Geschreven: 1 februari 1935
Bron: Proletarisch Links brochure (Kommunistenbond Proletarisch Links (NL)) nr. 6.
Transcriptie: Adrien Verlee, maart 2004
Omzetting naar HTML:
Maarten Vanheuverswyn, voor het Marxistisch Internet-Archief, maart 2004
De buitenlandse politiek van de stalinistische bureaucratie heeft — door middel van haar twee kanalen: het voornaamste, de diplomatie en het ondergeschikte, de Communistische Internationale — een plotselinge wending voltrokken naar de Volkenbond, de status-quo, het verbond met de reformisten en de burgerlijke democratie. Tezelfdertijd heeft de binnenlandse politiek zich naar de vrije markt en de ‘welgestelde kolchozenboer’ gekeerd. De nieuwe vernietiging van oppositionele en half-oppositionele groepen en op zichzelf staande elementen die ook maar de geringste kritiek uitoefenden, de grondige nieuwe zuivering van de partij hebben ten doel Stalin de vrije hand te laten voor zijn koers naar rechts. Eigenlijk gaat het om de terugkeer van de oude organische koers (het steunen op de koelak, verbond met de Kwomintang, Anglo-Russisch comité), doch op breder schaal en in onvergelijkelijk moeilijker omstandigheden.
Waarheen leidt deze koers? Het woord ‘thermidor’ is opnieuw op talrijke lippen. Helaas is dit woord in het gebruik versleten, heeft het zijn concrete inhoud verloren en kan het onmogelijk meer de etappe karakteriseren, die de stalinistische bureaucratie doormaakt, de catastrofe, die zij voorbereidt. Men moet in de eerste plaats de uitdrukkingen van elkaar begrijpen.
De kwestie van de ‘thermidor’ is nauw verbonden met de geschiedenis van de linkse oppositie in de USSR. Het zou thans niet gemakkelijk zijn aan te tonen, wie het eerst zijn toevlucht nam tot de historische analogie met de thermidor. In ieder geval groepeerden de stromingen zich in 1926 ongeveer als volgt: de groep van het ‘democratische centralisme’ (V.M. Smirnov, die Stalin in de verbanning heeft doen omkomen, Sapronov, enz.) verklaarden: ‘De thermidor is een voldongen feit’! De aanhangers van het platform der linkse oppositie, de bolsjewieken-leninisten, wezen deze verklaring categorisch af. Bij deze richting vonden zelfs splijtingen plaats. Wie bleek gelijk te hebben?
Om deze vraag te beantwoorden moet men nauwkeurig vaststellen wat de twee groepen precies onder ‘thermidor’ verstaan. De historische analogieën staan verschillende uitleggingen toe en daarmee ook dwalingen.
Wijlen V.M. Smirnov — een der voornaamste vertegenwoordigers van het oude bolsjewistische type — dacht dat de achterlijkheid van de industrialisatie, de opkomst van de koelak en de N.E.P-man (nieuwe bourgeois), de verbinding tussen hen en de bureaucratie, ten slotte de verwording van de partij reeds zo ver voortgeschreden waren, dat zonder nieuwe revolutie de terugkeer op het spoor van het socialisme onmogelijk was. Het proletariaat heeft reeds de macht verloren.
Na de vernietiging van de linkse oppositie vertegenwoordigt de bureaucratie de belangen van het herboren burgerlijke regime. De fundamentele veroveringen van de Oktoberrevolutie zijn geliquideerd. Dat was in wezen de positie van de groep van het ‘democratische centralisme’. De ‘linkse oppositie’ wierp het volgende tegen: de elementen van een machtsdualiteit zijn ongetwijfeld in het land ontstaan: maar van deze elementen overgaan naar de heerschappij van de bourgeoisie, dat zou slechts door middel van een contrarevolutionaire omwenteling kunnen geschieden. De bureaucratie is al met de N.E.P-man en de koelak verbonden, maar de fundamentele wortels van de bureaucratie steken nog in de arbeidersklasse. In de strijd tegen de linkse oppositie sleept de bureaucratie de N.E.P-lieden en de koelakken met zich mee, doch morgen zullen deze zich tegen de leidende bureaucratie keren. Nieuwe splijtingen in haar boezem zijn onvermijdelijk. Ten overstaan van het gevaar van een onmiddellijke contrarevolutionaire omwenteling zal de fundamentele kern van de centristische bureaucratie steunen op de arbeiders tegen de opkomende agrarische bourgeoisie. De uitkomst van het conflict staat nog lang niet vast.
Het is te vroeg om de Oktoberrevolutie te begraven. De vernietiging van de linkse oppositie vergemakkelijkt het werk van de thermidor. Maar de thermidor is nog niet volbracht.
Het is voldoende nauwkeurig de inhoud van de discussies van de jaren 1926 en 1927 weer te geven om de juistheid van de positie van de bolsjewieken-leninisten in het licht van de latere ontwikkeling in al haar duidelijkheid aan te tonen. Vanaf 1927 trof de koelak de bureaucratie door haar het graan te weigeren, dat hij in zijn handen had kunnen concentreren.
In 1928 splitste de bureaucratie zich openlijk. De rechtsen zijn voor nieuwe concessies aan de koelak. De anderen wapenen zich met de ideeën van de linkse oppositie, die door hen, samen met de rechtsen vernietigd was, vinden steun bij de arbeiders, verslaan de rechtsen, begeven zich op de weg der industrialisatie en vervolgens op die der collectivisatie. Met talloze overbodige offers waren de fundamentele sociale veroveringen van de Oktoberrevolutie toch gered.
De voorspelling van de bolsjewieken-leninisten (juister: de ‘beste variant’ van hun voorspelling) werd volkomen bevestigd. Op het ogenblik kan daarover niet gediscussieerd worden. De ontwikkeling van de productiekrachten vindt niet plaats via het herstel van de private eigendom, maar op de basis van de socialisatie, door een planmatige leiding. Alleen politieke blinden kunnen de historische wereldbelangrijkheid van dit feit niet zien.
Niettemin kan en moet men thans erkennen, dat de analogie met de thermidor eerder gediend heeft om de kwestie te verduisteren dan om haar te belichten.
De thermidor van 1794 bewerkstelligde de verplaatsing van de macht van zekere groepen van de Conventie naar andere groepen, van zekere lagen van het zegevierende ‘volk’ naar andere lagen. Was de thermidor de contrarevolutie? Het antwoord op deze vraag hangt af van de betekenis die wij in dit geval aan het begrip ‘contrarevolutie’ geven. De sociale revolutie van 1789-1793 had een burgerlijk karakter.
Zij liep in wezen uit op de vervanging van de geketende feodale eigendom door de ‘vrije’ burgerlijke eigendom. De contrarevolutie, die een equivalentie was voor deze revolutie, zou het herstel van de feodale eigendom hebben moeten voltooien. Maar de thermidor heeft het zelfs niet eens geprobeerd. Robespierre wilde op de werklieden steunen, de Directoire op de middelste lagen der bourgeoisie. Bonaparte verbond zich met de banken.
