Geschreven: 1933-1936
Bron: Nederlandstalige Trotski Bibliotheek 22. Revolutionair-Socialistische Publicaties, Groningen 2007. Door Karel ten Haaf. Facsimile-uitgaven van teksten van Trotski in het Nederlands – De tekst moet oorspronkelijk een brochure geweest zijn, met op de kaft ‘Entrisme’ en het nummer 103, verdere gegevens ontbreken
Deze versie: spelling - de noten in de tekst ontbreken, zodoende is er enkel de opsomming aan het einde van de tekst
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
Laatste bewerking: 12 juni 2009
Verwant: • Tien jaar van de Vierde Internationale • Beknopte historische inleiding over het (Belgische) trotskisme • Algemene overwegingen betreffende het eenheidsfront |
Waarheen met de Onafhankelijke Arbeiderspartij (ILP)
Hoe men de ILP kan beïnvloeden
Principiële beschouwingen omtrent het entrisme
Het stadium van de kleine groep
Essentiële vraagstukken waarmee de ILP te maken heeft
De Liga staat voor een zwenking
De Liga staat voor een beslissende zwenking
De evolutie van de SFIO
Samenvatting van de discussie
Een standpunt m.b.t. de Franse situatie
Een kanker in de arbeiderspartij
Lessen uit het entrisme in de SFIO
Interview door Collins
Uittreksel uit de inleiding tot de tweede Engelse uitgave van Terrorisme en Communisme
Voetnoten
(18 augustus 1933)
De laatste politieke beslissingen die genomen zijn door de Nationale Raad van de Britse Independent Labour Party tonen aan dat deze partij, na haar breuk met de reformisten, zich verder en verder naar links beweegt. We bemerken dezelfde evoluties ook in andere landen: binnen de sociaaldemocratische partijen vormen zich linkse vleugels, die vervolgens afsplitsen van de moederpartij en die op eigen kracht een revolutionaire weg proberen te bewandelen. Deze processen tonen enerzijds de diepe crisis aan van het kapitalisme en het reformisme, hetgeen daar onverbrekelijk mee verbonden is en anderzijds tonen ze het onvermogen aan van de Komintern om de revolutionaire stromingen die zich voordoen in de arbeidersbeweging rond zich te groeperen.
Nochtans is de situatie zoals die in Engeland bestaat nog gecompliceerder door een nooit geziene combinatie. Daar waar de Komintern in andere landen verder gaat met het afschilderen van de linkse socialistische organisaties als “linkse sociaalfascisten” en als “de meest gevaarlijke contrarevolutionairen”, is er in Groot-Brittannië een permanente samenwerking tot stand gekomen tussen de ILP en de Britse KK. Het blijft een raadsel hoe de leiders van de Komintern erin slagen deze samenwerking te doen rijmen met de theorie van het “sociaalfascisme”. In het julinummer van het theoretische orgaan van de Komintern wordt Fenner Brockway, de nieuw benoemde secretaris van de ILP, nog steeds een “contrarevolutionair” genoemd. Er is geen sterveling die wijs geraakt uit deze contradicties en die een verklaring vindt voor het feit dat de Britse KP een eenheidsfront aanging, deze keer niet van beneden, maar van bovenuit gedirigeerd, een eenheidsfront met leiders die ze “contrarevolutionair” noemen en een front dat niet beperkt blijft tot één praktische samenwerking in de actie, maar dat zich uitbreidt tot een samenwerking in het algemeen. Wanneer we de principiële kwesties even ter zijde laten, dan kan men gemakkelijk tot een verklaring komen van dit feit: ondanks de uitermate gunstige omstandigheden die zich in G.B. ontwikkeld hebben, is de Komintern erin geslaagd zijn Britse sectie volledig te isoleren en te verzwakken t.g.v. hun rampzalige politiek omtrent het Anglo-Russische Comité, de ‘derde periode’, het ‘sociaalfascisme’ en andere blunders. Anderzijds drong de diepgaande sociale crisis van het Britse kapitalisme de ILP naar links. De Komintern, die het niet zo nauw neemt met standvastigheid of logica, greep deze keer de aangeboden samenwerking met beide handen. We zouden deze samenwerking van harte moeten toejuichen en ondersteunen, ware het niet dat ze berustte op dubbelzinnigheden, uitvluchtjes en drukkingsmiddelen die door beide partijen gebruikt werden om ertoe te komen.
De Nationale Raad zegt van de KP dat ze “revolutionair is in haar vooruitzichten, net zoals wijzelf”. Dit is alles wat we van hen vernemen i.v.m. de beoordeling van de KP en de politiek die deze partij voert. Elke ernstige en weldenkende arbeider zal zich de vraag stellen: waarom zijn er dan twee partijen nodig, wanneer ze dezelfde revolutionaire aanpak hebben? Dezelfde arbeider zal nog meer verbaasd zijn wanneer hij verneemt dat de leiders van één van deze gelijke revolutionaire partijen, de leiders van de andere afschilderen als ‘contrarevolutionair’ en ‘sociaalfascistisch’. Misschien houdt de Nationale Raad zichzelf in om een kritische beoordeling te geven omtrent zijn bondgenoot, teneinde het verbond niet te ondermijnen? Maar een verbond tussen revolutionaire partijen, dat niet gebaseerd is op wederzijds kriticisme, maar op diplomatie, zal bij de eerste windstoot van een politieke storm als een kaartenhuisje in elkaar storten.
De Nationale Raad legt het front met de KP uit als een stap naar een verenigd front en ook als een stadium in de vorming van een massale revolutionaire partij. . Elk van deze beide argumenten bevatten een grond van waarheid, maar wanneer men ze mechanisch naast elkaar plaatst, dan spreken ze elkaar tegen. De Nationale Raad herhaalt de stelling dat het verenigd front alle arbeidersorganisaties moet bevatten, voor zover ze willen deelnemen aan de strijd; de Labour Party, de vakbonden en zelfs de coöperatieven. Maar we weten allen, en niet enkel uit de literatuur, maar t.g.v. de tragische ervaringen i.v.m. de Duitse catastrofe, dat de Komintern het verenigd front met de reformisten (‘sociaalfascisten’) verwerpt. Hoe denkt de ILP een verenigd front met reformistische organisaties op te bouwen, tezamen met de KP enkel van beneden uit en onder de leiding van de communistische bureaucratie die van tevoren gegarandeerd is? Er bestaat geen antwoord op deze vraag.
Terloops wordt vermeld dat het front met de KP bepaalde delen van de ‘officiële beweging’ naar rechts heeft doen evolueren en de Nationale Raad drukt de hoop uit dat deze vooroordelen weggenomen kunnen worden door actief tussen te komen in de dagelijkse strijd. Het feit dat de reactionaire vooroordelen van de leiders van de Labour Party en van de Algemene Raad van de TUC de leiders van de ILP niet afschrikt, doet de ILP eer aan. Ongelukkig genoeg betreft het hier niet enkel een kwestie van vooroordelen. Wanneer de communistische bureaucratie verklaart dat reformisme en fascisme tweelingen zijn, dan bekritiseren ze de reformistische leiders niet enkel op een foutieve manier; maar wekken ze bovendien de gerechtvaardigde verontwaardiging op van de reformistische arbeiders. Het is waar dat in de stellingen van de N.R. gesteld wordt dat de kritiek op het reformisme moet gebaseerd zijn op feiten en dat de reformistische arbeiders op die manier moeten vooruitgeholpen worden i.p.v. ze af te stoten; maar over de KP wordt in dit verband met geen voord gerept. Wat kan er bereikt morden met de theorie van het ‘sociale fascisme’? Hoe kan de politiek van het verenigd front in overeenstemming gebracht worden met deze theorie? Door over deze vragen te zwijgen in hun resolutie kan de ILP niet bereiken dat ze voorgoed uit het leven gebannen worden. Een open discussie zou een klein kansje open laten dat de KP gedwongen wordt een correct standpunt in te nemen. Het diplomatisch doodzwijgen van deze zaken kan er enkel toe bijdragen dat de tegenstellingen zich verder ophopen en dat ze de weg voorbereiden tot een nieuwe ramp, wat betreft een volgende massabeweging.
Doordat geen principiële stelling genomen wordt t.o.v. het officiële communisme (stalinisme), blijft de resolutie van de N.R. ergens halverwege hun standpunt t.o.v. het reformisme in de lucht zweven. De reformisten moeten bekritiseerd worden als conservatieve democraten en niet als fascisten, maar de strijd tegen hen moet niet minder onverzoenlijk gevoerd morden, temeer daar het Britse reformisme nu de belangrijkste hinderpaal vormt voor de bevrijding, niet enkel van het Britse, maar ook van het Europese proletariaat. De politiek van het verenigd front met de reformisten is een noodzaak, maar moet beperkt blijven tot praktische taken en meer bepaald tot een defensieve strijd. Er kan geen sprake zijn van het doorvoeren van een socialistische revolutie d.m.v. een eenheidsfront met reformistische organisaties. De belangrijkste taak van een revolutionaire partij bestaat erin de werkende klasse te bevrijden van de invloeden van het reformisme. De vergissing van de Kominternbureaucratie bestaat er niet enkel in dat ze de leiding van een revolutionaire partij als de belangrijkste voorwaarde zien voor de overwinning van het proletariaat — hetgeen volkomen foutief is — maar vooral in het feit dat, hoewel ze niet in staat zijn het vertrouwen van de arbeiders te winnen via een dagelijkse strijd, rekening houdend met de bescheiden taken die ze als minderheid aankunnen, ze toch vooraf reeds dit vertrouwen gaan opeisen, ze ultimatums gaan stellen aan de werkende klasse en ze de pogingen om te komen tot een verenigd front bij voorbaat gaan verstoren omdat de andere organisaties niet bereid zijn de KP vrijwillig de leiding ervan toe te vertrouwen. Dit is geen marxistische politiek maar wel een bureaucratische sabotage. We herhalen het nog een keer: een grondige en blijvende overwinning van de proletarische revolutie is slechts mogelijk wanneer een revolutionaire, t.t.z. échte communistische partij erin slaagt het vaste vertrouwen van de meerderheid van de werkende klasse te winnen, voor de omwenteling. Dit centrale thema wordt niet behandeld in de resolutie. Waarom niet? T.g.v. een ‘tactvolle’ houding t.o.v. de bondgenoot? Niet enkel daarom. Er zijn verderstrekkende redenen. De onvoldoende duidelijkheid van de stellingen van de ILP m.b.t. het verenigd front vloeit voort uit het onvoldoende doorzicht in de methodes van de arbeidersrevolutie. Deze thesis spreekt van de noodzaak “de controle over het economisch systeem en de staat uit de handen van de kapitalistische klasse te ontrukken en haar over te dragen aan de arbeidende klasse”. Maar hoe kan dit gigantische probleem opgelost worden? Op dit kernvraagstuk van ons tijdperk antwoordt de thesis met een simpel zinnetje: “dit kan enkel bereikt worden door een verenigde actie van de werkende klasse”. De strijd om de macht en de arbeidersdemocratie blijven voor hen abstracte kwesties, die gemakkelijk uit het zicht kunnen verdwijnen in de verwarde perspectieven van dit verenigd front.
Wanneer het erom gaat voorgekauwde revolutionaire formules uit te kramen, dan bekleedt de bureaucratie van de KP ongetwijfeld een gunstiger positie. En het is precies hierin dat deze bureaucratie erin slaagt de leiding van de ILP de loef af te steken. Het moet openlijk gezegd worden: dit oppervlakkige, zuiver formele voordeel kan gemakkelijk tot de liquidatie van de ILP leiden (onder de gegeven omstandigheden), zonder dat de KP noch de revolutie erbij gebaat zullen zijn. De objectieve omstandigheden hebben er meermaals voor gezorgd dat tien en zelfs honderdduizenden arbeiders hun toevlucht zochten tot de Britse sectie van de Komintern. Maar de leiding van de Komintern was enkel bij machte ze te ontmoedigen en ze af te stoten. Wanneer de ILP vandaag de rangen van de KP zou vervoegen, dan zouden binnen enkele maanden reeds, één derde van de nieuwe leden teruggekeerd zijn naar de Labour Party, één derde zou reeds uitgestoten zijn wegens een “verzoenende houding t.o.v. het trotskisme” en voor gelijkaardige misdaden. Het overblijvende deel tenslotte, zou gedesillusioneerd in al zijn verwachtingen, in een volledige apathie vervallen. Als gevolg van dit experiment zou de KP zichzelf meer verzwakt en geïsoleerd hebben dan ooit tevoren.
De ILP kan de Britse arbeidersbeweging redden van dit nieuwe gevaar door zichzelf te bevrijden van alle onduidelijkheden en verwarring m.b.t. de methodes van de arbeidersrevolutie en door een echte revolutionaire arbeiderspartij te worden. Het is niet nodig op dit gebied naar nieuwigheden te zoeken; alles is reeds gezegd en goed gezegd door de eerste vier congressen van de Komintern, in plaats van zich in te laten met bureaucratische vervangmiddelen voor de basisbeginselen, is het beter de leden van de ILP aan te zetten deze resoluties van de eerste vier congressen te bestuderen. Maar dit op zichzelf is niet genoeg. Het is eveneens van belang dat in de partij de discussie geopend wordt over de lessen die we moeten trekken uit de voorbije decennia, een periode die gekenmerkt werd door de strijd tussen de stalinistische bureaucratie en de Linkse Oppositie. De inzet en aanleiding tot deze strijd waren onderwerpen die belangrijke stadia afbakenden in de revolutionaire wereldbeweging; de economische en politieke taken van de USSR, de problemen van de Chinese Revolutie; de politiek van het Anglo-Russische Comité; de methodes van het eenheidsfront; de partijdemocratie; de oorzaken van de Duitse catastrofe. Dit enorme scala van problemen mag men niet links laten liggen. Het zijn geen Russische, maar internationale problemen.
In ons tijdperk kan een revolutionaire partij slechts internationaal van aard zijn. Welke houding neemt de ILP hiertegenover in? Bij het aangaan van het verbond met de KP heeft de ILP nagelaten zichzelf duidelijk op een internationalistisch standpunt te stellen. Deze partij brak met de Tweede Internationale en ging een verbond aan met de Derde, maar ze gaat ook een band aan met de linkse socialistische partijen.
Dit verbond is op zijn beurt niet homogeen. Er zijn elementen in aanwezig die naar het bolsjewisme neigen, maar er zijn ook stromingen in aanwezig die naar het Noorse Labour Party-model tenderen, d.w.z., naar het sociaaldemocratische model. Welke positie neemt de ILP in omtrent al deze vragen? Is deze partij bereidt het lot te delen van de historisch gezien reeds gedoemde Komintern, wenst ze een middenpositie in te nemen (dit wil zeggen: via omwegen terugkeren tot het reformisme), of is ze bereid deel te nemen een nieuwe Internationale die gefundeerd zal zijn op de beginselen neergelegd door Marx en Lenin?
De ernstige lezer zal bemerkt hebben dat onze kritiek op de ILP niet vijandig van aard is. Wij zien integendeel terdege in dat wanneer deze partij roemloos van het toneel zou verdwijnen, het socialisme een nieuwe hevige tegenslag te verduren zou krijgen. Dit gevaar bestaat en het is niet eens zo ver weg. In onze tijdsomstandigheden is het onmogelijk om gedurende lange tijd middenposities te blijven innemen. Enkel politieke duidelijkheid kan de ILP redden voor de arbeidersrevolutie. De bedoeling van deze tekst is bijdragen in het brengen van revolutionaire duidelijkheid.
(3 september 1933)
Wat de kwestie van de ILP betreft heeft het secretariaat zoveel van mijn voorstellen gewijzigd, dat het, indien mijn informatie correct is, onze Engelse sectie aangeraden heeft sommige kameraden buiten de ILP te houden, die dan de publicatie van het blad verder zouden kunnen zetten. Dit plan, waarover ik een lang gesprek had met Smith (die op mij persoonlijk de beste indruk gemaakt heeft), lijkt mij nutteloos. Het spreekt in het voordeel van de ILP dat ze twee leden hebben uitgestoten, die ook lid waren van de KP. De ILP zal ons om dezelfde reden wantrouwen. Dit wantrouwen kan enkel weggenomen worden wanneer onze mensen tot de ILP toetreden in de betrachting de partij in zijn geheel te beïnvloeden en er niet aan te sturen op een split van een klein gedeelte van het geheel.
De publicatie van een klein maandblad is in die omstandigheden zinloos, daar dezelfde artikels tezelfdertijd of vroeger reeds in The Militant verschijnen. We kunnen goed gebruik maken van The Militant als ‘centraal orgaan’ voor ons intern werk in de ILP.
Kameraad Witte is op het ogenblik op reis doorheen G.B. en het zou nuttig zijn wanneer hij samen met de Britse kameraden deze problematiek zou kunnen uitdiscussiëren en onderzoeken vanuit dit vertrekpunt.
Ik ben van oordeel dat de Britse sectie dezelfde tactiek moet gebruiken t.o.v. de ILP, die de Brandelieten gebruikt hebben t.o.v. de SAP (en dit zeker onder de gegeven omstandigheden) Wanneer we slechts een deel van onze leden in de ILP sturen en daarbuiten een publicatie aan de gang houden, dan is het gevaar groot dat onze kameraden in de kortste keren uit de ILP gezet worden. Onze wederzijdse relaties zouden erdoor bedorven worden en we zouden t.g.v. onze activiteiten als buitenstaanders de mogelijkheid verliezen om een aanzienlijke invloed te verwerven.
(16 september 1933)
Britse sectie bolsjewiek-leninisten, Londen, Engeland
Waarde Kameraden,
Ik heb uw brief nog niet ontvangen waarin u uw afwijzende houding t.o.v. het gaan werken in de ILP motiveert. Maar teneinde de zaken niet te laten aanslepen, zal ik nu reeds trachten de belangrijkste overwegingen voor en tegen het entrisme te onderzoeken. Wanneer zou blijken dat uw brief bijkomende argumenten bevat, dan zal ik u opnieuw schrijven.
In zijn huidige vorm is de ILP een links-centristische partij. Ze bevat een aantal fracties en schakeringen die een aanwijzing vormen van de verschillende evolutiestadia tussen het reformisme en het communisme. Zouden de bolsjewiek-leninisten moeten gaan werken in de officiële KP’s, die zij reeds sinds lange tijd, en volkomen terecht als centristische organisaties afgeschreven hebben? Gedurende een aantal jaren hebben we onszelf beschouwd als marxistische fracties van centristische partijen. Een categorisch antwoord — ja, ja; nee, nee — volstaat niet in dit gevel. Een marxistische partij moet uiteraard streven naar gehele onafhankelijkheid en de hoogste homogeniteit. Meer in het proces van haar vorming moet een marxistische partij vaak optreden als fractie van een centristische of zelfs van een reformistische partij. Op dezelfde manier bleven de bolsjewieken gedurende een aantal jaren in dezelfde partij met de mensjewieken. Op dezelfde manier ook, vormde de Derde Internationale zich stapsgewijze uit de Tweede.
Zoals we reeds vaak gesteld hebben is centrisme de verzamelnaam voor de meeat gevarieerde formatie van tendensen en groepen tussen het reformisme en het marxisme. Voor elke centristische groepering moet men nagaan in welke richting ze zich beweegt: van rechts naar links en omgekeerd. Bureaucratisch centrisme heeft een uitermate conservatief karakter, hetgeen overeenkomt met de sociale basis ervan: de Sovjetbureaucratie. Na een ervaring van meer dan tien jaar opgedaan te hebben, kwamen we tot het besluit dat bureaucratisch centrisme niet in staat is zich in de richting van het marxisme te bewegen, gezien de lagen waaruit het voortspruit. Om deze reden is het dat we braken met de Komintern.
Terwijl de officiële KP’s steeds maar verzwakken en in staat van ontbinding verkeren, stellen we vast dat zich van het reformistische kamp, dat in omvang sterk toegenomen is, linkervleugels afgescheiden hebben. Deze vleugels hebben ook een centristisch karakter, maar zij bewegen zich naar links en, zoals de ervaring ons geleerd heeft, staan zij open voor marxistische ideeën. Laten we er eens te meer aan herinneren dat de Derde Internationale uit dergelijke organisaties gegroeid is.
Een duidelijke illustratie van het bovenstaande kan gegeven worden door de geschiedenis van de Duitse SAP na te gaan. Een paar honderd communisten die afgesplitst waren van de brandelistische oppositie gingen in de SAP werken en slaagden er na een relatief korte tijdsspanne in zich aan het hoofd van deze organisatie te plaatsen. Deze organisatie bestond voor het merendeel uit sociaaldemocratische leden. Op hetzelfde ogenblik bekritiseerden we de groep van Walcher-Froelich, Thomas en de anderen, niet omdat ze besloten hadden te gaan werken in een links-centristische partij, maar omdat ze erin aan entrisme deden zonder te beschikken over een volledig programma of een eigen blad. Onze kritiek was en blijft correct. Zelfs nu nog draagt de SAP sporen van vormeloosheid. Zelfs nu nog beschouwen sommige van haar leiders de onverzoenlijke marxistische kritiek die op hen gemaakt wordt als ‘sektair’. De werkelijkheid is echter, dat indien de Linkse Oppositie de SAP niet bijgestaan had met haar beginselvaste kritiek, dat de positie van de marxisten in deze partij veel ingewikkelder zou geweest zijn. Geen enkele revolutionaire groep kan overleven zonder de beschikking te hebben over een standvastig en creatief ideologisch laboratorium. Nochtans blijft het feit dat de evolutie van de centristische partij die de SAP is, naar links, zo beslissend van aard geweest is, dat de communistische groep die erin werkte er zelfs zonder eigen programma of blad in slaagde de leiding ervan over te nemen.
