Leon Trotski

Jean Jaurès[1]


Bron: De Nieuwe Tijd, 21e jaargang, 1916 - Via: kb.nl
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
In het Publieke Domein
| Hoe te citeren?

Laatst bijgewerkt:


Verwant:
De rol van de persoonlijkheid in de geschiedenis
Vijftig jaar geleden: Jaurès
De Franse Revolutie

Enige tijd geleden is er een vrij uitgebreid werk verschenen, gewijd aan Jean Jaurès. De schrijver is Charles Rappoport. Dit boek bevat vele interessante mededelingen en een hele reeks voortreffelijke opmerkingen, maar in de eerste plaats is het belangrijk door het grootte aantal citaten uit de werken en redevoeringen van Jaurès. De vele bladzijden geven ons Jaurès weer als redenaar, als publicist, als geschiedkundige en als filosoof. Het lijkt alsof Jaurès zelf aan het woord is. Wat het boek aangaat, is dit een groot nadeel, want het is daardoor feitelijk afgedaald tot een gewone bloemlezing. Het uitgebreide materiaal maakt het echter de lezer mogelijk, de persoonlijkheid van Jaurès uit eigen aanschouwing te beoordelen en zodoende de biograaf te controleren. Wat deze laatste betreft, ook hij heeft niet kunnen vermijden in de gebruikelijke zonden van andere biografen te vervallen: hij laat elke kritiek achterwege en de levendigheid van de historische persoonlijkheid gaat dikwijls verloren door de overvloed van zijn lofredenen.

Rappoport betoogt terecht met hoe onverbiddelijke consequentie de ontwikkeling van Jaurès tot het socialisme heeft plaats gehad. In 1885 sloot hij zich aan bij de gematigde linkerzijde en zijn overgang tot het socialisme was geen sprong, veel minder een breuk. Reeds zijn gematigde politieke opvattingen waren doordrongen van een krachtdadig sociaal humanisme en ontwikkelden zich gemakkelijk tot het socialisme. Aan de andere kant bleef zijn socialistische wereldbeschouwing steeds verbonden met haar humanistische oorsprong en met de historische voorwaarden van het tijdperk van de grote revolutie, die in Frankrijk diep in de politieke denkwijze waren doorgedrongen. In 1889 wendt Jaurès zich tot de afgevaardigden met de volgende woorden: “Is het genie van de Franse revolutie dan verdwenen? Kunt gij dan in de ideeën der revolutie geen middel vinden om te antwoorden op alle vragen, die opgeworpen, alle problemen, die gesteld worden?” Dit is geheel en al de leuze van het Franse possibilisme. Jaurès verscheen in het strijdperk van het partijleven in de donkerste dagen van de derde republiek, toen deze ternauwernood een bestaan van vijf jaar achter zich had. Zij steunde niet op vaste tradities, maar wel stond zij tegenover machtige vijanden. De strijd voor de republiek, haar instandhouding en haar “zuivering” was de grondgedachte van al zijn werken.

Hij streefde voor de republiek naar een bredere sociale basis. Hij wilde de republiek in de handen van het volk geven, het volk door de republiek organiseren en de staat maken tot het werktuig van de democratisch, d.w.z. socialistisch georganiseerde productie. Het socialisme was voor de democraat Jaurès het enige betrouwbare middel om de republiek blijvend te verzekeren. In zijn bewustzijn bestond er geen tegenstelling tussen de burgerlijke republiek en het socialisme, een tegenstelling, die eenmaal weerspiegeld zou worden door de historische breuk tussen het socialistische proletariaat en de democratische bourgeoisie.

In zijn onvermoeid streven naar idealistische samenvatting trad Jaurès in zijn eerste periode op als de democraat, die bereid is het socialisme te aanvaarden, in zijn tweede periode echter als een socialist, die de volle verantwoording voor de democratie op zich neemt. “l’Humanité”, – De Menselijkheid, zo noemt Jaurès het dagblad, dat door hem is opgericht. Het proletariaat blijft in zijn ogen de historische macht in dienst van het recht, van de vrijheid en van de menselijkheid. Rappoport, ofschoon zelf staande op materialistisch standpunt, ziet in deze filosofisch-politieke denkwijze slechts de oorsprong van de kracht van Jaurès, maar volstrekt niet van zijn zwakheid.