Al deze veranderingen, die natuurlijk niet alleen politiek, doch ook sociaal belangrijk waren, voltrokken zich echter op de basis van de nieuwe burgerlijke maatschappij en van de nieuwe burgerlijke staat. De thermidor werd een daad van de reactie, die op de sociale basis van de revolutie bleef. Het is dezelfde betekenis die de 18e Brumaire van Bonaparte had, een nieuwe belangrijke etappe op de weg der reactie. Het ging in beide gevallen niet om het herstel van oude eigendomsvormen of om de macht van de oude overheersende lagen, maar om de verdeling van de voordelen van het nieuwe sociale regime tussen de verschillende fracties van de zegevierende ‘Derde Stand’.
De bourgeoisie nam steeds meer de eigendom en de macht in haar handen (direct en onmiddellijk of door tussenkomst van particuliere agenten, zoals Bonaparte), geenszins door de sociale veroveringen van de revolutie aan te tasten, doch integendeel door ze te versterken, te regelen en nauwkeurig te stabiliseren. Napoleon verdedigde de burgerlijke eigendom met inbegrip van de boereneigendom zowel tegen het ‘plebs’ als tegen de aanspraken van de onteigende bezitters. Het feodale Europa haatte Napoleon als de levende incarnatie van de revolutie en op zijn manier had het gelijk.
De huidige USSR gelijkt zonder enigen twijfel bitter weinig op het type van de Sovjetrepubliek dat Lenin in 1917 ontwierp. (afwezigheid van een permanente bureaucratie en een permanent leger, afzetbaarheid van alle gekozenen op ieder moment, actieve controle van de massa’s ‘zonder aanzien des persoon’, enz.).
De overheersing van de bureaucratie over het land, zowel als de overheersing van Stalin over de bureaucratie hebben een bijna absolute volmaaktheid bereikt. Maar welke conclusies zijn daaruit te trekken? De een zal zeggen: daar de werkelijke staat, die de uitkomst van de Oktoberrevolutie is, niet beantwoordt aan de a priori bij mij bestaande ideale normen, keer ik hem de rug toe. Dat is politiek snobisme, eigen aan de kringen der kleinburgerlijke intellectuelen, pacifistische democraten, anarchisten, anarchosyndicalisten, in het algemeen ultralinkse. Een ander zal zeggen: daar deze staat de uitkomst van de Oktoberrevolutie is, is iedere kritiek op hem heiligschennis en contrarevolutie. Dat is de stem der schijnheiligheid, waarachter in de meeste gevallen het zuiver materiële belang van zekere groepen van dezelfde kleinbourgeoisie of van de arbeidersaristocratie steekt. Van deze twee typen — van het politieke snobisme en van de politieke schijnheiligheid — verandert de een gemakkelijk in de ander, al naar gelang de persoonlijke omstandigheden.
Laten wij ze beide laten rusten.
De marxist zal zeggen: de huidige USSR beantwoordt klaarblijkelijk niet aan de a priori bij ons bestaande normen van de Sovjetstaat: laten wij onderzoeken wat wij niet hebben voorzien, toen wij de programmatische normen uitgewerkt hebben; laten wij alsnog onderzoeken, welke sociale factoren de arbeidersstaat verminkt hebben; laten wij nog eens nagaan of deze veranderingen zich uitgebreid hebben tot de economische fundamenten van de staat, dat wil zeggen of de fundamentele sociale veroveringen van de proletarische revolutie behouden zijn; als zij behouden zijn van welke kant zij dan veranderd zijn; zijn er in de USSR en op de wereldarena factoren die het overwicht van de progressieve tendensen van de ontwikkeling op de reactionaire tendensen kunnen vergemakkelijken en verhaasten.
Het is ingewikkeld de zaak zo aan te pakken. Men krijgt geen afdoend en passend antwoord, waar vele trage geesten zo op gesteld zijn. Daarentegen vermijdt het niet alleen de twee wonde plekken: het snobisme en de schijnheiligheid, doch het opent tevens de mogelijkheid van actief ingrijpen in het lot van de USSR.
Toen de groep van het ‘democratisch centralisme’ in 1926 verklaarde dat de arbeidersstaat geliquideerd was, begroef zij klaarblijkelijk een nog levende revolutie.
Daartegenover werkte de linkse oppositie het platform van de hervormingen van het Sovjetregime uit. De stalinistische bureaucratie vernietigde de linkse oppositie om zich als bevoorrechte kaste te verheffen en te consolideren. Doch strijdend voor haar posities, zag zij zich gedwongen aan het platform van de linkse oppositie al die maatregelen te ontlenen die haar de mogelijkheid gaven de sociale basis van de Sovjetstaat te redden.
Dat is een onschatbare politieke les! Zij toont hoe bepaalde historische voorwaarden: achterlijk boerenland, afwezigheid van beslissende steun in het Westen, een ‘tweede hoofdstuk’ in de revolutie voorbereiden dat zich kenmerkt door de verstikking van de proletarische voorhoede en de vernietiging van de revolutionaire internationalisten door een nationalistische en conservatieve bureaucratie. Doch hetzelfde voorbeeld toont hoe een juiste politieke lijn een marxistische groep in staat stelt de ontwikkeling te bevruchten, zelfs wanneer de overwinnaars van het ‘tweede hoofdstuk’ de revolutionairen van het ‘eerste hoofdstuk’ vernietigen.
Een idealistische, oppervlakkige gedachte, die met afgepaste normen werkt en de levende ontwikkeling mechanisch bij hen aanpast, gaat gemakkelijk van het enthousiasme naar de verzwakking. Alleen het dialectisch materialisme, dat al hetgeen in zijn ontwikkeling bestaat, weet te waarderen in de strijd der innerlijke krachten, verbindt de noodzakelijke vastberadenheid aan de gedachte en de actie.
In een serie vroegere werken hebben wij aangetoond dat ondanks de economische successen, bedongen door de nationalisatie van de productiemiddelen, de Sovjetmaatschappij een overgangskarakter heeft, vol tegenstrijdigheden, en zich door de positie van de arbeiders, door de ongelijkheid van de bestaansvoorwaarden, door de voorrechten van de bureaucratie, nog steeds veel dichter bij het kapitalistische regime dan bij het toekomstige communisme bevindt.
Tezelfdertijd hebben wij bewezen, dat ondanks een monsterachtige bureaucratische degeneratie de Sovjetstaat toch het historische wapen van de arbeidersklasse blijft, voor zover hij de ontwikkeling van de economie en van de cultuur op de basis van de genationaliseerde productiemiddelen verzekert en daardoor zelfs de voorwaarden voor een werkelijke bevrijding der arbeiders via de liquidatie van de bureaucratie en de sociale ongelijkheid voorbereidt.
Degene die deze twee fundamentele principes niet ernstig overdacht heeft en er niet ten volle van doordrongen is, degene die in het algemeen de literatuur van de bolsjewieken-leninisten over de kwestie van de USSR sinds 1923 niet bestudeerd heeft, die riskeert bij iedere nieuwe gebeurtenis de leidende draad te verliezen en de marxistische analyse te vervangen door erbarmelijk gejammer.
Het Sovjetbureaucratisme (het zou juister zijn te zeggen anti-Sovjet) is het product van sociale tegenstellingen. Tussen de stad en het platteland, tussen proletariaat en boeren (deze twee soorten van tegenstellingen vallen niet samen) tussen de nationale republieken en de provincies, tussen de diverse boerengroepen, tussen de diverse lagen van het proletariaat, tussen de diverse groepen van verbruikers, tenslotte tussen de Sovjetstaat in zijn geheel en zijn kapitalistische omsingeling.