Deze historie van de SAP is geen gelukje geweest, noch een uitzondering. De Komintern is er gedurende een aantal jaren in geslaagd te voorkomen dat de socialistische arbeiders de revolutionaire weg zouden inslaan. Daardoor ontwikkelde zich in het reformistische kamp een massale hoeveelheid explosief materiaal. De afschrikwekkende crisis van het kapitalisme, gecombineerd met de opmars van het fascisme en het absolute onvermogen van de Internationales, gaf de links-centristische organisaties de laatste impuls om zich in de richting van het communisme te gaan bewegen. Dit is juist één van de belangrijkste voorwaarden om te komen tot de vorming van nieuwe partijen en een nieuwe Internationale.
Op theoretisch vlak is de ILP volkomen stuurloos. Dit speelt in het voordeel van de officiële KP en het houdt tegelijk een enorm gevaar in. Bovendien houdt het de mogelijkheid [in] dat onze Britse sectie op dit gebied kan gaan werken. Het volstaat niet juiste ideeën te hebben. Op beslissende momenten moet men weten op welke manier men de eigen sterkte moet duidelijk maken aan de bewuste arbeiders. Voor zover ik het van hier uit kan beoordelen, hebben we de kans om de ILP te beïnvloeden nog niet gemist. Maar binnen enkele maanden zal de ILP fijngemalen zijn tussen de molenstenen van de stalinistische bureaucratie en zullen er duizenden gedesillusioneerde arbeiders te betreuren zijn. Het is nodig te handelen en het moet snel gebeuren.
Het is enkel de moeite waard om binnen de ILP te gaan werken, wanneer we dit doen met het oogmerk deze partij te helpen, d.w.z. te zorgen dat de revolutionaire meerderheid ervan zich gaat omvormen tot een echte marxistische partij. Het toepassen van het entrisme in de ILP zou natuurlijk ontoelaatbaar zijn wanneer het Centrale Comité van de ILP van onze kameraden zou eisen dat ze hun ideeën afzweren of verbieden dat de strijd rond deze ideeën in de partij geopend wordt. Wat wel aanvaardbaar is, is dat ieder van ons de verplichting in acht neemt om voor onze ideeën te strijden, rekening houdend met de partijstatuten van de ILP en binnen de perken van de partijdiscipline. Het grote voordeel van de Linkse Oppositie ligt in het feit dat ze beschikt over een theoretisch uitgewerkt programma, internationale ervaring en een internationale controle. Onder die omstandigheden is het onnodig te vrezen dat de Britse bolsjewiek-leninisten volledig zouden opgelost worden in de ILP, zonder een spoor na te laten.
Sommige kameraden argumenteren dat de ILP sterk verzwakt is en dat zich achter de oude façade een wanstaltige structuur verbergt. Dit is zeer goed mogelijk. Maar het is geen reden om er niet in te gaan werken. Het is duidelijk dat de ILP in haar huidige samenstelling niet leefbaar is. Deze partij wordt zwakker en verliest leden, zowel langs rechts als langs links. Dit is het gevolg van het feit dat de leiding geen duidelijke politieke lijn volgt en niet in staat blijkt om de partij te doordringen van vertrouwen in de eigen sterkte. De verdere desintegratie van de ILP kan gestopt werden door er de marxistische zienswijze over de problemen van ons tijdperk in uit te zaaien en meer bepaald door er de marxistische analyse van de stalinistische bureaucratie in naar voor te brengen. Enkel de bolsjewiek-leninisten kunnen deze taak aan. Maar om dit te doen moeten ze beginnen met de muur te slopen die hen gescheiden houdt van de revolutionaire arbeiders in de ILP. Wanneer het apparaat van de ILP onze sectie niet zou toelaten in de partijrangen, dan zou dit het beste bewijs zijn van het feit dat de leiding volledig ondergeschikt geworden is aan de stalinistische bureaucratie, achter de rug van de partij om. In dit ergste geval zou ons een belangrijk wapen tegen de leiders in handen gespeeld worden en zouden we erin kunnen slagen de sympathie van de basis van de ILP te winnen.
Er kan opgeworpen worden dat de kleine omvang van onze Britse sectie ons niet toelaat dezelfde rol te spelen t.o.v. de ILP, als de groep van Walcher-Froelich kunnen spelen heeft t.o.v. de SAP. Dit is mogelijk. Maar zelfs indien de ILP gedoemd is te desintegreren, dan nog zouden de bolsjewiek-leninisten erin kunnen slagen een belangrijke kern van deze partij te redden voor de revolutie. We moeten ook niet uit het oog verliezen dat de Walcher-Froelich-groep volkomen geïsoleerd stond, terwijl onze Britse kameraden kunnen rekenen op internationale hulp bij hun werk.
Ik ben erg bevreesd dat een deel van onze Britse vrienden zichzelf weerhouden van binnen de ILP te gaan werken, uit angst de gemene kritiek van de stalinisten te moeten trotseren. Er bestaat niets erger in de revolutionaire politiek dan zich te laten leiden door zuiver uiterlijke of kunstmatige criteria of door de vrees voor de publieke opinie of de kritiek van de bureaucratie, enkel en alleen omdat we er in het verleden banden mee hadden. Het is noodzakelijk onze weg duidelijk uit te stippelen, in overeenstemming met de stromingen die zich in de voorhoede van de arbeidersbeweging manifesteren en te vertrouwen in de kracht van onze ideeën, zonder om te kijken naar de stalinistische bureaucratie.
G. Gourov (Leon Trotski)
(2 oktober 1933)
Britse sectie, bolsjewiek-leninisten
Waarde Kameraden,
Ik ontving een kopie van uw brief van 5 september en wens een aantal bijkomende overwegingen i.v.m. het entrisme in de ILP te formuleren.
1. We overdrijven de betekenis van de ILP niet. Net zoals in de fysische wereld is ook in de politiek alles relatief. In vergelijking met uw kleine groep is de ILP een enorme organisatie. Uw kleine groep is niet in staat de Labour Party in beweging te krijgen, maar kan wel effect ressorteren binnen de ILP.
2. Het lijkt mij dat u bezig bent de ILP door dezelfde ogen te bekijken als de stalinistische partij: t.t.z. het aantal kleinburgerlijke elementen dat erin zit, overdrijven en het aantal arbeiders minimaliseren. Maar zelfs als we aannemen dat de arbeiders nog slechts 10 % van het geheel uitmaken (een duidelijke onderschatting trouwens), dan nog komen we aan een cijfer van 1000 revolutionair gezinden en in werkelijkheid zijn het er veel meer.
3. De sprong van duizend naar 10.000 is veel gemakkelijker dan de sprong van 40 naar 1000.
4. U spreekt van de voordelen van het beïnvloeden van de ILP van buiten uit. 0p breed historisch vlak bekeken bevatten uw argumenten een grond van waarheid, maar er bestaan unieke, uitzonderlijke omstandigheden, die het noodzakelijk maken uitzonderlijke middelen te gebruiken. De revolutionaire arbeiders van de ILP klampen zich vandaag nog steeds vast aan de partij. Het vooruitzicht om toe te treden tot een groepje van 40 man waarvan ze de standpunten nauwelijks kennen, kan hun geenszins aanspreken. Wanneer ze binnen het jaar ontgoocheld zouden worden door de ILP, zelfs dan nog zouden ze niet naar uw groep komen, maar naar de stalinisten. Deze zouden al spoedig hun nek breken.
Wanneer u tot de ILP toetreedt teneinde er de bolsjewisering van de partij te bewerkstelligen (t.t.z. van de revolutionaire kern van die partij), dan zullen de arbeiders u beschouwen als medearbeiders, als kameraden en niet als tegenstanders die de partij van buiten uit willen doen splitsen.
5. Wanneer het hier zou gaan om een gevormde partij, die homogeen was en die beschikte over een stabiel apparaat, dan zou het gaan werken daarin niet enkel zinloos, maar zelfs fataal zijn. Maar de ILP vertoont een ander beeld. Haar apparaat is verre van homogeen en daar vloeit uit voort dat het een grote vrijheid tolereert m.b.t. de verschillende stromingen. De revolutionaire basis van die partij zoekt gretig naar oplossingen. Wanneer u zich blijft opstellen als een onafhankelijke groep dan vertegenwoordigen jullie in de ogen van de arbeiders niets meer dan een aantal mededingers van de stalinisten. Binnen de partij kunt u de arbeiders veel gemakkelijker immuun maken tegen het stalinisme.
6. Ik denk (en dit is mijn persoonlijke mening), dat zelfs indien u uw eigen blad zou opgeven, u toch nog met succes de ILP-pers in uw voordeel zou kunnen gebruiken. Dit geldt ook voor The New Leader en het discussieorgaan. De Amerikaanse Militant en het International Bulletin zouden uw werk kunnen vervolledigen.
7. Moeten alle leden van uw groep tot de ILP toetreden? Dit is een zuiver praktische kwestie. Wanneer uw leden die in de Britse KP werken daar een breed actieterrein hebben, dan kunnen ze daarin nog wat langer blijven werken, hoewel ik persoonlijk denk dat ze onder de gegeven omstandigheden veel nuttiger arbeid zouden kunnen verrichten in de ILP.
8. De vraag of u tot de ILP toe moet treden op individuele basis of als fractie is een zuiver formele kwestie. In essentie zult u natuurlijk een fractie worden die zich zal dienen te onderwerpen aan de algemene discipline. Vooraleer toe te treden tot de ILP kunt u een publieke verklaring afleggen in de zin van: “Onze standpunten zijn bekend. Wij baseren onszelf op de principes van het bolsjewiek-leninisme en wij zijn een deel van de Internationale Linkse Oppositie. De ideeën van deze oppositie beschouwen we als de enig mogelijke om tot de opbouw van een nieuwe Internationale te komen. We treden tot de ILP toe om de leden van deze partij via het dagelijkse werk van de correctheid van onze ideeën te overtuigen alsook om hen de noodzaak te doen inzien van het aansluiten van de ILP bij de initiatiefnemers van de nieuwe Internationale.”
In welk opzicht zou dergelijke verklaring het prestige van uw groep verminderen? Dit is me niet duidelijk.
Het Internationaal Secretariaat kon u en wou u niet dwingen om tot de ILP toe te treden. Wanneer uzelf niet overtuigd bent van het nut van die stap, dan zal uw toetreden toch zijn doel missen. Het zetten van deze stap houdt een grote verantwoordelijkheid in. Het is nodig alle aspecten ervan nauwgezet af te wegen en te beoordelen. Het doel van deze en van vorige brieven is u te helpen bij de discussies die u te voeren hebt.
Kameraadschappelijke groeten,
Leon Trotski
(5 januari 1934)
Ik ben ervan op de hoogte gesteld dat de ILP gedurende de voorbije periode sterk verzwakt is. Er wordt gezegd dat het ledenaantal gedaald is tot 4000. Het is zeer goed mogelijk dat dit rapport overdreven is. Maar de algemene tendens lijkt me niet zo onwaarschijnlijk. Ik zou zelfs meer zeggen: de leiding van de ILP draagt een belangrijk deel van de verantwoordelijkheid voor het verzwakken van de organisatie, die zulke gunstige werkomstandigheden gekend heeft en (naar ik hoop) nog kent.
Wanneer een arbeider zich begint te interesseren voor het politieke leven en hij een massapartij zoekt, zonder ogenblikkelijk het onderscheid te maken tussen programma’s of tactieken, dan zal hij natuurlijk tot de Labour Party toetreden. Een arbeider die ontgoocheld geworden is in het reformisme en walgt van het verraad van de politieke en vakbondsleiders trad toe (en hij doet dat nog steeds) tot de KP, de partij die zich verschuilt achter het imago van de Sovjet-Unie. Maar waar vinden we de arbeider die toetreedt tot de ILP? En welke politieke motieven zijn het die hem hiertoe bewegen?
Het lijkt me dat de leiders van de ILP zelf nog geen antwoord gevonden hebben op deze essentiële vraagstukken. De werkende massa’s zijn niet geïnteresseerd in lichte schakeringen en detailkwesties, maar in grote gebeurtenissen, duidelijke slogans en vaandels die voor zichzelf spreken. Hoe is het gesteld met het vaandel van de ILP? Niet zo best! Ik moet dit zeggen tot mijn grote spijt. Maar het moet gezegd morden. Het verzwijgen of ophemelen van de naakte feiten zou uw partij een slechte dienst bewijzen.
De ILP brak weg van de LP. Dat was juist. Wanneer de ILP de revolutionaire hefboom wou worden, dan was het onmogelijk het handvat van deze hefboom in handen te laten van door en door opportunistische en burgerlijke carrièristen. Volledige en onvoorwaardelijke politieke en organisatorische onafhankelijkheid is de noodzakelijke voorwaarde voor het succes van de revolutionaire partij.
Maar terwijl men van de LP afsplitste, was het tegelijk nodig zich onmiddellijk naar deze partij toe te wenden. Dit diende natuurlijk niet te gebeuren mat de bedoeling de LP-leiders te vleien, hen zuurzoete complimentjes toe te werpen of zelfs om hun misdadige acties te gaan sussen. Enkel karakterloze centristen die van zichzelf denken dat ze revolutionair zijn zoeken hun weg naar de massa’s door zich aan te passen aan de leiders, door hen in de bloemetjes te zetten en ze te overtuigen van de vriendschap en loyauteit die ze voor hen voelen. Dergelijke politiek leidt tot het moeras van het opportunisme. De weg naar de reformistische massa’s bestaat er niet in om bij hun leiders in het gevlei te komen. Men moet juist tégen deze leiders ingaan, want opportunistische voormannen vertegenwoordigen niét de massa’s, maar enkel hun politieke ongeschooldheid, hun slaafse instincten en tenslotte hun verwarring! De massa’s hebben anderzijds ook progressieve, revolutionaire trekken die een politieke uitdrukkingsvorm proberen te vinden.
De toekomst van de massa’s wordt het duidelijkst in contrast gesteld t.o.v. hun verleden, in de strijd rond programma’s, partijen, slogans en leiders. Instinctief zijn de werkende massa’s steeds voor ‘éénheid’. Maar benevens dit klasseninstinct bestaat er ook de politieke wijsheid. De harde ervaring leert de arbeiders dat de breuk met het reformisme de voorwaarde is voor echte eenheid, die enkel te bereiken is in de revolutionaire actie. Door de politieke ervaring leert men sneller en beter, grondiger, logischer en meer overtuigend. De revolutionaire partij geeft een interpretatie van deze ervaringen van de massa’s.
De leninistische methode van het éénheidsfront en de politiek van de verbroedering met de reformisten zijn met elkaar onverenigbaar. Tijdelijke, praktische overeenkomsten met massaorganisaties, zelfs wanneer die door de ergste reformisten geleid worden, zijn onvermijdelijk en zelfs verplicht voor de revolutionaire partij. Blijvende politieke verbonden met de reformistische leiders, zonder een duidelijk programma voorop te stellen, zonder concrete taakverdeling en zonder de deelname van de massa’s zelf in militante acties; dit alles getuigt van één van de ergste vormen van opportunisme. Het Anglo-Russische Comité zal voor altijd het klassieke voorbeeld blijven van dergelijke demoraliserende verbonden.
Eén van de belangrijkste bruggen naar de massa’s kunnen geslagen worden via de vakbonden, waar men moet werken zonder zich aan te passen aan de leiders, en waar men integendeel een onverzoenlijke strijd tegen hen moet voeren, openlijk of onder dekking, al naargelang de omstandigheden het noodzaken. Naast de vakbonden bestaan er nog talrijke andere manieren om deel te nemen aan het dagelijkse leven van de massa’s: in de fabriek, op de straat, in sportorganisaties, zelfs in de kerk of in het café. Men moet daarbij steeds de grootste aandacht hebben voor wat de arbeiders voelen en denken, nagaan hoe ze reageren op gebeurtenissen, zien wat ze verwachten en waarop ze hopen en het hoe en waarom leren inzien van het feit dat ze zich laten misleiden door de reformistische leiders. Het observeren van de massa’s (hetgeen voortdurend en diepgaand moet gebeuren) betekent niet dat de revolutionaire partij zichzelf passief aan hen moet aanpassen of erachteraan hobbelen. Integendeel: deze partij moet haar ideeën stellen tegenover hun vooroordelen.
Het zou bijvoorbeeld zeer verkeerd zijn het parlementaire werk te minimaliseren of te negeren. Het spreekt vanzelf dat het parlement er niet kan in slagen het kapitalisme om te vormen in socialisme, noch de levensomstandigheden van de werkende klasse verbeteren wanneer het kapitalisme zijn rottingsproces ingetreden is. Maar het revolutionaire werk in het parlement en in verband met het parlement kan (vooral in G.B.) van groot nut zijn bij het openen van de ogen van de massa’s. Eén enkele moedige uitlating van McGovern verfriste en verkwikte de arbeiders die misleid en afgestompt waren door de vrome, hypocriete toespraken van Lansbury, Henderson en andere gentlemen van “Hare Majesteits Oppositie” van lakeien.
Ongelukkig genoeg keerde de ILP zich nadat ze een onafhankelijke partij geworden was, niét naar de vakbonden, niét naar de LP, niet naar de massa’s in het algemeen, maar naar de KP, die gedurende een reeks jaren haar bureaucratische verdwazing en haar onvermogen de klasse te benaderen had bewezen. Wanneer de Duitse catastrofe deze mensen niets geleerd heeft, dan zouden de deuren van de Komintern dezelfde inscriptie moeten dragen als de poorten tot de hel: “Lasciate ogne speranza” (laat alle hoop achter).
De ILP heeft zich nog lange niet bevrijd van alle gebreken van de linkervleugel van de Labour Party: (theoretische vaagheid, gebrek aan een duidelijk programma, revolutionaire methoden en een sterke organisatie), en haast zich toch reeds om verantwoordelijkheden op te nemen, waarin de Komintern op een onvergeeflijke manier gefaald is. Het is duidelijk dat in deze omstandigheden de revolutionaire arbeiders niet te bewegen zullen zijn tot de ILP toe te treden. Het omgekeerde zal gebeuren: de ILP zal vele leden verliezen die ongeduldig geworden zijn. Wanneer semi-reformisten, kleinburgerlijke radicalen en pacifisten de ILP verlaten, dan zullen we hen met genoegen uitwuiven: de zaken liggen echter anders wanneer arbeiders de partij verlaten.
(juli 1934)
1. Het volstaat niet dat een revolutionair juiste ideeën heeft. Laten we eraan herinneren dat correcte ideeën reeds vervat waren in Het Kapitaal en Het Communistisch Manifest. Dit heeft echter niet kunnen beletten dat valse ideeën zich wijd vertakt hebben. Het is de taak van de revolutionaire partij de correcte ideeën te laten samensmelten met de massa van de werkende klasse. Enkel op die manier kan een idee een drijvende kracht worden.
2. Een revolutionaire partij wil niet zeggen: een blad en een aantal lezers. Iemand kan gerust dag in dag uit revolutionaire artikels lezen en schrijven, en in werkelijkheid toch volledig buiten de revolutionaire beweging staan. Iemand kan er best in slagen de arbeidersorganisaties van goed advies te dienen, ... vanuit de zijlijnen. Dat is één zaak; maar het is zeker géén revolutionaire organisatie waar we het dan over hebben.
3. Hoewel de werkomstandigheden in de Komintern nauwelijks normaal te noemen waren, zou de linkse Oppositie, als fractie, zich toch kunnen ontwikkelen hebben in voortdurend contact met de massa’s. Maar de stalinisten hebben de Oppositie van bij haar ontstaan, mechanisch en stap voor stap geïsoleerd. Twee doeleinden werden hiermee gediend: 1° het interne leven van de Komintern werd er volledig door verstikt en 2° de Oppositie werd ontdaan van haar nodige actiesfeer.
4. De Liga werd (zoals ook andere secties) gedwongen zich te ontwikkelen als een geïsoleerde propagandagroep. Dit bepaalde zowel haar positieve kanten (een eerlijke en ernstige gehechtheid aan de principes) als haar negatieve kanten (het observeren van de arbeidersbeweging van buiten uit). In de loop van het uitwerken van de principes en methodes van de Linkse Oppositie behielden de positieve kanten van de Liga de bovenhand. Op dit ogenblik echter, wanneer het erom gaat naar buiten te treden en kapitaal te verzamelen, dreigen de negatieve kanten het te winnen van de positieve.
5. De Ligaleiders hebben de verspreiding van het blad in handen gegeven van een kapitalistisch concern. Voor een groep literatoren is de verspreiding van hun geschriften inderdaad een onplezierige last. Voor een revolutionaire organisatie is het echter een belangrijk werktuig. Hoe kan iemand zulk een belangrijk werktuig in handen geven van de vijand, wanneer men zich ernstig aan het voorbereiden is op de strijd? De revolutionaire beweging krioelt van verschillende honderden soorten van dergelijke ‘oninteressante’ en ‘technische’ klusjes. Zonder gedetailleerd en grondig voorbereidend werk is het onmogelijk een staking te beginnen, laat staan een algemene staking of een opstand. Een revolutionaire organisatie die niet in staat is (of niet bereid is) zelf in te staan voor de verspreiding van het blad, geeft daarmee op voorhand reeds de leiding uit handen van de meer ingewikkelde taken.
6. In haar houding t.o.v. de Socialistische Partij heeft de Liga een onvoldoende initiatief aan de dag gelegd, om niet te spreken van een onverbloemd sektarisme. In plaats van zich de taak te stellen zich binnen de SFIO te vestigen als fractie, van zodra de crisis in deze partij een feit werd, eist de Liga dat elke socialist overtuigd geraakt van de juistheid van onze ideeën en dat hij zijn organisatie zou verlaten om toe te treden tot de groep van La Vérité-lezers. Teneinde een interne fractie op te bouwen ware het nodig geweest de massabeweging op de voet te volgen, zichzelf op de hoogte te stellen van de omgeving waarin men werkt en het gewone dagelijkse werk verder te zetten. Juist in dit beslissende aspect is de Liga niet geslaagd enige vooruitgang te boeken, een paar gunstige uitzonderingen buiten beschouwing gelaten. Een enorme hoeveelheid kostbare tijd is verspild geweest. Na een uitstel van een gans jaar stelt het Politiek Bureau nu pas de taak “een interne fractie uit te bouwen”. Nee! Dit is niet langer voldoende. De situatie vergt ingrijpender maatregelen.
