Geschreven: juni 1933, de laatste twee paragrafen in november 1933, tijdens zijn exil in Turkije
Eerste publicatie: Verschenen in verschillende versies in verschillende bladen, voor het eerst in: The Modern Thinker, oktober 1933
Bron: Engelstalig Trotski-archief (MIA)
Vertaling: Eerst uit het Russisch en het Duits naar het Engels
Deze versie: Voor het eerst vertaald in het Nederlands door marxisme.be, augustus 2012
HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
– Creative Commons License 3.0.
Algemeen: u mag het werk kopiëren, verspreiden en doorgeven; remixen en/of afgeleide werken maken; mits naamsvermelding.
| Hoe te citeren?
Laatst bijgewerkt:
In 1933 schreef Leon Trotski een tekst over het nazisme dat pas aan de macht was gekomen in Duitsland. In het artikel legt hij uit hoe de fascisten daarin slaagden. Dat was niet toe te schrijven aan de persoon van Hitler, maar aan de onderliggende klassenverhoudingen en meer bepaald de radicalisering onder de middenklasse in een periode van crisis.
Enkel naïeve geesten denken dat het koningschap wordt bepaald door de koning zelf, zijn hermelijnen mantel en kroon, zijn vlees en bloed. In feite is het koningschap een wisselwerking met de bevolking. De koning is enkel koning omdat de belangen en vooroordelen van miljoenen mensen door deze persoon lopen. Als dit door de ontwikkelingen verandert, dan blijkt de koning slechts een fris gewassen man met slappe onderlip te zijn. De man die ooit Alfonso XIII werd genoemd, kan daar een recente getuigenis van vormen.[1]
De leider die heerst bij de wil van het volk verschilt van de leider die heerst bij de wil van God in die zin dat de eerste zelf zijn weg moet vrijmaken of toch alleszins zelf een rol moet spelen in de samenloop van gebeurtenissen. Maar de leider staat steeds in een relatie tot de bevolking, het individuele aanbod moet voldoen aan de collectieve vraag. De controverse rond de persoonlijkheid van Hitler wordt scherper als het geheim van zijn succes bij Hitler zelf wordt gezocht. Intussen zou een andere politieke figuur het moeilijk hebben om op een zelfde manier de focus van anonieme historische krachten te worden. Niet gelijk welke misnoegde kleinburger kon Hitler worden, maar er zit wel een stukje van Hitler in elke misnoegde kleinburger. De snelle groei van het Duitse kapitalisme voor de Eerste Wereldoorlog betekende niet dat de middenklasse volledig werd vernietigd. Delen van de kleinburgerij stonden aan de rand van het bankroet, maar er ontstonden ook nieuwe lagen van kleinburgers. Rond de fabrieken waren er ambachtslieden en winkeliers, in de fabrieken waren er technici en leidinggevenden. Maar terwijl ze zichzelf in stand hielden en numeriek zelfs sterker werden, waren de oude en de nieuwe kleinburgerij slechts goed voor minder dan de helft van de Duitse natie. De middenklasse heeft de laatste schijn van onafhankelijkheid verloren. Ze leeft in de rand van de grootschalige industrie en het bankensysteem, ze leeft van de kruimels die van de tafel van de monopolies en kartels vallen en van de spirituele boodschap van haar theoretici en professionele politici.
De nederlaag van 1918 blokkeerde de opmars van het Duitse imperialisme. Een externe dynamiek sloeg om in een interne. De oorlog ging over in een revolutie. De sociaaldemocratie, die de Hohenzollerns[2] had bijgestaan om de oorlog tot haar tragische uitkomst te brengen, liet niet toe dat de arbeidersklasse de revolutie tot haar conclusies doortrok. Nadien zocht de Weimar-democratie veertien jaar lang excuses voor haar eigen bestaan. De Communistische Partij riep de arbeiders op tot een nieuwe revolutie, maar was niet in staat om deze te leiden. De Duitse arbeidersklasse onderging de opkomst en de nederlaag van de oorlog, revolutie, parlementarisme en pseudo-bolsjewisme. Op een ogenblik dat de oude burgerlijke partijen in de modder vast kwamen te zitten, werd ook de dynamische macht van de arbeidersklasse ondermijnd.