Thans met de overbrenging van alle verhoudingen in de taal van het geldsysteem zullen de economische tegenstellingen bijzonder levendig aan de dag treden. De bureaucratie regelt deze tegenstellingen door zich boven de arbeidersmassa’s te verheffen. Zij gebruikt haar functie voor versterking van haar heerschappij. Nadat zij een ongecontroleerde, eigenmachtige en opperste leiding gevestigd heeft, stapelt zij nieuwe tegenstellingen op. Deze uitbuitend schept zij een regime van bureaucratisch absolutisme. De tegenstellingen in de bureaucratie zelf hebben geleid tot de keuze van een groep, die het commando uitoefent. De noodzakelijkheid van discipline in de groep heeft geleid tot persoonlijke macht, tot aanbidding van een onfeilbare leider.
Hetzelfde regime regeert in de fabriek, in de kolchoz, op de universiteit, in de staat. De leider met een dozijn vertrouwelingen, de anderen volgen de leider. Stalin was nooit een leider der massa’s en kon dat volgens zijn aard ook niet zijn: hij is de leider van de bureaucratische ‘leiders’, hun bekroning, hun verpersoonlijking.
Hoe ingewikkelder de economische problemen worden, hoe meer de eisen en de belangen der bevolking toenemen. Hoe scherper de tegenstellingen tussen het bureaucratische regime en de socialistische ontwikkelingseisen worden, des te verbitterder zal de bureaucratie voor de handhaving van haar posities strijden, des te cynischer zal zij haar toevlucht nemen tot het geweld, het bedrog en de corruptie.
Het feit, dat het politieke regime onophoudelijk verergert, terwijl de economie en de cultuur zich ontwikkelen, dat schreeuwende feit kan hierdoor verklaard worden, dat de onderdrukking en vervolgingen thans voor een goed deel niet dienen voor de handhaving van de staat, maar voor de handhaving van de macht en de privileges van de bureaucratie. Vandaar juist de steeds dringender noodzakelijkheid de onderdrukkingen met behulp van bedriegerijen en amalgamen te verbergen.
Kan men een dergelijke staat toch een arbeidersstaat noemen? Vraagt de opstandige stem der moralisten, der idealisten en der ‘revolutionaire’ snobs.
De voorzichtigen werpen dit tegen: “Misschien is het per slot van rekening zelfs een arbeidersstaat; maar de dictatuur van het proletariaat blijft er geen kenmerk van. Het is een onder de dictatuur van de bureaucratie gedegenereerde arbeidersstaat”.
Er is geen enkele reden om op deze argumentatie in haar geheel terug te komen. Al het nodige is daarover gezegd in de literatuur van onze richting en in haar officiële documenten. Niemand heeft getracht de houding van de bolsjewieken-leninisten in deze zeer belangrijke kwestie te weerleggen, te verbeteren of te completeren.
Wij zullen ons hier tot één enkel probleem beperken: kan men een feitelijke dictatuur van de bureaucratie, dictatuur van het proletariaat noemen?
De moeilijkheid van de terminologie spruit voort uit het feit, dat het woord dictatuur nu eens gebruikt wordt in strikt politieke zin dan weer in diepere, sociologische betekenis.
Wij spreken van een ‘dictatuur van Mussolini’ en tezelfdertijd verklaren wij dat het fascisme slechts een instrument van het geldkapitaal is. Wat is waar? Het een en het ander, doch in verschillende opzichten.
Het is onbetwistbaar, dat alle macht om te beslissen in de handen van Mussolini geconcentreerd is. Maar het is niet minder waar dat de gehele werkelijke inhoud van de regeringsactiviteit gedicteerd wordt door de belangen van het geldkapitaal. De sociale overheersing van een klasse (dictatuur) kan zeer verschillende politieke vormen aannemen. De gehele geschiedenis van de bourgeoisie, van de Middeleeuwen tot nu toe, getuigt daarvan. De ervaring van de Sovjet-Unie is al voldoende om dezelfde historische wet ook te kunnen uitstrekken — met alle noodzakelijke veranderingen — tot de dictatuur van het proletariaat.
Tussen de verovering van de macht en de oplossing van de arbeidersstaat in de socialistische maatschappij kunnen de vormen en methoden der proletarische overheersing plotseling veranderen, al naar het verloop van de klassenstrijd, nationaal en internationaal. Zo herinnert het huidige regime van Stalin in niets aan de macht der sovjets van de eerste jaren der revolutie. De vervanging van het ene regime door het andere heeft niet plotseling plaatsgevonden, doch geleidelijk met behulp van een reeks van kleine burgeroorlogen van de bureaucratie tegen de proletarische voorhoede. Tenslotte is de Sovjetdemocratie ontploft onder de druk der sociale tegenstellingen.
Door deze uit te buiten heeft de bureaucratie de macht aan de handen der massaorganisaties onttrokken. In deze zin kan men spreken van dictatuur van de bureaucratie en zelfs van persoonlijke dictatuur van Stalin. Doch dit machtsmisbruik is slechts mogelijk geweest en heeft zich slechts kunnen handhaven omdat de sociale inhoud van de dictatuur van de bureaucratie bepaald is door de productieverhoudingen, die de proletarische revolutie gevestigd heeft. In deze zin heeft men het volste recht te zeggen, dat de dictatuur van het proletariaat haar misvormde, doch onbetwistbare uitdrukking in de dictatuur van de bureaucratie heeft gevonden.
In de onderlinge discussies in de Russische oppositie en internationaal werd onder thermidor algemeen de eerste etappe van de burgerlijke contrarevolutie verstaan, die gericht was tegen de sociale basis van de arbeidersstaat.[1]
Ofschoon de grondslag van de discussie in het verleden, zoals wij gezien hebben, er niet onder lijdt, heeft de historische analogie ondanks alles een zuiver conventioneel karakter aangenomen, ver van de werkelijkheid, en deze conventionele betekenis komt meer en meer in tegenstelling met de belangen van de analyse van de laatste evolutie van de Sovjetstaat. Het is voldoende het feit te memoreren, dat wij dikwijls — en terecht — gesproken hebben van het plebiscitaire of bonapartistische regime van Stalin.
Maar het bonapartisme is in Frankrijk gekomen na de thermidor. In het kader van de historische analogie blijvend komt men er toe zich af te vragen: als er nog geen Sovjet ‘thermidor” geweest is, waar kan het bonapartisme dan vandaan komen?
Zonder onze oude waarderingen, voor wat haar wezen betreft, te veranderen — er is geen enkele reden om dat te doen — moet men de historische analogie radicaal herzien. Dat zal ons in de gelegenheid stellen enige oude feiten van meer nabij te bekijken en enige nieuwe verschijnselen beter te begrijpen.
