vakbonden.

Slechts op het congres van de BWP, dat tezelfdertijd plaatsvond als de discussie in het parlement over de regeringsverklaring van de regering van Nationale Eenheid, zou men uit de mond van een afgevaardigde van de sociaaldemocraten vernemen dat deze regering tot stand was gekomen onder de dreiging met een staatsgreep door Leopold III.

Zo kwam het dan dat de regering van de deflatie Theunis-Franqui-Gutt plaats moest maken voor een regering van Nationale Eenheid en devaluatie.

De methodes van “geleide economie” vervulden voortaan de plaats voor die van de liberale economie. De ‘constructieve’ oppositie van de BWP en de formule: “Het Plan, heel het Plan, niets anders dan het Plan” maakte plaats voor een directe klassencollaboratie die Spaak ‘opslorpte’, en voor nieuwe formules zoals: “de regering Van Zeeland inspireert zich direct op de lijn van het Plan”.

Deze regering werd nationaal genoemd en terecht. Vooreerst treft men er de zeer oude en eerbiedwaardige vertegenwoordigers aan van de drienationale partijen: klerikalen, liberalen en reformisten. Zeven ministers van de regering Theunis, de sterksten en de jongsten, blijven op post en verdedigen met klem de politiek van Van Zeeland, zoals ze met niet minder brio de politiek van Theunis verdedigden. Bij landsverdediging: Devèze. Vanuit het kamp van de reformisten was dit nog meest opvallend. Om de mijnwerkers, dit meest strijdlustige deel van het Belgisch proletariaat, te verlammen, maakte men van de algemene secretaris van de Centrale van de mijnwerkers, Delattre, minister van Arbeid.

En om de linksen en de SJW te misleiden, in overleg met de oude bonzen van de BWP, werd Spaak in het bootje opgenomen. En dit was wel te verstaan zelfs geen moeilijke zaak: de parlementaire en demagogische kwaliteiten van deze kameleon, waarin door de SJW en helaas ook door de “Voix Communiste” alle hoop gesteld werd, droegen veel bij tot zijn bekering.

De economische “kwaliteit” werd belichaamd door Van Zeeland, katholiek en voorstander van de politiek van Roosevelt; tevens werd deze belichaamd door De Man, vader van het Plan van de Arbeid en eveneens Roosevelt aanhanger, evenals door Max Léo Gerard, economist en broer van de secretaris van het Centraal Comité voor de Nijverheid. Met dit waarlijk nationaal gouvernement, dat zich bij stemming een jaar lang volmachten liet toekennen, werd een periode van bedrog afgesloten en werd er een nieuwe geopend. Maar in tegenstelling tot die welke afgesloten werd, eindigt deze laatste niet op een klucht, maar op een tragedie, indien het proletariaat er niet toe komt, de politiek van het minste euvel van zich af te schudden, een politiek die onvermijdelijk tot een catastrofe leidt.

Wat is nu de ware betekenis van de wijziging in de economische politiek van het land?

We hebben gezien hoe de opeenvolgende regeringen sinds vijf jaar een politiek van deflatie hebben gevoerd, met andere woorden de daling van de lonen, de wedden en de inkomens van de kleine boeren en de middenstanders tot beneden de dalingsvoet van de prijzen, om de winsten van de banken en de uitbuiters te verzekeren en te doen groeien. Het regime, de crisis en de gevolgde politiek leidden tot een algemene verarming en een groeiende armoede van de werkende bevolking, waardoor aldus de klassenstrijd werd aangewakkerd. Er heerste een dreiging van wilde massastakingen in het land. In het vooruitzicht daarvan hebben de opeenvolgende regeringen zich voornamelijk bezig gehouden met het versterken van het repressieapparaat: rijkswacht, bewapening enz.

Tot in 1932 verklaarden de socialistische leiders zich openlijk akkoord met de loonsverlaging. Dit was, zo verklaarden zij, om de oever van “de nieuwe voorspoed” te bereiken. Maar na de strijd van het Henegouwse proletariaat veranderden zij hun tactiek. Wij kregen eerst het Plan voor Algemeen Welzijn en daarna het “Plan van de Arbeid”.

Deze plannen waren in schijn tegen de aftakeling van de lonen, maar niettemin verzetten de Algemene Raad van de BWP en de Syndicale Commissie zich tegen elke directe strijd tegen de patronale aanval. Zij beletten tevens elke strijd tegen de besluitwetten. De toegevingen en de capitulaties volgden elkaar in versneld tempo op.

Maar niettegenstaande de loonsverlaging tot beneden het leefbaar minimum, niettegenstaande ellende van de werklozen en de arbeiders, en niettegenstaande de verarming van de arme boerenstand en de middenklasse, werd de economische situatie hoe langer hoe slechter en dreigde de voornaamste economische instellingen van het land met zich mee te sleuren.

Zo kwam er geen einde aan de groeiende opwinding.

Op dit ogenblik maakten de deflationisten plaats voor de voorstanders van proefnemingen met de ‘geleide economie’ zoals Van Zeeland en De Man.

Men staakte de rechtstreekse aanvallen om meer indirecte aanvallen uit te voeren die echter nog schijnheiliger en voor de arbeiders gevaarlijker waren. Om het ergste te vermijden sneed de burgerij de strijd en de stakingen de pas af. In plaats van de revolte af te wachten met het onvermijdelijke gevolg dat men de sociaaldemocraten moest toelaten de macht “over te nemen” om de strijd in te dijken en te kanaliseren naar een bedaring der gemoederen, dwong zij de socialistische leiders hun verantwoordelijkheid op te nemen in de nieuwe economische standpunten die men ging innemen en die hun zienswijze tegemoet kwamen.

De frank moest eraan geloven. Hij werd gedevalueerd met 28 % van zijn koopkracht, waardoor men voor de tweede maal sedert de oorlog de kleine spaarders een groot deel van hun bezit ontvreemde. De waarde van de 55 miljard papieren geld in omloop werd verminderd met 28 %.

Dit was echter maar de eerste fase van de hele operatie. Nadat de goudwaarde van de frank met een derde verminderd was, volgde daaruit een merkelijke verhoging van de levensduurte. Dit wil zeggen dat met hun reeds mager loontje de werkers niet meer in staat waren dezelfde hoeveelheid goederen te kopen.

De devaluatie is een verkapte loonsvermindering en, om het de werkers zo laat mogelijk te laten merken, stelde de Regering van de Heilige Eenheid alles in het werk om deze prijsverhogingen zo langzaam mogelijk te doen verlopen.

Door de prijsverhogingen van de goederen zo ver mogelijk van het tijdstip van de loonsverhogingen te houden, hoopte men de werkers beter te kunnen bedriegen en de strijd voor loonsverhoging zo lang mogelijk uit te stellen.

De devaluatie en de deflatie zijn wapens in de handen van de burgerij, om haar rottend regime te redden.

Deze economische wending was, let wel, reeds maanden vooraf te voorzien. Toen we dan ook aandrongen om de ogen te openen van de redactie van de “Voix” en van de leiding van de groep, opdat zij zouden bemerken welke gevolgen deze economische wending zou hebben voor het Belgische proletariaat, werden we als “ridders van de Belgische frank” uitgescholden. Slechts nadat de devaluatie werd doorgevoerd, werd dit in de “Voix” vermeld en dan jammer genoeg nog zeer onduidelijk. Dit terzijde.

De economische heroplevingen de vermindering van de werkloosheid

Het lijdt geen twijfel dat deze operatie een zekere heropleving van de handel en de productie zou teweeg brengen en de werkloosheid enigszins verlichten. Bij die heropleving hielpen ook de herneming van de handelsbetrekkingen met de USSR en de uitvoering van openbare werken, die voorzien waren in de ministeriële verklaring, en dit in het vooruitzicht van een imperialistische oorlog.

Maar men moet er rekening mee houden dat deze lichte heropleving en de vermindering van de werkloosheid, die er het gevolg van was, eens te meer werd verwezenlijkt op de rug van de massa. De miljarden, ontstolen aan de kleine spaarders en het gestolen deel van de koopkracht van de lonen van de arbeiders, die zijn het die moesten dienen om de banken weer recht te helpen en de uitbuiters toe te laten meer winst te maken en concurrentie te voeren met de andere buitenlandse kapitalisten.

Het is juist dat deze ‘geleide economie’ een lichte herneming van het zakenleven meebrengt en de onmiddellijke rampzalige gevolgen van de devaluatie enigszins zal milderen. Het komt erop neer dat deze operatie in haar geheel de ellende van de werkende klasse aanscherpt, met het doel het kapitalistisch systeem niet te laten wegzinken en dat daarna, door de veroorzaakte herleving, deze ellende weer een beetje gemilderd wordt.

Maar indien, tijdens deze operatie, en vóór het resultaat volledige uitwerking zal hebben, de lichte heropleving, die zich op wereldschaal laat gevoelen, niet noemenswaardig doorgaat, zal het gevolg zijn dat er een nieuwe stagnatie zal uit voortvloeien, en het effect van de ontmoediging zal niet te overzien zijn.

De sociaaldemocratie rekent als volgt: terwijl zij een stijging van de conjunctuur van de economie op wereldschaal verwacht, hoopt zij, door de betrekkelijke politieke stabiliteit die er uit voortvloeit, een proletarische massabeweging te vermijden en te beletten dat de kleinburgerlijke lagen van de bevolking naar het fascisme overhellen; daarnaast hoopt zij een militaire dictatuur te bezweren. In werkelijkheid geeft zij de ene strategische positie na de andere op.

De regering van de Heilige Eenheid en de imperialistische oorlog

De huidige regering staat tezelfdertijd in het teken van de redding van het binnenlandse, Belgische kapitalisme en van de verdediging van het Belgische kapitalisme in het buitenland.