De naoorlogse chaos kwam hard aan bij de ambachtslieden, verkopers en de ambtenaren, net zoals ook de arbeiders werden geraakt. De economische crisis in de landbouw zorgde voor een strop rond de nek van de boeren. Het verval van de middenklasse betekende niet dat ze plots arbeiders werden. Tegelijk zag de arbeidersklasse een gigantisch leger van chronisch werklozen ontwikkelen. De verpaupering van de kleinburgerij kon zich nauwelijks verbergen achter de dassen en sokken van kunstzijde. Het ondermijnde alle officiële instanties en in de eerste plaats de leer van het democratisch parlementarisme.
De veelheid aan partijen, de ijzige verkiezingskoorts, de eindeloze verschuivingen in de kabinetten maakten de sociale crisis erger door een brede waaier van politieke combinaties te creëren. In een sfeer die werd gedomineerd door oorlog, nederlaag, herstellingen, inflatie, bezetting van het Ruhr-gebied, crisis, tekorten en wanhoop, kwam de kleinburgerij in opstand tegen alle oude partijen van de bedriegers. De grieven van kleine eigenaars die nooit echt van de afgrond van het bankroet weg geraakten, van de universiteitszonen zonder postjes of klanten, van de dochters zonder bruidsschat en vrijers, leidden tot de roep naar orde en een ijzeren hand.
De vlag van het nationaalsocialisme werd aanvankelijk naar voor gebracht door de lagere en middenlagen van het oude leger. Officiers die met medailles voor uitmuntende diensten werden beloond, al dan niet afgezwaaide officiers konden niet geloven dat hun heldhaftigheid en lijden voor het vaderland niets had opgeleverd en hen zelf geen dankbaarheid had bezorgd. Vandaar hun haat tegenover de revolutie en de arbeidersklasse. Tegelijk wilden ze zich niet door de bankiers, industriëlen en ministers laten degraderen tot een bescheiden rol van boekhouder, ingenieur, postbeambte of leraar. Vandaar hun ‘socialisme’. Aan de IJzer en bij Verdun hadden ze hun eigen leven en dat van anderen geriskeerd, ze leerden er de taal van het commanderen en overschaduwden daarmee de kleinburgerij die achter de linies was gebleven. Deze mensen werden leiders.
Bij het begin van zijn politieke carrière viel Hitler enkel op omwille van zijn temperament en het feit dat hij veel luider kon spreken dan alle anderen. Zijn intellectuele middelmatigheid ging gepaard met een groot zelfvertrouwen. Hij bracht geen volledig uitgewerkt programma in de beweging, tenzij de wraaklust van de beledigde soldaat als een programma wordt beschouwd. Hitler vertrok van het ongenoegen en de klachten over de voorwaarden van Versailles, de hoge levensduurte, het gebrek aan respect voor verdienstelijke soldaten en de spelletjes van de bankiers en journalisten van diverse overtuiging. Er waren in het land heel wat bankroete mensen die amper konden overleven en grote littekens, waaronder ook verse blauwe plekken, moesten torsen. Ze wilden allemaal met de vuisten op tafel slaan.
Dat kon Hitler beter dan gelijk wie. Hij wist dan wel niet hoe hij het kwade moest aanpakken. Maar zijn toespraken weerklonken eerst als bevelen en dan als gebeden gericht aan het onverbiddelijke lot. Gedoemde klassen raken het net zoals dodelijk zieken nooit beu om variaties te vinden op hun geklaagzang noch om naar troostende woorden te luisteren. De toespraken van Hitler waren daar goed aan aangepast. Sentimentele vormeloosheid, gebrek aan rechtlijnig denken samen met onwetendheid – al deze gebreken werden omgezet in voordelen. Ze gaven hem de kans om alle vormen van ongenoegen te verenigen in de bedelaarskom van het nationaalsocialisme en het liet hem toe om de massa’s te leiden in de richting dat ze hem duwden. In de geest van de agitator werd alles, van de eerste improvisaties, opgeslagen dat op goedkeuring werd onthaald. Zijn politieke gedachten waren het resultaat van zijn oratorische akoestiek. Dat is hoe de slogans werden geselecteerd. Dat is hoe het programma werd uitgewerkt. Dat is hoe de “leider” vorm uit het ruwe materiaal werd geboetseerd.