De staatsgreep van de negende thermidor liquideerde niet de veroveringen van de burgerlijke revolutie, doch hij liet de macht overgaan in handen der meest gefortuneerde elementen der burgerlijke maatschappij. Thans is het niet meer mogelijk niet te zien, dat ook in de Sovjetrevolutie al sinds lang een verplaatsing van de macht naar rechts heeft plaatsgevonden, volkomen analoog met de thermidor, ofschoon in langzamer tempo en in meer bedekte vormen. Het Complot van de Sovjetbureaucratie tegen de linkervleugel slaagde er aanvankelijk in een relatief ‘droog’ karakter te behouden, wat uniek was, omdat het complot zelf veel systematischer en vollediger geleid werd dan de improvisatie van de negende thermidor.
Het proletariaat is in sociaal opzicht homogener dan de bourgeoisie, maar bevat een gehele reeks van lagen, die op een bijzonder scherpe wijze te voorschijn treden na de verovering van de macht, wanneer zich de bureaucratie en de met haar verbonden arbeidersaristocratie vormen. De vernietiging van de linkse oppositie betekende in haar meest directe en meest onmiddellijke zin het overgaan van de macht van de handen der revolutionaire voorhoede in de handen van de meest conservatieve elementen van de bureaucratie en van de toppen der arbeidersklasse.
1924 — ziedaar het jaar van het begin van de Sovjet-thermidor.
Het gaat natuurlijk niet om een identiteit, doch om een historische analogie, die altijd haar grenzen vindt in de verschillen van de sociale structuren en de tijdperken. Maar de huidige analogie is noch oppervlakkig, noch toevallig. Zij is bepaald door de bijzondere spanning van de klassenstrijd ten tijde van de revolutie en de contrarevolutie. De bureaucratie heeft zich in beide gevallen op de rug der plebejische democratie verheven, die de overwinning van het nieuwe regime verzekerd had. De jakobijnse clubs werden hoe langer hoe meer verstikt. De revolutionairen van 1793 vielen in de strijd, werden diplomaten en generaals, vielen onder de slagen der onderdrukking of... keerden terug in de illegaliteit.
De andere jakobijnen veranderden zich vervolgens met succes in napoleontische prefecten. Bij hen voegden zich een groot aantal overlopers uit de oude partijen, voormalige aristocraten, vulgaire baantjesjagers.
En in Rusland? De graduele overgang der van leven bruisende sovjets en de clubs van de partij naar het regime van secretarissen, die alleen afhankelijk zijn van de
‘beminde leider’, vertoont 130 a 140 jaren later hetzelfde beeld van degeneratie, doch op reusachtiger schaal en in een meer gevorderde situatie.
De lange stabilisatie van het bonapartistische, thermidoriaanse regime werd in Frankrijk slechts mogelijk dankzij de ontwikkeling der productiekrachten, die bevrijd waren van de feodale ketenen. De arrivisten, de plunderaars, de verwanten en bondgenoten der bureaucratie zijn rijk geworden. De gedesillusioneerde massa’s zijn verzwakt. De groei van de nationale productiekrachten, die in 1923, onverwacht voor de Sovjetbureaucratie zelf, begon, schiep de voor haar stabilisatie noodzakelijke economische stellingen. De economische opbouw opent een uitweg voor de energie van actieve en bekwame organisators, administrateurs en technici. Hun materiële en morele toestand verbeterde zich snel. Een brede laag van bevoorrechten werd geschapen, die nauw met de leidende toppen verbonden was. De arbeidersmassa’s leefden in verwachting of vervielen in wanhoop.
Het zou blinde pedanterie zijn te trachten de diverse etappes van de Russische Revolutie te doen samenvallen met de analoge gebeurtenissen van het einde van de 18e eeuw in Frankrijk. Maar ondanks alles springt het in het oog dat het huidige politieke regime der sovjets sterk aan het Consulaat, of liever aan het einde van het Consulaat, toen het Keizerrijk naderde, herinnert. Indien Stalin de roem van overwinningen mist, door het regime van het georganiseerde kruipen, wint hij het in ieder geval van Bonaparte. Een dergelijke macht kon slechts bereikt worden door de verstikking van de partij, van de sovjets, van de arbeidersklasse in haar geheel.
De bureaucratie, waarop Stalin steunt, is materieel verbonden met de verkregen resultaten van de nationaal volbrachte revolutie, doch heeft geen enkel contactpunt met de zich ontwikkelende internationale revolutie. Door hun levensaard, hun belangen, hun psychologie, onderscheiden de huidige Sovjet-functionarissen zich niet minder van de revolutionaire bolsjewieken dan de generaals en prefecten van Napoleon, die zich van de revolutionaire jakobijnen onderscheidden.
De Sovjetgezant te Londen Maïsky verklaarde onlangs aan een delegatie van Britse vakverenigingen de noodzakelijkheid en de rechtmatigheid der stalinistische onderdrukking tegen ‘contrarevolutionaire’ zinovjevisten. Deze schitterende episode — één uit duizend — voert ons direct naar de kern der zaak. Wat de zinovjevisten zijn, dat weten wij. Wat ook hun fouten en slingeringen zijn, één ding is onbetwistbaar: zij vertegenwoordigen het type van de ‘beroepsrevolutionair’.
De problemen van de arbeidersbeweging in de wereld zijn voor hen levensproblemen.
Wie is Maïsky? Rechtse mensjewiek, die zich in 1915 afscheidde van zijn eigen partij naar rechts, teneinde de mogelijkheid te hebben als minister aan de witte regering van de Oeral deelt e nemen onder de bescherming van Koltsjak.
Maar na de verplettering van Koltsjak achtte Maïsky het geschikt zich naar de sovjets te wenden. Lenin — en wij met hem koesterde het grootste wantrouwen, om niet te zeggen verachting, voor deze lieden. Nu beschuldigt Maïsky in zijn waardigheid van gezant de ‘zinovjevisten’ en de ‘Trotskisten’ van het proberen een gewapende interventie uit te lokken voor het herstel van datzelfde kapitalisme... dat Maïsky verdedigde tegen ons door middel van de burgeroorlog.
De huidige gezant in de Verenigde Staten A. Trojanovsky behoorde in zijn jeugd tot de bolsjewieken, liet vervolgens de partij in de steek, werd gedurende de oorlog patriot en in 1917 mensjewiek. De Oktoberrevolutie trof hem aan als lid van het Centrale Comité der mensjewieken. Daar na in de loop der volgende jaren leidde Trojanovsky de illegale strijdt tegen de dictatuur van het proletariaat.
In de stalinistische partij, juister in de stalinistische diplomatie, kwam hij na de vernietiging van de linkse oppositie.
De gezant te Parijs, Potiomkin, was op het ogenblik der Oktoberrevolutie een burgerlijke professor in de geschiedenis, hij voegde zich bij de bolsjewieken na hun overwinning. De vorige gezant te Berlijn Khintsjoek, trad als mensjewiek gedurende de dagen van de Oktoberrevolutie tot het contrarevolutionaire Moskouse Comité van het Heil van het vaderland en de revolutie toe, samen met de rechtse revolutionaire socialist Grinko, thans Volkscommissaris van Financiën. De opvolger van Khintsjoek te Berlijn, Soeritz, was politiek secretaris van de eerste president der sovjets, de mensjewiek Tsjkheidzé en trad tot de bolsjewieken toe na de overwinning.
Bijna alle andere diplomaten zijn van hetzelfde type. En toch zijn ze in het buitenland — vooral na de affaire Bessédovsky, Dimitrievsky, Agabékov — bijzonder betrouwbare lieden genoemd.