Men moet naïef of dom zijn om de mogelijkheid van een nieuwe en nog verschrikkelijker wereldbrand op korte termijn te ontkennen. De bewapeningswedloop — zowel in kwaliteit als in kwantiteit — draait op volle toeren. De akkoorden die hoe langer hoe meer gesloten worden in alle hoofdsteden van de wereld, tonen aan dat we in de laatste fase van de “vrede” nl. de pauze tussen twee oorlogen, zijn getreden.

De samenstelling van dit ministerie van “algemeen welzijn” zoals “Le Peuple” het nog altijd noemt, is in dit opzicht veelbetekenend. Zoals we hierboven reeds hebben gezegd, vindt men er Devèze, de enige die deel uitmaakte van alle regeringen om de oorlogsvoorbereiding geen ogenblik in gevaar te brengen. De ervaring van het hoofd van dit departement zou immers een goede continuïteit in het werk belemmeren...

Het verleden van de socialistische leiders, die deel uitmaken van de regering, is bovendien in deze aangelegenheid een goede garantie.

Vandervelde, minister zonder portefeuille, was de eerste om in 1914 de oproepen van de koning te beantwoorden. De Man roept de SJW in de “Peuple” op om het vaderland te verdedigen, niet voor wat het nu is, maar voor wat het bezig is te worden en nog meer voor wat men het zou willen zien worden. En dan hebben we nog Spaak, die er zorg voor droeg zich in zijn gauchistisch gewauwel nooit uit te laten over de omvorming van de imperialistische oorlog in een burgeroorlog, zoals het ordewoord van de SJW steeds luidde.

Deze samenstelling moet zelfs bijzienden overtuigen dat de ware machthebbers enkel de verdediging op het oog hadden, zowel in het binnenland als in buitenland, van de eigendom van de heersende klassen. Mochten zij trouwens zo niet handelen, dan zou de wereld wel blijven stilstaan.

De dreiging met militaire dictatuur en de rol van Leopold III

Terwijl de “Voix” en andere tendensen van de arbeidersbeweging zich blindstaarden op de fascistische dreiging, die niet bestond, en die ondanks de zekere vooruitgang bij de gedeeltelijke verkiezingen die plaats vonden nog steeds niet bestond, vestigden wij de aandacht op de dreiging van een openlijke dictatuur, zonder er het juiste karakter van te bepalen. Het was kort geleden nog niet mogelijk zich daarover een juist idee te vormen. Zouden wij het voorbeeld van Oostenrijk volgen of was er een andere mogelijkheid?

Dit kon verklaard worden door het onderzoek naar de krachtsverhoudingen op dit ogenblik. Het fascisme heeft zich zonder twijfel ontwikkeld sedert onze sectie er een concrete analyse van gemaakt heeft in de brochure “Situation politique après les pleins pouvoirs” (Politieke situatie na de volmachten), einde 1933, maar het blijft verdeeld in een reeks groepen en het vertegenwoordigt geen macht die tot machtsovername kan leiden.

Anderzijds is en blijft het stalinisme even zwak als de waarde van zijn politiek. Dankzij de opportunistische tactiek en dankzij het “goede werk” van de leiding van Charleroi en van de “Voix” zijn er in de onmiddellijke toekomst enkele zwakke mogelijkheden geschapen voor uitstraling en innerlijke versterking.

Maar naast het fascisme is het stalinisme nog minder een bedreiging voor de burgerij.

Het parlement en het parlementarisme worden hoe langer hoe minder bruikbaar voor de heersende klasse en haar Staat om zich te verdedigen tegen de economische en politieke weerslag van de crisis en de last die voortspruit uit de tegenstellingen op wereldvlak. Verscheidene malen werden de parlementariërs de laan in gestuurd. Men zou kunnen zeggen dat ze bijna voortdurend ‘op wandel’ zijn. Zij zetelen zowat nog alleen om het ontslag van een regering te beleven of het vertrouwen te schenken aan de opvolger en om de begroting goed te keuren.

Om de deflatiepolitiek te volgen, werd de nochtans lamlendige en laffe meerderheid van de burgerij in het parlement steeds kleiner. Sedert geruime tijd geraakten de krachtsverhoudingen in het parlement meer en meer in evenwicht en beletten ze elke stevige burgerlijke formatie in de regering. Geen enkele parlementaire regering was nog levensvatbaar na de laatste die enkel uit bankiers was samengesteld.

Indien, zoals we reeds hierboven zegden, er zich binnen enkele maanden een nieuwe stagnatie voordeed in de economie van het land, zou de grote burgerij met haar pers en al de technische middelen die ter haar beschikking staan, zich in beweging zetten om het diskrediet van de devaluatie van de frank en de nieuwe verslapping op de rug te schuiven van de reformistische leiders. Men is er trouwens reeds mee begonnen.

De kleinburgerij en de bedrogen boeren zullen zich in woede afkeren van de ‘plannenmakers’ van alle schakeringen en nog vlugger naar de reactie overgaan. Deze middenklassen, die zwaar getroffen werden door de crisis en door wat demagogisch het hyperkapitalisme genoemd werd (kern van de agitatie van de rexisten, legionairs, verdinazos en Crockaert-aanhangers, maar ook van het Plan-De Man) zullen een manipuleerbare massa worden voor elke kandidaat-dictator.

De huidige regering van de ‘autoritaire democratie’ die een jaar volmachten toegewezen kreeg, zal, indien het experiment mislukt en de economische toestand verslechtert, een der laatsten zijn, zoniet de laatste, die door het parlementarisme zal voortgebracht zijn. De koortsachtige bedrijvigheid van Leopold III tijdens de laatste ministeriële crisis, zijn achtereenvolgende raadplegingen van alle personaliteiten uit de wereld van de economie en de politiek, de geruchten die links en rechts de ronde deden, de formele bevestiging van een volksvertegenwoordiger op het BWP-congres dat de regering van de Heilige Eenheid tot stand was gekomen onder de dreiging van degene die een jaar voordien trouw had gezworen aan de grondwet, namelijk Leopold III, het feit dat de Belgische monarchie zich nog niet gediscrediteerd heeft sinds haar bestaan, integendeel, het feit dat de geografische omstandigheden en de schending van de “neutraliteit” van het grondgebied in 1914 het de voorganger van Leopold hebben mogelijk gemaakt de rol van ‘Koning-Ridder’ te spelen, het feit dat het fascisme op dit ogenblik verdeeld is in verscheidene stromingen, dit alles geeft de mogelijkheid te bevestigen dat de monarchie in België de enige werkelijke reactionaire macht is.

Het cynisme van de socialistische leiders

Gewrongen tussen hun wil om het regime te redden, tussen de ontevredenheid en de strijdlust van de proletarische massa’s van de industriestreken en de kwellende gedachte van een verschuiving van de kleinburgerlijke klasse naar het fascisme, waren de reformistische leiders sedert 1932 verplicht een demagogische taal te gebruiken en koud en warm te blazen. De opeenvolgende plannen en vooral dat van De Man hebben op schijnheilige wijze hun voornaamste bedoelingen verborgen onder een socialiserend gebazel. Er was sprake van beslaglegging op de commandoposten en de ‘nationalisatie’ van de banken en de monopolies. Ze gingen een ‘socialistische sector’ en een ‘privésector’ inrichten, een soort gemengde economie die men zelfs vergeleek met de Nieuwe Economische Politiek (NEP) die in 1920-1921 in Sovjet-Rusland werd ingesteld.

In dit Plan was er voor elk wat wils. Alle bestaande strekkingen van de BWP zagen in het Plan hun verzuchtingen verwezenlijkt, wat heel zeker de psychologische kwaliteiten van de opsteller ervan in het licht plaatsen. Heel de bureaucratische en parlementaire kliek, die rijkelijk leefde op de rug van de werkende klasse, zag er een middel in om aan de stakingen te ontsnappen en herhaalde in koor: “Geen gedeeltelijke hervormingen: laten we voor de structuurhervormingen strijden, maar met grondwettelijke middelen.”

Zo belette men de werkers zich met geweld te verzetten tegen het systematische afknagen van hun inkomsten. De linkse kameraden, die eerst, bij het verschijnen van het Plan, in de Socialistische Actie bescheiden probeerden het vernis weg te krabben van het product van De Man, lieten zich uiteindelijk vangen aan het gezegde dat De Man van Bernstein overgenomen had en dat Spaak tot het zijne had gemaakt: “het Plan is niets, het is de actie die telt”. Zo werd het burgerlijk-conservatief plan in de ogen van de werkers een revolutionair plan.

En zo ging men over tot de actie zonder het doel, het Plan, voldoende te hebben onderzocht op zijn inhoud. Zo zwalpte het schip, van stapel gebracht door de SJW en links, met een kompas van het merk “Verder dan het marxisme”. En de “Voix” meesmuilde omdat ze niet aan boord werd genomen.

De mystiek die geschapen werd, kwam in feite neer op een fopperij met Barnum allures. Dit plan, dat door de ene als neoreformistisch of reformistisch werd beoordeeld en door anderen als revolutionair of zelfs marxistisch, was in werkelijkheid slechts een kopie van de experimenten van Roosevelt, namelijk een poging om de scherpe tegenstellingen van het imperialistisch tijdperk, die het kapitalisme met totale ineenstorting bedreigde, af te zwakken; een poging om de verschillende takken van de economie beter te doen draaien en het krediet, de productie en de ruil zonder horten en stoten te doen verlopen.