Mussolini reageerde van bij het begin bewuster op het sociale materiaal dan Hitler die dichter stond bij de mystieke opvattingen van Metternich dan bij de politieke algebra van Machiavelli. Mussolini is mentaal krachtiger en cynischer. De atheïst in Rome gebruikt de religie slechts zoals hij de politie en de rechtbanken gebruikt, terwijl zijn collega in Berlijn echt gelooft in de onfeilbaarheid van de Kerk van Rome. Toen de toekomstige Italiaanse dictator Marx nog beschouwde als “onze gezamenlijke en onsterfelijke leraar”, was hij niet onbedreven in het verdedigen van de theorie die in de huidige ontwikkelingen vooreerst de tegengestelde belangen en acties van twee klassen, de burgerij en de arbeidersklasse, ziet. Het klopt dat Mussolini in 1914 schreef dat er tussen deze twee klassen heel wat tussenlagen zijn die schijnbaar een “web van het menselijke collectief” vormen, maar hij voegde er aan toe dat deze lagen “in tijden van crisis naargelang hun belangen en ideeën aansluiting vinden bij een van de andere centrale klassen.” Dat is een belangrijke veralgemening. Net zoals een wetenschappelijke geneeskunde toelaat om niet alleen een zieke te genezen maar ook om een gezonde persoon sneller om te brengen, zo werd ook de wetenschappelijke analyse van de klassenverhoudingen door Mussolini aangewend om, zodra hij naar het andere kamp was overgelopen, de middenklasse tegen de arbeidersklasse te mobiliseren. Hitler bereikte hetzelfde door de methodologie van het fascisme te vertalen naar de taal van het Duitse mysticisme.
De vreugdevuren waarmee de goddeloze literatuur van het marxisme wordt verbrand, tonen op briljante wijze de klassenaard van het nationaalsocialisme. Terwijl de nazi’s optraden als partij en niet als staatsmacht, vonden ze geen manier om de arbeidersklasse te benaderen. Aan de andere kant zag de grote burgerij, ook niet diegenen die Hitler financieel ondersteunden, zijn partij niet als de hunne. De nationale ‘renaissance’ was volledig afhankelijk van de middenklassen, het meest achtergebleven deel van de natie, de overtollige ballast van de geschiedenis. De politieke kunst bestond erin dat de kleinburgerij werd verenigd in haar gezamenlijke vijandigheid tegenover de arbeidersklasse. Hoe is verbetering mogelijk? Eerst en vooral door te trappen naar al wie onder je staat. De kleinburgerij stond machteloos tegenover het grootkapitaal en hoopte haar sociale waardigheid op de kap van de arbeiders terug te winnen.
De nazi’s omschreven hun machtsovername ten onrechte als een revolutie. In feite heeft het fascisme in Duitsland, net zoals in Italië, het sociale stelsel onaangetast gelaten. De machtsovername door Hitler kan eigenlijk zelfs geen contrarevolutie genoemd worden. Maar het kan ook niet als een geïsoleerd feit worden gezien, het is het resultaat van een cyclus van schokken die begonnen in Duitsland in 1918. De novemberrevolutie gaf de macht aan de sovjets van arbeiders en boeren, dit was in essentie een proletarische revolutie. Maar de partij die aan het hoofd van de arbeidersklasse stond, gaf de macht terug aan de burgerij. Hiermee opende de sociaaldemocratie in zekere zin het tijdperk van de contrarevolutie nog voor de revolutie haar taken kon voltooien. Zolang de burgerij afhankelijk was van de sociaaldemocratie, en dus van de arbeiders, behield het regime elementen van compromissen. Maar de internationale en interne positie van het Duitse kapitalisme liet geen ruimte voor toegevingen. De sociaaldemocratie redde de burgerij van de arbeidersrevolutie, net zoals nadien het fascisme de burgerij bevrijdde van de sociaaldemocratie. De staatsgreep door Hitler is de laatste keten in de aaneenschakeling van contrarevolutionaire ontwikkelingen.