Onlangs gaf de wereldpers ter gelegenheid van de enorme successen van de goudindustrie der Sovjet-Unie inlichtingen over haar organisator, de ingenieur Sérébrovsky. De correspondent van de ‘Temps’ te Moskou, die thans met succes concurreert met Duranty en Louis Fischer als officieel woordvoerder van de hoogste regionen der bureaucratie, onderstreepte met bijzondere aandacht het feit dat Sérébrovsky, in 1903 bolsjewiek, tot de ‘oude garde’ behoort.
Zo staat het wel op de lidmaatschapskaart van de partij van Sérébrovsky. In feite nam hij als mensjewistisch student deel aan de revolutie van 1905, om vervolgens lange jaren in het kamp van de bourgeoisie door te brengen. De Februarirevolutie trof hem aan als regeringsdirecteur van twee fabrieken, die voor de nationale verdediging werkten, lid van het Verbond der Industriëlen, actief deelnemend aan de strijd tegen de vakbeweging der metaalbewerkers. In mei 1917 verklaarde Sérébrovsky, dat Lenin een ‘Duitse spion’ was. Na do overwinning der bolsjewieken werd Sérébrovsky met andere specialisten aan mij toegevoegd voor het technische werk. Lenin wantrouwde hem. Ik had geen groot vertrouwen in hem. Nu is Sérébrovsky lid van het Centrale Comité van de Partij!
In het theoretische tijdschrift van het Centrale Comité ‘De bolsjewiek’ (31 december 1934) is een artikel opgenomen van Sérébrovsky over ‘De Goudindustrie in de USSR’. Wij zullen de eerste bladzijde nemen: “... onder leiding van de beminde leider der partij en der arbeidersklasse, kameraad Stalin ...”, drie regels verder: “kameraad Stalin in zijn onderhoud met de Amerikaanse correspondent M. Duranty...”, nog vijf regels verder: “het beknopte en nauwkeurige verslag van kameraad Stalin”, aan het eind van de bladzijde: “Ziedaar wat het zeggen wil stalinistisch te strijden voor de goudindustrie”. Op de tweede bladzijde: “De grote leider, kameraad Stalin, onderwijst ons ... “, vier regels verder: “In antwoord op hun verslag(!) schreef kameraad Stalin: ik feliciteer u met uw succes...”, Verder op dezelfde bladzijde: “geïnspireerd door de aanwijzingen van kameraad Stalin”, een regel verder: “De partij met kameraad Stalin aan het hoofd...”, twee regels verder: “De aanwijzingen van onze partij en (!!) van kameraad Stalin”.
Nu het slot van het artikel. In het midden van de bladzijde lezen wij “De aanwijzingen van de geniale leider der partij en der arbeidersklasse, kameraad Stalin...” en drie regels verder: “ De leuzen van de beminde leider kameraad Stalin...”.
De satire zelf staat ontwapend voor een dergelijke stroom van slaafsheid! Men zou denken dat ‘zeer beminde leiders’ er geen behoefte aan hadden, dat men vijf keer op een bladzijde liefdesverklaringen voor hen aflegt, daarenboven in een artikel dat niet gewijd is aan het jubileum van een leider, doch aan de gouddelving.
Aan de andere kant kan de auteur van het artikel, die in staat is aldus te kruipen, zeker niets met een revolutionair gemeen hebben. Zo is die oude tsaristische directeur van enorme fabrieken, die de strijd leidde tegen de arbeiders, burger en patriot, nu steun van het regime, lid van het Centrale Comité en stalinist voor honderd procent.
Nog een voorbeeld. Een der steunpilaren van de huidige ‘Pravda’, Zalavsky toonde zich in januari van dit jaar niet bereid de reactionaire romans van Dostojevsky uit te geven, evenmin als de contrarevolutionaire werken van Trotski, Zinovjev en Kamenev.
Wie is deze Zalavsky? In het verre verleden was hij rechtse Bundist (mensjewiek van de Joodsen Bund) vervolgens burgerlijk journalist, die in 1917 de smerigste campagne tegen Lenin en Trotski, agenten van Duitsland, leidde. In de artikelen van Lenin van 1917 ontmoet men als een refrein deze zin: ‘Zalavsky en de schurken van zijn soort’. Zo werd Zalavsky in de literatuur van de partij opgenomen als het volmaakte type van de betaalde burgerlijke lasteraar. Gedurende de burgeroorlog verborg hij zich te Kiev, als journalist van de witte pers. Doch in 1923 gin hij naar de kant van de sovjetmacht over. Thans verdedigt hij het stalinisme tegen de contrarevolutionairen Trotski, Zinovjev en Kamenev!
De pers van Stalin is vol van dergelijke individuen, zowel in de USSR als in het buitenland.
De oude kaders van het bolsjewisme zijn vernietigd. De revolutionairen hebben plaats gemaakt voor functionarissen met een buigzame ruggengraat. De marxistische gedachte is verdwenen voor de angst, de vleierij en de intrige. Van het Politiek Bureau van Lenin bleef alleen Stalin over: twee leden van het Politiek Bureau zijn politiek gebroken en opgejaagd (Rykov en Tomsky), twee leden zijn in de gevangenis (Zinovjev en Kamenev), één is naar het buitenland verbannen en beroofd van zijn burgerrechten (Trotski).
Lenin werd volgens de uitdrukking van Kroepskaja slechts van de bureaucratische onderdrukking gered door de dood, toen zij hem niet in de gevangenis konden werpen, hebben de epigonen hem in een mausoleum opgesloten.
Het gehele wezen van de leidende instantie is ontaard. De thermidorianen en de bonapartisten hebben de jakobijnen teruggedreven; de stalinisten hebben de bolsjewieken vervangen.
Voor de brede laag van de Maïsky’s, Sérébrovsky’s en Zalavsky’s, grote, middelmatige en kleine, conservatieve en geenszins niet-belanghebbenden, is Stalin de opperste heerser, de uitdeler van weldaden en de verdediger tegen alle mogelijke opposities.
Daartegenover verleent de bureaucratie van Stalin van tijd tot tijd de sanctie van een volksstemming. De congressen van de partij zijn evenals de congressen der sovjets georganiseerd volgens één enkele maatstaf: voor of tegen Stalin? Tegen kunnen slechts zijn contrarevolutionairen en die behandelt men zoals het behoort. Zo is de huidige machtsmechaniek. Het is een bonapartisch mechaniek, het is tot nu toe onmogelijk geweest er een andere term voor te vinden in het politieke woordenboek.
Zonder historische analogie is het onmogelijk uit de geschiedenis te leren. Maar een analogie moet concreet zijn: de overeenkomst moet de verschillen niet doen vergeten. De twee revoluties hebben een eind gemaakt aan het feodalisme en de slavernij. Maar de een trachtte tevergeefs door haar radicaalste vleugel over de grenzen der burgerlijke maatschappij heen te komen, de ander wierp de bourgeoisie werkelijk omver en schiep een arbeidersstaat.