In de politiek, in de journalistiek, in de geschiedenis en in het leven verenigde Jaurès in zijn persoon het vermogen tot buitengewone idealistische abstractie met een sterke intuïtieve gewaarwording van de werkelijkheid. De abstracte begrippen van rechtvaardigheid en van het goede gaan bij hem hand in hand met de empirische waardering van de werkelijkheid van het leven, zelfs waar die onbelangrijk is. Bij al zijn zedelijk optimisme kende Jaurès de toestanden en de mensen door en door en wist hij ze beide te gebruiken. Deze idealist bezat een grote mate van gezond verstand, vrij evenwel van elke alledaagsheid. Op het congres in Toulouse in 1908 vertelde Jaurès onder welke omstandigheden hij de verkiezingsstrijd in Carmaux had moeten leiden, waar adel, kapitaal, prefectuur en geestelijkheid zich tegen hem hadden verenigd. “Wanneer men mij overvalt en dat niet slechts met gefluit en gesis, maar met stokken en stenen, die mij van achter een heg of een struik bedreigen en waar plotseling wilde gestalten achter te voorschijn springen; wanneer mannen uit de mijnen, mannen uit de parochie, mannen van het kasteel overal op mij loeren; wanneer ik op het ogenblik, waar ik op het punt sta in de val te lopen, gered word door de radicalen – kleine dorpsdoctoren, kleine grondbezitters, boeren en democraten, die op hun eigen manier, zonder enige organisatie een onverbiddelijke klassenstrijd voeren; wanneer zij ons van het gevaar verlossen en de arbeiders van Carmaux helpen hun wil tegen de adel en tegen de geestelijkheid door te zetten, dan kan ik toch de volgende dag niet beweren, dat ik geen verschil zie tussen degenen, die mij in de val lokken en de democraten die mij helpen ontsnappen”.

Hier spreekt de geweldige invloed van het leven en van de omstandigheden, de machtige taal van de concrete vormen, die de idealistische abstractie bezielen.

Jaurès was een ideoloog, een verkondiger van de idee. Napoleon sprak met de verachting van een artillerist over de ideologen en toch was hij zelf een ideoloog van het nieuwe militarisme. De ideoloog past zich niet eenvoudig aan de werkelijkheid aan, maar hij abstraheert van de werkelijkheid de idee en voert deze in de uiterste consequentie door. Wanneer de tijdsomstandigheden de ideoloog gunstig zijn, dan bereikt hij meer dan een gewoon practicus ooit bereiken kan. Wanneer echter de uiterlijke omstandigheden zich tegen hem keren, dan zal zijn val des te groter zijn. De dogmaticus staart zich blind op de woorden en doodt hun gedachte. Is er een klassieker voorbeeld te vinden dan Jules Guesde of Plechanov? De opportunist-practicus maakt zich de bepaalde vaardigheid van het politieke handwerk eigen. Na een plotselinge verandering van de politieke omgeving gaat hij vaak voort de hefboom te bewegen zonder te bemerken dat de stroom in tegenovergestelde richting gaat. Een groot ideoloog staat slechts machteloos op het ogenblik waarop de geschiedenis zijn wapens vernietigt. Maar hij is in staat zich opnieuw te wapenen, zich meester te maken van de nieuwe “idee” van het nieuwe tijdperk en zich daardoor op zijn hoogte te handhaven.

Jaurès was een ideoloog. Hij scheidde de idee van de politieke omgeving en in dienst van de idee bleef hij nooit halverwege staan. Zo voerde hij in de periode van de Dreyfus-zaak de idee van samenwerking met de burgerlijke linkerzijde tot in de uiterste consequentie door en ondersteunde met hartstocht Millerand, zijn geestelijke tegenstander, de alledaagse politieke streber, die thans een steunpilaar van de Franse reactie is. In deze zowel als in elke andere strijd maakte hij gebruik van methoden, die volstrekt niet voortvloeiden uit het karakter van de proletarische partij, ja die haar wezen zelfs geheel vreemd waren. In veel vertrouwde hij op zijn persoonlijke macht, zijn vaardigheid en zijn vermogen tot improviseren. In de galerijen van het parlement trachtte hij de ministers en de diplomaten door zijn welsprekendheid te overtuigen en dreef hij hen in het nauw door de kracht van zijn argumentatie, waarvan hij overdreven verwachtingen koesterde. Maar de gesprekken in de galerijen van het parlement en zijn persoonlijke invloed kwamen op zichzelf beschouwd niet voort uit het wezen van Jaurès, dat in de grond genomen revolutionair was en werden door hemzelf volstrekt niet tot een program verheven: hij was een politiek ideoloog en geen dogmatisch opportunist of parlementair handwerksman. In dienst van de idee, die zich van hem had meester gemaakt, kon hij met dezelfde hartstocht de uiterst-opportunistische, zowel als de revolutionaire middelen te baat nemen en als deze idee overeenkwam met het karakter van een bepaalde tijd, dan bereikte hij groter resultaten dan wie ook.