De kleinburgerij staat vijandig tegen het idee van ontwikkeling. Ontwikkeling gaat immers steeds tegen de belangen van de kleinburgerij in, de vooruitgang heeft de kleinburger enkel ondraaglijke schulden opgeleverd. Het nationaalsocialisme verwerpt niet alleen het marxisme maar ook het darwinisme. De nazi’s vervloeken het materialisme omdat de overwinningen van de technologie op de natuur gepaard gaan met de triomf van het grote kapitaal over het kleine kapitaal. De leiders van de beweging zetten zich af tegen de ‘intellectuelen’ omdat ze zelf maar over tweede- en derderangs intellectuelen beschikken en omdat hun historische rol hen niet toelaat om ook maar een gedachte tot zijn conclusie door te trekken. De kleinburgerij heeft nood aan een hogere autoriteit die boven de materie en boven de geschiedenis staat, een autoriteit die vrij is van concurrentie, inflatie, crisis en gedwongen verkopen. Tegenover de evolutie, het materialistische denken en het rationalisme – van de twintigste, negentiende en achttiende eeuwen – plaatst hij het nationale idealisme als bron van heroïsche inspiratie. De natie van Hitler is een mythische schaduw van de kleinburgerij zelf, een zielig delirium van een duizendjarig Rijk.
Om de natie boven de geschiedenis uit te tillen, wordt het ras boven gehaald. De geschiedenis wordt gezien als de uiting van het ras. De kwaliteiten van het ras worden los gezien van de veranderende sociale voorwaarden. Door het ‘economische denken’ als basis te verwerpen, zakt het nationaalsocialisme af tot een lager niveau: van het economische materialisme wordt afgedaald tot het zoölogische materialisme.
De rassentheorie lijkt special te zijn bedacht voor de pretentieuze autodidact op zoek naar de universele sleutel tot alle geheimen van het leven. Deze theorie lijkt in het licht van de geschiedenis van ideeën wel bijzonder melancholisch. Om de religie van het zuivere Duitse bloed te creëren, ging Hitler zijn ideeën lenen bij het racisme van de Fransman Gobineau,[3] een diplomaat en literaire dilettant. Hitler vond zijn politieke methodologie in een afwerkte vorm in Italië, waar Mussolini heel wat elementen van de marxistische theorie van de klassenstrijd had geleend. Het marxisme zelf is het resultaat van een verbond tussen Duitse filosofie, Franse geschiedenis en Britse economie. Door na te gaan van waar ideeën komen, zelfs indien het om de meest reactionaire of verwarde ideeën gaat, blijft er geen spoor van het racisme overeind.
De enorme armoede van de nazi-filosofie was natuurlijk geen bezwaar voor academici om Hitler op volle kracht te volgen eens diens overwinning voldoende duidelijk was. De meeste professoren zagen de jaren van het Weimar-regime als een periode van rellen en alarmerende zaken. De historici, economen, juristen en filosofen liepen verloren in de zoektocht naar welke van de tegenstrijdige criteria van waarheid nu correct waren, welk kamp uiteindelijk de bovenhand zou halen. De fascistische dictatuur nam alle twijfel van de Fausts weg en maakte een einde aan de aarzelingen op de universitaire tribunes. Na de schemerzone van de parlementaire relativiteit, trok de kennis opnieuw het koninkrijk der zekerheden binnen. Einstein was verplicht om zijn tenten buiten Duitsland op te trekken.