L. Laura, de “uitstekende” economist en strijdmakker van De Man, dat andere grote licht uit Pontigny, schreef zojuist in het Syndicaal Bulletin van België een studie over het Plan van de CGT in Frankrijk, een Plan dat volgens hem, en het is nog waar ook, uitging van dezelfde principes als het Plan van de Arbeid. Hier volgt het meest typerende uittreksel uit deze studie:

“Wegens het beperkte kader van deze uiteenzetting, is het niet mogelijk een grondig onderzoek te wijden aan de technische maatregelen die voorzien zijn in het Plan. Samengevat komt het erop neer, het bankwezen aan te passen aan de eisen van een planeconomie, door een grondige hervorming van zijn structuur, de naamloze vennootschappen onder strenge controle te plaatsen, het spaarwezen doeltreffend te beschermen en de Bank van Frankrijk te nationaliseren. Deze maatregelen zijn nochtans slechts een middel om het economisch doel te bereiken: het in handen nemen door de gemeenschap van de stuurknuppels waarvan het inbezitnemen noodzakelijk is om de economische conjunctuur om te gooien.”

Dit laat geen twijfel over: het doel van het Plan van de CGT, zoals dat van het Plan-De Man, is de verbetering van de conjunctuur, of liever het herstel van de “voorspoed” voor het regime.

Deze goed voorbereide bedotterij, die ondersteund werd door opeenvolgende propagandagolven, heeft zelfs de revolutionaire militanten aan het wankelen gebracht, ofschoon die jarenlang de hinderlagen van het politieke en sociale leven zijn ontlopen. Men werd er zo bijziend door dat De Man zichzelf in 24 uur tweemaal kon tegenspreken en dat hij op honderdduizenden exemplaren kon schrijven (zonder dat de ogen opengingen van hen die steeds riepen: “Het Plan, niets anders dan het Plan”): “Het Plan voorziet geenszins politici of ambtenaren in de plaats van de bankiers; het wil enkel de bankiers op hun plaats zetten, dit is in de bank, en niet in de regering van het land of aan de leiding van de industrie. De banken, zelfs wanneer ze genationaliseerd zullen zijn, zullen hun klanten bedienen zoals zij het goedvinden; zij zullen enkel aan de richtlijnen van algemeen behang zijn onderworpen, zodat er een einde komt aan de misbruiken van het privé-monopolie en waardoor het spaartegoed van de beleggers zal worden beschermd.”

Als dit niet in het oog valt!! Is het dan niet verwonderlijk dat, vandaag nog, nu alles duidelijk geworden is en de verlakkerij iedereen duidelijk is, sommige linkse militanten steeds de verwezenlijking van heel het Plan eisen omdat dit de “nationalisatie” voorziet van de banken, “nationalisatie” die de bankiers steeds in staat zal stellen om hun cliënteel verder te dienen en dit natuurlijk niet zonder winst. Zou men niet ontmoedigd geraken wanneer men deze militanten steeds maar “Heel het Plan” hoort schreeuwen, nadat de beschermheer, de maker en de voornaamste agitator voor de “nationalisatie”, Vandervelde, De Man en Spaak in de regering van de ‘Heilige Eenheid’ getreden zijn om de frank te doen springen en de banken te beschermen? Hier kan geen sprake meer zijn van politieke bijziendheid. Het is zonder meer medeplichtigheid.

Dankzij de mystificatie van het Plan, door de kapitalisten en reformisten uitgewerkt, werden de massa’s verhinderd hun belangen te verdedigen en hebben daardoor hun ellende in ongehoorde verhoudingen zien vergroten.

Dat zekere ‘rechtsen’ o.a. Mathieu nog niet voldaan zijn, onthult wel de graad van ontaarding waar de BWP aan toe was. Met een verbijsterend cynisme veroordeelde hij, in het congres van de BWP diegene die de frank opgeofferd hadden aan de banken, niet in de zin dat hij de banken had willen zien ineenstorten; wat hij voorstelde was het helpen bekostigen van een militaire steun aan Frankrijk, om zodoende én de frank én de banken te redden.

“Ik wou,” verklaarde hij, “dat ge u naar Frankrijk wilde keren en dat we onze militaire steun in klinkende munt zouden omzetten. Indien Frankrijk zijn noordelijke grenzen had verdedigd, zoals ze dit heeft gedaan voor haar westelijke, zouden we beter beschermd zijn geweest. Frankrijk moet ons dankbaar zijn voor onze steun, haar verleend in het westen.”

Omgezet in de taal van de werkers komt het erop neer dat mijnheer de “socialist’ Mathieu verkoos het leven van de volksmassa’s alléén maar duurder te verkopen aan het Frans imperialisme en het geheim militair pact met Frankrijk te verstevigen; dit om enkele miljarden te bekomen om én de frank én de banken te redden.

De uiteindelijke betekenis van de theorieën van deze overloper is wel het volgende: onder zulke smerigaards zal de Belgische burgerij, indien nodig, haar Noske, haar Scheidemann vinden, de overlopers die de Duitse proletarische revolutie in een bloedbad hebben gesmoord en de grootste verantwoordelijkheid dragen voor de moord op K. Liebknecht en Rosa Luxemburg.

“Le Peuple” heeft dit deel van de toespraak weggemoffeld. “L’Action Socialiste”, noch “Voix Communiste” noch het Bulletin van de SJW reppen er met een woord over. De “Drapeau Rouge” geeft wel het eerste deel weer maar durft het niet aan te spreken over het voorstel van Mathieu.

Het Frans-Sovjetakkoord dat op het punt staat ondertekend te worden en de Frans-Belgische militaire alliantie zijn daar om de houding van de stalinisten te verklaren.

Sinds de oprichting van de ‘Regering van de Heilige Eenheid, oefent de schijnheiligheid en het cynisme van de redders van de banken zich nu uit in een andere richting. Terwijl de plaatsen, voorbehouden voor de plakkaten, nog vol hangen met deze van de BWP en die een proletariër voorstellen, bezig met het weg borstelen van de regering van de banken, breekt “Le Peuple” alle records van slaafsheid door een project van affiches te verspreiden, bestemd voor de winkels waarvan de eigenaars de “loyale” inspanningen tot vernieuwing van de economie van de ‘Regering van de Heilige Eenheid’ willen ondersteunen door te strijden tegen de onwettige prijsverhogingen.

Het is er de bonzen om te doen, een campagne op touw te zetten om de prijsstijgingen zolang als mogelijk is te rekken, opdat de loonsverhogingen de prijsverhogingen niet zouden inhalen, met andere woorden, dat de prijsverhogingen zo traag mogelijk zouden gebeuren opdat de massa er zich nauwelijks rekenschap zou van geven.

Dit alles opdat de aftroggelarij en de roof van de devaluatie, de beste resultaten zouden hebben voor de banken, de trusts, de monopolies en de hele economie om het regime en hun vel te redden. Het Plan, het gehele Plan en niets dan het Plan!

Het Plan aan de macht?

Het is onbetwistbaar dat een zeker gedeelte van de richtlijnen van het Plan van de Arbeid overgenomen werden door de regering Van Zeeland. We bedoelen de werkelijke richtlijnen van het Plan en niet die welke de dubbelzinnige taal en het commentaar van De Man heeft doen voorspiegelen (nationalisatie van de banken en de sleutelindustrie, structuurhervormingen en het bemachtigen van de bestuursapparaten).

Het BWP-congres, dat samenviel net de parlementaire debatten over de verklaringen van de Regering Van Zeeland, bewijst, enerzijds door de overwinning van de rechterzijde en de centristen, en anderzijds door de ontgoochelingen van de linkerzijde die trouw gebleven was aan de formule; “Het Plan, niets dan het Plan...”, de formidabele verwarring die dit Plan heeft geschapen.

Volksvertegenwoordiger Sommerhausen riep in een commentaar op het regeringsplan uit: “Ik weet dat we in het regeringsplan niet alles hebben wat we wensten. Maar in dit program steekt de controle over de banken. Dat Truffaut het boek leest over het Plan van de Arbeid en zijn uitvoering. Maar wat de socialisatie van het krediet inhoudt, volgens het Plan, is dat de banken gecontroleerd zouden worden in hun kredietoperaties”.

Overdrijft Sommerhausen of vervormt hij het voornaamste deel van het Plan? Geenszins. De Man drukt zich nog duidelijker uit in dit verband:

“Het Plan wil in geen geval de bankiers vervangen door functionarissen of gendarmen. Het wil allen de bankiers op hun plaats zetten, en dat is op de Bank”.

Dat is natuurlijk ver van gevangenis en executiepaal. Sommerhausen had volledig gelijk, de regering Van Zeeland-De Man past in deze zaak de beginselen toe van het Plan inzake ‘nationalisatie’ van de banken en van het krediet.

Indien men begrijpt (en dat is niet zo moeilijk) dat gans het Plan berust op die dubbele mystificatie: naast de “nationalisatie” van de banken, ook die van de monopolies en de trusts (de sleutelindustrieën aub) die van dezelfde aard zijn, dan begrijpt men de ontmoediging en ontgoocheling van Godefroid, nationaal secretaris van de SJW die in het congres uitriep:

“In veel streken zijn het de jongeren geweest die de actie voor het Plan in gang hebben gezet. We hebben het Plan als een vaandel beschouwd. We hebben nu de indruk te zijn verraden door de eigen partij.”

Na de parallel te hebben getrokken tussen andere gemeenschappelijke punten van het regeringsprogramma en het Plan, stemt Sommerhausen in met de instelling van speciale machten voor een jaar, en dit in naam van het Plan. “Wanneer men protesteert tegen de speciale machten in socialistische kringen”, zegt hij, “laat me u dan doen opmerken dat deze machten vervat zijn in het Plan van de Arbeid”.