7. De kritieken, ideeën, en slogans van de Liga zijn over het algemeen beschouwd correct, maar in de huidige periode zijn zij uitermate ontoereikend. De revolutionaire ideeën moeten tot leven gebracht worden aan de hand van de ervaringen van de massa’s zelf. Maar hoe kan de Liga erin slagen dit aan de massa’s te expliqueren, wanneer zij zichzelf van deze massa’s geïsoleerd hebben? Wat meer is: verscheidene kameraden zien zelfs de noodzaak niet in van het inpassen van deze ervaring! Ze gaan ervan uit dat het voldoende is een mening te formuleren op basis van enkele krantenknipsels en deze mening neer te pennen in een artikel of te verkondigen in een gesprek. Echter, wanneer zelfs de meest juiste ideeën niet direct de ideeën en actie van de massa’s weerspiegelen, dan zullen ze aan de aandacht van deze massa’s ontglippen.
8. We kunnen dus besluiten dat de Liga failliet is, nietwaar? Dit is een volkomen valse conclusie! De successen van de Liga zijn veel bescheidener dan de meesten van ons gehoopt hadden, veel beperkter dan ze hadden kunnen zijn indien ze niet afgeremd geweest waren door een abstract conservatisme. Maar niettegenstaande deze enorme hindernissen, zijn er ongetwijfeld overwinningen te melden. De Liga heeft bereikt een zekere invloed uit te oefenen op de ideeën en slogans die in de arbeidersbeweging in zijn geheel genomen naar voor gebracht worden (verenigd front, arbeidersmilities, vakbondseenheid). Maar het zijn net deze successen, in overweging genomen samen met de ganse situatie en in het bijzonder de gewijzigde tactieken van het bureaucratisch apparaat, die de Liga noodzaken een beslissende zwenking uit te voeren. Waarheen? Naar de massa’s!
9. De gehele situatie in Frankrijk stelt de arbeidersbeweging voor de taak zich te bezinnen over haar perspectieven op korte termijn: ofwél zal het proletariaat erin slagen het fascisme in de loop van de komende maanden of jaren te vernietigen en enorme stappen voorwaarts te zetten in de strijd om de macht; ofwél zal de arbeidersbeweging zélf vernietigd worden en dan zal gans Europa het strijdtoneel worden van fascistische tirannie en een oorlog! De druk van dit afschrikwekkende alternatief heeft beide arbeidersorganisaties ertoe gedwongen de weg in te slaan van het verenigd front. Maar in al zijn essentie stelt deze grote overwinning de Liga voor het levensgrote vraagstuk: to be or not to be (te zijn of niet te zijn).
10. De gezamenlijke meeting van 2 juli geeft een uitermate duidelijk beeld van de situatie die tot stand gekomen is. Net zoals de Liga dit zo dikwijls naar voor gebracht heeft, heeft de eerste stap naar een eenheidsfront een buitengewoon groot enthousiasme teweeg gebracht bij de massa’s. De mogelijkheid om tot een overwinning te komen via deze weg is onbetwistbaar. En toch hebben noch de stalinisten, noch de socialisten de eenmaking gebruikt om de doelstellingen van de strijd hoger te stellen, maar ze hebben er in tegendeel hun volle energie aan besteed om de massa’s tevreden te stellen met de eenmaking als dusdanig. Gisteren was de ernstigste bedreiging de sabotage van het eenheidsfront. Vandaag ligt het grootste gevaar in de illusies die het eenheidsfront doet ontstaan; illusies die zeer dicht liggen bij deze die men koestert i.v.m. het parlementaire werk: diplomatische nota’s, pathetische toespraken, handjes schudden, kortom een front zonder revolutionaire inhoud en bijgevolg een verraad van de massa’s. Op deze symbolische bijeenkomst geraakte de Liga niet bij het spreekgestoelte. Dit was niet bij toeval: we werden er geconfronteerd met het actieprogramma van deze beide bureaucratieën voor de komende periode.
11. Dit programma kan praktisch enkel verwezenlijkt worden t.g.v. het feit dat de Liga geïsoleerd blijft van de massa’s. De pogingen om deze isolatie te overbruggen door het uitwisselen van diplomatische nota’s met het Centraal Comité of door het aanwezig zijn op sessies van de Socialistische Nationale Raad betekenen niet meer dan wat diplomatiek gestoei met de bedoeling de ongunstige krachtsverhoudingen te camoufleren. Dit is beneden onze waardigheid! De krachtsverhoudingen moeten veranderen en niet verborgen worden. Het is nodig naar de massa’s te gaan. Het is nodig een plaats in te nemen binnen het eenheidsfront, d.w.z. binnen het kader van één van de twee partijen waaruit het samengesteld is. In de praktijk betekent dit binnen het kader van de SFIO.
12. Is dit geen capitulatie voor de Tweede Internationale? Dergelijke klacht kan met méér rechtvaardiging tegen de stalinisten geuit worden. Zij waren het die in 24 uur tijd en op bevel van Litvinov de theorie van het sociaalfascisme lieten vallen toen ze zich gingen realiseren dat ze toch liever de democratie in stand hielden. Ze gingen zelfs zover dat ze alle kritiek op hun nieuwe vrienden voortaan achterwege lieten. Doch wij hebben niets af te zweren! Hooguit hebben we eerlijk te bekennen dat onze organisatie te zwak staat om zichzelf een praktische onafhankelijke rol toe te bedelen in de gevechten die in het verschiet liggen. Tezelfdertijd willen wij als goede revolutionairen niet langs de kant blijven staan. In 1848 trad Marx met zijn zwakke communistische organisatie toe tot de democratische partij. Teneinde niet langs de zijlijnen te blijven trappelen, poogde Plechanov met zijn groep “De Emancipatie van de Arbeid” toe te treden tot de groep “De Volkswil” (Narodnaya Volya), met dewelke hij nog geen vijf jaar daarvoor op principiële basis gebroken had.
Om verschillende beweegredenen en onder verschillende omstandigheden, adviseerde Lenin de Britse KP om tot de Labour Party toe te treden. Wij van onze kant hebben ons bereid verklaard een nieuwe Internationale op te zetten samen met de SAP en de OSP. We hebben er bij onze Britse kameraden sterk op aangedrongen dat ze tot de ILP zouden toetreden en sommige van hen hebben die raad opgevolgd. Was dit een capitulatie? In het geheel niet! We zijn er nu op uit om dezelfde politiek toe te passen en te ontwikkelen in Frankrijk.
13. Nochtans, zal men zeggen, hebben wij er niet op gewezen dat het nodig is een nieuwe partij te stichten en een nieuwe internationale op te zetten? Dit programma blijft in zijn geheel van kracht. Maar wij hebben nooit gezegd dat we ons ergens op ons gemak zouden neerzetten en afwachten tot de 4e Internationale naar ons komt toestromen. We hebben steeds benadrukt dat de middelen om tot de vorming ervan te komen, ingewikkeld zijn en verschillen van land tot land, net zoals dit het geval was bij de vorming van de Derde Internationale. Kameraad Trotski herinnerde ons een jaar geleden in het bijzonder aan het Franse voorbeeld. Daar werd, ondanks de breuk van de bolsjewieken met de Tweede Internationale, de ganse sectie gewonnen voor de Derde. Het is niet onmogelijk dat er een herhaling van het Congres van Tours zal plaatsgrijpen. Integendeel; vele van de aanwezige omstandigheden wijzen in die richting.
14. Maar in dat geval zal de SFIO ons niet aanvaarden?! Het is goed mogelijk dat de grote bonzen ons zullen afwijzen. Maar de lokale afdelingen zullen ons welwillend gezind zijn. Binnen de partij gaat de strijd tussen de tendensen verder. De linkervleugel zal ons sympathiek tegemoet treden en onze banden met deze vleugel zullen verstevigd worden. Bovendien schijnen de gebeurtenissen die zich voordoen in de kaart te spelen van de linkerzijde.
15. Bovendien moeten wij ons dus neerleggen bij de partijdiscipline? Om het duidelijk te stellen: we zullen werken tussen de andere leden en we zullen de discipline in acht nemen. We zullen ons ontwikkelen als een fractie. In ruil daarvoor zal ons de mogelijkheid in de schoot vallen om in contact te treden met tientallen duizenden arbeiders en we zullen het recht verwerven deel te nemen in de strijd en de discussies. Bovenal zal het ons mogelijk worden (en dit is onmisbaar voor ons), onze ideeën en acties te toetsen aan de dagelijkse acties van de massa’s.
16. Maar houdt het toepassen van het entrisme in de SFIO niet het gevaar in van het zwichten voor een opportunistische aanpassing aan het milieu. Zal het niet tot onze degeneratie leiden? Deze kans bestaat inderdaad. Maar het zou naïef zijn te denken dat men aan dit gevaar kan ontsnappen door zichzelf te isoleren. Op dit ogenblik is de Liga onafhankelijk. Maar ongelukkig genoeg blijkt uit de positie die zij inneemt t.o.v. de SFIO, dat er reeds sprake is van een onduldbare aanpassing. Het is niet nodig dat men de SFIO-leiders gaat uitschelden, maar het is wel absoluut nodig dat het gevaar dat de zuiver decoratieve houding t.o.v. ‘de strijd tegen het fascisme’, zoals dit in “l’Humanité tot uitdrukking komt, op ondubbelzinnige wijze aan de kaak gesteld wordt. De arbeidersbeweging staat hier tegenover de doodsvijand, die op alles voorbereid is en die zich als het erop aan komt, tot de tanden zal bewapenen. De arbeidersvoorhoede moet in haar eigen rangen en in bredere lanen van de beweging een onwankelbare strijdvaardigheid, een ijzeren wil, de revolutionaire discipline en een militaire vechtlust tot ontwikkeling brengen. Af en toe eens een parade, of een demonstratie die door de politie toegelaten is, benevens andere symbolische acties, kunnen enkel tot gevolg hebben dat de waakzaamheid van de werkende klasse in slaap gewiegd wordt. Wat er nodig is, is een strijdorganisatie: gestaalde bataljons, instructeurs en officieren zijn onmisbaar. Het is nodig de vijand te ontwapenen en hem van de straat te ranselen, hem te terroriseren. De taak van de Liga bestaat erin, of zij nu onafhankelijk blijft of toetreedt tot één van de partijen van het eenheidsfront, met de grootste aandrang te eisen dat aan de arbeiders in een klaar en duidelijke taak zou uitgelegd worden hoe de situatie er voor staat en welke de taken zijn waarmee zij geconfronteerd worden.
17. Wat zal in deze optiek onze houding moeten zijn t.o.v. de Communistische Partij? D.m.v. het eenheidsfront zullen wij er in nauwer contact mee treden dan ooit tevoren. We moeten duidelijk voor ogen houden dat de KP er enkel zou in kunnen slagen de SFIO tot ontbinding te brengen, op een manier dat de revolutie er niet mee zou gebaat zijn. Dit is bv. het resultaat geweest van de coalitie tussen de KP en de ILP in Groot-Brittannië. Maar wanneer wij erin zouden slagen op een efficiënte manier naar buiten te treden, dan zouden wij een gelegenheid van onschatbare waarde krijgen om de arbeiderskern van de KP te beïnvloeden, op zulk een manier, dat er een machtige kern van de Vierde Internationale uit zou kunnen voortvloeien.
18. Maar de arbeiderspartij moet toch haar onafhankelijkheid bewaren? Dit is juist. Maar de Liga is nog geen partij. Het is een embryo en een embryo heeft dekking en voeding nodig om in leven te kunnen blijven.
19. Maar... en dan... en indien? Het is onmogelijk alles bij voorbaat op een onwrikbare manier te voorzien. Wat nodig is, is dat men de toestand duidelijk onderkent, dat we onze taken bepalen en ernaar toe werken om ze te vervullen. Binnen enkele maanden kunnen de mogelijkheden die zich nu voor ons openen verloren gaan. We moeten in dit opzicht ons perspectief op korte termijn scherpstellen.
20. Om te besluiten: de Koran zegt dat de berg naar de Profeet kwam. Het marxisme echter, raadt de profeet aan zelf naar de berg toe te stappen.
(juli 1934)
Gedurende vele jaren was de meest actieve strijdslogan van de Liga: “Het Eenheidsfront”. Zonder enige twijfel was deze slogan, ondanks zijn ‘abstract’ karakter, de sleutel tot de situatie in Duitsland, en was hij het eveneens voor wat Frankrijk betreft. De nederlaag van het Duitse proletariaat, de Oostenrijkse ramp, de groei van het fascisme in Frankrijk en in andere landen waren nodig, vooraleer de Kominternbureaucratie ertoe kwam een radicaal ander standpunt te gaan innemen t.n.v. het eenheidsfrontvraagstuk. Uit voorbeelden van vroegere radicale zwenkingen hebben we geleerd dat zonder een kritisch onderzoeken van de vroegere positie en zonder een theoretische fundering van het nieuwe standpunt, een op het eerste zicht progressieve zwenking niet noodzakelijk een correcte politieke ingesteldheid inhoudt. Integendeel zelfs; een ongefundeerde zwenking is een broeihaard van nieuwe verwarring en vergissingen. Er zijn nu reeds voor zichzelf sprekende tekenen van deze nieuwe gevaren merkbaar: de ultimatisten zijn opportunisten geworden. Om deze reden moet onze ganse strijd op een nieuw en hoger niveau getild worden.
De sociaaldemocratie is de weg naar het eenheidsfront ingeslagen met de bedoeling haar revolutionaire kern te vergruizen. Op gebied van het eenheidfront moet de strijd tegen de reformistische bureaucratie naar de vorm minder luidruchtig, maar naar de inhoud systematischer en geconcentreerder dan ooit gevoerd worden.
Beide bureaucratieën hebben zich verenigd rond hun gemeenschappelijk belang de groeiende oppositie te smoren, die de taken die de arbeidersbeweging in dit stadium te vervullen heeft tracht uit te drukken. Anderzijds bestrijden beide bureaucratieën elkaar in een competitiegeest, die scherper is dan ooit tevoren. Beider politiek wordt gekenmerkt door de samenzwering tegen alles wat hun hegemonie bedreigt en de vrees dat ze zelf het slachtoffer worden van de bondgenoot. Het resultaat van dit alles is, dat ze bereid zijn het eenheidsfront bij de eerste gelegenheid te verbreken.
Tot voor kort spraken de lessen die getrokken werden uit de historische feiten, de marxistische analyse en de kritieken van de bolsjewiek-leninisten zich uit voor de politiek van het eenheidsfront. Nu heeft zich daarbij een machtige factor aangesloten: de druk van de massa’s. Dit is nu juist de beslissende factor. Hij vindt zijn directe uitdrukkingsvorm in de militante demonstraties in de straten en indirect, door de politieke zwenking die beide partijapparaten genomen hebben. Dit is een fantastische stap voorwaarts. Maar juist om die reden, omdat het zo’n enorme vooruitgang betekent, wordt de politieke situatie er van top tot teen door gewijzigd.
Gisteren nog was de slogan van het eenheidsfront het monopolie van de bolsjewiek-leninisten. Vandaag hebben we dit monopolie verspeeld. De slogan is gemeen goed geworden. Hij is de uitdrukking geworden van de diepe, gepassioneerde, maar politiek zeer benevelde wil en het verlangen van de massa’s, om de voorwaarts marcherende reactie te weerstaan met alle verzamelde krachten van alle onderdrukten. De aanwezigheid van dit verlangen betekent dat de belangrijkste voorwaarde om, zoniet tot een revolutionaire, dan toch tot een prerevolutionaire toestand te komen, vervuld is. Maar ongelukkig genoeg zien de bestaande organisaties onvoldoende duidelijk in welke echte verandering er opgetreden is in de gemoedsgesteldheid van de massa’s. Het is nodig oor te hebben voor wat de gemiddelde arbeider in de fabriek, op straat, in het café en in zijn familie zegt en denkt. Het is nodig te weten hoe hij de situatie ziet, welke hoop hij koestert en welke verwachtingen hij heeft. Het aandachtig luisteren naar de arbeiders is de eerste plicht van een revolutionaire organisatie en dit geldt des te meer in een kritische periode, zoals wij die nu meemaken, waarin het bewustzijn van de massa’s letterlijk van dag tot dag evolueert. Op dit ogenblik kan de diepte en de draagwijdte van de verandering die er gekomen is in het bewustzijn van de massa’s, het best gemeten worden aan de sympathieke houding die ze aannemen t.o.v. de evoluties die zich in beide partijen afspelen (de kristallisatie van een linkervleugel in de sociaaldemocratie, de afsplitsing van Saint-Denis, de zwenking van de bureaucratieën naar het eenheidsfront). De aard van hun sympathie is echter van een politiek tamelijk minder bewust gehalte en de uitdrukkingsvormen die eraan gegeven worden, zijn over het algemeen onbeholpen. Toch kunnen er de volgende besluiten uit getrokken worden: 1° de arbeiders zien niet enkel het gevaar in dat hen bedreigt, maar eveneens de mogelijkheid om er weerstand tegen te bieden; 2° ze zien alle heil in het eenheidsfront; 3° met een correcte politiek die het vertrouwen van de arbeiders in hun eigen kracht zou kunnen opwekken, zou de actieve verdediging snel kunnen overgaan in een algemene aanval.
De taak van de bolsjewiek-leninisten bestaat er op dit moment niet in abstracte formules omtrent het eenheidsfront (arbeidersverbonden e.d.) te herhalen, maar wel moeten zij concrete slogans voorop stellen en de concrete perspectieven en activiteiten uittekenen, binnen welke de strijd in het kader van het eenheidsfront gevoerd kan worden. Het is de taak van de verdediging om sovjets op te zetten en te ijveren voor hun snelle omvorming tot organen in de strijd om de macht. In de huidige situatie worden de taken die de Liga te vervullen heeft niet minder in omvang, maar ze verschuiven integendeel naar een hoger vlak en nemen een totaal ander karakter aan. Wie niet gelijke tred weet te houden met wat reeds bereikt is, zal het spel onvermijdelijk verliezen.
De houding die de Liga inneemt t.o.v. het eenheidsfront (dat niet langer een abstracte slogan is maar een levende realiteit in de klassenstrijd), zal van doorslaggevend belang zijn voor haar voortbestaan. De nieuw tot stand gekomen toestand wordt het best weerspiegeld in het geval Saint-Denis. Gisteren nog was Doriot de leidende figuur in de strijd voor het eenheidsfront, dat hij, op zijn manier, tot stand bracht in Saint-Denis. Morgen, indien er een overeenkomst tot stand komt tussen beide partijbureaucratieën, zullen de massa’s Doriot gaan beschouwen als een hinderpaal, een splitter, een saboteur van het front. De stalinistische bureaucratie zal Saint-Denis dwingen terug te keren naar de rangen van de oude partij (met of zonder Doriot?), ofwel zal ze Saint-Denis vergruizen.
De politiek van de Liga blijft natuurlijk niet beperkt tot de abstracte idee van het eenheidsfront. Om die reden kan, historisch gezien, de verdere ontwikkeling van de bolsjewiek-leninisten niet gestopt worden, door de loutere overeenkomst tussen beide partijapparaten. Wanneer de Liga nu echter in passiviteit zou vervallen, en er niet in zou slagen zich snel en moedig aan te passen aan de nieuwe ontwikkelingen, dan is de kans groot dat ze voor langere tijd teruggeslagen wordt.
Men zou kunnen opwerpen: het eenheidsfront houdt in dat alle arbeidersgroeperingen en organisaties eraan deelnemen, dus ook Saint-Denis en de Liga. Deze tegenwerping is slechts van formeel belang. Beslissend is de krachtsrelatie die er bestaat. Indien de Liga er voorheen in geslaagd was zich dieper te wortelen in de massa’s, indien Saint-Denis tot de Liga was toegetreden, indien en nog eens indien..., dan zou er een derde macht aanwezig geweest zijn, naast de bureaucratieën en dan zoude deelname ervan aan het eenheidsfront door de situatie zelf een noodzakelijkheid geworden zijn. Binnen het eenheidsfront zelf zou deze derde macht van beslissende aard geweest zijn. Maar de zaken staan er nu anders voor. De Liga is organisatorisch zwak; Saint-Denis en andere groepen staan politiek uitermate wankel. Om deze reden worden zij allen, de Liga inbegrepen, bedreigd met het gevaar buiten het front te moeten blijven, ondanks het feit dat het de grote verdienste van de Liga is dat zij de beweging tot de vorming van dit front aan de gang gebracht heeft.
Wanneer de Liga aan de zijkant van het front blijft werken en zich concentreert op een kritiek van buiten uit, dan loopt ze het gevaar de woede van de arbeiders op te wekken, i.p.v. hun aandacht te trekken. Laat ons nog eens recapituleren: de massa’s zien nu in de eenheid van hun rangen het enige reddingsmiddel. Iedereen die buiten het front blijft, buiten de verenigde rangen, en die van daaruit kritiek begint te spuien, wordt door de massa’s als een hindernis gebrandmerkt. Wanneer men deze in de grond gezonde houding van de massa’s niet in acht neemt, en er tegenin gaat werken, dan pleegt men politieke zelfmoord. Met de opgang van een beweging, bestaat de taak van de marxisten erin, gedragen door deze golf, de noodzaak van duidelijkheid in denken en handelen naar voor te brengen.
De Liga moet een organische plaats innemen in de rangen van het front. Ze is te zwak om een onafhankelijke plaats te bedingen. Concreet betekent dit dat ze zo spoedig mogelijk een plaats moet innemen in één van de twee partijen die het front aangingen. Wat ons betreft, bestaan er weinig of geen principiële verschillen tussen deze beide partijen. Praktisch gezien echter, is het slechts mogelijk binnen de sociaaldemocratische partij te gaan werken.