Dit klassenverschil, dat de analogie binnen onvermijdelijke materiële grenzen doet terugkeren, is van beslissend belang voor het maken van een prognose. Na een ernstige democratische revolutie, die de boer bevrijdt heeft van de slavernij en hem grond gegeven heeft, is de feodale contrarevolutie algemeen onmogelijk. De omvergeworpen monarchie kan terugkomen tot de macht en zich omgeven met de schimmen der middeleeuwen. Maar zij heeft niet meer de kracht om de economie van het feodalisme te herstellen. De burgerlijke verhoudingen eenmaal bevrijd van de feodale ketenen ontwikkelen zich automatisch. Geen enkele kracht van buiten af kan ze meer tegenhouden: zij moeten zelf haar graf graven na haar doodgravers voortgebracht te hebben.
De zaak staat geheel anders met de ontwikkeling van de socialistische verhoudingen. De proletarische revolutie bevrijdt niet alleen de productiekrachten van de ketenen van de private eigendom, maar stelt ook onmiddellijk de staat, die zij verwekte, ter beschikking. Terwijl de burgerlijke staat na de revolutie zich beperkt tot een politierol, terwijl zij de markt aan haar eigen wetten overlaat, speelt de arbeidersstaat direct de rol van beschermer en organisator. De vervanging van het ene politieke regime door het andere heeft slechts op de markt een indirecte en oppervlakkige invloed. Daarentegen zou de vervanging van een arbeidersregering door een burgerlijke of kleinburgerlijke regering vast en zeker tot de liquidatie van het planbeginsel leiden en vervolgens ook tot het herstel van de private eigendom.
Het socialisme bouwt zich — anders dan het kapitalisme — niet automatisch, doch bewust op. De opmars van het socialisme is onscheidbaar van de staatsmacht die het socialisme wil of gedwongen is te willen. Het socialisme kan slechts een onwrikbaar karakter aannemen in een zeer ver stadium van zijn ontwikkeling, wanneer de productiekrachten ver de kapitalistische krachten zullen overtreffen, wanneer aan de menselijke behoeften van allen en iedereen voldaan zal worden en wanneer de staat definitief zal verdwijnen door oplossing in de maatschappij. Maar dat alles is nog een kwestie van de verre toekomst. In de huidige etappe van de ontwikkeling staat en valt de socialistische opbouw terzelfder tijd als de arbeidersstaat.
Alleen wanneer men sterk doordrongen is van het diepe verschil tussen de wetten van de inrichting van de burgerlijke economie (‘anarchistische’) en die van socialistische economie (‘planmatige’) kan men begrijpen welke grenzen de analogie met de Franse Revolutie niet moet overschrijden.
In oktober 1917 eindigde de democratische revolutie en begon de socialistische revolutie. Geen enkele kracht ter wereld zal de democratische agrarische revolutie op haar weg doen terugkeren, hier is een complete analogie met de jakobijnse revolutie. Maar de kolchozenrevolutie loopt nog alle risico’s en met haar de nationalisatie van de productiemiddelen. De politieke contrarevolutie, zelfs als zij zich tot aan de dynastie der Romanovs uitstrekte, zou de grote grondeigendom niet kunnen herstellen. Maar het herstel van een blok van mensjewieken en sociaal-revolutionairen zou voldoende zijn om de socialistische opbouw met één slag te onderdrukken.
Het fundamentele verschil tussen de beide revoluties en bijgevolg ook tussen de beide ‘corresponderende’ contrarevoluties is buitengewoon belangrijk om de betekenis te begrijpen van de reactionaire politieke veranderingen die het wezen van het regime Stalin tot stand brachten. Zowel de boerenrevolutie, als de bourgeoisie, die op haar steunde, stelden zich het beste tevreden met het regime van Napoleon en bleven zelfs onder Lodewijk XVIII bestaan. De proletarische loopt reeds dodelijk gevaar bij het huidige regime van Stalin, zij zal geen nieuwe verplaatsing naar rechts verdragen.
Door haar tradities ‘bolsjewistisch’, doch in wezen al lang de tradities verloochenend, door haar samenstelling en geest kleinburgerlijk, is de sovjetbureaucratie geroepen om de tegenstelling tussen het proletariaat en de boeren, tussen de arbeidersstaat en het wereldimperialisme, te regelen. Dat is de sociale basis van het bureaucratische centrisme, van zijn zigzags, van zijn kracht, van zijn zwakheid en van zijn zo funeste invloed op de proletarische beweging van de wereld.[2] Hoe onafhankelijker de bureaucratie zal worden, des te meer zal de macht zich concentreren in de handen van een enkel individu, des te meer zal het bureaucratische centrisme in bonapartisme veranderen.
Het veel omvattende begrip van het bonapartisme eist concrete formuleringen. Wij geven in de laatste jaren die naam aan de kapitalistische regeringen, die zich, terwijl zij de tegenstellingen van het proletarische en fascistische kamp uitbuiten en onmiddellijk op het militaire en politiële apparaat steunen, boven het parlement en de democratie verheffen als redders van de nationale eenheid.
Wij hebben altijd dit bonapartisme van het verval streng onderscheiden van het jonge aanvallende bonapartisme, dat niet alleen de doodgraver werd van de politieke beginselen der burgerlijke revolutie, maar tevens de verdediger van de sociale veroveringen. Wij geven aan deze beide verschijnselen dezelfde naam, want zij hebben gemeenschappelijke trekken: in de grijsaard kan men de jonge man herkennen, ondanks het meedogenloze werk van de tijd.
Wij vergelijken het huidige bonapartisme van het Kremlin natuurlijk met het bonapartisme van de periode van opkomst van de macht der bourgeoisie en niet met dat van het verval: met het consulaat en het eerste Keizerrijk, en niet met Napoleon III en nog minder met Schleicher of Doumergue. Voor een dergelijke analogie hoeft men niet aan Stalin trekken van Napoleon I toe te schrijven. Wanneer de sociale voorwaarden het eisen kan het bonapartisme zich om assen van zeer verschillend kaliber vormen.
Veel belangrijker is, van het standpunt dat ons interesseert, het verschil der sociale basis in de beide bonapartismen, van jakobijnse afkomst en van Sovjet afkomst. In het ene geval gaat het om consolidatie van de burgerlijke revolutie via de liquidatie van haar beginselen en haar politieke instellingen. In het andere geval gaat het om de consolidatie van de arbeiders- en boerenrevolutie via de vernietiging van haar internationaal program van haar leidende partij, van haar sovjets.
Terwijl hij de politiek van de thermidor ontwikkelde, leidde Napoleon de strijd niet alleen tegen de feodale wereld, maar ook tegen het plebs en de democratische kringen der kleine middelbourgeoisie. Hij concentreerde op deze wijze de voordelen van het door de revolutie verwekte regime in handen van een nieuwe burgerlijke aristocratie.
Stalin handhaaft de veroveringen van de Oktoberrevolutie niet alleen tegen de feodale-burgerlijke contrarevolutie maar ook tegen de aanspraken van de arbeiders, hun ongeduld, hun ontevredenheid. Hij vernietigt de linkervleugel, die de progressieve en historisch rechtmatige tendensen vertegenwoordigt der niet-bevoorrechte arbeidersmassa’s, hij schept een nieuwe aristocratie met behulp van een buitengewone differentiatie in de salarissen, de privileges de decoraties, enz. Steunend op de bovenste laag van de nieuwe sociale hiërarchie tegen de onderste laag — soms andersom — is Stalin tot een complete concentratie van de macht in zijn handen gekomen. Hoe moet men dat regime anders noemen dan sovjet-bonapartisme?