Daar heeft deze goede burgerszoon weer gelijk in. Natuurlijk trekt Sommerhausen niet de conclusie dat “Gans het Plan aan de macht” is, maar hij denkt dat het Plan gewonnen heeft in de mate dat het winnen kon.

Het is het einde van zijn toespraak die het best zijn gedachte weergeeft en meteen de bedoeling inzake economische renovatie van de regering Van Zeeland, door de BWP verdedigd.

Zinspelend op het lichte en gedeeltelijke herstel van de wereldeconomie (waar hij zich trouwens illusies over maakte) en op het diskrediet dat de burgerij op de sociaaldemocraten zal afwentelen, door op hen de verantwoordelijkheid te werpen voor de muntdevaluatie, verklaart Sommerhausen:

“Er wordt gezegd dat we eruit zullen worden gezet na de devaluatie. Ik ben ervan overtuigd dat we grote dingen zullen kunnen doen. Ik geloof dat we in 1927 een vergissing begingen door de macht te verlaten, de periode van de budgettaire bonus. We zijn momenteel opnieuw in een stijgende periode, we moeten in de regering blijven”.

De toespraak van Sommerhausen werd luid toegejuicht. Had de spreker de verzuchtigingen van de bureaucratische en parasitaire BWP niet uitgedrukt?

De minieme verbeteringen, vastgesteld in de wereldeconomie, de devaluatie, als middel door de regering aangewend om de nationale economie te vernieuwen, in die “stijgende lijn”, opent voor hem een rustig en kalm perspectief.

Het fascisme en het Plan

Wanneer we de theoretische analyse maakten van het Plan De Man in 1933, schreven we:

“Op economisch gebied heeft het Plan-De Man als belangrijkste maatstaf de strijd tegen het geldkapitaal, de trusts en de monopolies, die door hun (buitensporigheden) het gehele regime bedreigen. Dit noemen ‘onze’ fascisten en fasciserende en ook de rechtsen van de BWP de strijd tegen het hyperkapitalisme. Volgens het Plan zijn de diepe oorzaken van de kapitalistische crisis niet de grondvesten zelf waarop het regime is gebouwd, maar de onafwendbare gevolgen die voortkomen uit deze grondslagen, nl. het geldkapitaal, de trusts en de monopolies. In deze poging om het hyperkapitalisme uit te schakelen inspireert het Plan-De Man zich rechtstreeks op de fascistische programma’s. We kunnen het niet genoeg beklemtonen zowel het fascisme als het Plan-De Man hebben als essentiële criterium de strijd tegen het hyperkapitalisme dat door zijn ‘excessen’ het hele regime bedreigt. Zowel het fascisme als het Plan-De Man willen kost wat kost verijdelen dat de tegenstellingen van het regime zich oplossen in een nieuwe synthese (de socialisatie van de productie-, en ruilmiddelen). Dat Plan is (dus dwars door) contrarevolutionair en houdt niets vooruitstrevend in, in de zin van de arbeidersstrijd. Het Plan-De Man stelt de nationalisatie in het vooruitzicht door middel van het opkopen van de belangrijkste financiële en economische takken van het land, de oprichting van economische lichamen wier taak erin zou bestaan alles in een algemeen plan te coördineren ter verruiming van de binnenlandse markt en ter vergroting van ‘de taart’ die op dit ogenblik al maar kleiner aan het worden is, om er zodoende aan alle klassen een groter stuk van te kunnen geven. Het voorziet de oprichting van twee sectoren: een genationaliseerde en een privésector.
Dit stelt de vulgarisators van het Plan in staat de gedachte te propageren dat het Plan een (socialistische) sector voorziet naast een privésector, en dat alles te vergelijken met niets minder dan de NEP in de Sovjet-Unie.
Het Plan zal instaan voor volledige bescherming van de privé-eigendom in die privésector. In dit gedeelte komt het het duidelijkst tot uiting dat het Plan geïnspireerd werd door de fascistische ideologie: door het kleine-, middel-, en het grote kapitaal te beschermen tegen de arbeidersklasse, door de uitschakeling van het financiekapitaal.
Ofschoon de opstellers beweren dat het Plan geen verwerping van het internationalisme inhoudt (trouwens wie zou nog aan een internationalisme van de reformisten geloven...) is ook in dat gedeelte het Plan duidelijk geïnspireerd door de fascistische ideologie van economisch nationalisme en autarchie. Het berust op de zinloze stelling dat de economische crisis binnen het raam van één enkel land kan opgelost worden.”

Dit deel van de Brusselse resolutie van 1933 bezorgde ons een waarschuwing van kameraad Trotski: ‘opgelet voor het sociaalfascisme’.

We hielden stand en doen dat nog; dat de economische bedoeling van het Plan geïnspireerd werd door de programma’s van de fascisten, nog vóór die aan de macht kwamen. Het beoogt de verdoezeling van de meer dan scherpe tegenstellingen van deze imperialistische tijd en de verhindering dat die zich in hun syntheses zouden oplossen: de opheffing van het privé-bezit.

Op politiek vlak beoogden de reformisten deze oogmerken te verwezenlijken door zich van de burgerlijke democratie te bedienen, erger nog, door zich te laten bezielen door het fascistisch corporatisme. Het spreekt vanzelf dat bedoelde oogmerken de goedkeuring van de fascistische dictators genoten.

De Verdinaso’s, de meest consequente Vlaamse fascisten, beschuldigden zelfs de BWP van plagiaat, d.i. van de fascistische programma’s te hebben afgeschreven.

Alles was verward, maar stilaan bleek het dat de Belgische fascisten, op hun beurt, zich van het Plan en de daarmee gepaard gaande agitatie gingen bedienen.

Een handige, op Amerikaanse leest geschoeide agitatie brengt dan plots, in december 1934, een zekere Janssens op het voorplan van de politieke scène, met een ‘realistische beweging’ die hij ‘alleen’ tot stand bracht. De agitatie was gericht tegen de banken en vooral tegen Franqui, de bankier der banken; dit in het kader van gedeeltelijke verkiezingen, door de BWP zelf uitgelokt, als reactie tegen het manifestatieverbod voorzien voor 24 februari en dat nationaal zou zijn.

Terwijl de stalinistische partij slechts 6.000 nieuwe kiezers kon winnen, wat hun effectief tot 10.000 bracht, behaalde dit individu 45.000 stemmen.

Het is evenwel een feit dat de onthouding van de traditionele burgerlijke parlementaire partijen in deze verkiezing dat individu geweldig heeft bevoorrecht, evenals de vele fascistische en fasciserende lijstjes, die samen 100.000 van de 330.000 stemmen behaalden van het kiezerscorps van de hoofdstad en omgeving.

Maar zelfs indien voornoemde massale onthoudingen deze verplaatsing hebben mogelijk gemaakt, onthullen deze verkiezingen niettemin een zekere rijping in de sociale basis van het fascisme.

Wat is nu het verkiezingsprogramma van die fascistische “chef” Janssens die beweert, noch een partijman te zijn, noch parlementariër, noch aspirant-dictator, klasseloos, afkomstig uit het volk maar nu industrieel aan het hoofd van een reeks ondernemingen met een kapitaal van zowat 100 miljoen en die, net als Hitler bij zijn opkomst, een geesteszieke leek.

Zijn programma is, noch min noch méér (eerder méér dan min): het Plan, gans het Plan en niets dan het Plan. Hier volgt het:

1) Ontbinding van de Kamers;
2) Herstel van de frank in zijn vroegere waarde;
3) Inbeschuldigingstelling van al wie met kennis van zaken de muntontwaarding hebben in de hand gewerkt;
4) Nationalisering van gas-, water- en elektriciteitsmonopolies (distributiediensten);
5) Radicale en onverbiddelijke afschaffing van alle bijbetrekkingen;
6) Goed betaald werk voor iedereen. Onmiddellijke tewerkstelling van alle werklozen in openbare werken en privé-ondernemingen, door de staat te bekostigen;
7) Minimumsalaris voor vrouwen en meisjes, tewerkgesteld in grootwarenhuizen;
8) Verdubbeling van de lonen en de kleine wedden (zesmaandelijkse schijven, over een tijdspanne van 5 jaar verspreid);
9) Onmiddellijke terugkeer tot de prijzen en lonen van 1930
10) Volledige afschaffing van alle taksen en van alle belastingen;
11) Vermeerdering van het ouderdomspensioen. Een betere sociale wetgeving op alle gebied. Deze wetgeving heeft als beginsel: ‘Allen voor de Staat, de Staat voor allen’, m.a.w. de Staat is het vitaal minimum verschuldigd aan allen die werkloos zijn of in de onmogelijkheid zijn te werken (zonder syndicale bijdragen);
12) Opheffing van de banken. Om ze te vervangen voorzien we een Nationaal Instituut voor Krediet. Het zal het monopolie bezitten van alle deposito’s (onder staatswaarborg). Ieder eerlijk man zal er kredieten kunnen krijgen tegen lage voorwaarden en tegen behoorlijke waarborgen. Dit instituut zal alle bestaande hypothecaire schuldvorderingen voor eigen rekening nemen. Dit instituut zal geen enkel bedrijf beheren noch enige controle erover uitvoeren; het zal zich beperken tot het verlenen van voorschotten;
13) Bescherming van handel, industrie en landbouw;
14) Opheffing van coöperatieve consumptiemaatschappijen;
15) Een nieuwe import- en exportpolitiek, georiënteerd naar het algemeen welzijn, de landbouw inbegrepen, en niet meer zoals vroeger ten bate vooral van de grote industrie waarbij de anderen wel een paar benen te knagen kregen.”

Welke zijn dan de meest waarschijnlijke veronderstellingen?