Wat is er? Plots horen we een gehuil van tegenwerpingen! De Liga zou moeten gaan werken in de partij van Leon Blum? Ze zou moeten capituleren voor de reformisten? Wij zijn toch voor een nieuwe partij? Wij zijn toch voor de vorming van de Vierde Internationale? Hoe kunnen we dan toetreden tot de Tweede? Wat zullen de stalinisten wel zeggen? Wat zullen de arbeiders er wel van denken? Enzovoort, enzovoort. Al deze argumenten lijken stevig, maar in de werkelijkheid zijn ze slechts oppervlakkig van aard, daar ze een loopje nemen met de bestaande realiteiten. Ze baseren zich op wat wenselijk zou zijn en niet op wat er op dit moment bestaat.
Natuurlijk zijn we tegen het reformisme en in de huidige omstandigheden nog onvermoeibaarder dan ooit. Naar we moeten leren inzien hoe we tot het uiteindelijke doel kunnen komen, de concrete situatie in acht nemende. Wanneer we onze principes overboord zouden zetten, of de strijd ‘voorlopig’ zouden uitstellen, dan zouden we ons bezondigen aan open verraad. Maar het is een elementaire eis die de realiteit ons opdringt, om onze strijdmethode in overeenstemming te brengen met de bestaande situatie en de omvang van onze eigen krachten. Het bolsjewisme, dat zijn verpersoonlijking vond in de leninistische leiding, pleegde géén verraad t.o.v. de eigen principes. Nochtans waren de bolsjewieken in 1905-06 gedwongen om, onder druk van de massa’s, die hartstochtelijk verlangden naar eenheid, samen te smelten met de mensjewieken. Deze coalitie leidde vervolgens tot een nieuwe splitsing. Maar in 1910 werd Lenin zelf, onder druk van zijn eigen rangen, gedwongen een poging te ondernemen om tot eenheid te komen, hetgeen in twee jaar tijd tot de definitieve splitsing aanleiding gaf. Onverzoenlijkheid in de principes heeft niets gemeen met de sektaire halsstarrigheid, die volkomen blind blijft voor de veranderingen die er optreden in de situatie en de gemoedstoestand van de massa’s. Vertrekkend uit de stelling dat de arbeiderspartij ten alle prijze haar onafhankelijkheid moet bewaren, besloten onze Engelse kameraden dat het ontoelaatbaar was om tot de ILP toe te treden. Helaas! Ze hadden enkel vergeten dat ze geen partij waren, maar hooguit een propagandakring, dat een partij niet uit de lucht komt vallen en dat een propagandakring eerst het stadium van embryonale ontwikkeling moet doormaken, voordat hij kan opgroeien tot partij. Onze Engelse kameraden (de meerderheid van hen) hebben zwaar moeten betalen voor hun vergissing in perspectieven en wij mét hen. Laat ons het volgende onder ogen nemen: destijds verweten we Walcher en co niet dat ze tot de SAP toegetreden waren; wél dat ze dit deden samen met het opgeven van hun marxistisch vaandel. Wij zullen deze fout niet begaan!
Het spreekt vanzelf dat de Liga niet tot de Socialistische Partij zal toetreden op een andere manier dan als bolsjewiek-leninistische fractie. La Vérité zal behouden blijven, maar zal omgevormd worden tot een fractieblad, met dezelfde rechten als bv. Action Socialiste. Terwijl ze openlijk de vraag tot toetreding stelt, zal de Liga zeggen: “Onze gezichtspunten zijn uitgekomen. Het eenheidsfront wint aan vaart onder de druk van de massa’s. We willen er actief aan deelnemen. De enige mogelijkheid die onze organisatie heeft om onder de gegeven omstandigheden deel te nemen aan het massale eenheidsfront is door toe te treden tot de Socialistische Partij. Nu meer dan ooit, beschouwen we het een noodzaak te strijden voor de principes van het bolsjewisme, voor de vorming van een revolutionaire partij van de arbeidersvoorhoede en voor de Vierde Internationale. We hopen dat we de meerderheid van de socialistische, zowel als van de communistische arbeiders hiervan kunnen overtuigen. We verbinden ons ertoe deze taak uit te voeren binnen het raam van de Socialistische Partij, ons te onderwerpen aan de partijdiscipline en de eenheid in de actie te bewaren”.
Het spreekt vanzelf dat de stalinisten zullen opvliegen (of trachten op te vliegen) en een woedend gehuil zullen aanheffen. Maar om te beginnen hebben zijzelf een radicale zwenking gemaakt door een front aan te gaan met de voormalige ‘sociaalfascisten’. Vervolgens zullen ze in de campagne tegen ons, de woede opwekken van de socialistische arbeiders. Ten derde, en in de grond is dat de enige belangrijke overweging, het gaat er niet om wat de stalinisten er wel van zeggen, maar om de vraag op welke manier de Liga erin kan slagen een ernstige kracht te worden in de arbeidersbeweging. Wanneer de Liga erin slaagt, t.g.v. zijn entrisme in de SP en in de loop van de komende zes maanden tot een jaar (alle processen verlopen zeer snel in deze periode) om verscheidene duizenden arbeiders voor haar vaandel te winnen, dan zal niemand zich de campagne van de stalinisten nog herinneren.
Verschillende kameraden, waaronder mezelf, hebben de Liga en La Vérité beschuldigd van onvoldoende ijver in de strijd tegen de sociaaldemocratische leiding. Op het eerste zicht lijkt er een contradictie te bestaan tussen deze kritiek, die ik ook vandaag nog in zijn volle omvang gestand doe, en het voorstel in de sociaaldemocratie te gaan werken. In de werkelijkheid is dit niet zo. Door als een onafhankelijke organisatie te bestaan, zonder zichzelf duidelijk te onderscheiden van de sociaaldemocraten, betekent dat men het risico loopt een aanhangsel te worden van de sociaaldemocratie. Door openlijk toe te treden (in de gegeven omstandigheden welteverstaan), tot de sociaaldemocratische partij, teneinde er een onverbiddelijke strijd aan te vatten tegen de reformistische leiding, betekent dat men een revolutionaire daad stelt. Het kritische onderzoek van de politiek die door Blum en co gevoerd wordt moet in beide gevallen dezelfde blijven.
Men kan nochtans volgende tegenwerping maken: waarom beginnen met de SP? Zou het niet juister zijn zich eerst tot de KP te wenden? Deze kwestie kan niet het onderwerp worden van ernstige meningsverschillen. Het is duidelijk dat een oproep tot de stalinisten niet verder zou kunnen gaan dan een symbolische daad. Is het nodig die te stellen? Het zou nuttig kunnen zijn m.b.t. bepaalde secties van de communistische arbeiders. De verklaring van de Liga zou dan volgende inhoud moeten hebben: “Wij hebben gestreden tegen de theorie van het sociaalfascisme, voor het eenheidsfront, en dergelijke. De recente stappen van uw partij wijzen in dezelfde richting. Om die reden zijn we bereid een loyale poging te ondernemen in de partij te werken, onder voorwaarde dat het mogelijk is voor onze ideeën te strijden op basis van de partijdemocratie”. Na de onvermijdelijke weigering die op deze oproep zou volgen, zou de Liga zich dan tot de SP moeten wenden. Wanneer de leiding van de SP de Liga zou afwijzen (hetgeen goed mogelijk is), dan zou er een wijd gebied openliggen voor de strijd tegen de leiding via de lagere organen van de partij. De Liga zou in dat geval zeker kunnen rekenen op de sympathie van de socialistische arbeiders.
De Liga wordt nu geplaatst voor de meest beslissende wending die ze in haar bestaan gekend heeft. Het slagen van de Liga zal afhangen van de frankheid, snelheid en eensgezindheid waarmee ze zal optreden. Tijdverlies, eindeloze discussies en interne strijd zouden de totale vernietiging betekenen.
Het Centraal Comité, te beginnen bij het Politiek Bureau, moet zijn standpunt bepalen (dit natuurlijk in nauw overleg met het Internationaal Secretariaat). Vervolgens moeten de leden van het Politiek Bureau de opinievorming bij de leden voorbereiden. Ten gevolge van het uitzonderlijke belang van deze kwestie is het nodig dat er een congres bijeen geroepen wordt, dat een slotresolutie zal dienen uit te geven. Gezien de snelle evoluties die zien manifesteren, zou dit congres ten laatste op 14 juli moeten doorgaan. Enkel door dit tempo in acht te nemen in de daden en door het beslissende karakter van de voorgestelde zwenking zelf, kan men er zeker van zijn dat de Liga de boot niet mist en zij een enorme stap zal zetten in de richting van de vorming van een revolutionaire partij en de uitbouw van de Vierde Internationale.
(10 juli 1934)
De crisis in de democratische staat van de burgerij heeft ook als gevolg dat de sociaaldemocratische partij door een crisis getroffen wordt. Deze samenhang moet benadrukt en grondig geanalyseerd worden. De overgang van de burgerij, van een parlementair naar een bonapartistisch regime, sluit niet uit dat de sociaaldemocratie kan deelnemen aan de combinatie van krachten waarop de regering van het kapitaal gesteund is. Zoals geweten is zocht Schleicher in zijn tijd ook naar de steun van de vakbonden. D.m.v. Merquet gaat Doumergue natuurlijk onderhandelingen aan met Jouhaix en co. Langeron, met de witte staf in de hand, wijst de weg aan voor zowel de fascisten als de socialisten. Het valt te betwijfelen in hoeverre de SP ervan op de hoogte is, hoezeer het bonapartistische evenwicht afhankelijk is van het bestaan van deze partij; maar toch, waar het de leiding van de SP betreft, steunt deze zich juist op dit evenwicht. De leiding spreekt zich uit tegen revolutionaire strijdmethodes, ze brandmerkt het marxisme als ‘blanquisme’, ze predikt de haast tolstojaanse doctrine van “het kwaad niet met geweld te bestrijden”. Deze politiek is echter even onstabiel als het bonapartistische regime zelf, d.m.v. hetwelk de burgerij poogt om meer radicale oplossingen af te wentelen.
De essentie van de democratische staat bestaat erin, zoals men weet, dat iedereen het recht heeft te zeggen en te schrijven wat hij maar wil en dat in alle belangrijke kwesties de grootkapitalisten het laatste woord behouden. Dit resultaat wordt verzekerd door een complex systeem van gedeeltelijke toegevingen (“hervormingen”), illusies, corruptie, verraad en intimidatie. Wanneer de economische haalbaarheid van ‘hervormingen’ uitgeput is, dan houdt de sociaaldemocratie op “de belangrijkste politieke steunpilaar van de burgerij” te zijn. Dit betekent dat het kapitaal niet langer op deze gematigde ‘publieke opinie’ kan rekenen; wat het dan nodig heeft, is een (bonapartistisch) staatsapparaat, dat losgekoppeld is van de massa’s.
Tegelijk met deze verschuiving in het staatssysteem, traden er ook belangrijke verschuivingen op in de sociaaldemocratie. In de loop van de aftakeling van het tijdperk van het reformisme (in het bijzonder gedurende de naoorlogse periode), is het interne regime van de sociaaldemocratie een loutere reproductie van het regime van de bourgeoisdemocratie: elk lid kan zeggen en denken wat hij wil, maar de beslissingen worden door de top genomen, die nauwe banden onderhoudt met het staatsapparaat. Naarmate de burgerij de mogelijkheid verliest om te heersen dank zij de steun van de publieke opinie van de uitgebuiten, verliezen de sociaaldemocratische leiders. Ook de mogelijkheid om de publieke opinie in hun eigen partij naar hun hand te zetten. Maar in tegenstelling tot de leiders van de bureaucratie, hebben de leiders van de sociaaldemocratie geen dwingend apparaat tot hun beschikking. Naarmate het parlementaire werk meer en meer uitgeput geraakt, wordt de interne democratie binnen de SP meer en meer een feit.
De crisis van de democratische staat en de crisis van de sociaaldemocratie verlopen parallel maar in tegengestelde richtingen. Terwijl de staat opmarcheert naar het fascisme, langs het stadium van het bonapartistische regime, komt de SP steeds dichter bij een strijd op leven en dood met dit fascisme, waarbij de partij eerst een periode doormaakt van een ‘loyale’, quasi parlementaire oppositie t.o.v. de bonapartistische staat. Het begrijpen van deze dialectiek van de wederzijdse relaties tussen de bourgeoisstaat en de sociaaldemocratie, is een onmisbaar onderdeel van een revolutionaire politiek. Dit is dan ook net het vraagstuk waarop de stalinisten hun nek gebroken hebben.
In het bonapartistische stadium waarin Frankrijk zich nu bevindt, trachten de leiders van de SP met al hun kracht binnen de limieten van de (bonapartistische!) wettelijkheid te blijven. Ze geven de hoop niet op dat economische conjunctuuropleving en andere gunstige omstandigheden zouden leiden tot het herstel van de parlementaire staat. Op dezelfde manier dwingt de ervaring van Duitsland, Italië en Oostenrijk hen, het andere, minder aantrekkelijke perspectief, waartegen ze zich graag zouden verzekeren, onder ogen te nemen. Ze vrezen geïsoleerd te geraken van de massa’s, die de strijd tegen het fascisme eisen en die leiding verwachten. Op die manier geraakt het socialistische apparaat verstrikt in enorme tegenstrijdigheden. Enerzijds zet het de strijd voort tegen de radicalisatie van de massa’s door het prediken van het tolstojaanse “geweld brengt slechts geweld voort”, “tegen ijzeren kettingen en revolvers moeten we ... wijsheid en voorzichtigheid stellen”; anderzijds spreekt het over de dictatuur van het proletariaat, de algemene staking, en slaat het de weg in naar het eenheidsfront. Ook in het apparaat zelf treedt een gelaagdheid op: de ‘linksen’ verwerven er een steeds grotere populariteit. De officiële leiders worden gedwongen hun rechterarm te laten rusten op de schouders van Doumergue (‘wettelijkheid’ ten allen prijze) en hun linkerarm op die van M. Pivert, Just enz. Maar de objectieve situatie is niet van aard zulk een evenwicht lang in stand te houden. We herhalen: de huidige toestand van de SP is nog onstabieler dan het preventief-bonapartistische staatsregime!
Er kan geen verwoestender vergissing begaan worden in de politiek, dan er opvattingen op na te houden die verband houden met de toestand en de krachtsverhoudingen die in het verleden bestonden. Wanneer de leiding van de SP haar taak bv. beperkt tot het eisen van parlementsverkiezingen, dan heeft zij de wereld van de politieke werkelijkheid verlaten en is zij terecht gekomen in die van de schaduwen. Termen als “parlement”, “regering” en “verkiezingen”, hebben ginds het capituleren van het parlementaire regime op 6 februari, hun inhoud die ze voordien hadden verloren. Verkiezingen op zichzelf kunnen niet tot gevolg hebben dat het zwaartepunt van de macht verschoven wordt. Hiertoe is het nu nodig dat de massa’s zich naar links bewegen; dit is de enige kracht die nog in staat is de verschuiving naar rechts die zich op 6 februari gemanifesteerd heeft, ongedaan te maken.
Maar exact dezelfde vergissing wordt begaan door deze kameraden die bij hun beoordeling van de SP, zich laten leiden door denkbeelden die op de toestand van gisteren van toepassing waren: “reformisme”, “Tweede Internationale”, “steun aan de burgerij”; zijn deze definities correct? Ja en nee. Meer niet, dan wel. De oude definitie van sociaaldemocratie stemt nog minder met de feiten overeen, dan het definiëren van de huidige staat als een “parlementair-democratische republiek”. Het zou foutief zijn te stellen dat er niets meer overgebleven is van het parlementarisme in Frankrijk. Onder bepaalde omstandigheden is het mogelijk dat het parlementarisme terug tijdelijk de overhand haalt, net zoals iemand die een doodsstrijd doormaakt ook af en toe terug tot het bewustzijn komt. Hoe dan ook, de algemene evolutie beweegt zich weg van het parlementarisme. Wanneer we een definitie zouden moeten geven van de huidige Franse staat, die de werkelijkheid zo dicht mogelijk benadert, dan zouden we zeggen: “een preventief-bonapartistisch regime, gehuld in de lompen van de parlementaire staat en balancerend tussen het nog-niet-voldoende-sterke kamp van het fascisme en het onvoldoende bewuste kamp van de arbeidersstaat”. Enkel dergelijke dialectische definitie kan de basis leggen voor een correcte politiek.
Maar dezelfde dialectische wetten gelden ook voor de SP, dewelke, zoals reeds gezegd is, de omgekeerd evenredige evolutie doormaakt i.v.m. het lot van de democratische staat. Hier moet bijgevoegd worden dat, dankzij de ervaringen die in Duitsland en Oostenrijk opgedaan zijn, de evolutie van de SP tot op zekere hoogte sneller verloopt dan die van de staat. Op die manier kon het voorkomen dat de split met de Neos de staatsgreep van 6 februari met verscheidene maanden voorafging. Het zou te sterk uitgedrukt zijn, wanneer men zou stellen dat er niets overeind gebleven is van het oude reformisme en patriottisme sinds de splitsing. Maar het is even verkeerd over de SP te spreken, als was ze nog de sociaaldemocratische partij van weleer. De onmogelijkheid om een eenvoudige, gewone en vaststaande definitie te geven van de SP, is het gevolg van het feit dat we hier staan voor een centristische partij, die t.g.v. de lang uitgerokken evolutie die dit land doormaakt, nog steeds de extreme polen en contradicties in zich verenigt. Men moet al een hopeloze scholasticus zijn om niet te zien wat zich in werkelijkheid afspeelt onder het etiket “De Tweede Internationale”. Enkel een dialectische definitie van de SP, dit is in de eerste plaats een concrete evaluatie van de interne dynamiek van deze partij, kan de bolsjewiek-leninisten in staat stellen een correct perspectief te stellen en een actieve (en geen afwachtende) houding te gaan aannemen.
Zonder een revolutionaire impuls van de massa’s, die het machtscentrum scherp naar links zou kunnen verleggen; of beter: voordat zich zulke impuls manifesteert, zal de staatsmacht zich openlijker en brutaler moeten gaan identificeren met het leger en het politieapparaat, moet het fascisme in kracht toenemen en zich nog onbeschaamder gaan gedragen. Hieraan gelijklopend zullen de tegenstellingen binnen de SP zich duidelijker gaan aftekenen, t.t.z. de ongerijmdheid van het tolstojaanse “het kwaad wordt niet bestreden door geweld”, met de revolutionaire taken die de acties van de klassenvijand de arbeidersbeweging opdringen. Simultaan met de bonapartisering van de staat en het naderbij komen van het fascistisch gevaar, zal de meerderheid van de partij onvermijdelijk geradicaliseerd worden. De interne differentiatie, die verre van voltooid is, zal een nieuw stadium intreden.
De bolsjewiek-leninisten hebben de taak dit alles in de openbaarheid te brengen. Ze hebben zich steeds afgezet tegen de theorie van het ‘sociaalfascisme’, en de laaghartige discussiemethodes, die een theoretisch onvermogen koppelen aan vuile leugens en laster. Ze hebben geen enkele drijfveer om zwart wit te noemen en omgekeerd. We propageerden de idee van het eenheidsfront op het ogenblik dat zowel de reformisten als de stalinisten zich hiertegen verzetten. Dit is de reden waarom wij ons ook vandaag kritisch opstellen en onze realiteitzin behouden t.o.v. een abstracte benadering van “eenheid”.
In de geschiedenis van de arbeidersbeweging is de precieze afbakening vaak de noodzakelijke voorwaarde geweest tot eenheid. Teneinde de eerste stappen te kunnen zetten tot het verenigd front, was de SP verplicht weg te splitsen van de Neos. Dit mag men even niet uit het oog verliezen. De SP kan slechts een leidende rol spelen in een echt massaal en strijdbaar eenheidsfront, wanneer ze zichzelf de taak gesteld heeft haar rangen te zuiveren van de rechtervleugel en gemaskerde tegenstanders van de revolutionaire strijd. Het gaat hier niet om een abstract principe, maar om een ijzeren noodzaak die voort vloeit uit de logica van de strijd. Het probleem dat zich stelt is er niet één dat door een diplomatische woordkeuze kan opgelost worden, zoals Zyromsky dit gelooft. Hij tracht dit te doen in zijn wanhopige pogingen een formule te vinden die het sociaalpatriottisme kan doen rijmen met het internationalisme. Zoals de loop van de klassenstrijd zich nu voortbeweegt, zal het onvermijdelijk tot een genadeloze uitbarsting komen, waarin alle verwarring, misleiding en huichelarij vergruisd zal worden. De arbeiders in het algemeen en de socialisten in het bijzonder hebben nood aan de waarheid, de naakte waarheid en niets dan de waarheid.
De bolsjewiek-leninisten geven een correcte formulering van de toestand en van wat er moet gebeuren. Maar zij bleken niet bij machte, dit moet openlijk toegegeven worden, de taak te vervullen die zij zich een jaar geleden gesteld hadden, nl. dieper door te dringen in de rangen van de socialistische arbeiders en dit niet met de bedoeling hen ‘de les te spellen’, van bovenuit en zoals geleerde specialisten in strategie, maar teneinde er schouder aan schouder met de meest ontwikkelde arbeiders te leren, op basis van de huidige ervaringen van de massa’s, die zullen maken dat het Franse proletariaat de weg naar de revolutionaire strijd zal vinden.
Teneinde de taken die voor ons liggen beter te belichten, is het bovendien nodig dat de evolutie van de zogeheten ‘KP’ op de voet gevolgd wordt.
(6 augustus 1934)
Onze groep heeft me aangeduid om enkele algemene besluiten te formuleren waartoe we gekomen zijn op basis van de informatie die we vonden in het interne bulletin van de Liga en andere documenten.