Op politiek vlak is het racisme een saaie en bombastische variant van het chauvinisme dat samengaat met frenologie.[4] De failliete adel zocht troost in de voornaamheid van haar bloed. Op dezelfde manier dienen de fabels over de superioriteit van het ras om de kleinburgerij troost te bieden. Het is overigens opmerkelijk dat de leiders van het nazisme geen autochtone Duitsers zijn, maar inwijkelingen uit Oostenrijk zoals Hitler zelf, uit de voormalige Baltische provincies van Rusland zoals Rosenberg of uit de koloniale landen zoals Hess die momenteel vlak achter Hitler staat in de partijleiding.[5] De school van het barbaarse nationalisme moest tot aan grenzen van de beschaving gaan om haar ‘leiders’ de ideeën te bezorgen die later een respons zouden vinden in de harten van de meest barbaarse klassen van Duitsland.
Persoonlijkheid en klasse – liberalisme en marxisme – zijn het kwade. De natie is het goede. Maar aan de drempel van het private bezit wordt deze filosofie binnenstebuiten gedraaid. De redding ligt alleen in het persoonlijke private bezit. Het idee van nationaal bezit is een waanidee van het bolsjewisme. De kleinburgerij verafgoodt de natie, maar wil de natie niets geven. Integendeel verwacht de kleinburger dat de natie hem eigendom schenkt en beschermt tegen de arbeiders. Het Derde Rijk zal de kleinburger nochtans niets schenken, of het zouden nieuwe belastingen moeten zijn.
Op het vlak van de moderne economie, die internationale banden heeft en anonieme methoden, lijkt het principe van het ras iets dat is opgestaan uit een middeleeuws graf. De nazi’s begonnen onmiddellijk met een aantal toegevingen. De raszuiverheid, die op geestelijk vlak moet erkend worden door een paspoort, moet op economisch vlak vooral uit efficiëntie blijken. Onder de huidige omstandigheden betekent dat een concurrentievermogen hebben. Langs de achterdeur brengt het racisme het economische liberalisme terug binnen, maar dan wel ontdaan van alle politieke vrijheden.
Op economisch vlak komt het nationalisme in de praktijk neer op machteloze maar wilde uitbarstingen van antisemitisme. De nazi’s maken abstractie van de woekerrentes van het moderne economische systeem, want het is de geest van het kwade die daar een rol in speelt en zoals algemeen geweten neemt de Joodse burgerij op dat vlak een belangrijke positie in. Vooraleer ze voor het kapitalisme op zich buigen, verklaart de kleinburger de oorlog aan de slechte winstdrift van de Poolse Jood met zijn lange kaftan en doorgaans zonder een cent op zak. De pogrom wordt het ultieme bewijs van de raciale superioriteit.
Het programma waarmee de nazi’s aan de macht kwamen, doet helaas denken aan een Joodse winkel in een afgelegen provincie. Je kunt er alles vinden, het is goedkoop en doorgaans van slechte kwaliteit. Herinneringen aan de ‘goede’ tijden van de vrije concurrentie, wazige evocaties van de stabiliteit van de klassensamenleving, hoop op een terugkeer van het koloniale rijk, dromen van een afgesloten economie, frasen over een terugkeer van het Germaanse in plaats van het Romeinse recht, pleidooien voor een Amerikaans moratorium op schuldenafbetalingen, een jaloerse vijandigheid tegenover de ongelijkheid van een eigenaar in een auto, een dierlijke angst voor gelijkheid met een arbeider zonder kraag, de waanzin van het nationalisme, angst voor de wereldwijde schuldeisers, ... Alles wat door het internationale denken naar de prullenmand werd verwezen, wordt nu aangewend om de spirituele schatkamer van het nieuwe Germaanse messianisme te vullen.