Indien men aan dit programma, zijn verkiezingspropaganda tegen de sociaaldemocraten voegt, door vooral De Man en Spaak te beschuldigen hun eigen politiek te verloochenen, kunnen we alleen maar vaststellen dat we ongeluksprofeten zijn geweest.

In onze polemiek met de kameraden van Charleroi, schreven we begin januari 1934:

“De BWP zal alles in het werk stellen om die lagen van industriëlen waarvan de uitbating niet volledig onder controle valt van het financieel kapitaal, tot zich te trekken zoals trouwens ook de middenklasse en de boeren. Om dit te bereiken zal de BWP verplicht zijn aan deze bevolkingsgroepen toegevingen te doen, maar tezelfdertijd zal ze, méér dan vroeger, de strijd moeten temperen van de arbeiders voor onmiddellijke eisen, tegen hun patroon van de privésector die opgenomen werd in het Plan. Het grootste deel van zijn inspanningen zal naar die bevolkingslagen gaan. Haar propaganda, haar agitatie en haar demagogie tegen het hyperkapitalisme zal de verzuchtingen van deze bevolkingsgroepen aanwakkeren. Anderzijds zal ze zich verplicht zien voor de verwezenlijking van het Plan met grondwettelijke middelen, in de proletarische massa en bij de werklozen een voorzichtige propaganda te voeren, waaruit elke directe actie voor gedeeltelijke eisen zal gebannen worden (gedaan met de hervormingen in de herverdeling). Ze zal de massa van de revolutionaire strijd afleiden door haar te doen geloven dat rond het Plan een overgrote meerderheid in het land kan verenigd worden om het langs wettelijke wegen te verwezenlijken.
Zelfs in de veronderstelling dat de arbeidersmassa de pogingen van de BWP ernstig zouden nemen en zich zelfs zouden oriënteren naar directe actiemiddelen, zou, in die omstandigheden, dat wel eens ernstige gevolgen kunnen hebben, en zou de toegenomen invloed van de BWP in staat zijn het koude bad van de ontgoocheling op te vangen.
Nu reeds bevelen zekere katholieke bladen eveneens de strijd aan tegen het hyperkapitalisme, verklaren zich akkoord met de autoritaire staat en loven het Plan-De Man; alleen betreuren zij het dat de BWP, voor die verwezenlijking ervan, aan haar oude burgerlijk democratische posities vasthoudt In de veronderstelling nu, dat de middenstand, waarop de BWP zich beroept; het plan van strijd tegen het hyperkapitalisme ernstig neemt, dat ze zich inzet om effectief het financieel kapitaal van haar formidabele macht wil ontdoen, dat ze tot echte acties wil overgaan, zal ze er zich vlug rekenschap van geven dat het niet het verkiezingsstelsel noch de grondwettelijke middelen zijn die het hyperkapitalisme zullen verslaan en ze zullen zich wenden naar de fascistische en fasciserende groepen die in hun programma eveneens de strijd hebben tegen het hyperkapitalisme, maar tezelfdertijd de solidariteit van al de klassen, maar die de nadruk leggen op het idee van de autoritaire en totalitaire staat.
De BWP zou door haar demagogie, verre van te immuniseren tegen het fascisme, haar sociale basis hebben gewekt en in werking gesteld.
Dit proces houdt in zich het gevaar dat het fascisme de ganse demagogie van de BWP zou gebruiken voor de verwezenlijking van haar eigen plannen. We zouden zodoende getuige zijn van een toepassing in omgekeerde zin van de door ons aanbevolen tactiek en die erin zou hebben bestaan de arbeiders, in de verovering van hun onmiddellijke belangen met voorlopige ordewoorden te leiden, bedoeld om tegen de reactie te strijden en hen de ijdelheid te laten ervaren van de reformistische methodes. De fascisten, van hun kant, zouden de objectieven van het Plan-De Man gebruiken, om juist aan hun sociale basis (de middenstand) de ondoeltreffendheid van de wettelijke en democratische methodes van strijd tegen het hyperkapitalisme te bewijzen en ze aan te zetten met contrarevolutionaire middelen dat hyperkapitalisme te keer te gaan.”

Het recente verleden heeft deze veronderstelling maar al te zeer bevestigd. De geweldige eindejaarsaanvallen tegen de arbeidersklasse verwekten een intense agitatie in het Belgisch proletariaat. Het dreigde de BWP en Syn. Commissie te overspoelen. De mijnwerkers besloten tot de algemene staking voor 4 februari, de datum waarop een reeks voor de arbeidersklasse keiharde wetsbesluiten van toepassing zouden worden.

Ondanks hun oproep tot het ganse proletariaat, tot de Syndicale Commissie en de BWP, weigerden deze laatsten de algemene staking te organiseren en in plaats daarvan een manifestatie te houden ...20 dagen na het van kracht worden van de beruchte wetsbesluiten. Het was het eerste koude stortbad. Het betekende een sabotage van de mijnwerkers, die aanvoelden dat ze, indien ze alleen in de strijd bleven, verslagen zouden worden.

De agitatie nam toe. Men rekende op een 200.000 manifestanten. Die beweging diende gekanaliseerd te worden en men beloofde het-Plan-aan-de-macht begin maart.

Laten we niet uit het oog verliezen dat de beroering op de eerste plaats gericht was tegen de regering. Het Plan had daar zeer weinig in te zien, integendeel, het fungeerde eerder als een veiligheidsklep. De afgeschrikte regering verbood toen de betoging en het werd de voorziene capitulatie. Men reageerde door het ontslag van Spaak in het parlement. Tweede koude stortbad: de wetsbesluiten werden uitgebreid. De beroering stierf uit en een regering van ‘economische vernieuwing’ werd samengesteld.

Daarop volgde de verkiezingskomedie en de bliksemsnelle vooruitgang van het fascisme. In plaats van de arbeidersklasse te dienen, heeft het Plan, tegen haar, de sociale basis van het fascisme doen ontwaken. Dat alles samen, met de devaluatie, leidt naar het fascisme. Onze meest waarschijnlijke hypothese is op de weg van verwezenlijking.

De linksen en het Plan

De uitroep van Godefroid, nationaal secretaris van SJW op het BWP-congres: “We hebben het gevoel verraden te zijn door onze eigen partij”, verwoordt de hele ontnuchtering na dat alternatief koud en warm stortbad en houdt tevens in de hele vergissing die de linksen, onder de politieke leiding van Spaak, begingen, een vergissing die gevoed en gesteund werd door de groepsleiding en “La Voix”.

Godefroid was een van degenen die erop rekenden dat, indien de beroering voor het Plan een massabeweging had bepaald, deze in weerwil van de sociaaldemocratie, automatisch een fundamenteel revolutionair karakter zou aannemen.

Daarentegen verdedigden wij de stelling dat dit de handen vrij zou laten aan de sociaaldemocraten en naar de capitulatie en de ontnuchtering zou leiden. Toen in 1933 het Plan verscheen, stuurden wij een artikel naar de redactie van “La Voix” waarvan de opname werd geweigerd. Dit artikel werd het uitgangspunt van ons meningsverschil.

Bij de kennisname van de toespraak van Spaak voor de Brusselse Federatie, terwijl hij in de redactiecommissie van het Plan zetelde, schreven we:

“Het praktisch besluit dat we gerechtigd zijn te trekken uit de toespraak van Spaak (hij zetelde reeds in de comissie van 15) is wel het volgende: Om de structuren van het kapitalisme te doen kraken moet men zich aan het hoofd plaatsen van een beweging die tot doel heeft via het algemeen stemrecht een kamer van vertegenwoordigers te laten verkiezen, geflankeerd door een kamer van erkende bevoegden. Dit bevestigt wat we vroeger beweerden: Spaak is geneigd zich te plooien, niet alleen naar het economisch aspect van het Plan, maar eveneens naar de middelen door De Man aanbevolen om het te verwezenlijken.
De linkse leiders bewegen zich op een zeer hellend vlak, dat uitloopt op een capitulatie voor het reformisme. Het Plan-De Man is de uitdrukking van de verzuchtingen van de sociaaldemocraten om te beletten dat de kleinburgerij naar het fascisme zou overhellen. De ontwerpers van het Plan willen zich doen omringen door de kleine en door zekere lagen van de grote burgerij, waar ze echter niet moeten op rekenen.
Waar ze wel op kunnen rekenen, is op de uiteindelijke onmacht van de massa om zich daadwerkelijk tegen het fascisme te verzetten. Het Plan is mede ook bedoeld om de basis te ondermijnen, waarop een linkse beweging in de schoot van de BWP zich aan het ontwikkelen was, en die zich steeds meer revolutionair ging opstellen.
Het is omwille van haar eigen instandhouding dat het reformisme tot dit alles bereid wordt gevonden. En wie haar daarbij behulpzaam is, ontwapent de arbeidersklasse, in volle opgang van het fascisme, en is medeplichtig aan het nieuwe verraad dat zich voorbereidt, onverschillig of het al dan niet bewust gebeurt.
De taak van de revolutionairen is, de arbeiders ervan te overtuigen dat het reformisme dood is. Terwijl het Plan-De Man de nationalisering voorziet van het krediet en de basisindustrieën, verstaan wij de nationalisatie alleen langs de weg van de onteigening. Aan de strijd voor deze onteigening zijn we bereid al onze energie te besteden, waarbij wij bij voorbaat stellen dat dit niet zal kunnen geschieden met grondwettelijke middelen maar wel door directe strijd van de massa.”