1. Zijn de verschilpunten van principiële of van zuiver praktische aard? In deze algemene vorm gesteld is de vraag slecht geformuleerd. De verschilpunten zijn er gekomen over zeer belangrijke tactische kwesties, maar ze kennen een oorsprong die verschilt van kameraad tot kameraad en ze vloeien ook voort uit verschillende ideologische vertrekpunten. Zo kunnen we stellen dat de verschilpunten met kameraad George (voor zover we van enige verschilpunten met hem kunnen spreken), een zuiver praktisch karakter hebben. Zij kunnen aan de realiteit getoetst worden in de loop van de toepassing van de gemeenschappelijk gevoerde politiek. De verschilpunten met kameraad N.P. zijn van een principiële aard.
2. Kameraad George heeft ongetwijfeld het beste materiaal geproduceerd omtrent het betreffende vraagstuk. Negentienden van zijn brief bevat praktische feiten, die een duidelijk licht werpen op de reële situatie en verliest zich niet in algemene formules die met hetzelfde gemak van toepassing zouden kunnen zijn op Parijs als op Honolulu. Nochtans menen we dat kd. George een zware vergissing begaat in de evaluatie van de dynamiek en het ritme van de ontwikkelingen. Op basis van een zeer interessante analyse van de Nationale Raad van de SFIO toont kd. George aan dat de meerderheid van de SP nog steeds reformistisch is en dat een linkse stroming van enige betekenis enkel kan gevonden worden in Parijs en in de Jongsocialisten en dat het daarom ‘voorbarig’ zou zijn tot de SFIO toe te treden. In antwoord op deze beweringen zouden we zeer kort het volgende willen zeggen:
a) Parijs en de JS maken vandaag het stadium door dat de provincies morgen zullen bereiken. Wij moeten ons niet laten afleiden door de situatie in de provincies.
b) Parijs en de JS zijn gebieden die voor de Liga van beslissend belang zijn.
c) Het partijapparaat in de provincies (net zoals in Parijs) is het oude, t.t.z. reformistische. Nochtans werd het gedwongen te breken met Renaudel en een eenheidsfront te aanvaarden met Moskou. Net het opportunistische karakter van het SFIO-apparaat geeft de beste aanwijzing voor de kracht van de druk van beneden uit, d.w.z. van de dynamiek van de ontwikkelingen. Kd. George is volkomen juist wanneer hij stelt dat het 6 dagen te vroeg toetreden tot de SP zou betekenen dat de situatie mishandeld wordt. We moeten hier nog slechts aan toevoegen dat 6 dagen te laat toetreden de zaak helemaal zou ruïneren.
3. Hoe kunnen we het juiste moment van toetreden en de juiste vorm ervan met zekerheid bepalen? Door politiek verkenningswerk uit te oefenen en door actieve banden met de socialisten aan te gaan en met hen politieke kwesties door te discussiëren, enz.
Een jaar is verlopen sinds we begonnen te argumenteren ten gunste van een nieuwe partij. Eén van de principiële taken die de Liga toegewezen werden was het werken binnen de SFIO. Wat heeft men bereikt in Parijs gedurende dit jaar? Niets! De kameraden die belast waren met dit werk hebben geen banden gelegd, hebben geen voorbereidingen aangevat. Integendeel; zij hebben zich verzet tegen de vorming van een fractie in de SFIO. Dit feit is van overwegend belang bij het begrijpen van de huidige moeilijkheden die er rijzen, inbegrepen de moeilijkheden in de discussies. Deze kameraden die zich gedurende het voorbije jaar verzet hebben tegen het gaan werken in de SFIO, zijn nu nog steeds gekant tegen ons entrisme in dit orgaan. In beide gevallen blijven ze maar doordraven over de “onafhankelijkheid”. Het schijnt dat zij er alle belang aan hechten onafhankelijk te blijven van de arbeidende klasse, de massa’s, de veranderde toestanden en van de ganse bestaande situatie. Deze kameraden doen het huidige werk tussen de massa’s af met een ellenlange monoloog. Hun devies is de politiek van de minste weerstand toe te passen. Het is de politiek van de zelfgenoegzaamheid, vermomd in principes die van een ingebeelde onaantastbaarheid zijn.
We moeten van deze kameraden vragen dat zij ons het verslag geven van het werk dat hen toevertrouwd werd te doen binnen de SFIO, en de resultaten die ze daarbij geboekt hebben. De Liga en deze kameraden zelf hebben in de eerste plaats nood aan zulk een verslag en niet aan enkele algemene slogans! Het rapport zal aan het licht brengen dat deze kameraden bevreesd zijn voor de massa’s, bevreesd voor de moeilijkheden die verbonden zijn bij het werken tussen de massa’s en dat zij hun ‘zuiverheid’ wensen te bewaren door een soort ‘zelfisolatie’. Dat is de reden waarom ze onveranderd gebleven zijn in alle veranderingen die er in de politieke situatie opgetreden zijn. De psychologie van het passieve afwachten, dat er bestond voordat het voorstel geformuleerd werd om tot de SFIO toe te treden, werkte als een enorme rem op de ontwikkeling van de Liga, vooral gedurende het voorbije jaar. Deze psychologie staat nu in schril contrast met de ganse situatie die in dit land heerst en die zich onder de arbeiders manifesteert.
4. De enige verschilpunten die ernstig, belangrijk en vruchtbaar zijn, zijn deze die voortspruiten uit belangrijke gebeurtenissen die zich voltrekken in de geest van de massa’s. Dezelfde kenmerken van abstract propagandisme, dat tot op zekere hoogte onvermijdelijk was in de beginperiode van de evolutie van de Liga (voor de Duitse ramp) en dat het werk gedurende het voorbije jaar meer en meer ging beheersen, heeft nu definitief een reactionair karakter aangenomen en gezien de huidige draaikolk van gebeurtenissen dreigt het de Liga volkomen te ruïneren. Het is net op dit moment dat we een meedogenloze strijd moeten aanvatten tegen abstract, passief propagandisme, tegen de politiek van het afwachten. In dit opzicht zijn de verschilpunten die er gerezen zijn ongetwijfeld verschillen omtrent principes, hoewel de voortrekkers van de conservatieve tendens nog niet de nodige conclusies getrokken hebben uit hun houding.
5. De kameraden P.N., Bauer en enkele anderen die denken als zij, hullen zich in de mantel van de “ideologische onaantastbaarheid”. Hoe dan ook, in de dagelijkse politieke realiteit, liggen de zaken enigszins anders. Laten we het standpunt even onder ogen nemen dat La Vérité innam na 6 februari. Gedurende deze ganse periode paste de Vérité zich aan aan de politiek van de SFIO. In zijn brief zegt kd. P.N.: “Verschillende brieven die naar het Centraal Comité verstuurd zijn wijzen erop dat we gedurende de voorbije zes maanden een semi-socialistische lijn gevolgd hebben. Hier volgt het besluit: wanneer we ons dan zo goed ‘aangepast’ hebben aan de SFIO, waarom zouden we er dan niet bij aansluiten?”
Dit getuigt van een merkwaardige logica!
Deze verklaring is de kern van de ganse probleemstelling die uit de brief van kd. P.N. naar voor treedt. Ze werpt een briljant licht op het reële proces van de voorbereiding van de verschilpunten die ontstaan zijn en onthult bovendien de niet-dialectische, abstracte en journalistieke denkwijze die kameraad P.N. erop na houdt. Het is juist dat we in een ganse serie brieven en in gesprekken, de kameraden P.N. en anderen beschuldigd hebben van het feit dat ze de verschilpunten met de SFIO in het vage lieten, dat ze de fundamentele problemen van de revolutionaire strijd niet openlijk stelden, dat ze het risico namen de Liga te laten verworden tot een linkervleugel van de SFIO. We blijven ook vandaag nog deze kritiek maken. Leden die aandringen op formele onafhankelijkheid hebben steeds de neiging te capituleren voor de werkelijkheid, wanneer die hen op de tenen trapt. De aanpassing van de Liga aan de SFIO vond zijn symbolische uitdrukking in de recente gebeurtenissen: in antwoord op het voorstel tot de SP toe te treden, besliste het Politiek Bureau stappen te ondernemen om een vertegenwoordiger van de Liga op het spreekgestoelte te krijgen, bij de volgende zitting van de Nationale Raad van de SFIO!! Ook hier weer gaven ze toe aan hun neigingen om zuiver diplomatieke onderhandelingen aan te gaan met de leiders van de SP, zonder dat er ernstige pogingen ondernomen werden de massabasis van deze partij te penetreren! (We spreken hier niet over de JS; in deze groepering werd wel degelijk werk geleverd). We moeten zorgvuldig overwegen waaruit de onaantastbaarheid van Kd. P.N. en de anderen bestaan heeft gedurende de voorbije zes maanden:
a) het naar buiten toe verzwakken van de kritiek op de SFIO
b) diplomatieke manoeuvres met de SP-bureaucraten
c) weigering zich als fractie te organiseren binnen de SFIO (misschien omdat ze hun goede verstandhouding met de bureaucraten niet in het gedrang wensten te brengen?)
Hier hebben we voor ons het échte beeld van de verhoudingen die de ‘onaantastbaren’ gedurende het voorbije half jaar hadden met de SFIO, een half jaar dat zo overladen was van belangrijke gebeurtenissen. Geen algemene slogan, geen wijds gebaar kan de politieke betekenis van dit beeld veranderen. Het weerspiegelt de leegheid van een onaantastbaarheid die partijdig is en slechts in woorden wordt in stand gehouden. Tot het moment dat kd. P.N. en de anderen tot het inzicht gekomen zijn van wat ze uitgehaald hebben gedurende de voorbije 6 maanden, zullen ze er niet in slagen zichzelf verder te ontwikkelen.
6. Toen we de nefaste politiek van het Anglo-Russische Comité analyseerden, zegden de stalinisten: “Jullie zijn gekant tegen het werken in de vakbonden!”. We repliceerden hierop: “We zijn gekant tegen avonturistische gemanoeuvreer met de leiders ervan, maar we zijn voor het werken tussen de leden van de bonden”. Het is juist dat dit betrekking had op de vakbonden. Maar we kunnen een gelijkaardig voorbeeld aanhalen m.b.t. de partijen. We veroordeelden Walcher voor zijn medeplichtigheid in de Tranmael-zaak. Tezelfdertijd zegden we: “Wanneer een revolutionaire groep kan toetreden tot de NAP, met de bedoeling er revolutionair werk te leveren onder de massa’s, dan is dat niet meer dan haar plicht en zal ze onze volle steun genieten”.
We hebben kritiek geleverd op het passieve aanpassen aan de officiële SFIO-politiek. Tezelfdertijd ijverden we voor de actieve deelname aan het interne leven van deze partij, door er als fractie in te werken. In principe verschilt dit niet van het doen aan entrisme binnen de SFIO. Kd. P.N. ziet hier achter een contradictie. Is dat niet absurd? Onder invloed van zijn verkeerd standpunt, begint hij ook de bal mis te slaan wat betreft perspectieven en verwachtingen die we ons kunnen stellen. Dit is meestal het geval in dergelijke omstandigheden.
7. Het zou natuurlijk verkeerd zijn om de ‘zachte’ diplomatieke lijn die La Vérité gedurende het voorbije half jaar gevolgd heeft, af te doen als het gevolg van de vergissingen van slechts een paar kameraden. De waarheid is dat de Liga plots onder invloed gekomen is van de druk die er uitging van de grote gebeurtenissen. Dezelfde druk die teweegbracht dat de bureaucratie van zowel de reformisten als de stalinisten de slogan van het eenheidsfront gingen aanvaarden, bracht bij de Liga leiding de vrees tot stand (bewust of onbewust), dat de Liga uitgerangeerd zou worden in de stroomversnelling van de gebeurtenissen. Daar er de mogelijkheid bestond via de SFIO de kans te krijgen het blad te verkopen en aan het woord te komen, dacht de leiding de oorzaak van hun vrees weg te nemen door zich aan dit orgaan aan te passen. De plaats die de Liga innam in de arbeidersbeweging wordt duidelijker aangetoond door de politiek die La Vérité voerde, dan door alle gezwets over een ingebeelde onaantastbaarheid. Ongelukkig genoeg bezweek de leiding onbewust voor de gebeurtenissen en paste zij zich slechts op de tast aan aan de nieuwe situatie. Deze ervaringen hebben op onweerlegbare en krachtige wijze de fictie van organisatorische onafhankelijkheid en verbale onaantastbaarheid aangetoond, in het gezicht van grote historische ontwikkelingen en op het ogenblik dat de massa’s in beroering verkeren.
8. Wanneer we kd. P.N. en de anderen bekritiseerden voor hun capitulatie t.o.v. de SFIO, gingen we helemaal niet van het standpunt uit dat we te maken hadden met onverzoenbare tegenstellingen, die tot een splitsing zouden kunnen leiden. Maar de situatie wordt veel gevaarlijker, nu kd. P.N., die meer en meer overtuigd geraakt van het falen van de passieve aanpassingspolitiek van buiten uit, ten allen prijze wenst te voorkomen dat er revolutionair werk van binnenuit geleverd wordt. De vooruit snellende situatie staat ons geen verder uitstel toe en in het bijzonder niet aan kd. P.N. We moeten onze vroegere positie resoluut en openlijk beoordelen en beginnen met een nieuwe weg in te slaan.
9. Het is waar dat kd. P.N. en anderen nu edelmoedig voorstellen om een fractie te creëren binnen de SFIO, terwijl ze tegelijk hun eigen ‘onafhankelijkheid’ willen bewaren. Dit betekent dat alles zou blijven zoals het was. Dit betekent het verder zwemmen in het zand i.p.v. zich in het water te wagen. Er bestaat slechts één manier om “onaantastbaren” te redden voor de revolutie: ze tot hun nek in het water duwen.
10. Bestaat er geen gevaar dat onze kameraden, die zich toen ze buiten de SFIO stonden, zich aan deze partij aanpasten, hun politieke identiteit volledig zullen verliezen wanneer ze binnen de SFIO gaan werken? Deze vraag is te algemeen gesteld.
Het is onvermijdelijk dat er een zekere afscheiding zal komen: een aantal kameraden zullen onze ideeën laten vallen. De ervaring uit andere landen leert ons dat deze kameraden die het snelst geneigd zijn hun identiteit te verliezen in het opportunistische milieu, net dezen zijn die gisteren nog de ultimatisten waren. Maar het zou verkeerd zijn deze vrees naar de Liga in zijn geheel te transponeren, of zelfs maar te denken dat het onze opponenten van vandaag zullen zijn die het eerst zullen afvallen.
Naar onze mening vindt het feit dat de vraag omtrent het entrisme in de SFIO opgeworpen wordt, in de eerste plaats zijn oorsprong in het feit dat de Liga beschikt over ernstige en gevormde kaders. Wanneer we te lang wachten met de gist aan de deeg toe te voegen, dan lopen we het gevaar dat het zaakje zuur wordt. Dit is het gevaar dat de Liga bedreigt. Kijk maar naar de bordigisten mat hun fameuze “Bilan” (balans), hetwelk beter “Balans: Zero” zou heten.
11. Sommige kameraden hebben de neiging het zwaartepunt te verleggen naar het probleem van de ‘verklaring’. Sommige van hen hebben een verklaring in gedachten die het toetreden tot de SFIO onmogelijk zou maken. Anderen zien in deze verklaring een talisman die ons zou kunnen behoeden voor alle gevaren. In werkelijkheid nochtans is de rol van zulke verklaring van bescheiden belang. Ze moet aantonen:
a) dat we onze ideeën niet opgeven;
b) dat we bereid zijn te leren uit de gemeenschappelijke ervaringen;
c) dat we voor onze ideeën zullen strijden, op basis van de partijdemocratie;
d) dat we ons aan de partijdiscipline zullen onderwerpen. De verklaring moet opgesteld worden op een manier dat we er het vertrouwen van de socialistische arbeiders mee kunnen winnen en dat het voor de SFIO-bureaucratie (die uiteraard reactionair van aard is), vrijwel onmogelijk wordt de toetreding te weigeren.
12. Buiten het feit dat we trouw zullen blijven aan onze ideologie bestaat de enige waarborg om de bolsjewiek-leninisten van de ontbinding te redden, eens dat ze binnen de SFIO getreden zijn, in een grotere samenhang, de vorming van een fractie orgaan, de aanpassing aan de nieuwe werkomstandigheden en de internationale controle. Hierop moeten we al onze inspanningen richten.
13. Internationale controle moet in zijn brede betekenis opgevat worden, zonder het te beperken tot het Internationaal Secretariaat. De uitwisseling van publicaties en informatie en de internationale discussies moeten niet verzwakt, maar juist aangewakkerd worden. Kd. P.N. stelt het voor alsof de Internationale Organisatie de Liga belet heeft (!) te werken, vooral dan gedurende de periode waarin het actieprogramma uitgewerkt werd. Hij kan hiervoor niet het minste bewijsstuk aanvoeren. We stellen kd. P.N. voor dat hij alle briefwisseling publiceert (in het Internationaal Bulletin indien nodig), die gewijd werd aan de uitwerking van het actieprogramma en de algemene politiek van de Liga gedurende de voorbije maanden. Wanneer dit werkstuk in goed vertrouwen zou uitgevoerd worden, zou daaruit het enorme belang blijken van onze internationale organisatie en zou het kunnen bijdragen om de volstrekt onjuiste en bevooroordeelde beweringen van kd. P.N. te weerleggen.
14. Het gebrek aan een ideologisch standpunt, van de zijde van de kameraden Bauer en P.N., komt op een pijnlijke manier aan het licht i.v.m. het probleem van de ILP. Bauer was voorstander van het toetreden van de Britse sectie tot de ILP. P.N. kantte zich ertegen, maar na zijn bezoek aan G.B. erkende hij de onjuistheid van zijn oorspronkelijk standpunt. Het is ronduit belachelijk enig ideologisch verschil te willen zoeken tussen de ILP en de SFIO, vooral waar het de Parijse afdeling en de Jongsocialisten betreft. Noch P.N., noch Bauer hebben getracht de verschilpunten uit te leggen die ze op ideologisch gebied zien tussen G.B. en Frankrijk.
Hoe dan ook, de ervaringen die op kleine schaal opgedaan zijn in G.B., zijn zeer leerrijk. De ‘meerderheid’ die zich vastgeklampt heeft aan de ‘organisatorische onafhankelijkheid’, verkeert in een staat van voortdurende interne strijd en verdeeldheid. Sommige leiders hebben de organisatie zelfs verlaten.
De minderheid van haar kant, die wel tot de ILP toetrad, heeft haar interne solidariteit weten te behouden, heeft haar banden met de internationale bolsjewiek-leninisten verstevigd, heeft nuttig gebruik gemaakt van de publicaties van de Amerikaanse Liga en heeft binnen de ILP een ganse reeks successen op haar naam weten te schrijven. Dit is een uitermate leerrijk voorbeeld.
15. Bepaalde kameraden dreigen met een splitsing, wanneer de nieuwe lijn zou aangenomen worden. Dit geeft blijk van een gebrek aan ernst m.b.t. de dingen die ons verenigen, de ideeën tactieken die we gemeen hebben en die uitgewerkt werden gedurende 11 jaar collectieve werkzaamheid op internationaal vlak. We moeten uiteraard alles in het werk stellen om een splitsing te voorkomen, zelfs wanneer het maar zou gaan om een beperkt groepje dat zich terugtrekt. Elke kameraad is voor ons van waardevol belang, daar hij een officier zou moeten worden in het proletarische leger. Het zou echter belachelijk en ons onwaardig zijn wanneer we ons zouden laten afschrikken door een splitsingsdreigement. We hebben meer van dergelijke afsplitsingen gezien en we hebben bemerkt wat ervan terecht gekomen is. Hoezeer onze kameraden ons ook aan het hart liggen, de verdere ontwikkeling van onze organisatie is ons nog onmetelijk dierbaarder. Hier is geen plaats voor enige aarzeling!
(22 september 1934)
1. De zwenking in Frankrijk heeft heftige en lange discussies doen ontstaan. Dit was normaal. We leren door ervaring en onze ervaringen analyseren we d.m.v. de marxistische methode. Enkel de bolsjewiek-leninisten kunnen zich een discussie van deze aard permitteren.
De verwaande typetjes van de SAP, die voorheen een gemene zaak tegen ons maakten met de armzalige De Kadt, spreken vandaag over onze ‘vernietiging’.
We hebben een ideologische traditie. We hebben een scherp omlijnd programma. We geven een scherpomlijnd antwoord op elk vraagstuk. De standpunten van onze secties stemmen voor het grootste deel met elkaar overeen, zonder dat dit tevoren zo geënsceneerd werd. Dit betekent dat we beschikken over getrainde kaders. Wanneer we fronten aangaan met andere organisaties, of wanneer één van onze secties toetreedt tot de Socialistische Partij, dan doen we dit steeds uit naam van onze principes, die hun onweerlegbaarheid bewezen hebben en die we leren toepassen naar gelang de omstandigheden van een bepaald land dit eisen.
2. Onze interne discussies moeten zich nu verleggen van het stadium van de perspectieven, hypotheses en voorstellen, naar het stadium van het analyseren van hun toepassing. We moeten de recente ervaringen van de Franse sectie onder de loep leggen. Deze ervaringen zijn nog niet uitgebreid, maar ze zijn reeds zeer waardevol. Van bij de eerste steppen die afgelegd werden op de nieuw ingeslagen weg bleek, dat de tegenstanders van het entrisme het volkomen bij het verkeerde eind hadden. Om deze reden dienen zij hun argumentatie dagelijks aan te passen en vluchten zij zelf elke verdere discussie. We zwijgen dan nog maar over de ‘onaantastbaren’ die reeds tot de SFIO toegetreden zijn om ons daar te bestrijden.