Het fascisme heeft alle dieptepunten van de samenleving politiek geopend. Vandaag leven er niet alleen in de woningen van de boeren maar ook in de stedelijke wolkenkrabbers elementen van de twintigste eeuw naast deze van de tiende of de dertiende eeuw. Honderd miljoen mensen gebruiken elektriciteit maar geloven nog in de magische kracht van tekenen en in exorcisme. De paus van Rome gebruikt de radio om te prediken over de wonderbaarlijke omvorming van water in wijn. Filmsterren doen beroep op allerhande mediums. Piloten die de wonderbaarlijke mechanismen die door het menselijke brein werden gecreëerd besturen, dragen onder hun trui geluksbrengers. Er is een enorme reserve aan duisternis, onwetendheid en wreedheid. De wanhoop heeft hen doen opstaan, het fascisme heeft hen een vlag gegeven. Alles wat uit het nationale organisme had moeten verdwijnen in de vorm van culturele uitwerpselen die bij een normale ontwikkeling van de samenleving worden doorgespoeld, komen nu terug uit de keel gegutst. De kapitalistische samenleving maakt gebruik van de oprispingen van het onverteerde barbarisme. Dat is de fysiologie van het nazisme.
Het Duitse fascisme is net zoals het Italiaanse fascisme aan de macht gekomen dankzij de kleinburgerij dat het als stormram heeft ingezet tegen de organisaties van de arbeidersklasse en de instellingen van de democratie. Maar het fascisme aan de macht is allerminst de heerschappij van de kleinburgerij. Integendeel, het is de meest meedogenloze dictatuur van het monopoliekapitaal. Mussolini heeft gelijk: de middenklassen zijn niet in staat op een onafhankelijke politieke koers te varen. In perioden van grote crisis moeten ze zich beperken tot de politiek van een van de twee centrale klassen. Het fascisme slaagt er in om de middenklassen in dienst van het kapitaal te plaatsen. Slogans over de staatscontrole op de grote bedrijven of het uitroeien van onverdiende inkomens, werden onmiddellijk na de machtsovername overboord gegooid. Het specifieke karakter van de Duitse gronden als gevolg van de specifieke kenmerken van de kleinburgerij, maakte plaats voor een kapitalistisch centralisme dat repressief werd opgelegd. Ieder succes van het intern en het buitenlands beleid van de nazi’s zal onvermijdelijk leiden tot een verdere verplettering van het kleine kapitaal door het grote kapitaal.
Het programma van de kleinburgerlijke illusies wordt niet weg gegooid, het wordt slechts van de werkelijkheid weg gehaald en opgelost in rituele daden. De eenmaking van alle klassen wordt beperkt tot de grotendeels symbolische gedwongen arbeid en tot de confiscatie van de dag van de arbeid en dit “in het belang van het volk”. Het behoud van het Gotische geschrift als tegengesteld aan het Latijnse geschrift is een symbolische wraak voor het juk van de wereldmarkt. De afhankelijkheid van de internationale bankiers, waaronder ook Joden, is niet verdwenen, maar het is wel verboden om dieren volgens het Talmoed ritueel te slachten. Als de weg naar de hemel geplaveid is met goede voornemens, dan zijn de lanen van het Derde Rijk geplaveid met symbolen.
Door het programma van kleinburgerlijke illusies te herleiden tot een naakte bureaucratische maskerade, zet het nazisme zich boven de natie als de ergste vorm van imperialisme. De hoop dat de regering van Hitler vandaag of morgen zal vallen of een slachtoffer zal worden van interne inconsistentie is ijdel. De nazi’s hadden een programma nodig om aan de macht te komen, maar de macht dient niet om dat programma te realiseren. De taken van Hitler worden bepaald door het monopoliekapitaal. De verplichte concentratie van alle middelen en krachten van de bevolking in het belang van het imperialisme – dat is de ware historische missie van de fascistische dictatuur – betekent een voorbereiding op oorlog en in het kader van die voorbereiding het uitschakelen van interne weerstand. Dat leidt automatisch tot een verdere machtsconcentratie. Het fascisme kan niet hervormd of op non-actief geplaatst worden. Het politieke lot van het regime is gebaseerd op de keuze tussen oorlog of revolutie.