Na de capitulatie en het verraad van Spaak, wordt alle commentaar overbodig. Indien we nu herinneren aan de zo veelvuldige keren dat de directie van Charleroi ons de “werkelijk revolutionair en realistische tactiek van Spaak” tot voorbeeld stelde, is het om ons rekenschap te geven van de politieke bijziendheid waarvan de directie van de bolsj-leninist. tendens in België blijk gaf.

We zouden hier nog een tiental uittreksels kunnen weergeven waarin we het bestuur waarschuwden tegen zijn al te naïef optimisme in verband met de politieke stellingen van linksen, hetgeen ons een hoop verwijten bezorgde van ‘doctrinair’, ‘professor’, enz. in plaats van argumentaties. We zullen ons beperken tot één enkel feit: toen de BWP in congres werd samengeroepen, om de “disciplinaire kwestie te bepalen, stemde “links” samen met de rechterzijde en het centrum, op aandringen van Spaak, een resolutie, waarbij aan het bestuur van de BWP de mogelijkheid gegeven werd het ene lid na het andere uit te schakelen, wanneer het dit noodzakelijk achtte.

Bij het analyseren van deze resolutie trok Brussel het besluit dat het linkse front een strop rond haar eigen hals had getrokken. Deze kritiek werd niet in “La Voix” opgenomen, wel integendeel: de redactie en het federaal comité van Charleroi stemden in met de “subtiele tactiek van Spaak” in dit voor het ganse linkse front zo gevaarlijk compromis. Tot hiertoe hebben de reformisten zich van deze resolutie nog niet moeten bedienen, zoals ze dat wel deden, de laatste tien jaar, met de resolutie van Mertens, om uit de syndicale organisatie elke militant op grond van klassenstrijd uit te sluiten.

Het is pas nu dat die zal opgedolven worden, dat ze er mee voor de dag zullen komen. Het linkse front berustte voor een groot deel op de populariteit van Spaak. De capitulatie van die windhaan zal de massabasis van het linkse front aanzienlijk doen slinken. Die inkrimping, maar vooral de gebeurtenissen zullen die linkse krachten, die voorstander gebleven zijn van de klassenstrijd, naar meer consequente politieke stellingnamen drijven en bijgevolg naar “ongedisciplineerdheid”. Volgens de omstandigheden, maar vooral volgens de machtsverhoudingen, zullen de bonzen de resolutie toepassen, mede door het linkse front goedgekeurd.

Zal dan Spaak die resolutie niet bovenhalen om de leden van de bolsj-leninist. van Charleroi uit te sluiten; die zich nochtans voornamen in de BWP te treden, spijts de waarschuwingen van het Internationaal Secretariaat en van Crux-Trotski.

Ere wie ere toekomt, het dient gezegd dat de huidige bestuursploeg van “Action Socialiste” naar een betere stellingname neigt. Het nummer van “Action Socialiste”, verschenen na het verraad van Spaak en na de samenstelling van de regering van Van Zeeland, is afstandnemend en vertoont tal van tegenstrijdigheden: terwijl er schrijvers zijn die zeggen: het Plan-De Man is dood, leve ons Plan; eisen anderen de voortzetting van de strijd om het Plan, gans het Plan en niets dan het Plan.

Men moet opmerken dat het de entristen van Charleroi waren die in “Action Socialiste”, dit mystificerend ordewoord bleven verdedigen. Ze trokken zelfs de parallel tussen het mistige plan en de fopperij van de Belgische sociaaldemocraten enerzijds en het plan van de Russische revolutionaire socialisten in 1917 in verband met de onteigening van de grootgrondbezitters anderzijds.

Het tweede nummer heeft een heel ander aspect. Geen spoor meer van een artikel over het Plan. Dit laat veronderstellen dat de huidige groep bereid is met deze klucht te breken. In het derde nummer verschijnt een artikel ten voordele van het Plan van de hand van een entrist, voorafgegaan echter van een nota waarin de redactie zich distantieert van het artikel. We vernemen eveneens dat de redactie het Plan zal “herdenken” en stelling gaat nemen. Een goede zaak.

De redactie van “Action Socialiste” schijnt besloten te zijn de luchtballon (lees de mystificatie van het Plan) te doen springen. Wij zijn bereid hen daar een handje bij toe te steken. Het zal echter niet volstaan het Plan in het kader van het verleden te beschouwen. Er zal vooral moeten worden gewerkt aan een klaar en welomlijnd actieplatform met het oog op de historische noden van het proletariaat en met inachtname van de machtsverhoudingen. De devaluatie, de overhelling van de kleine burgerij naar het fascisme, de bedreiging van een monarchistische dictatuur, richt de actie van het politieke terrein meer naar een looneisenprogramma. Dit platform moet werkelijke socialistische oplossingen bevatten.

Het Plan van de CGT en onze tendens in Frankrijk

In nr. 233 van “Vérité” van 5 april verschijnt een toespraak, gehouden op het Nationaal Congres van de CGT op 19 maart door een vertegenwoordiger van de Unie van het Departement van Isère, dat handelt over het Plan van de CGT.

Het is een uit één stuk opgebouwd werk, van een merkwaardige nauwkeurigheid. Uitgedrukt in een zeer bescheiden toon, maar met een overtuigende helderheid, ontdoet de schrijver het Plan van zijn dubbelzinnige woordenkraam, ontmaskert hij zijn grondleggers en stelt revolutionaire oplossingen voor.

Soepel opgebouwd is het op zichzelf van een ongehoorde brutaliteit. Het laat grondige theoretische kennis doorschemeren, geeft blijk van een buitengewone agitatiecapaciteit en herinnert ons aan de beste geschriften en toespraken van Lenin en Trotski.

Na de dubbelzinnigheid van de economische vernieuwing, welke de nationalisatie à la De Man inhoudt, aan te kaak te hebben gesteld, na te hebben aangetoond hoe de 90 magnaten bevochten moeten worden die de 100 miljoen inwoners van Frankrijk en haar kolonies uitbuiten en beroven, besluit de spreker:

“De nota’s voor de propagandisten dringen bij ons aan ‘om elke goede wil te kristalliseren’. Dat is vaag. Waar zou men deze moeten zoeken? We kennen de klassen en hun organisaties maar we kennen vooral de slechte wil van de burgerij. Er moet tegenover haar een revolutionaire wil van de arbeidersklasse staan, wil men die burgerij breken.
Wat de middenstand betreft, deze zal slechts dan haar vertrouwen aan het proletariaat geven indien dit door zijn acties eerst blijk geeft van zelfvertrouwen.
Het is onzinnig en misdadig om goede wil bij de burgerij te zoeken en de revolutionaire wil van de arbeidersklasse te verlammen en te breken. Het koste wat het wil, maar wij hebben een verenigd front van onze klasse nodig. De syndicale eenheid in de eerste plaats, de actie-eenheid van alle politieke, coöperatieve, opvoedkundige en sportieve organisaties, met als welbepaald doel de toepassing van het Plan van nationalisatie of socialisatie door de machtsname.
Alle echte arbeidersmilitanten moeten gemobiliseerd worden voor een energieke campagne in heel het land. De boeren uit de verste dorpen moeten vernemen dat de arbeidersklasse het deze keer ernstig meent met zijn voor bereiding om de burgerij te verslaan, de macht in handen te nemen en het land om te vormen om het eindelijk bewoonbaar te maken voor het geheel van het arbeidersvolk.
Ofwel zal het Plan omgevormd worden tot een Plan tot verovering van de macht door de arbeidersklasse, om tot een regering te komen van arbeiders en boeren, of het zal door het volk veroordeeld worden tot wat het is: onbruikbaar.
De Unie van het departement van Isère is voorstander van de revolutionaire actie. Indien ge in die zin op ons een beroep doet, zullen we antwoorden: present
.”

Deze voordracht werd door onze Franse kameraden ten zeerste gewaardeerd. Ze doen het voorafgaan door een voorwoord, waarvan we het volgende uittreksel weergeven:

“Op de ordewoorden, verdedigd door de Unie van het departement Isère moeten we aan de slag gaan, het gevechtsplatform samenstellen van de revolutionaire tendens.”

Welke conclusies moeten daaruit worden getrokken?

De syndicale militant en afgevaardigde van dat departement gebruikt noodgedwongen een taal dat aan het milieu aangepast is. Maar na de CGT grondig te hebben afgebroken en meteen de syndicale bonzen te hebben ontmaskerd, besluit hij niet: ‘Het Plan, geheel het Plan en niets dan het Plan’, maar hij besluit integendeel dat de organisaties welke hij vertegenwoordigt, wel strijdvaardig zijn, indien de wijzigingen, de ordewoorden en de door hem aangeduide objectieven worden aangepast. M.a.w. deze organisaties mogen noch kunnen de trein van de CGT nemen, omdat ze niet weten waar hij hen zal leiden. Ze zijn integendeel wel bereid een revolutionaire trein te vormen en, zoveel mogelijk, hun eigen reisroute te bepalen.

Dat de “Vérité” akkoord gaat met de inhoud van de toespraak (het tegendeel zou eerder bedroevend zijn) is hier nog duidelijker:

“We moeten aan de slag gaan op de ordewoorden verdedigd door Isère (dus logischerwijze ook tegen de mistige CGT); voor de revolutionaire strekking moeten we een gevechtsplatform samenstellen (d.i. een revolutionair plan).”

We juichen dit toe, maar een ogenblik... Waarom verdorie heeft de bolsj-leninist. groep van de SFIO de politieke onzinnigheden van “La Voix” gedekt? Waarom toch? Het antwoord is eenvoudig: De Liga heeft het opportunisme gedekt omdat Charleroi opteerde voor het entrisme en Brussel daar tegen was. Een dubbele vergissing.