3. Laten we even nagaan wat deze opposanten, die zich steunden op ideologische en politieke overwegingen, zegden. Nemen we bv. het document dat het standpunt bevat van de meerderheid van de Belgische sectie. We lezen daarin: “hoe valt het met mekaar in overeenstemming te brengen, dat we tot de SP zouden toetreden als onafhankelijke fractie, terwijl we ons eigen vaandel en orgaan zouden behouden? Is, dit niet te voorbarig en laat dit de sterkte van de SP-bureaucratie niet buiten beschouwing? De geschiedenis van de linkse groeperingen leert ons dat de sociaaldemocratische partijen het zich niet langer kunnen veroorloven om revolutionaire fractie in hun schoot te laten opbloeien.” We vragen de Belgische kameraden; hebben jullie het extranummer (nr. 4) van Combat des Jeunes en nummer 220 van La Vérité gelezen? Wanneer de uitdrukking “binnentreden met het vaandel ontplooid” enige betekenis heeft, dan zijn Combat des Jeunes en La Vérité dit ontplooide vaandel. En toch heeft Le Populaire tot viermaal toe een advertentie opgenomen voor La Vérité en het is mogelijk gebleken voor onze kamereden om toe te treden tot de SFIO. Ditzelfde zou onmogelijk zijn in België, Nederland of vele andere landen. Dit kan verklaard worden door de huidige situatie waarin de SFIO in Frankrijk verkeert. De fundamentele fout in het Belgische document bestaat erin dat het de sociaaldemocratie als een abstractie gaat bekijken, onafhankelijk van tijd en plaats, i.p.v. na te gaan wat de reële toestand is van de SFIO. Lees bovenstaande nog een keer over en jullie zullen erdoor overtuigd worden. In het ganse document dat over het entrisme in de SFIO handelt wordt er met geen moord gesproken over de specifieke kenmerken van deze partij of over het stadium waarin ze op dit moment verkeert, vergeleken bv. met de Belgische Arbeiderspartij (BWP).
4. De opposanten zeggen: “Het toetreden tot de SFIO betekent vrijwel automatisch het opgeven van de slogan van de opbouw van de Vierde Internationale.” Lees La Vérité en Combat des Jeunes. Onze sectie ging in de SFIO werken teneinde er te vechten voor de Vierde.
5. Het is ons onmogelijk ook maar de minste verzoening aan de dag te leggen t.o.v. de sociaaldemocratie, als systeem van ideeën en acties. Maar dit systeem van ideeën manifesteert zich in verschillende vormen in de levende organen. In sommige gevallen beginnen die organen te ontbinden en het systeem als dusdanig stort mee ineen. Het wordt vervangen door een strijd tussen verschillende tendensen en deze strijd kan een situatie tot stand brengen die onze onmiddellijke en directe tussenkomst, tot zelfs het organisch toetreden tot de socialistische partij nodig maakt.
6. Het Belgische document heeft enkel oog voor het ‘denksysteem’ en niet voor het levende orgaan van de arbeidersorganisaties. Deze fundamentele vergissing blijkt ook uit de manier waarop de Russische ervaring voorgesteld wordt: “De aanhangers van het entrisme in de SFIO schijnen te vergeten dat de breuk tussen de twee belangrijkste tendensen in de Russische sociaaldemocratie in 1903 plaatsgreep.” Dit argument is mechanisch in methode en foutief wat de inhoud betreft. De auteurs van het document schijnen er vanuit te gaan dat er na de split in 1903 twee absolute entiteiten bestonden, de bolsjewieken en de mensjewieken, die zich in verschillende delen van het heelal ontwikkelden. Dit is pure metafysica. De geschiedenis van de strijd tussen bolsjewieken en mensjewieken is inderdaad rijk aan lessen. Het valt te betreuren dat het document er een eenzijdig, abstract en formalistisch gebruik van maakt.
7. De geschiedenis kwam niet tot stilstand in 1903. De splitsing bleek er te vroeg gekomen te zijn, t.t.z., niet in overeenstemming met de objectieve situatie en de mentaliteit van de massa’s en de bolsjewieken moesten zich tegen het einde van 1906 terug verenigen met de mensjewieken. Meer hier valt het document ons in de rede: “Het is ontegensprekelijk waar dat er onder de druk van de massa’s die eenheid wilden, terug een band tot stand kwam tussen bolsjewieken en mensjewieken in 1906. Naar onze mening moet dit verbond tussen beide fracties van de arbeidersbeweging gelijk gesteld worden met een eenheidsfront”. Het spijt me dat ik het moet zeggen, maar deze voorstelling zet de zaken op hun kop. Het ging niet om een verbond of om een eenheidsfront, maar om een fusie tussen twee partijen, bevestigd door het congres van Stockholm; in 1906. Deze verenigde partij, die echter trilde van de fractiestrijd, bleef 6 jaar bestaan, dus tot 1912. Waaruit vloeit de vergissing voort? Uit het feit dat de auteurs van het document niet in staat blijken te begrijpen dat de twee absoluut onverzoenlijke “essenties” (na de splitsing in 1903) terug naar elkaar toe konden groeien en binnen dezelfde partij konden blijven bestaan. De geschiedkundige vergissing is het gevolg van de metafysische methode die toegepast werd.
8. Men probeert ons af te schrikken door te voorspellen dat “de stalinisten ons entrisme voluit zouden uitbuiten” (in het Belgische document). We antwoordden hierop: “De stalinisten, die verbroederen met de socialistische bureaucratie, kunnen ons nu niet beschuldigen van verraad of capitulatie, althans niet voordat ze nieuwe orders gekregen hebben”.
De feiten hebben ons in het gelijk gesteld. Natuurlijk vallen de stalinisten ons aan; niet omdat we de handlangers van het reformisme zouden zijn, maar omdat we de ‘vernielers’ van de SP zouden zijn. Ze waarschuwen de Jongsocialisten “kameraadschappelijk” tegen onze duivelse praktijken (L’Avant-Garde). Dit betekent dat het de stalinisten zijn, die optreden als helpers en lakeien van de reformistische bureaucratie. Zij zijn zeker niet degenen die gerechtigd zijn op te treden als revolutionaire aanklagers. Wanneer iemand nog zou twijfelen over de correctheid van onze zwenking, dan kan die gemakkelijk overtuigd worden door de stalinistische pers erop na te slaan.
9. Wie speelt er revolutionaire aanklager? De bordigisten en co. Maar met hen hebben we vlug afgerekend. Ze spreken enkel in de naam van de eeuwigheid. Ze beschouwen zichzelf nog steeds (als ik het goed heb), als fractie van de Derde Internationale. Dit betekent in het geheel niets. Ze kunnen zichzelf evengoed beschouwen als fractie van het Leger des Heils.
Het is echt woordverspilling om ook maar de minste aandacht te besteden aan deze vroegrijpe lijken. De ideeën, betrachtingen en kritiek van gelijk welk lid van de Socialistische Jonge Wacht (SJW) van België, is honderd keer waardevoller voor onze oriëntering, dan de geleerde nonsens die in Bilan uitgekraamd wordt.
10. Waar het op aan komt is het bestuderen van ervaringen. De socialistische jeugd van Frankrijk heeft onze kameraden en hun Combat des Jeunes met open armen ontvangen. Ze hebben hen de organisatorische ouderdomsrechten toegekend op basis van hun banden met de leninistische jeugd. Het bureaucratisch apparaat heeft deze beslissing ongeldig verklaard, daar ze strijdig zou zijn met de statuten. De secties van de socialistische jeugd moesten zich beperken tot een protestresolutie. Dit betekenisvol feit toont aan dat het standpunt dat de meerderheid van de Liga had omtrent de relaties tussen het apparaat en de basis, met de werkelijkheid overeenstemmen; tenminste voor wat de jeugd betreft.
11. Betekent dit dat iedereen nu overtuigd is? Verre van! Niet weinig moeilijkheden zijn het gevolg van de intriges en de laster die door onevenwichtige elementen van de minderheid rond gezaaid worden, om de Liga zwart te maken in de ogen van de socialisten. Maar daar ligt het probleem niet. Deze mensen, die van het ene uiterste in het andere vallen, bewijzen enkel hun leegheid en rangeren zichzelf uit.
Er zijn belangrijker zaken die zich tegen ons kunnen keren. De situatie in en rond de SFIO kan veranderen. De bureaucratie kan radicale acties ondernemen om van ons af te geraken. Zelfs wanneer dit morgen reeds zou gebeuren, dan nog zouden we reeds belangrijke winsten kunnen vaststellen: de Liga heeft zich georiënteerd op de massa’s; de vooroordelen van een zelfgenoegzaam en onvruchtbaar sektarisme zijn ontkracht; de banden zijn gelegd met de beste socialistische elementen; onze publicaties kennen een ongekend grote circulatie en zijn tot nieuwe lagen doorgedrongen. Wat meer is: onze jongeren hebben als socialisten, voor het eerst de gelegenheid gekregen met de stalinisten in contact te treden en met hen “te discussiëren op kameraadschappelijke manier”. En dit ondanks het feit dat de “substanties” bolsjewisme en mensjewisme onverzoenlijker tegenover elkaar staan dan ooit.
12. Hoe dan ook, de uitsluiting staat niet op de dagorde. We moeten werken en onze wortels uitslaan. Om dit te bereiken moeten we ons niet wenden tot de ‘ultralinkse’ conservatieven, moeten we ons niet rechtvaardigen t.o.v. de hysterische beschuldigingen van mensen die alle evenwicht en verantwoordelijkheidszin verloren hebben, maar spreken in een taal die begrijpelijk is voor socialisten en niet-partijleden, die een uitweg zoeken uit de impasse.
13. Onze Zwitserse sectie schrijft ons dat de 400 leden van de Socialistische Jeugd van Zürich hen voorgesteld hadden, na een reeks onderhandelingen, politieke en theoretische discussies, om als een bolsjewiek-leninistische fractie in hun organisatie te werken, waarbij ze de garantie kregen over volledige vrijheid van handelen te beschikken, plus een plaats in de leiding en een plaats in de redactieraad. Kunnen we deze voorwaarden aanvaarden?
Wanneer de voorwaarden volledig weergegeven zijn bestaat er maar één antwoord: we moeten in de Socialistische Jeugd gaan werken. Het zou een vergissing zijn, erger nog: een misdaad en het ergst van al: sektaire waanzin, indien we dit niet deden!
Al onze secties moeten zich niet alleen buigen over de verwijderde ervaring van de strijd tussen bolsjewisme en mensjewisme in Rusland, maar ook over de levende ervaring van de Franse Liga en het voor en tegen ervan afwegen door de bevestiging ervan in de realiteit na te gaan. Elke sectie zal er waardevolle lessen uit trekken. Het gaat er niet om dezelfde procedure toe te passen onder verschillende omstandigheden, maar wel te leren hoe men vooruitgang kan maken op nationale en zelfs lokale basis. Elke sectie moet nauwlettend alle organisaties, groepen en lagen van het proletariaat blijven volgen, teneinde in te zien hoe we op tijd moeten tussenkomen en op welke manier we onze ideeën d.m.v. realistische middelen moeten propageren.
(12 augustus 1935)
Aan het Nationale Comité Workers Party of the U.S.
Waarde Kameraden,
Ik vermelde in mijn eerste brief dat op het ogenblik van de Franse “zwenking”, een brede meerderheid van de Europese secties zich daartegen verzette. Maar de opgedane ervaring daarmee is zo welsprekend en aangrijpend geweest, dat sindsdien een ruime meerderheid van onze kameraden van de juistheid van de zwenking overtuigd geraakt zijn. De groep rond Naville is niet enkel tot de SFIO toegetreden, maar ze heeft zich ook terug aangesloten hij het bolsjewiek-leninistische kamp. De eenheid van de voormalige Liga is ten volle hersteld, wanneer we de onbeduidende groep van L’Huiller niet meerekenen. Nochtans is het niet de nieuwe vereniging van de vroegere Liga die van belang is, maar de nieuwe rol die ze speelt. Vertrekkend als propagandagroep, met zo’n tweehonderd leden, de jeugd inbegrepen, heeft ze zichzelf veranderd in een revolutionaire factor die een directe en indirecte invloed uitoefent op de arbeidersbeweging van het land. Men kan zonder overdrijven stellen dat het gewicht dat onze Franse sectie in de schaal legt, in de Franse arbeidersbeweging, veel groter is dan het gewicht dat de Nederlandse of Amerikaanse partijen in de schaal kunnen werpen in de arbeidersbeweging van hun respectieve landen. Dit betekent dat er vooruitgang geboekt is in Frankrijk. De situatie is niet enkel kwantitatief, maar ook kwalitatief veranderd.
Het lot van gans Europa en tot op zekere hoogte van gans de wereld, wordt op dit moment beslist in Frankrijk. Dit objectief gegeven verdubbelt en verdrievoudigt het belang van het werk dat onze Franse sectie levert. Wat is de elementaire plicht van alle andere secties? Ze moeten hun volle aandacht besteden aan de activiteiten van de bolsjewiek-leninistische groep in Frankrijk; er solidair mee zijn en ze van hulp zijn met morele en financiële steun. Deze internationale plicht is des te urgenter, in het licht van het feit dat de reformistische bureaucratie, hand in hand met de stalinistische kliek (die voor dit doel geld noch moeite spaart) van wal gestoken is in een strijd die tot doel heeft de bolsjewiek-leninistische groep uit te schakelen. Een nieuw hoofdstuk begint. Dit jaar van werken in de SFIO opent nieuwe mogelijkheden om tot een onafhankelijke revolutionaire partij te komen. Alle kameraden van de groep gaan hiermee akkoord. Het is natuurlijk noodzakelijk te weten hoe men moet handelen en schipperen teneinde een onafhankelijke partij te starten in de meest gunstige omstandigheden. Dit is de taak die we in de komende periode onder ogen zullen moeten nemen.
Nu, i.p.v. onze Franse sectie met alle kracht te steunen, houdt de Oehler-groep zich bezig met onze Franse kameraden te kleineren, te belasteren en de zaken verkeerd voor te stellen. Ik wil de atmosfeer waarin de discussies in de WP gevoerd worden niet ten top drijven, maar ik moet toch openlijk zeggen dat ik de indruk krijg dat de houding van Oehler en zijn geestesgenoten veel weg beeft van de houding van stakingsbrekers.
In mijn brief aan de Poolse kameraden schetste ik in het kort de successen van onze Belgische kameraden (Lesoil). Ik onderstreepte het feit dat de linkervleugel van de socialistische partij over gans het land (met uitzondering van Brussel), onder de invloed gekomen is van onze kameraden, of althans van hun ideeën. Brussel is er de enige stad waar de plaatselijke afdeling van de vroegere Liga onder de invloed van Vereeken stond. Zij bleef ook na de split aan zijn zijde. We staan hier dus voor een voorbeeld dat haast van scheikundige zuiverheid is. In het centrum van Vereekens activiteit is de linkervleugel volkomen in handen gevallen van Dr. Marteau, de stalinistische agent van de BWP (Belgische Werklieden Partij). Kan er een beter bewijs bestaan van de absolute steriliteit van het sektarisme? Terwijl Vereeken hier en daar en met de allergrootste moeite, een handvol jonge intellectuelen en wat geïsoleerde arbeiders kan rekruteren, is de groep van Lesoil (onze sectie) bezig de ontwikkeling van de linkervleugel van de socialistische partij en van de Socialistische Jonge Wacht actief te beïnvloeden.
Hiermee bedoel ik niet dat de Amerikaanse kameraden moeten trachten een exacte kopie na te streven van wat zich in Frankrijk en België afgespeeld heeft. Men kan de verschilpunten in de objectieve omstandigheden met het blote oog onderscheiden. De fusie tussen de beide onafhankelijke organisaties opent voor u grote mogelijkheden. Geen enkele tendens in uw beweging stelt het entrisme voor in de Socialistische Partij. Het is een onderdeel van uw taak als onafhankelijke organisatie om na te gaan op welke manier de ontwikkeling van de linkervleugel in de SP direct en systematisch kan beïnvloed worden. Gedurende de eerste maanden van 1917 vertegenwoordigde de bolsjewistische partij een aanzienlijk grotere macht dan de Workers Party dit vandaag doet. Nochtans bleef de bolsjewistische partij constant relaties onderhouden met de linkervleugel en de mensjewistische partij en bij gelegenheid van bv. gemeenteraadsverkiezingen in Petrograd, werden er zelfs gemeenschappelijke lijsten voorgedragen met de linkse mensjewieken (de Larin-groep). Tezelfdertijd bleef ik, in overleg met Lenin, in de organisatie van de Internationalisten, teneinde hen als geheel tot een fusie met de bolsjewieken te bewegen. In 1917 (juli) kwam een fusiecongres bijeen. In april sprak Lenin op het congres van de mensjewieken. Op het fusiecongres van juli bracht een vertegenwoordiger van de linkervleugel van het mensjewiekencongres een gelukwensenspeech e.d. De bolsjewistische onverzoenlijkheid is onverbrekelijk verbonden met een begrijpen van de echte processen die zich afspelen in de arbeidersorganisaties, de handigheid om dit proces te beïnvloeden en de soepelheid om zich op een bepaalde manier te gedragen t.o.v. groepen en individuen.
In schril contrast daarmee staan de sektaire groepen, die ieder hun eigen arbeidersbeweging willen. Door het herhalen van een aantal slogans denkt hij de kracht te krijgen om een ganse klasse rond zich te verenigen. Maar i.p.v. het proletariaat te betoveren, eindigt hij altijd bij de demoralisering en het uit elkaar vallen van zijn eigen kleine sekte.
Ik kan van hieruit geen oordeel vormen over de praktische koers die gevaren moet worden t.o.v. de socialistische partij en de stalinisten. Vanuit Europa zie ik helaas minder van wat er in Amerika gebeurt, dan kd. Oehler, die van Amerika is, van Europa schijnt af te weten. Dat is de reden waarom ik voorzichtig wens te blijven met het geven van raad, eerder dan dat zou blijken dat die raad achteraf bekeken toch niet zo wijs was. Maar ik ga volledig akkoord met de kameraden Cannon en Shachtman wanneer ze stellen dat een leninistische politiek t.o.v. de SP en haar linkervleugel “niet mag uitgestippeld worden in een atmosfeer van hysterie omtrent het niet bestaande gevaar dat het nuchter in beschouwing nemen van de dynamiek van de ontwikkelingen binnen de SP, de voorbereiding inhoudt van een capitulatie tot die SP”.
Ik heb met volle aandacht de notulen van uw plenum gelezen en met afschuw heb ik de passage over uw controlecommissie gelezen. Er gaat een beetje een nachtmerrieachtige sfeer vanuit, wanneer men de verdachtmakingen en geruchten leest, die gericht zijn tegen kameraden die reeds lange tijd gevochten hebben voor de ideeën van de revolutionaire arbeidersstrijd. Dergelijke methodes kunnen de partij verlammen en demoraliseren, tenzij er door allen een einde aan gesteld wordt. Hoe komt het dat de kameraden Oehler, Stamm en anderen hun toevlucht nemen tot zulke middelen? We hadden in Frankrijk een gelijkaardig geval met Bauer, die niet tevreden was met het voeren van een politieke strijd tegen de “zwenking” en die plots een onuitputtelijke bron werd van verdachtmakingen, beschuldigingen en ongelooflijke laster gericht tegen ons allen. Nochtans was hij een eerlijke en degelijke man, die zich volledig gewijd had aan het socialisme. Het is zijn ongeluk dat hij een zieke sektair is. Dergelijke man kan kalm en vriendelijk blijven, zolang het leven van de organisatie zich afspeelt in een vriendenkringetje. Maar o wee wanneer de gebeurtenissen een radicale verandering aan de orde van de dag brengen! De sektair herkent zijn wereld niet meer! De ganse werkelijkheid schijnt zich tegen hem te keren en de feiten schijnen met hem de spot te drijven. Hij keert ze dus de rug toe en voedt zich verder met geruchten, verdachtmakingen en fantasieën. Hij wordt een bron van laster, hoewel hij in de grond geen lasteraar is. Hij is niet oneerlijk. Hij ligt enkel hopeloos overhoop met de werkelijkheid.
De kameraden Weber en Glotzer beschuldigen de Cannon-groep ervan te ruw en te bureaucratisch op te treden tegen Oehler. Ik kan me over deze beschuldiging geen opinie vormen daar ik niet in de gelegenheid was de strijd te volgen. Hypothetisch kan ik me de mogelijkheid van een zekere overhaasting bij sommige leidende kameraden voorstellen. Het zou natuurlijk een vergissing zijn een oppositiegroep organisatorisch te liquideren, zonder dat de meerderheid van de partij de kans gekregen heeft ten volle de onstandvastigheid en steriliteit van zulke groep te begrijpen. De leiders zijn vaak al te ongeduldig om een hindernis te verwijderen die de activiteit van de partij belemmert. In dergelijke gevallen kan en moet de partij de voorbarigheid van de leiding corrigeren, daar het niet enkel de leiders zijn die de partij opvoeden, maar ook de partij die de leiders vormt! Hierin ligt de heilzame dialectiek van het democratisch centralisme.
Maar de kameraden Weber en Glotzer zijn beslist verkeerd wanneer ze de ‘vergissingen’ van Oehler en die van Cannon op dezelfde lijn plaatsen. Sektarisme is een kanker die de activiteit van de WP bedreigt, die de partij verlamt, de discussies verstikt en moedige stappen voorwaarts in het leven van de beweging, belet. Ik hoop dat een heelkundige ingreep niet nodig blijkt, maar net om uitsluitingen te voorkomen is het nodig genadeloos uit te halen naar de Oehler-groep, wanneer dit de goedkeuring wegdraagt van de meerderheid van de partij.
Dit is de eerste voorwaarde voor alle mogelijke toekomstige successen van de Workers Party. We verkiezen allemaal dat ze onafhankelijk blijft, maar ze moet eerst en vooral onafhankelijk blijven van de kanker die haar ingewanden aanvreet.