De eerste verjaardag van de nazidictatuur komt nabij. Alle tendensen van het regime hebben de tijd gehad om een helder en duidelijk karakter aan te nemen. De ‘socialistische’ revolutie die door de kleinburgerlijke massa’s als noodzakelijke aanvulling op de nationale revolutie werd gezien, is officieel geliquideerd en veroordeeld. De eenmaking van de klassen vond zijn hoogtepunt in het feit dat de overheid een dag heeft ingesteld waarop de ‘haves’ hun dessert moeten afstaan aan de ‘have-nots’. De strijd tegen de werkloosheid wordt beperkt tot het opdelen van de hongerige werklozenrij. De rest is de taak van uniforme statistieken. De “geplande” zelfvoorzienende economie is slechts een nieuwe fase van economische desintegratie.
Hoe machtelozer het politieregime van de nazi’s is op het vlak van nationale economie, hoe meer aandacht wordt besteed aan het terrein van buitenlandse politiek. Dit stemt volledig overeen met de interne dynamiek van het Duitse kapitalisme, een dynamiek die door en door agressief is. Als de nazileiders plots vreedzame verklaringen afleggen, zullen ze daar enkel wel erg simpele mensen mee bedriegen. Welke andere methoden heeft Hitler om de verantwoordelijkheid voor de interne problemen door te schuiven naar externe vijanden en om de explosieve kracht van het nationalisme onder de dictatoriale controle te houden? Dit onderdeel van het programma werd nog voor de machtsovername door de nazi’s openlijk naar voor gebracht en het komt nu voor de ogen van de wereld tot uiting. De timing van een nieuwe Europese ramp zal bepaald worden door de tijd die nodig is om Duitsland te bewapenen. Het is geen kwestie van maanden, maar ook niet van decennia. In de komende jaren zal Europa opnieuw in oorlog worden ondergedompeld, tenzij Hitler op tijd wordt gestopt door krachten in Duitsland zelf.
2 november, 1933
_______________
[Voetnoten van de redactie marxisme.be]
[1] Alfonso XIII was vanaf zijn geboorte in 1886 tot in 1931 de koning van Spanje. Hij moest aftreden onder druk van een massabeweging die onder meer opkwam voor een republikeinse staatsvorm. Alfonso verliet Spanje en overleed in 1941. De huidige Spaanse koning, Juan Carlos, is de kleinzoon van Alfonso die in 1969 door Franco werd aangesteld als nieuwe koning.
[2] Hogenzollerns: de Duitse keizerlijke familie. Wilhelm II was de laatste Duitse keizer, hij was aan de macht van 1888 tot 9 november 1918.
[3] Arthur de Gobineau, werkelijke naam Joseph Arthur (1816-1882), dacht dat rassen verantwoordelijk waren voor het ontstaan van cultuur. Hij stelde dat rassenvermenging zou leiden tot chaos en dat het ‘Kaukasische’ ras het beste ontwikkeld was. De Gobineau was vooral gebrand op de Semitische volkeren die het resultaat waren van rassenvermengingen, hij beschouwde de Arabieren en de Joden als inferieur. Zijn racistische ideeën waren beschreven in Een verhandeling over de Ongelijkheid van de Menselijke Rassen (oorspronkelijke titel: Essai sur l’inégalité des races humaines, 1853-1855). Bron: wikipedia.org
[4] Wikipedia schrijft hierover: “Frenologie is een, thans geheel verlaten leer, die stelde dat aanleg en karakter bepaald worden door de groei van bepaalde hersendelen. Het karakter zou dan afgeleid kunnen worden uit de vorm van de schedel, die bepaalde knobbels zou vertonen. Hieruit zijn de in het spraakgebruik ingeburgerde termen wiskundeknobbel en talenknobbel ontstaan. De studie naar vorm en afmetingen van de schedel noemt men craniometrie.”
[5] Rudolf Hess was geboren in Alexandrië (Egypte).