Men kan ons verwijten: het Plan van de CGT is niet het Plan-De Man. Het bezwaar is niet gelukkig gekozen. Tegenover een dergelijke manier om het kapitalisme een reddingsplank te bezorgen is een principiële stellingname nodig. Deze twee plannen komen historisch en politiek uit dezelfde vormgeving en hebben dezelfde oogmerken. Dit verergert alleen het feit dat de bolsj-leninisten van de SFIO het opportunisme van Charleroi heeft verdoezeld.

We hebben er ons in elk geval over verheugd dat onze strekking in Frankrijk een ondubbelzinnige stellingname heeft in verband met het CGT-Plan.

Het Plan en de actie van de massa

Het is evenwel evident dat een juiste analyse van de algemene politieke toestand, het dóórhebben van de verborgen bedoelingen van de tegenstrever en het voorzien van de oriëntatie van zijn ontwikkeling, steriel is als men daarbij met gekruiste armen blijft zitten en men verzuimt alles in het werk te stellen om de gebeurtenissen in de richting te sturen van een klasseoplossing. De mooiste analyse blijft een dode letter en louter cerebrale bespiegelingen, indien men niet van de gegevens vertrekt om de gebeurtenissen in de tegenovergestelde richting te stuwen van die, welke gewild wordt door de openlijke of vermomde tegenstanders.

Zich bedienen van de demagogie, die de opportunistische arbeiderspartijen gebruiken om hun invloed op de arbeidersklasse te behouden en om meteen de bezittende klasse te “intimideren” om hen tot toegevingen te dwingen, is precies één van de elementen van de leninistische tactiek. Maar de hele kunst bestaat erin deze tactiek ten gepaste tijde en in de goede maat te gebruiken.

De kameraden van Charleroi meenden zich te kunnen bedienen van de demagogische agitatie rond het Plan, zonder rekening te houden met de inhoud ervan, in de waan dat het proletariaat, eens de strijd ontketend was, het Plan-De Man zou hebben kunnen vervangen door haar Plan. Dat is een zeer noodlottige vergissing geweest.

De vergissing komt nog meer tot uiting, wanneer men het woord “Plan” vervangt door “Programma”. Het ordewoord: “Het Plan, niets dan het Plan, het gehele Plan”, betekent niets anders dan: “Het Programma; niets dan het Programma, het hele Programma”.

Dat programma bevatte echter alleen voor de burgerij een concreet antwoord, terwijl de, arbeidersklasse alleen bedacht werd met woorden en illusies. Precies om die redenen is het dat de fascisten het programma De Man in zijn totaliteit of delen ervan opnieuw kunnen opdiepen.

Waarin moest dan onze politieke taak bestaan? De objectieven van het Plan in zijn geheel aanklagen, er de componenten van ontleden, rond de enkele arbeiderseisen die het bevatte, de strijd voeren en een concreet actieprogramma naarvoor brengen.

Om zijn programma, heel zijn programma, niets dan zijn programma te verwezenlijken zou Lenin nooit het ordewoord gelanceerd hebben “Weg met de 10 kapitalistische ministers en voor een homogene socialistische regering.”

Neen, de bolsj-leninist woog af en pluisde de politieke inhoud uit van de arbeiderspartijen en steunde alleen die partijen waarvan het programma werkelijk opteerde voor een revolutionaire actie.

Trouwens de manifestaties van de Borinage in het begin van het jaar hebben klaar aangetoond dat het klasse-instinct dichter bij de revolutionaire werkelijkheid staat dan de tactische zetten van het Plan, niets dan het Plan, geheel het Plan.

De oproep tot manifestatie in Quaregnon, tegen de wetsbesluiten, door de werklozencomités georganiseerd en door de linksen gesteund, werd door 20 tot 25 duizend werkers beantwoord. Ze gaven op een ondubbelzinnige manier uiting aan hun vastberadenheid tot het ontketenen van de strijd. De Man verloor er het hoofd bij en schreef in “Le Peuple”: “Heren Ministers, het is vijf vóór.” Acht dagen later verenigde de officiële manifestatie voor het Plan 8 tot 10 duizend man.

De kameraden van Charleroi en een goed deel van de linksen hoopten De Man en de BWP het gras onder de voeten weg te maaien, door zich van hun ordewoorden te bedienen. Men wilde aan leninistische strategie doen. Het ongeluk is dat men met de tactiek van Lenin heeft gesold.

Om de sociaaldemocraten te bedotten moet men goed wakker zijn, want ze zijn machtig en hebben de bestuursapparaten in handen. Inzake bedrog zijn ze tien maal listiger en sterker. Een kan de sociaaldemocraten maar foppen en zich van hun demagogie bedienen vanuit stevige klassestellingnamen en revolutionaire oogmerken en door voet bij stuk te houden in een strijd ter verhindering dat de reformisten én de oogmerken én de middelen zou benevelen en verwarren.

Lenin en de bolsjewieken hebben niet gepoogd Kerenski en de mensjewieken om de tuin te leiden door een deelname in hun acties om het kapitalisme te behouden; de bolsjewieken brachten klasse-eisen naar voor, waaraan de tegenstander verplicht was toe te geven onder de druk van de omstandigheden.

Hier waren het de “linksen”, de SJW en “La Voix” die bedrogen uit het avontuur zijn gekomen en het was te voorzien.

Het moet evenwel ook gezegd worden dat ook onze politieke tendens een deel van de verantwoordelijkheid draagt voor de verwarring in de geesten van de “linksen” en de SJW en dus ook in de opkomst van het fascisme.

Hier wordt eens te meer de valsheid aangetoond van de opvatting: eerst de massa ten alle prijzen in beweging brengen, vooral zonder het bestaan van een stevige voorhoede.

Dat ruikt fel naar de theoreticus van het revisionisme, Bernstein, en de opportunistische inhoud van zijn grondgedachte: “Het doel is niets, de actie is alles”.

Een dergelijke opvatting is zwaar aan misrekeningen ten nadele van de arbeidersklasse, als ze niet naar catastrofen leidt.

Vooruitzichten

Het tij is gekeerd. Van een toestand die prerevolutionair kon worden, gaan we over naar een precontrarevolutionaire situatie. De politieke strijd wordt momenteel op het achterplan geschoven. Wat onmiddellijk het centrale punt voor de arbeidersklasse gaat worden, is de strijd voor de aanpassing van de lonen aan de levensduurte, die niet ophoudt de hoogte in te gaan. In feite is het de syndicale actie die momenteel op de voorgrond treedt.

Deze toestand zal nochtans van korte duur zijn. Ondanks de regeringsinspanningen om een nieuw evenwicht tussen de wereldprijzen en de binnenlandse prijzen en lonen tot een zo ver mogelijke datum uit te stellen, daarin dienstwillig geholpen door de sociaaldemocraten en hun pers, zal er niet zoveel tijd verlopen vooraleer deze prijzen zich zullen aanpassen aan de muntdevaluatie.

De heraanpassing van de lonen zal afhangen van de strijdbaarheid van de massa en haar bekwaamheid om al de hinderpalen te omzeilen. Eerst dan zal de syndicale strijd weer op het achterplan worden geschoven.

Hoe zullen de arbeiders reageren tegen deze nieuwe en formidabele aanslag op hun levensniveau? Het is moeilijk te voorzien.

Men zou met preciesheid de bij hen uitgelokte terugslag moeten kunnen meten, veroorzaakt door de plotse ommekeer van de reformisten, het verraad van Spaak en enkele andere leiders. “Le Peuple” en andere reformistische publicaties pogen natuurlijk deze nieuwe capitulatie te minimaliseren en de deelname aan de “Regering van de Heilige Eenheid” te binden aan de strijd voor het Plan, gans het Plan.

Maar de aanslag op het Plan, door de medeplichtigheid van de reformisten, heeft momenteel de luttele geestdrift, die de arbeiders overbleef voor de integrale toepassing van het Plan, nog afgetakeld.

En vermits de huidige ploeg van “links” niet meer als één man achter het Plan staat en het nationaal bestuur van de SJW slechts aan het Plan schijnt vast te houden zoals een gehangene het koord, zouden er werkelijk voor het reformisme gunstige gebeurtenissen nodig moeten zijn, opdat de werkers het Plan nog ernstig willen nemen.

Nog af te wachten valt, welke invloed de regering Van Zeeland zal hebben op de conjunctuur van het land. Daar zal veel van afhangen, evenals van de conjunctuur op wereldvlak.

Zoals we er hoger reeds op wezen, is het niet uitgesloten de economie in die mate te zien herleven, dat ze een politieke stagnatie veroorzaakt. In dit geval zou de sociale voedingsbodem van het fascisme geremd worden. Dit zou de gunstigste wending betekenen voor de traditionele bourgeoisleiders en het zou de kapitalisten niet verplichten, om het geheel te redden door hun heil te zoeken in een militaire dictatuur met de zegen van Leopold III.

Heel anders zou de situatie worden indien het ritme van de wereldeconomie bleef stagneren en voor een groot deel van de verwachte effecten van de devaluatie zag teloorgaan.

De nieuwe stagnatie in de economie van het land zou een wanhoop teweegbrengen in de lagen van de kleinburgerij, vooral na de hoop die door de Van Zeeland-De Man gunstig gezinde pers dagelijks aangewakkerd wordt, en die tenslotte teleurstellend zou blijken te zijn.

Partiële verkiezingen zijn een waardevolle aanwijzing. Het Plan en haar demagogische actie tegen het hyperkapitalisme heeft, in een grotere mate de lagen van de kleinburgerij en van de werkers wakker geschud, die trouwens van langsom meer de BWP en zijn rotte bureaucratie wantrouwen.