Door zijn wezen zelf kan het bonapartisme zich niet lang handhaven: een bal die gelegd wordt op de top van een piramide moet er absoluut van de een of andere kant afrollen. Maar juist hier overschrijdt de historische analogie, zoals wij al gezien hebben, haar grenzen. Die omverwerping van Napoleon heeft zeker niet plaatsgevonden zonder sporen na te laten voor de verhoudingen tussen de klassen. Doch in wezen behield de sociale piramide van Frankrijk haar burgerlijk karakter. De onvermijdelijke val van het stalinistische bonapartisme zet thans zelfs een vraagteken achter het karakter van de USSR als arbeidersstaat. De socialistische economie kan niet zonder socialistische macht worden opgebouwd, het lot van de USSR als socialistische staat hangt af van het politiek regime dat het stalinistisch bonapartisme zal vervangen. Alleen de voorhoede van het proletariaat kan het Sovjetsysteem herstellen, als zij erin slaagt opnieuw de arbeiders van stad en platteland om zich te verzamelen.
Uit onze analyse vloeit een reeks van conclusies voort die wij hier in beknopte vorm weergeven:
De tegenstanders zullen zich misschien stevig vastgrijpen aan onze ‘zelfkritiek’. Dus zullen zij uitroepen, u verandert van houding ten opzichte van de fundamentele kwestie van de thermidor. Vroeger sprak u slechts van het gevaar van de thermidor, nu bevestigt u onverwachts dat de thermidor al achter ons ligt.
Dat zullen waarschijnlijk de stalinisten zeggen en zij zullen er in ieder geval aan toevoegen, dat wij van standpunt veranderd zijn om de gewapende interventie gemakkelijker te provoceren.
In dezelfde geest kunnen de Brandlerianen en Lovestonisten aan de ene kant, enige ‘ultralinkse’ duivels aan de andere kant, zich uiten. Deze lieden zijn rooit in staat geweest ons duidelijk te maken wat in onze analogie met de thermidor verkeerd was. Des te harder zullen zij thans schreeuwen, dat wij zelf de vergissing ingezien hebben.
De plaats van deze vergissing in onze algemene waardering van de USSR is hiervoor aangegeven. Het gaat in geen geval om een verandering van ons principieel standpunt, zoals dat geformuleerd werd in een reeks van officiële documenten, doch alleen om een precisering. Onze ‘zelfkritiek’ strekt zich niet uit tot de analyse van het klassenkarakter van de USSR of van de oorzaken en de voorwaarden van haar ontaarding, doch alleen tot de historische opheldering van die processen door een analogie aan te tonen met bekende etappes uit de grote Franse Revolutie. De correctie van een partiële vergissing zelfs van een belangrijke, heeft niet alleen de fundamentele positie van de bolsjewieken-leninisten niet geschokt, doch integendeel veroorloofd haar nauwkeuriger en concreter te staven met behulp van analogieën die juister en realistischer zijn.
Hier moet nog aan toegevoegd worden dat de ontdekking van de vergissing aanzienlijk vergemakkelijkt werd door het feit dat de processen zelf van de politieke ontaarding, waarvan sprake is, intussen duidelijker trekken hebben aangenomen.
Onze richting heeft nooit naar onfeilbaarheid gedongen. Wij ontvangen geen complete waarheden in de vorm van openbaringen, zoals de onwetende opperpriesters van het stalinisme. Wij studeren, wij discussiëren, wij verifiëren de conclusies in het licht van de ervaring, wij corrigeren openlijk de begane fouten en wij vervolgen onze weg. Het wetenschappelijke bewustzijn en de strengheid tegenover zichzelf vormen de beste traditie van het marxisme en het leninisme. Ook in dit opzicht zullen wij trouw zijn aan onze meesters.
1 februari 1935.
Enige critici beschuldigen ons ervan de uitdrukking bonapartisme te veelvuldig en te uiteenlopend in toepassing te brengen. De critici merken niet dat hetzelfde ook van andere politieke uitdrukkingen gezegd kan worden, als ‘democratie’, ‘dictatuur’ om nog maar te zwijgen van ‘staat’, ‘maatschappij’, ‘regering’, enz. Wij spreken over de (op slavernij gebaseerde) antieke democratie, over de democratie der middeleeuwse gilden, over burgerlijke democratie, over proletarische democratie (in de zin van de staat), doch ook van partij-, vakbond-, coöperatieve democratie enz. Het marxisme kan van dergelijke vaststaande conservatieve begrippen en van hun overbrenging op nieuwe verschijnselen geen afstand doen. Zonder dat zou de continuïteit van het menselijk denken volkomen uitgesloten zijn. Doch het marxisme is, ter vermijding van vergissingen, gedwongen iedere keer de sociale inhoud van het begrip en zijn ontwikkelingstendens te bepalen. Wij herinneren er aan dat Marx en Engels als bonapartistisch niet alleen het regime van Napoleon III, maar ook dat van Bismarck kenschetsten.
Op 12 april 1890 schreef Engels aan Sorge: “Iedere hedendaagse regering wordt nolens volens bonapartistisch”.
Dat was met betrekking tot de toenmalige jarenlange periode der agrarische crisis en depressie der industrie min of meer juist. De nieuwe bloei van het kapitalisme in de tweede helft der 90er jaren verzwakte de bonapartistische tendensen, de naoorlogse neergang versterkte ze weer ongemeen.
Tsjernov citeert in zijn ‘Grote Russische Revolutie’ uitingen van Lenin en Trotski over het Kerenski-regime als de kiem van het bonapartisme en merkt daarbij op, terwijl hij deze definitie afwijst, op terechtwijzende toon: “Het bonapartisme volbrengt zijn vlucht op de wieken van de roem’. Deze theoretische ‘vlucht’ is geheel in de geest van Tsjernov.
Marx, Engels, Lenin echter bepaalden het bonapartisme niet naar zijn wieken, maar naar de specifieke verhouding tussen de klassen.
Onder bonapartisme verstaan wij een regime waar de economisch heersende klasse, tot democratische regeringsmethoden niet meer in staat, zich in het belang van de instandhouding van haar eigendom gedwongen ziet het ongecontroleerde commando van het militaire en politiële apparaat, met een ‘redder aan het hoofd’ boven zich te dulden.
Een dergelijke toestand ontstaat in perioden van bijzondere toespitsing der klassentegenstellingen: het doel van het bonapartisme is ze niet tot explosie te laten komen. De burgerlijke maatschappij heeft al meermalen dergelijke perioden doorgemaakt, doch dat waren om zo te zeggen slechts proefnemingen. Het huidige verval van het kapitalisme heeft niet alleen eens voor altijd de democratie ondergraven, maar ook de absolute ontoereikendheid van het bonapartisme van de oude stempel getoond. In zijn plaats kwam het fascisme. Doch, de brug van de democratie naar het fascisme (in 1917 in Rusland de ‘brug’ van de democratie naar het bolsjewisme) is het ‘persoonlijke regime’ dat zich boven de democratie verheft, tussen de beide kampen laveert en daarbij de belangen der heersende klasse behartigt. Het van deze definitie is voldoende om te bewijzen dat de uitdrukking bonapartisme volkomen gemotiveerd was.