De werkzaamheid van Jaurès valt samen met het tijdperk van de algemene Europese reactie, van de politieke dadeloosheid en van de ontzaglijke uitbreiding van het militarisme. Dit tijdperk kende geen revolutionaire schokken, geen rechtstreekse aanval van de onderdrukte massa op het staatsgezag. Jaurès voegde zijn hele politiek naar het mechanisme van de nationale democratie. Hij beschouwde het als zijn taak, alles wat de burgerlijke republiek maar geven kon, uit haar te voorschijn te halen. Hij streefde ernaar, alle middelen, alle krachten in beweging te stellen: parlementaire combinaties, persoonlijke invloed, verkiezingsverdragen, toetreding tot het ministerie – alle kunstgrepen, die een maximum van onmiddellijk succes in het reactionaire tijdperk verzekerden. Maar in een periode van revolutionaire woeling zou Jaurès om dezelfde politieke en psychologische redenen in het midden van de revolutionaire beweging hebben moeten staan om uit de revolutie alles wat zij slechts geven kon, te voorschijn te halen. Maar wij herhalen nog eens: wanneer Jaurès opportunist is, dan is hij dat niet in de zin van een dogmaticus van het reformisme, maar uit hoofde van zijn aanpassingsvermogen aan de omstandigheden van het gegeven tijdperk. En was het Jaurès niet gegeven zich te tonen als politicus in een revolutionair tijdperk, als historicus is hem dat gelukt.

Jaurès bleef ook idealist in de geschiedenisopvatting. Hij scheidde zich steeds af van de guesdisten, die in een atmosfeer van democratische illusies en revolutionair-idealistische frasen het marxisme de bekrompenheid van een sektewezen verleenden. Maar Jaurès deelde niet alleen de opvatting der guesdisten betreffende het marxisme niet, hij kon zich ook met het marxisme zelf niet verzoenen, omdat hij het met andere ideeënformaties in verband wilde brengen. Als historicus van de Franse revolutie heeft Jaurès ongetwijfeld veel van Marx geleerd. Maar hij tracht boven de revolutionering van de economische vormen de beweging van de vrije wil en zijn streven naar autonomie aan te tonen.

In de verandering der ideeën ziet hij een zelfstandig mystiek beginsel en sluit zich hierin bij Michelet aan. Hij wil uit de geschiedkundige ontwikkeling een historisch werkende persoonlijkheid, een zelfstandige kracht laten te voorschijn komen. Aldus verbindt hij volgens zijn eigen bewering Marx, Michelet en Plutarchus.

Rappoport beschouwt de historisch-filosofische samenvatting van Jaurès als een ontwikkeling van de geschiedkundige theorie van Marx. Echter, afgescheiden van de historische en psychologische scherpzinnigheid van deze “samenvatting” en van de verheven schoonheid van de vorm, verheft hij zich niet boven het eclectische en blijft een geniale bijeenzamelende improvisatie.

Deze zijde van de zaak interesseert ons evenwel niet. Wij zoeken de politicus in de historicus. Van dit standpunt echter valt ogenblikkelijk in het oog, dat de historicus Jaurès in strijd is met de politicus Jaurès. De laatste treedt op als reformist, als aanhanger van de langzame revolutie, als girondijn van het tegenwoordige socialisme. Maar aan de jacobijnen behoren zijn sympathieën in de Grote Revolutie. In het werk van Rappoport vindt men zijn uitstekende politieke portretten van Robespierre, Danton, Marat en geselt hij op meedogenloze wijze de geestelijke vlakheid van de girondijnen, hun kleinburgerlijkheid en hun intriges. Een werkelijke tegenstelling tussen de historicus en de politicus bestaat echter niet. Wij hebben er reeds op gewezen dat het opportunisme van Jaurès geen dogma was, maar een gevolg van zijn machtige scheppingsdrang, zijn behoefte aan onmiddellijke verwezenlijking. Staande in het tijdperk van politieke dadeloosheid heeft Jaurès zich tot het laatste toe aangepast aan het mechanisme van de democratie. Als hij zich in gedachten verplaatste in de tijd van de Franse Revolutie sloot hij zich echter aan bij de uiterste linkerzijde, de jacobijnen, de Bergpartij.