Kameraadschappelijk,
Leon Trotski
(Uittreksels uit een brief van 30 december 1935)
Waarde Kameraden,
... Het is nutteloos de analyse verder te zetten van de voorwaarden die aanwezig waren op het ogenblik van de voltooiing van het entrisme in de SP. Niet enkel omdat we de concrete situatie van de arbeidersbeweging in uw land aan een gedetailleerde kijk moeten onderwerpen, maar ook (en vooral) dat het werk wan de bolsjewiek-leninisten in reformistisch-centristische organisaties niet echt afhankelijk is van statutaire bepalingen, maar veeleer van de geest die onze eigen vrienden animeert, van hun beslistheid, innerlijke samenhang en capaciteit om onvermoeid weerstand te bieden aan de demoraliserende centristische invloeden.
Het is net vanuit dit oogpunt dat de Franse ervaringen zulk enorm belang krijgen. De meest toegewijde verdediger van het entrisme in de SFIO was R. Molinier. Op dat ogenblik verdedigde hij deze zwenking reeds o.g.v. opportunistische argumenten (lang leve de organische eenheid, enz.). Nochtans was deze zwenking niet enkel nodig, maar ook heilzaam. Voor het toetreden verkeerde de Franse sectie in een staat van volledige stilstand. De tegenstanders van het entrisme waren net deze elementen die ermee tevreden waren dat de groep passief verder vegeteerde en die zich meer en meer op een opportunistische manier aan het eenheidsfront gingen aanpassen vanuit de zijlijnen. De splitsing en de gevolgen daarvan brachten de politieke resultaten van het toetreden uiteraard schade toe. Desondanks moest iedereen, zelfs de vroegere tegenstanders, toegeven dat de zwenking correct geweest was. De eerste zeven of acht maanden van activiteit van de bolsjewiek-leninisten in de SFIO, waren de meest vruchtbare. Voor het eerst kregen ze de kans hun analyses en slogans voor een breder publiek te uiten, hun marxistische superioriteit t.o.v. hun opponenten uit te testen en hun eigen tactische en organisatorische gebreken te onderkennen. Bovendien konden ze aan nieuw praktisch werk beginnen. Het hoogtepunt werd bereikt op het Mulhouse-congres (juni 1935). Voor de jeugd duurde deze periode van ‘voorspoed’ veel langer en werden er veel grotere resultaten geboekt.
Maar er kwam een keerpunt. De bureaucratie wist het gevaar dat van onze groep uitging perfect te onderkennen. Reeds op het Mulhouse-congres bracht Blum zijn bereidheid tot uiting om tot ‘organische eenheid’ te komen zonder de bolsjewiek-leninisten. Deze waarschuwing schrikte deze kameraden af (Molinier en zijn groep) die, onstuimig geworden door de eerste successen, een perspectief voor ogen hadden van een langgerekte periode van ongestoorde activiteit in de reformistische partij. Het waren ook net deze elementen, steunend op nieuwe bondgenoten en semi-bondgenoten van de rechtervleugel, die een grote invloed begonnen uit te oefenen op de politieke lijn van de ganse groep. Alle waarschuwingen en aansporingen (en dat waren er niet weinig), bleven lange tijd zonder gevolg.
Hierbij kwam nog een andere factor die van beslissend belang was: de oorlogsdreiging. De sociaalpatriottische golf, die grotendeels aangewakkerd werd door het verraad van de stalinisten, maakte het voor het SFIO-apparaat mogelijk om een tienvoudige druk uit te oefenen op de linkervleugel. Zyromski, die aan het hoofd stond van de traditionele linkervleugel, was erin geslaagd samen te werken op een sociaalpatriottische basis i.v.m. de oorlog, met de mensjewiekenleider Dan. Tezelfdertijd was hij de publieke verdediger van het stalinisme, binnen de rangen van de SFIO. Na verscheidene aarzelingen (hij verklaarde bv. een keer dat “de strijd tegen het trotskisme het kenmerk was van een reactionaire tendens”), openbaarde de linkse centrist Marceau Pivert zichzelf als SAPist, d.w.z. als de meest verstokte vijand van de bolsjewiek-leninisten. Hij bood het platform voor de leidende sociaalpatriottische kliek. Bij monde van haar Radicale Vrienden, liet de burgerij aan M. Blum weten dat ze over onderwerpen als oorlog en vrede geen grapjes kon dulden. Blum zelf bracht de boodschap over aan de linkervleugel. Op het congres van Rijsel, in 1935, begon de uitsluiting van de bolsjewiek-leninisten.
Op dat ogenblik, of vroeger reeds, had onze groep moeten begrijpen dat er geen magische trucjes bestonden tegen het afwentelen van de gecombineerde aanval van de bourgeoisie en het sociaalpatriottische apparaat. Het enige wachtwoord was: een meedogenloos revolutionair offensief tegen de verraderlijke apparaten, onder het banier van de Vierde Internationale!
Wanneer deze politieke lijn, die de enige correcte geweest ware, zes maanden geleden en zonder aarzeling toegepast was, dan zou de Franse sectie er vandaag beter voorgestaan hebben dan ooit tevoren. Helaas was dit niet het geval. Net op dit beslissende ogenblik won de opportunistische groep rond Molinier een door en door verderfelijke invloed: ze beriep zich op de psychologische inertie van de periode die al lang vervlogen was, ze riep op tot het doen van toegevingen en bezwoer dat er bepaalde aanpassingen moesten gebeuren, tenslotte beging deze groep openlijk verraad. Slechts op dit ogenblik aangekomen, slaagde de meerderheid erin terug haar positieven bij elkaar te krijgen.
Instinctief had de jeugdgroep een onverzoenlijker lijn gevolgd sinds het congres van Rijsel; een lijn die ongetwijfeld veel juister was. Maar ze werden systematisch gesaboteerd en gedemoraliseerd door de groep van Molinier.
Nu hebben we het einde van deze tweede periode bereikt. Het is nog steeds onmogelijk een juiste balans op te stellen. Maar één ding kan met absolute zekerheid gesteld worden: ondanks twee afsplitsingen (één bij het toetreden en één bij het uittreden), ondanks grote vergissingen en aarzelingen, heeft de groep de SFIO periode toch afgesloten met grote en ontegensprekelijke winsten. De groep is in omvang toegenomen, ze beschikt over een aanzienlijke jeugdsectie, ze leerde hoe men een weekblad produceert en wat nog het belangrijkste van al is: ze deed praktische ervaring op.
Al onze kameraden kunnen belangrijke lessen trekken uit de Franse ervaringen:
a) het entrisme in een reformistisch-centristische partij moet niet noodzakelijk van lange duur zijn. Het betreft een stadium dat onder bepaalde omstandigheden beperkt kan blijven tot een zekere periode.
b) de crisis en de oorlogsdreiging hebben een dubbel effect: in de eerste plaats worden er condities geschapen onder dewelke het entrisme in het algemeen, mogelijk wordt. Maar anderzijds dwingt het de krachten van het heersende apparaat (na vele felle schommelingen) hun toevlucht te nemen tot het uitstoten van de revolutionaire elementen. (Net zoals de heersende klasse na lange weifelingen haar toevlucht moet nemen tot het fascisme).
c) entrisme op dit moment, één jaar na Frankrijk — en wat een jaar — zou betekenen dat het niet van lange duur zou kunnen zijn. Maar dit doet niets af aan het belang van het toetreden: in een kort tijdsbestek kunnen reeds belangrijke winsten gemaakt worden. Hetgeen vereist is, vooral in het licht van de Franse ervaring, is dat we ons bijtijds bevrijden van illusies, dat we bijtijds onderkennen wanneer de bureaucratie een beslissende inval tegen de linkervleugel ontketent en dat we er ons tegen verdedigen, niet door toegevingen te doen, ons aan te passen of verstoppertje te spelen, maar wel door een revolutionair offensief te ontketenen.
d) Wat hoger gezegd is sluit in het geheel niet uit dat we de taak hebben ons ‘aan te passen’ aan de arbeiders die in de reformistische partijen zitten. We moeten hen nieuwe ideeën bijbrengen in hun eigen taal. We moeten deze kunst zo snel mogelijk onder de knie krijgen. Maar men moet onder het voorwendsel van het in contact treden met de basis, geen toegevingen doen aan de top-centristen en linkse centristen (zoals de SAP, die zich in naam van de “massa’s” ter aarde werpt voor de reformisten).
e) besteedt de meeste aandacht aan de jeugd!
f) de meest beslissende voorwaarde tot het succes, gedurende dit nieuwe hoofdstuk, is nog steeds de sterke ideologische cohesie en scherpzinnige aandacht t.o.v. onze volledige internationale ervaringen.
Trotski
1. C.: Moet de M.G. zich uitspreken voor of tegen het toetreden van de KP tot de LP?
T.: Deze vraag wordt pure schoolvosserij en blijft zonder betekenis wanneer men de kleine omvang, zwakheid en gebrek aan enig duidelijk perspectief van de groep zelf in aanmerking neemt. Wat de houding van de groep ook moge zijn, het blijft essentieel dat men het toetreden van de KP kritisch steunt en dit om twee redenen: 1° wanneer we onze steun weigeren dan komen we in conflict met het verlangen van de massa’s om tot eenheid te komen; 2° de vergissingen en het onvermijdelijke verbond van de KP met de Labour Party-bureaucratie, zullen ons in de gelegenheid stellen hun beste elementen voor ons te winnen. Maar dit kan enkel gebeuren wanneer we zelf in de LP aanwezig zijn. Rond deze zin draait het ganse probleem. Wanneer die genegeerd wordt dan is alle verdere speculatie van metafysische aard en heeft het niets meer gemeen met het marxisme.
2. C.: Wie heeft er volgens u gelijk i.v.m. het probleem van het groepsperspectief — Cooper of Matlow?
T.: Naar mijn mening is Matlow voor de volle honderd percent correct. Gezien de internationale situatie kan het niet anders of de ontwikkeling van Engeland houdt gelijke tred met die van de rest van Europa. Dit zal in de nabije toekomst aanleiding geven tot een stakingsgolf, die de laatste nagel in de doodskist van de ILP zal drijven. De ILP is geen massa maar slechts een propagandaorganisatie en daar hun propaganda centristisch is en niet revolutionair, zal dit stervend lijk volledig ontbinden wanneer de arbeidersklasse in beroering komt. Ik ben van mening dat de rigide, formalistische positie van het Cooperblad, totaal geen enkele band heeft met het marxisme. Het geeft uiting aan een volkomen gebrek aan begrip van wat de klassenstrijd eigenlijk is. De idee om in de ILP te blijven voor een nog langere tijd, om er een paar weifelaars te overtuigen is ronduit belachelijk, wanneer men nagaat dat de KP op hetzelfde moment bezig is zich met grote snelheid te vestigen in de massaorganisaties. We zullen deze weifelaars in de ILP slechts winnen door aan entrisme te doen in de LP en daar effectief werk te verzetten. De weifelaars die in de ILP blijven zullen deze organisatie verlaten wanneer zij nog verder in verval geraakt. In hun poging een nieuwe oriëntering te vinden zullen ze zich onvermijdelijk tot ons in de LP moeten wenden (indien we er juist werken welteverstaan). Het argument dat er nog steeds een aantal elementen te winnen zijn in de ILP is puur formalisme, want voor elkeen die we in de ILP kunnen winnen zijn er honderd in de LP die te overtuigen zijn. Het argument dat we erin kunnen slagen het apparaat van de ILP over te nemen is in het beste geval louter hypothetisch en zelfs indien het ons zou lukken zou het een jarenlange strijd vergen gezien de bureaucratie die er zich in genesteld heeft. We hebben geen eeuwigheid de tijd. We zijn te vrijgevig met onze tijd, die ons nochtans zeer kostbaar is. We zijn niet rijk genoeg om er zo lichtzinnig mee om te springen. De ervaringen in de Belgische en Franse sectie tonen de mogelijkheden aan die zich binnen de massale reformistische partijen bevinden. Wanneer we dat perspectief niet aanvaarden, dan zullen we er in G.B. nooit in slagen een revolutionaire rol van enige betekenis te spelen.
3. C.: We hebben de gelegenheid gemist om ter gelegenheid van het referendumvraagstuk af te splitsen, welk onderwerp moeten we aangrijpen om onze splitsing met de ILP te rechtvaardigen.
T.: het is nodig een politiek onderwerp aan te grijpen, dat begrijpelijk is voor brede lagen van de arbeidersbeweging. Het zou volkomen zinloos zijn om een strijd te beginnen omtrent het bestaan van wettige groepen binnen de ILP. Ik kan van op deze afstand slechts enkele suggesties maken. Het zou een mogelijkheid zijn om het standpunt betreffende de revolutionaire opstand, zoals dat door ons congres aangenomen werd en zoals dat reeds in het Franse blad afgedrukt werd te gebruiken; beter nog ware het een strijd te beginnen over het vraagstuk van de aansluiting van de ILP bij de LP. Dit probleem moet onmiddellijk en met de grootste kracht naar voor gebracht worden.
4. C.: Moet de groep voorwaarden stellen bij de toetreding van de ILP tot de LP?
T.: Voor dit soort ridderlijkheid is er geen plaats in de politiek. De ILP-bureaucratie heeft onze groep buiten de wet gesteld en ons blad verboden. Het zou dus nogal belachelijk overkomen wanneer wij zouden gaan strijden voor privileges t.o.v. de ILP. Het is onze plicht in de LP te geraken, met of zonder de ILP en zo snel mogelijk. Het is voor mij onmogelijk om van op zulke verre afstand het juiste onderwerp en de tijd die de splitsing in beslag mag nemen te bepalen, maar wanneer we in gedachten houden dat de tijd kostbaar is en het onderwerp uitermate dringend, dan zullen we niet zo fel fout kunnen gaan. De suggestie om als tijdslimiet het volgende jaarcongres van de ILP in april te nemen, komt mij onbegrijpelijk voor. De Europese situatie evolueert zo snel, dat de geschiedenis zeker niet zal wachten tot de volgende ILP-conferentie.
5. C.: Moeten we tot de LP toetreden en hoe moeten we er werken?
T.: Gezien de zwakheid van de M.G. kan het nodig blijken om er als individuen tot toe te treden en er twee tot drie maanden door te brengen met het verkennen van de mogelijkheden. Het belangrijkste is: erin geraken. Wanneer dit gebeurd is zullen de gelegenheden zich snel bloot leggen. Het is duidelijk dat, ongeacht de manier van toetreden, we een geheime fractie zullen hebben van bij het begin. Onze acties die daarop volgen zullen afhangen van de vooruitgang die we maken binnen de LP. Het is van belang dat we ons in het begin niet al te zeer blootstellen aan aanvallen van de LP-bureaucratie, waardoor we uitgestoten zouden worden zonder aan sterkte gewonnen te hebben. Onze eerste aanvallen moeten gericht zijn tegen de onstandvastigheid van de centristen en niet tegen de bureaucratie. Maar dit alles zal afhangen van hetgeen we vinden eens we toegetreden zijn. Het is duidelijk dat we de kwestie van de Vierde Internationale niet meteen kunnen te berde brengen. De geschiedenis zal ons van de gelegenheid voorzien om dit onderwerp op te werpen. De kwestie van de Vierde is voor de Britse massa’s van vandaag, geen brandend onderwerp. Wanneer we een revolutionair standpunt innemen t.o.v. de onderwerpen die de massa’s op dit moment bezighouden, dan zullen we onvermijdelijk evolueren naar het moment dat we met de Vierde op de proppen kunnen komen. We moeten ons ten allen prijze in acht nemen tegen zowel sektarisme als opportunisme. We moeten onze vinger constant op de pols van de massa’s houden. We moeten goed begrijpen dat, naargelang de situatie evolueert, het doen van revolutionair werk steeds gevaarlijker wordt. We zullen beter beschermd zijn wanneer we ingeburgerd zijn in de brede lagen van de Labour Party, dan wanneer we nog aanwezig zouden zijn in het rottende kadaver van de ILP; indien er tegen die tijd nog een kadaver van over is. Het is ongetwijfeld correct om nog een paar kameraden achter te laten in de ILP, die er verder aan fractiewerk kunnen doen. Wanneer we tot de LP toetreden kan vlug de nood groeien tot het naar voor schuiven van één of twee van onze beste sprekers, die ons volledig revolutionair standpunt zouden moeten vertolken. Ze zullen zich daarbij vrijwillig dienen bloot te stellen aan uitsluiting. Maar een aantal ‘martelaren’ zijn altijd nuttig voor elke beweging. Deze uitgesloten kameraden zouden vlug nieuwe werkterreinen kunnen ontginnen; bv. in de Leninclub.
6. C.: Denkt u dat de idee van de Leninclub, zoals die uitgewerkt is door de ILP-groep, nuttig zou kunnen zijn in ons toekomstig werk in de LP?
T.: Dat zal afhangen van de concrete situatie die we vinden in de LP, maar van hieruit bekeken lijkt het mij dat het nuttige diensten zou kunnen bewijzen. Maar opdat het van enig nut zou kunnen zijn, moet deze club onder de democratische controle gebracht worden van alle bolsjewiek-leninisten, en niet enkel van de ILP-groep. Iets anders zou op puur sektarisme uitdraaien.
7. C.: Moet het blad, zoals dat door James voorgesteld wordt, het onafhankelijke orgaan worden van de bekende trotskisten in de politieke organisaties zoals de LP, of moet het een orgaan zijn van de Leninclub, zonder enige partijbanden?
T.: Dat valt moeilijk te zeggen, daar het zal afhangen van de objectieve omstandigheden. In elk geval moeten we in de eerste plaats pogingen ondernemen om samen te smelten met de Groves-Dewar-groep, teneinde de Red Flag te kunnen gebruiken. Ik heb uit de uitleg van kameraad Collins begrepen dat eerdere pogingen om deze groep te benaderen op niets zijn uitgelopen. Wanneer daar geen verandering in zou komen wanneer we in de LP aan het werk zijn, dan moeten de aanhangers van de Groves-Dewarg-roep goed begrijpen dat we voor de volle 100 % achter hen staan. De kans is dan groot, wanneer de twee leiders van deze groep hun afwijzende houding zouden handhaven, dat hun aanhang naar ons overloopt. Wanneer zou blijken dat we er niet in geslaagd zijn om de Red Flag te redden als blad van onze tendens, dan moeten we nagaan wat het best is m.b.t. ons werk: een onafhankelijk Leninclub-orgaan of een blad van de groep in de LP. Ik denk niet dat dit een prioritair probleem is, daar de stalinisten toch de band zouden openbaar maken die er dan zou bestaan tussen het Leninclub-blad en onze groep, We kunnen deze strategie van de stalinisten zonder enige twijfel bij voorbaat ontzenuwen. Net zoals de Labourbureaucratie optreedt als politieapparaat van het kapitalisme in de arbeidersbeweging, speelt de KP-bureaucratie de rol van politieorgaan van de Labourbureaucratie. De ontmaskering van de LP en KP-bureaucraten zal ons van een ideale gelegenheid voorzien om de basis van de KP voor onze ideeën te winnen. De vragen omtrent het blad en de Leninclub blijven echter volkomen formalistisch en onwerkelijk zolang we ons buiten de LP, in een geïsoleerde positie bevinden.
8. C.: Wat moet onze houding zijn t.o.v. de Vredesraden?
T.: Het probleem van de Vredesraden vertoont enige gelijkenis met dat van het volksfront. In Frankrijk bv., vertellen we de arbeiders dat het volksfront verkeerd is. Terwijl de arbeiders het steunen zeggen we hen, dat we perfect bereid zijn loyaal samen te werken met de organisaties van de werkende klasse, maar dat we weigeren, onder gelijk welke voorwaarden, om iets te maken te hebben met de bourgeoisdeelnemers aan het volksfront. We gillen niet van “Weg met het volksfront!”, zeker niet op dit ogenblik, daar we niets hebben om het te vervangen. Evenzo kunnen we het ons niet veroorloven onze rug te keren naar de Vredesraden, en zeggen van “weg met de Vredesraden”, daar er op dit moment geen revolutionaire partij bestaat, die een duidelijke leiding zou kunnen geven in het probleem van oorlog en vrede. In deze analogie schuilt er echter ook een fundamenteel verschil. Om te beginnen is er het probleem van de staatsmacht in een revolutionaire situatie. Anderzijds is er het probleem van het gebruiken van de bestaande comités, zolang ze gesteund worden door de massaorganisaties van de werkende klasse. Daarom is het nodig om daar waar mogelijk, vertegenwoordigers te krijgen in deze Vredesraden, en onze aanvallen in het begin te richten tegen zekere bourgeoisdeelnemers ervan (wie dit zullen zijn hangt af van de manier waarop de arbeiders reageren op onze propaganda). Het is natuurlijk vanzelfsprekend dat de allereerste taak van revolutionairen in gelijk welke massaorganisatie erin bestaat, om te eisen dat ze democratisch gecontroleerd wordt door de arbeiders. De agitatie die daar rond zal gevoerd worden, zal ons een gelegenheid geven om de KP-bureaucraten aan te vallen, die op eigen houtje uitnodigingen sturen tot deelname aan de raden, naar zogenaamde progressieve bourgeoisfiguren. Door de leidende bourgeoispacifisten en vervolgens de deelname van alle burgerlijke elementen een te vallen, zullen we onvermijdelijk tegen de kar rijden van de LP en KP-bureaucraten, die een klassencollaboratiepolitiek voeren. We kunnen vervolgens tegen de arbeiders zeggen: “We hebben onze verschilpunten met de kameraden Morrison, Pollitt en Lensbury, maar we zijn bereid loyaal met hen samen te werken. Zij bedreigen ons echter met uitsluiting, omdat we weigeren samen te werken met openlijke klassenvijanden”. Dit zal tot gevolg hebben dat de LP en KP-bureaucraten de volle verantwoordelijkheid zullen te dragen hebben voor de openlijke klassensamenwerking, t.o.v. de arbeiders. Wanneer op deze omstandigheid correct ingespeeld wordt, zullen niet enkel de bureaucraten gediscrediteerd worden, maar ook de idee van de Vredesraden. Maar eerst en vooral is het nodig erin te geraken.
9. C.: Hoe moeten we reageren t.o.v. de belangrijke koloniale probleemstelling, die we tot nu toe volledig genegeerd hebben?