Doordat echter de BWP verplicht was haar campagne van “constructieve oppositie” te stoppen, om over te gaan tot de in zekere zin ‘onteigening’ vooral dan juist van die kleine bourgeoisielagen, is de evolutie naar het fascisme van deze lagen een normaal verschijnsel. Hoe zal het ritme van deze evolutie verlopen in geval een nieuwe stagnatie zich in de economie voordoet? Het is niet moeilijk te voorzien. Met duizenden en duizenden zal de kleinbourgeoisie naar het fascisme overhellen.

De “gek” Janssens, die door een handige propaganda een zeer aanzienlijk aantal stemmen gewonnen heeft, had die stagnatie op het oog. Die “gek” die zich gekker voordoet dat hij is, is zijn verkiezingssucces in zijn voordeel aan het uitbuiten. Hij deelt mee dat in het centrum van de hoofdstad een groot lokaal zal geopend worden en dat aanstonds een aantal “realistische” secties zullen gevormd worden.

Deze “chef” neemt zijn rol ernstig. Hij weet dat zijn macht berust op die massa van wanhopige kleine bourgeois, die het hardnekkigste vasthouden aan het privé-bezit. In alle secties, waarvan de oprichting wordt voorbereid, worden voorlopig alle proletarische elementen geweerd, zelfs de werkloze arbeiders. Dit was nochtans een element dat van meet af door het hitlerisme werd uitgebuit. Het ging erom, principieel, aan de ‘Realistische Partij’ een fundamentele kleine bourgeoisiebasis te geven.

Terwijl hij niet ophoudt een beroep te doen op de werkers van alle partijen, verzuimt hij vooralsnog een uiteindelijke conclusie te geven aan deze propaganda. Dit waren wel de karakteristieken van de nieuwe fascistische beweging in dit land.

Wat ook op te merken valt is dat die beweging, in verband met het geweld, zich eerder defensief dan offensief opstelt. Om niet de “democratische” tradities, die zo verankerd zijn in dit land, af te schrikken, zorgt hij er wel voor te verklaren dat hij niet op het politieke toneel wil verschijnen met een of andere militie, wat zeker de kleine bourgeoisie zou hebben afgeschrikt.

Naast beroepssecties zal een jonge garde worden gevormd. Meer niet. De taak van die garde is nog niet vastgesteld, maar wat van het begin af wel duidelijk is, is dat dit de kern zal worden van een bende huurlingen.

De ontwikkeling van die beweging zal in de onmiddellijke toekomst afhangen van de agitatie en de propaganda, die koortsachtig zal worden geleid. De openbare vergaderingen zullen onvermijdelijk strijd en zelfs vechtpartijen met zich meebrengen. Dan is het dat dit personage het nuttig zal achten gewapende benden te vormen, om het propagandapersoneel te “beschermen”(?). Dat zal meteen de organisatie van gewapende benden rechtvaardigen.

Tot hiertoe is het taalprobleem een rem geweest in de samensmelting van de verschillende bestaande fascistische groepen. Slechts alleen de “realistische” beweging schijnt dit over het hoofd te zien. De hele bloemlezing van deze beweging laat voorzien dat zij zich boven het taalprobleem zal plaatsen. Wat zij tracht te bereiken, is de kleinburgerij van de twee landsdelen te mobiliseren op louter sociale kwesties. Door het feit dat het taalprobleem veel van haar acuut karakter heeft verloren, is er een mogelijkheid om langs die weg het geheel van de Vlaamse en Waalse massa’s in een enkele beweging mee te trekken.

Door de bijval van deze beweging zien we de andere fascistische bewegingen afbrokkelen, die zich, ondanks de vijf jaar durende crisis, zich niet hebben kunnen ontwikkelen.

Zal deze beweging klaar zijn vóór het ogenblik waarop de voorziene economische stagnatie nieuwe politieke onrust zal doen ontstaan? Het is weinig waarschijnlijk. Men kan zelfs beweren dat haar ontwikkeling zich voornamelijk zal voordoen in deze volle agitatieperiode, die aan de heersende klassen niet veel keus zal laten. In geval van mislukking van de regering Van Zeeland-De Man, is het bijna onmogelijk een andere “democratische” regering te vormen ter vervanging. Dit zijn de motieven die ons doen geloven dat de regering Van Zeeland-De Man, in geval van economische stagnatie, door een militaire dictatuur zal worden vervangen.

De vooruitzichten die we schetsten, zijn natuurlijk vooropgesteld in de veronderstelling dat de arbeidersklasse alles zullen laten begaan.

Indien het waar is dat de arbeidersklasse zo-even een geweldige slag heeft gekregen door de capitulatie van de enen en het verraad van de anderen, zou het nochtans onjuist zijn te geloven dat de werkers in die mate ontmoedigd zijn en het noorden hebben verloren, dat zij van nu af herleid is tot een handlangersmassa in plaats van een massa te zijn die kan handelen.

De ontwikkeling van het fascisme en de ervaringen in andere landen zullen een aansporing zijn voor de werkers. De strijd om de aanpassingen van de lonen kan gepaard gaan met een ideologische strijd en met aanvallen tegen het fascisme. In deze strijd kan zich een weerstandsbeweging vormen. Vóór de heraanpassing van de lonen en tegen het fascisme, daarop zullen de werkers in beweging komen.

Een militaire staatsgreep met Leopold III aan het hoofd zou een heel andere zaak zijn. We hebben bij de aanvang van deze uiteenzetting gewezen op de bijzondere kenmerken van de Belgische dynastie. De populariteit waarvan de monarchie in dit land en bij de werkers geniet te onderschatten, zou onvergeeflijk zijn.

Indien het Belgische leger niet kan worden ingezet om een algemene staking te breken, zou het integendeel wel in beweging kunnen gebracht worden voor de vestiging van een dictatuur. In dit geval zouden ze er toch moeten voor zorgen, aan de gewone soldaat het uiteindelijke doel van hun actie zorgvuldig te verbergen. Men zal in de kazernen wel voor onduidelijke motieven zorgen, opdat de soldaten zich geen rekenschap kunnen geven van de aard van het werkje dat ze op te knappen krijgen. Te meer daar de internationale toestand reeds genoeg gespannen is en het patriottisme en de nationalistische geest nog zeer levendig is, zelfs in de arbeidersklasse (in de hand gewerkt trouwens mede met de hulp van de reformisten), is het te voorzien dat het Belgisch leger, dat nochtans in meerderheid uit arbeiderszonen bestaat, toch als dekking zou dienen om de repressieve krachten (politie en rijkswacht) in de mogelijkheid te plaatsen om de proletarische beweging in etappes de kop in te drukken.

Het is wel een somber perspectief maar het blijft niettemin reëel.

De verschillende veronderstellingen die wij naar voor brengen, wijzen ons aan wat ons te doen staat:
-In de voorhoede staan van een syndicale actie, in de strijd voor de vrijwaring van de levensstandaard van de massa, is voor het ogenblik de eerste taak van de revolutionairen;
-Deze strijd nauw verbinden met de strijd tegen de ontwikkeling van het fascisme en de reële bedreiging van een militaire staatsgreep is de voornaamste taak;
-Dit is echter niet mogelijk zonder een onverzoenlijke politieke houding ten opzichte van de politieke- en syndicale reformistische bureaucratie zowel als tegen de entristen van alle slag;
-De propaganda in het leger wordt een dringende plicht voor de jongeren. Een antimilitaristische en een antioorlogspropaganda, gekoppeld aan een ondermijningswerk tegen de dynastie, moet door de jeugd ernstig worden overwogen. In de onmiddellijke toekomst heeft de jeugd een belangrijke taak te vervullen, waarvan wel eens voor een groot deel de toekomst van onze klasse zou kunnen afhangen;
-Deze verschillende taken moeten gepaard gaan met een strijd voor de bewapening van het proletariaat in de vooruitstrevende syndicale- en politieke afdelingen.

Naargelang de strijd in hevigheid toeneemt, zullen wij in de voorhoede moeten staan voor de totstandkoming van één enkel klassefront.

G.V.
20 april 1935

Enige verduidelijkingen van de in de tekst genoemde organisaties of personen

Chevaliers du Travail: autonoom georganiseerde arbeiderskernen; ontstaan onder invloed van de Amerikaanse arbeidersstrijd; onafhankelijk van de reformisten, stalinisten en ‘oppositionelen’.
Belgische Werklieden Partij(BWP): de voorloper van de BSP. De BWP werd opgeheven toen WOII uitbrak door haar voorzitter H. De Man, die openlijk met de Duitsers collaboreerde. Na WOII heroprichting als de BSP.
Syndicale Commissie (SC): In 1898 op het congres van de BWP opgericht als een administratief orgaan om de syndicale activiteit te coördineren. De SC was aan de partij ondergeschikt, die tevens de leiding aanstelde. Op het congres van 1937 werd de SC omgedoopt tot het Belgisch Vakverbond (BVV) Bij WOII viel de BVV uitéén. Sommige ‘leiders’ verdwenen naar Engeland, andere ‘voormannen’ (o.a. Van Acker en Major) riepen op tot aansluiting bij de door de Duitsers opgerichte ‘Unie van Hand- en Geestesarbeiders (UHGA). Na WOII ontstond door allerlei fusies het ABVV.
La Voix Communiste: blad van de ‘Opposition Communiste de Gauche’ van 1931 tot 1935. Na 1935 deed een deel van deze organisatie intrede bij de sociaaldemocraten; een ander deel vormde de groep ‘Spartacus’.
Liebaers: nationaal secretaris en groot bureaucraat van de afdeling Kleding.
Crockaert: uiterst, reactionaire rechtse politieker in België (minister)
Leipart: sociaaldemocratische leider in Duitsland.