Waar Rappoport Jaurès als filosofisch-universele geest roemt, is dit een van de gemeenplaatsen, die het boek bederven. Want Jaurès hechtte meer waarde aan de nauwkeurigheid der analyse, dan aan de grootte van de idee. Van nature was hij evenmin filosoof als theoreticus van de sociale ontwikkeling, maar met zijn aanleg belichtte hij elk maatschappelijk gebied. En omdat zijn revolutionaire geest zich te beklemd voelde in het kader van de onwerkzame periode ging hij over van het politieke program tot grote historisch-idealistische scheppingen, van deze tot de algemeen-filosofische hypothesen en fantasieën. In al deze improvisaties moet men niet zoeken naar de historicus Jaurès, of de metafysicus Jaurès, maar naar de revolutionair Jaurès, die zich beklemd voelt, omdat de geschiedenis hem een reactionair vaderland aanwees.

De grote kracht, die Jaurès tot redenaar maakte, kenmerkte hem ook als politicus: een hartstochtelijk temperament, drang naar werkzaamheid en onmiddellijke verwezenlijking.

De werkzaamheid van Jaurès als redenaar bedoelt geen waarde te hebben op zichzelf. Hij is geen redenaar alleen, hij is meer dan dat: de welsprekendheid is voor hem niet het doel, maar het middel tot het doel. Zij gaat steeds op het doel af, is om zo te zeggen utilistisch gebouwd en daarom behoort zij voor ons tot de hoogste vorm van het menselijk scheppen.

Het is moeilijk te zeggen, welke houding Jaurès aangenomen zou hebben in de huidige omstandigheden. Zijn gehele wezen, zijn gehele politieke denkwijze en werkzaamheid was verbonden met Frankrijk, met de republiek, en haar revolutionaire tradities. De samenhang met het verleden was een werkzame kracht in de psyche van Jaurès. Om dat verleden streed hij met de reactionairen.

“Wij hebben het vuur van het verleden genomen”, zegt hij tot hen, “de as is voor u overgebleven.” Het lijdt geen twijfel of Jaurès zou zich te veel Fransman hebben gevoeld, te veel nakomeling van Danton, te veel mens van de onmiddellijke daad en te weinig de politicus, die met opeengeklemde tanden de dag van morgen weet af te wachten. In één woord, Jaurès was te veel Jaurès om niet als verdediger van de republiek te zijn opgetreden. Zou hij in het ministerie zijn getreden of niet? Dit is ten slotte slechts bijzaak. In elk geval zou hij als een socialistische Gambetta getracht hebben de patriottische politiek van zijn partij in bredere banen te leiden: men kan er zeker van zijn, dat hij op deze basis tot een onverzoenlijke botsing zou zijn gekomen met de militaire reactie van Frankrijk. Wanneer de tegenwoordige oorlog een revolutionaire omwenteling voorbereidt – en dat geloven wij beslist – dan zou Jaurès een van de weinigen van de oude garde der Internationale geweest zijn, die in staat gebleken zou zijn, zich aan de nieuwe verhoudingen aan te passen en zich aan het hoofd van de revolutionaire beweging te stellen. Maar hij zou daartoe niet gekomen zijn door het kritisch afwachten van een onverzoenlijke klassenpoliticus, maar door het revolutionaire verzet van een strijdbare democraat, die de republiek als de basis van de socialistische hervorming verdedigt.

Maar hoe dan ook, een stukje moordend lood heeft thans meer dan een jaar geleden een eind gemaakt aan dit leven en heeft Jaurès verhinderd beproefd te worden door het gewichtigste historische ogenblik, waarin hij eerst gelegenheid zou hebben gevonden zich in zijn volle grootte op te richten.

_______________
[1] Dit artikel was reeds gezet vóór het aantreden van de huidige redactie. Zij heeft het niet willen weigeren, maar verklaart hierbij het, wat verschillende punten aangaat, niet met de schrijver eens te zijn.



een rode leeszetel





QRcode MIA-Nederlandstalig
Lezen
Marxistisch Internet Archief
Algemeen Archief
Selectie marxisten
Documenten
Filosofie
Thema’s
Arbeidersbeweging
Woordenboek
Wat ?
Wat is marxisme
Over ons
Andere talen
Auteurswet
Citeren
Disclaimer
Doen
Zoeken
Nieuwe teksten
Werk mee
Contact
Reclame

In of uitschrijven Nieuwsbrief

RSS

Volg ons op twitter