In ieder geval stellen wij vast:
Wat ons betreft, wij zien de noodzakelijkheid daarvan niet in. De uitdrukking van Marx, Engels, en Lenin is voor ons volkomen voldoende.
Waarom blijven wij bij deze vraag staan? Omdat zij, zowel theoretisch als politiek van ontzaglijke betekenis is. Men kan zeggen: vanaf het moment, dat de drang der beide vijandelijke klassen de as van de macht boven het parlement uitheft, begint in het land officieel de voor-revolutionaire (of... voorfascistische) periode. Het bonapartisme kwalificeert op deze wijze de laatste periode, waarin de proletarische voorhoede de aanloop tot de machtsverovering kan nemen. Het feit dat de stalinisten geen begrip hebben van het wezen van het bonapartistische regime, leidt ertoe dat zij de diagnose stellen: ‘de revolutionaire situatie is er niet’ en de voor-revolutionaire situatie achteloos voorbijgaan.
De zaak wordt gecompliceerder wanneer wij de uitdrukking bonapartisme op het stalinregime toepassen en over ‘Sovjet-bonapartisme’ spreken.
‘Neen’, roepen onze critici uit, ‘u hebt te veel bonapartismen: de uitdrukking wordt onaannemelijk rekbaar...’ enz.
Dergelijke abstracte, formele, mondelinge tegenwerpingen worden gewoonlijk dan gemaakt, wanneer men met betrekking tot de kern niets te zeggen heeft. Het is absoluut waar, dat noch Marx, noch Engels, noch Lenin de uitdrukking bonapartisme op de arbeidersstaat toegepast hebben. Geen wonder, zij hadden daartoe geen gelegenheid (dat Lenin er niet voor terugschrok uitdrukkingen van het burgerlijk regime met de noodzakelijke beperkingen op de arbeidersstaat toe te passen, daarvan getuigt bv. zijn uitdrukking ‘sovjetstaatkapitalisme’). Wat moet men echter doen in gevallen waarin de goede oude boeken de noodzakelijke vingerwijzingen niet geven? Dan is het zaak zich op eigen verstand te verlaten.
Wat betekent het ‘persoonlijk regime’ van Stalin en waar komt het vandaan? Het is uiteindelijk het product van de scherpe klassenstrijd tussen proletariaat en bourgeoisie. Met behulp van het bureaucratisch-politiële apparaat verhief zich de macht van de ‘redder’ van het volk en van de scheidsrechter der bureaucratie, als de heersende groep boven de Sovjetdemocratie, die in haar eigen schaduw veranderde. De objectieve functie van de ‘redder’ is de nieuwe eigendomsvormen te beschermen, doordat hij de politieke functie van de heersende klasse usurpeert. Is deze juiste karakteristiek van het stalinregime niet tevens de wetenschappelijke sociologische definitie van het bonapartisme?
De onvergelijkbare waarde van de uitdrukking bestaat juist daarin, dat zij ons in staat stelt met één slag uiterst leerzame historische overeenkomsten te ontdekken en haar sociale wortels te bepalen. Het bleek dat de stormloop der plebejische of proletarische krachten tegen de heersende bourgeoisie en de stormloop der burgerlijke en kleinburgerlijke krachten tegen het heersende proletariaat beide tot zeer analoge (symmetrische) politieke regimes kunnen voeren. Dat is een onbetwistbaar feit, dat de uitdrukking bonapartisme beter dan iets anders helpt te verduidelijken.
Toen Engels schreef dat “iedere hedendaagse regering nolens volens bonapartistisch wordt”, bedoelde hij natuurlijk slechts de tendens. Op dit terrein, evenals op andere, gaat de kwantiteit in kwaliteit over. Alle burgerlijke democratieën bevatten trekken van het bonapartisme. Precies zo kan men in het voor-stalinistische Sovjetregime elementen van het bonapartisme ontdekken.
Doch de kunst van het wetenschappelijke denken bestaat juist daarin te bepalen, waar precies de kwantiteit in de nieuwe kwaliteit omslaat. In het tijdperk van Lenin was het bonapartisme een mogelijkheid, in het tijdperk van Stalin werd het werkelijkheid.
De uitdrukking bonapartisme verwart de naïeve hersenen (à la Tsjernov) door de herinnering aan de historische gestalte van Napoleon, zoals de uitdrukking cesarisme het beeld van Julius Caesar in de gedachte roept. In werkelijkheid hebben beide uitdrukkingen zich al lang van de historische figuren die haar de naam gaven losgemaakt. Zeggen wij bonapartisme zonder nadere bepalingen, dan zweeft ons niet de historische analogie voor maar de sociologische definitie. Zo hebben uitdrukkingen als chauvinisme en nationalisme hetzelfde algemene karakter, ofschoon de ene van de Franse bourgeois Chauvin, de andere van natie afgeleid wordt.
In bepaalde gevallen echter hebben wij, als wij over bonapartisme spreken, een concreter historische overeenkomst op het oog. Zo toont het stalinregime dat een overbrenging van het bonapartisme in de taal van de Sovjetstaat vormt, gelijktijdig een reeks van aanvullende analoge trekken met het regime van het Consulaat (keizerrijk maar nog zonder kroon) en dat niet toevallig, beide treden zij op als de erfgenamen en usurpatoren van grote revoluties.
Wij zien dat het juiste, d.w.z. dialectische, gebruik van de uitdrukking bonapartisme niet alleen niet tot het maken van sjablonen, deze pest van het denken, voert, maar ons integendeel in staat stelt het ons interesserende verschijnsel met alle nodige concreetheid te karakteriseren, daarbij niet geïsoleerd genomen als een bijzonder geval doch in historisch verband met vele andere verwante verschijnselen.
Wat kan men van een wetenschappelijke term meer verlangen?
_______________
[1] De mensjewieken spreken eveneens over thermidoriaanse degeneratie. Wat zij daaronder verstaan is onbegrijpelijk. De mensjewieken waren tegen de verovering van de macht door het proletariaat. Zelfs nu beoordelen zij de Sovjetstaat niet-proletarisch (wat hij precies zou zijn — men weet er niets van). In het verleden eisten zij de terugkeer van het kapitalisme, thans van de ‘democratie’, Als zij zelf geen vertegenwoordigers van thermidorriaanse tendensen zijn, wat is dan de thermidor? Klaarblijkelijk een simpele literaire zinswending.
[2] De Brandlerianen, daaronder begrepen de leiders van de SAP die thans nog voor wat de theorie betreft de leerlingen van Thalheimer blijven, zagen slechts in de politiek van de communistische Internationale het ‘ultralinkse’ en ontkenden (gaan voort met te ontkennen) het begrip zelf van het bureaucratische centrisme. De huidige ‘vierde periode’ toont, terwijl Stalin door de draai de Communistische Internationale de Europese arbeidersbeweging rechts van het officiële reformisme brengt, hoe oppervlakkig en opportunistisch de politieke filosofie van Thalheimer, Walcher, c.s., is. Deze lieden weten geen enkele kwestie tot het einde toe uit te vorsen. Daarom hebben zij juist zo een afkeer van het beginsel te zeggen wat is, dat wil zeggen, van het hoogste beginsel van iedere wetenschappelijke analyse en van iedere revolutionaire politiek.