T.: Een grondige studie van de eerste vier congressen van de Komintern is essentieel. Vervolgens kunnen de algemene standpunten van de Vierde Internationale als algemene richtlijn gelden, maar de concrete toepassing ervan zal afhangen van de specifieke situatie.
10. C.: Is het in dit stadium ook maar enigszins mogelijk om zich een onafhankelijk bestaan buiten de massaorganisaties in te denken?
T.: Het feit dat Lenin er niet voor terugdeinsde om in 1905 van Plechanov af te splitsen en verkoos een kleine geïsoleerde groep te blijven, werpt totaal geen gewicht in de schaal. Dezelfde Lenin bleef tot 1912 in de sociaaldemocratie en drong er in 1920 op aan dat de Britse KP zou aansluiten bij de LP. Voor een revolutionaire partij is het onder alle omstandigheden nodig dat ze onafhankelijk blijft, maar een revolutionaire groep van een paar honderd kameraden is nog geen revolutionaire partij en zij kan op het huidige ogenblik het meest efficiënt werken als oppositiegroep tegen de sociaalpatriotten in de massapartijen. Wanneer men de acute internationale situatie in acht neemt, is het absoluut noodzakelijk om in de massaorganisatie te blijven, daar er de mogelijkheid aanwezig is om er aan revolutionair werk te doen. Elke andere opvatting zou gelijk zijn aan een steriel, sektaire en formalistische opvatting van het marxisme.
Zomer 1936
Dit boek werd geschreven in 1920, in een wagon van een militaire trein, in een periode dat de vlammen van de burgeroorlog hoog oplaaiden. Deze omstandigheden moet de lezer in gedachten houden, wanneer hij niet enkel het basismateriaal, maar ook de hardvochtige toespelingen en de algemene grondtoon waarin het geschreven is, ten volle wil begrijpen. Om reden van de continuïteit heb ik de titel van het boek behouden, die het droeg bij de eerste Engelse uitgave: “De verdediging van het terrorisme”. Maar er moet dadelijk bij gezegd worden dat deze titel, die er door de oorspronkelijke uitgevers en niet door de auteur aan gegeven is, te breed is en aanleiding kan geven tot misverstanden. We hebben helemaal niet de bedoeling het “terrorisme” als dusdanig te verdedigen. Methodes van dwang en terroriseren, tot en met het fysieke uitschakelen van tegenstanders, hebben tot nog toe (en ze blijven dit doen) oneindig veel meer de zaak van de reactie (vertegenwoordigd door de voorbijgestreefde heersende klasse) gediend, dan wel deze van de historische vooruitgang (vertegenwoordigd in de werkende klasse). De jury van moralisten, die ‘terrorisme’ van welke aard ook verwerpen, hebben zich in werkelijkheid gefixeerd op de revolutionaire daden van de vervolgden, die pogen zichzelf te bevrijden. Het beste voorbeeld hiervan is Mr. Ramsey MacDonnald. In de naam van de eeuwige principes van moraliteit en godsdienst, sloofde hij zich uit in het veroordelen van geweld. Maar toen de ineenstorting van het kapitalistisch systeem en het verscherpen van de klassenstrijd ook in G.B. de revolutionaire machtsstrijd van het proletariaat tot een brandende actualiteit bracht, verliet MacDonnald het Labourkamp voor dat van de conservatieven, met hetzelfde gemak als iemand die in een trein van een rokers naar een niet-rokerwagon stapt. Vandaag houdt de vrome tegenstander van terrorisme met de hulp van het georganiseerde geweld een ‘vreedzaam’ systeem van werkloosheid, koloniale verdrukking, gewapende organen en de voorbereiding van verse oorlogen, in stand.
De ongeneeslijke fabiërs blijven inderdaad zeggen dat, wanneer de argumenten die in dit boek vervat zijn, gelden voor achterlijk Rusland, dit niet betekent dat ze van toepassing zouden zijn voor de ontwikkelde landen en meer bepaald voor oude democratieën zoals Groot-Brittannië. Deze troostende illusie kan misschien een schijn van waarheid gehad hebben, tot ± 15 jaar geleden. Maar sindsdien is een groot deel van de Europese staten terechtgekomen onder de knoet van fascistische en militaire dictaturen. De dag nadat ik uit Rusland verbannen was, op 25 februari 1929, schreef ik (en dat niet voor de eerste keer) i.v.m. de Europese situatie: “De democratische instellingen hebben bewezen dat ze de druk niet kunnen weerstaan die uitgaat van de huidige tegenstellingen die zich voordoen op nationaal en internationaal vlak. Naar analogie met de wetenschap van de elektriciteit, kan de democratie gedefinieerd worden als een systeem van veiligheidsmeters en zekeringen, die een beschutting moeten bieden tegen té sterke stromen van nationale en sociale spanningen. Er komt in de geschiedenis van de mensheid nauwelijks een periode voor die zo vol tegenstellingen was, dan de onze. De overbelasting die op het Europese ‘stroomcircuit’ drukt, openbaart zich meer en meer. Onder de té hoge spanningen van de klasse- en internationale opposities beginnen de zekeringen door te slaan. Dit is de essentie van de kortsluiting die we kennen onder de vorm van dictaturen. De eerste die het begeven zijn natuurlijk de zwakste schakelaars. De interne en wereldopposities worden echter niet kleiner, maar nemen in intensiteit toe. Het is nauwelijks een troost dat deze processen zich slechts afspelen op de rand van de kapitalistische wereld. Jicht begint bij de grote teen, maar eens begonnen stoot het door tot het hart.”
In de zes jaar die verlopen zijn sinds deze woorden geschreven werden, hebben we de ‘kortsluiting’ meegemaakt van een dictatuur in Duitsland, Oostenrijk en Spanje (in dit laatste na een korte heropflakkering van een revolutionaire bloei van de democratie). Al deze democratische dagdromers, die het Italiaanse fascisme als een voorbijgaand fenomeen trachtten af te doen, een fenomeen dat tot uiting gekomen was in een achterlijk land t.g.v. de naoorlogse psychose, werden onwrikbaar tegengesproken door de feiten zelf. Slechts in Frankrijk en Groot-Brittannië is het parlementaire regime overeind gebleven (voor wat de grootste Europese staten betreft). Na alles wat zich in Europa afgespeeld heeft moet men wel uitermate blind zijn om te veronderstellen dat deze beide landen veilig zouden zijn voor burgeroorlog of dictatuur. Op 6 februari 1934 kreeg het Franse parlementarisme zijn eerste waarschuwing.
Buitengewoon oppervlakkig is de idee dat de relatief sterke standvastigheid, die het Engelse politieke systeem kent, voort zou vloeien uit zijn eeuwenoude parlementaire tradities en dat men hieruit automatisch nieuwe krachten zou kunnen putten om het systeem in stand te houden. Nergens kan men vaststellen dat oude dingen zich per se steviger gaan wortelen wanneer er totaal verschillende omstandigheden ontstaan. Het Britse parlementarisme kan zich beter handhaven in vergelijking tot de anderen en dit temidden van de crisis van het kapitalistisch systeem, enkel en alleen door het feit dat de Britse heersende klasse t.g.v. hun vroegere wereldoverheersing een onmetelijk vermogen heeft kunnen oppotten, waardoor ze het nu langer kunnen uithouden. Met andere woorden: het Britse parlementarisme wordt niet in stand gehouden door de mystieke kracht van de traditie, maar door de vette winsten die dateren vanuit de glorierijkere tijden.
Het lot van de Britse democratie hangt niet af van zijn innerlijke karakteristieken, maar van het lot dat het Britse en wereldkapitalisme zal beschoren zijn. Wanneer de medicijnmannen en wonderdokters die aan de macht zijn er echt zouden in slagen om het middeltje te brouwen dat het kapitalisme zijn jeugd kan teruggeven, dan lijdt het geen twijfel dat ook de burgerlijke democratie een tweede jeugd zou kennen. Maar we zien weinig redenen om te geloven in deze wonderdokters. De laatste imperialistische oorlog was de uitdrukking en tegelijk het bewijs van de historische waarheid dat het kapitalisme zijn progressieve opdracht tot de laatste druppel uitgedronken heeft. De ontwikkeling van de productiekrachten komt tot stilstand t.g.v. twee reactionaire barrières: de private eigendom van de productiemiddelen en de grenzen van de nationale staat. Tenzij deze twee belemmeringen opgeheven worden, d.w.z. zolang de productiemiddelen niet in handen komen van de gemeenschap en zolang er geen georganiseerde en geplande economie ingevoerd wordt, die zich stapsgewijze kan ontplooien, hangt de economische en culturele ineenstorting van de mensheid in de lucht. Verdere dictatoriale ‘kortsluitingen’ zouden in dat geval ook Groot-Brittannië aantasten: de overwinningen van het fascisme zijn niet meer dan de uitdrukking van het verval van het kapitalistisch systeem. M.a.w., zelfs in Engeland is het niet onmogelijk dat een blaaskaak van het type Mosley, erin zou slagen dezelfde historische rol te spelen als zijn grote meesters Hitler en Mussolini.
Van de fabiërs kunnen we vernemen dat Engelse proletariaat het volledig in eigen handen heeft, om via het parlement aan de macht te komen en er binnen de wettelijkheid, stap voor stap, alle nodige veranderingen aan te brengen die zich in het kapitalistisch systeem opdringen. Op die manier zou het mogelijk zijn alle revolutionaire terrorisme onnodig te maken en tegelijk zou men op die manier de grond onder de voeten wegnemen van de contrarevolutionaire avonturiers. Dergelijk beeld lijkt op het eerste zicht overtuigend, vooral wanneer men het ziet in het licht van de jongste successen van de Labour Party bij de verkiezingen; toch blijft deze schijnbare degelijkheid van de argumentatie niet langer overeind dan bij een eerste en oppervlakkig aanschouwen ervan. Ik vrees dat de hoop van de fabiërs van bij het begin naast de kwestie is. Ik zeg ‘ik vrees”, want een vreedzame parlementaire verandering naar een nieuwe sociale structuur zou ongetwijfeld grote voordelen bieden op gebied van de cultuur en bijgevolg op gebied van het socialisme. Meer in de politiek kan geen erger vergissing begaan worden dan de hoop die men heeft te gaan verwarren met de mogelijkheden die er bestaan. In de eerste plaats betekent een overwinning van Labour niet dat de macht plots in haar handen terecht gekomen is. Anderzijds moeten we er rekening mee houden dat de LP de volledige macht niet wenst, daar haar leiders er zeker niet happig op zijn om de burgerij te gaan onteigenen. Henderson, Lensbury en de anderen hebben niets weg van grote sociale hervormers. Het zijn in de grond niets anders dan kleinburgerlijke conservatieven. We hebben de sociaaldemocratie aan de macht gezien in Duitsland en Oostenrijk. In G.B. hebben we tweemaal een zogenaamde Labourregering aan het werk gezien. Er bestaan vandaag sociaaldemocratische regeringen in Denemarken en Zweden. In al deze gevallen hebben de kapitalisten daar zeker niet van wakker gelegen. Een Henderson-Lensbury-regering zou niet in het minst verschillen van een Herman Muller-regering in Duitsland. Ze zou het niet durven, om ook maar een vinger uit te steken naar de eigendom van de burgerij.
Ze zou verplicht zijn armzalige hervormingen door te voeren, die de arbeiders niet tevreden zouden stellen en die de burgerij zouden irriteren. Verreikende hervormingen kunnen niet doorgevoerd worden onder voorwaarden van een ineenstortend kapitalisme. De arbeiders zouden er steeds sterker gaan op drukken dat ze beslissende maatregelen verwachten van de regering. In de parlementaire sectie van de Labour Party zou de linkervleugel afsplitsen terwijl de rechtervleugel meer en meer neiging zou vertonen om te capituleren naar het voorbeeld van MacDonald. Als tegengewicht tegen de Labourregering en als veiligheidsmaatregel tegen elke revolutionaire actie vanwege de massa’s, zou het kapitaal energiek de fascisten gaan steunen (dit is trouwens reeds begonnen). Het koningshuis, het House of Lords, de burgerlijke minderheid in het House of Commons, de bureaucratie, de strijdkrachten, de banken, de trusts en de belangrijkste persorganen zouden volledig samensmelten in één contrarevolutionair front, dat bereid zou zijn de bendes van Mosley of één of andere fanaat te steunen, die op hun beurt de strijdkrachten zouden helpen. Anders gezegd, de “parlementaire manier” zou onvermijdelijk en fataal leiden naar de burgeroorlog, die, tenzij de Labourleiding er klaar voor is, voor de werkende klasse een langdurig, verbitterd en ongunstig karakter zou hebben.
De conclusie die we hieruit kunnen trekken is dat het Britse proletariaat niet moet rekenen op enige historische privileges. Het zal voor de macht moeten vechten langs revolutionaire weg. Eens het de macht in handen heeft, zal het ze moeten veilig stellen door de weerstand van de uitbuiters te breken. Een andere weg om tot socialisme te komen bestaat er niet. De problemen van het revolutionair geweld of “terrorisme” hebben bijgevolg ook hun belang voor Engeland. Daarom verklaarde ik mij akkoord met deze nieuwe Engelse uitgave.
De Duitse KP, die er zo imposant uitzag, bleek wanneer zij met het echte gevaar bedreigd werd een grote nul te zijn. Blinde gehoorzaamheid is niet iets waarop een revolutionair fier kan zijn. De Komintern werd beroofd van alle leven, persoonlijkheid en zielskracht. Wanneer de KP in G.B., ondanks de gunstige tijdsomstandigheden die er bestaan, nog steeds een organisatie is van weinig betekenis, zonder invloed, autoriteit of enige toekomst, dan ligt de verantwoordelijkheid daarvoor geheel op de schouders van de Sovjetbureaucratie.
Alles in Engeland tendeert naar een revolutionaire explosie. Wanneer een uitweg gevonden wordt voor de economische crisis (en dit is mogelijk en zelfs onvermijdelijk), dan zal dit slechts van tijdelijke aard zijn. Nieuwe, ontredderende crises zouden snel volgen. Er is geen heil te vinden in het kapitalisme. Het aan de macht komen van Labour zal slechts één progressieve kant hebben; nl. dat (oneindig veel duidelijker dan voordien) het failliet, de methodes en de illusies van het parlementarisme in een periode waarin de ruïnes van het kapitalistisch systeem verder afbrokkelen, aan het licht zal gebracht worden. De absolute noodzakelijkheid van een revolutionaire partij zal zich scherpomlijnd aftekenen. Het Britse proletariaat zal een periode ingaan van politieke crisis en theoretische kritiek. De problemen van het revolutionaire geweld zullen in alle kracht gesteld worden. De ideeën van Marx en Lenin zullen voor het eerst een echt massaal gehoor vinden. Wanneer dit het geval wordt, dan is het niet onmogelijk dat ook dit boek van enig nut zal blijken.
10 januari 1935
_______________
[1] Terwijl ze de verworvenheden van verenigde fronten met sociaaldemocraten en andere arbeidersorganisaties, die niet door de stalinisten gecontroleerd worden tegenwerken, motiveert de Komintern dit door te zeggen dat ze wel voorstander zijn van verenigde fronten, op voorwaarde dat “het fronten van beneden uit zijn, dat ze tot stand gekomen zijn door onderhandelingen met de basis van de niet-stalinistische organisaties en niet door onderhandelingen met de leiders daarvan.
[2] “The League Faced with a Turn”, Internal Bulletin, Communist League of Amerika, nummer 16, september 1934. Op dat ogenblik, in de zomer van ’34, was de Franse sociaaldemocratie in beroering. Een rechtervleugel, de Neos of Neosocialisten, hadden de SFIO op het einde van ’33 verlaten. Linkse groepen in de partij wonnen aan invloed, vooral onder de jeugd. Zelfs de traditionele leiding, gegroepeerd rond Blum, legde ongewoon radicale verklaringen af. In tegenstelling tot de KP stond de SFIO wel toe dat de leden zich in fracties verenigden, die hun zienswijze dan konden openbaar maken aan de partijrangen door het publiceren van bladen en magazines. Op het congres van Toulouse (mei ’34) werden linkse groepen, die vóór de Neos uitgestoten of afgesplitst waren, uitgenodigd terug aan te sluiten. Het ledenaantal van de SFIO bedroeg toen 120.000 man, terwijl de KP geschat werd op een ledenbestand tussen 12.000 en 30.000. De SP-beïnvloede CGT had meer dan een miljoen leden, de KP-beïnvloede vakbond ± 70.000 Trotski was van oordeel dat de Ligaleden belangrijke winsten konden maken indien zij tot de SFIO zouden toetreden om er op een gedisciplineerde manier hun ideeën te verspreiden. Op 2 juli kwamen de KP en SP-leiders bijeen teneinde de mogelijkheden van gezamenlijke actie na te gaan. Tegen het eind van de maand waren ze zover dat ze een pact ondertekenden waarin gepleit werd voor gemeenschappelijke actie tegen het fascisme en de repressie. Dit opende plots de mogelijkheid tot “organische eenheid”, d.w.z. een samensmelten van beide organisaties. Trotski zag in deze omstandigheid een reden te meer om in de SFIO aan entrisme te gaan doen, daar elke tendens buiten het front of de gefusioneerde partij dan geïsoleerder dan ooit zou gestaan hebben. De KP-leiders zouden dan bovendien alles in het werk stellen om de Ligaleden buiten te houden. De leiders van de Liga varen echter verdeeld in hun opinie over het entrisme in de SFIO. Sommigen, zoals Pierre Naville, waren er zeer sterk tegen gekant. Deze factoren geven de verklaring voor de soms scherpe grondtoon waarin de discussieartikels geschreven werden.
[3] Het congres van 1920 (SFIO) werd gehouden in Tours, stemde een meerderheid van de afgevaardigden voor aansluiting bij de Derde Internationale, waardoor zij de geboorte teweegbrachten van de Franse KP. Een minderheid van afgevaardigden, o.l.v. Leon Blum en Paul Faure splitsten af en zetten de SFIO verder.
[4] Jacques Doriot (1898-1945) was een leider van de Franse KP en burgemeester van Saint-Denis, een radicaal industrieel voorstadje. Hij werd de verdediger van het verenigd front tegen het fascisme in het begin van 1934, voordat Moskou dit deed. Toen de KP niet bereid was over zijn ideeën de discussie aan te vatten, maakte hij ze openbaar. Hij trad af als burgemeester, maar werd herkozen. Hij werd in juni uit de KP gestoten omdat hij niet bereid was naar Moskou te gaan om over de zaak te “discussiëren”, maar bij behield nochtans de steun van de grote KP-afdeling van Saint-Denis. Hij stoeide een tijdje met centristische elementen die verbonden waren aan de IAG, maakte vervolgens een zwenking naar rechts en eindigde met in 1935 een fascistische partij op te richten.
[5] Marteau Pivert (1895-1958) was lid van de Bataille Socialiste-tendens in de SFIO en organisator van de Links Revolutionaire groep in 1935. In 1936 trad hij op als handlanger van Blum, maar toen zijn groep in 1937 verplicht werd zich te ontbinden, verliet hij de SFIO en stichtte hij Socialistische Partij van Arbeiders en Boeren (PSOP) in 1938. Na de 2de WO trad hij terug toe tot de SFIO.
Claude Just was een leider van de linkse SFIO-tendens Comité d’Action Socialiste et Revolutionaire en lid van de Nationale Raad van de SFIO (in de dertiger jaren). Na de Tweede Wereldoorlog trad hij toe tot de Franse sectie van de Vierde Internationale.
[6] Pierre Naville (1906-1994) was de stichter van de Franse Liga en lid van het Internationaal Secretariaat van de ICL. Hij verzette zich tegen het voorstel om binnen de SFIO te gaan werken, hoewel hij en zijn groep naderhand toch ook tot deze partij toetraden, nadat de meerderheid van de Liga dit reeds eerder gedaan had. Tijdens de 2de Wereldoorlog verliet hij de beweging van de Vierde Internationale. Hij publiceerde verschillende wetenschappelijke boeken en zijn memoires, onder de titel Trotsky Vivant, verschenen in 1958.
[7] “An advocate takes up a position on the French situetion” De Nieuwe Weg, oktober 1934. De Nieuwe Weg werd gepubliceerd door de Nederlandse RSP. Het artikel was ondertekend met “Crux”. Het is zeer twijfelachtig of de titel van het artikel er door Trotski zelf aan gegeven is. Het werd geschreven minder dan een maand nadat de Liga tot de SFIO toegetreden was, waar ze hun bestaan verder zetten als de bolsjewiek-leninistische groep (GBL). Leden van de Liga-minderheid sijpelden ook stilaan binnen.
[8] J. de Kadt was een leider van de rechtervleugel van de Nederlandse OSP, die vijandig stond t.o.v. Trotski en de ICL. In de zomer van ’34 trad hij af en verdween samen met zijn groep, waardoor de vleugel van de OSP die wel wou samenwerken met de ICL versterkt werd (zie Writings 33-34, waar Trotski kritiek geeft op J. de Kadt).
[9] De Socialistische Jonge Wacht (SJW) was de jongerensectie van de BWP (Belgische Werklieden Partij). In augustus ’34 ondertekenden de SJW, de Belgische jongcommunistische Liga en de Jong-leninistische Liga een eenheidsfrontpact, waarvan één van de clausules hen verplichtte gemeenschappelijke actie te voeren “voor het asielrecht in alle kapitalistische landen voor alle slachtoffers van de internationale kapitalistische reactie en in het bijzonder voor Trotski”. Dit was een harde pil voor de stalinisten, maar in hun gretigheid om de 35.000 man tellende SJW te beïnvloeden, gingen ze ermee akkoord. De SJW had toen een enorm prestige onder de radicale jeugd. Kort nadien zond Moskou orders aan de Jongcommunistische Liga, dat ze zich uit het front moest terugtrekken. Ongeveer 40 % van de afdeling Charleroi stemde tegen terugtrekking.