Paul van Ostaijen

Rond het Vlaamse Probleem

(Enige kanttekeningen)


Geschreven: september 1920
Bron: De Nieuwe Tijd, 26e jaargang, 1921 - Via: kb.nl
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
Creative Commons LicenseCreative Commons License 3.0.
Algemeen: u mag het werk kopiëren, verspreiden en doorgeven; remixen en/of afgeleide werken maken; mits naamsvermelding.
| Hoe te citeren?

Laatst bijgewerkt:


Verwant:
De Vlaamse kwestie
Sociale tendensen in de Vlaamse literatuur 1885-1914
Leuven Vlaams: de diepere betekenis van een revolte

De Pools-Russische oorlog, duidelijker: de instelling van Poolse Sovjets door de Russische Sovjetrepubliek op het door Rusland bezette Poolse gebied, heeft ten minste aangeduid dat het de Sovjets niet om de onderdrukking van het Poolse volk te doen was. Poolse sovjets werd het bewind in handen gelaten. Hoofdzaak: sovjets. En dat deze in Polen Pools moesten zijn, scheen in Moskou als vanzelfsprekend aangenomen. Men kan – en dat wordt nagenoeg in geheel West-Europa gedaan – het opdringen van het Sovjetregime als een aanslag op het zelfbeschikkingsrecht van Polen aanschouwen. Dit hangt natuurlijk daarvan af of men het opportunistisch axioma: dictatuur van het proletariaat al dan niet heeft aangenomen. Heeft men dit aangenomen dan volgt daaruit: dat de instelling van Poolse Sovjets bewijst dat de Russische republiek – eenmaal de klassenstrijd vooropgesteld – secundair, maar dan ook volledig rekening houdt met de etnische differentiëring. Van het standpunt van de dictatuur van het proletariaat uit is het aan-het-bewind-brengen van Poolse Sovjets een volledige erkenning van de nationaliteit.

Ten tweede is in dit verband nog op te merken: de steun van de communistische republiek aan de rebellen in Azië. Erkennen van de nationale beweging, die overigens ook met deze van een klasse coïncideert (Egypte, Indië), d.w.z. niet enkel om negatieve opportuniteitsredenen. Het program valt samen met ev. opportuniteit, maar het gaat niet enkel om dit laatste.

Als door de ervaring geleerd, is voorop te stellen, dat het begrip onderdrukt volk het begrip onderdrukte klasse impliceert. Uitzonderingen: natuurlijk gelukt het enkele radja’s te verengelsen enz. Het Indische volk wordt onderdrukt; men kon evengoed zeggen: de arbeidende klasse van het Indische volk (goed over de 90 % ? – dus weer het Indische volk tout court) wordt onderdrukt en van daaruit over-geëxploiteerd. Eenmaal als arbeider, ten tweede als bijzonder goedkope arbeider, – concurentie-waar. – Draait men de zaak volgens causale ontwikkeling andersom dan is te zeggen: het onderdrukken van een volk als volk of als natie is voorwaarde voor het gemakkelijk-exploiteerbaar-maken, voor de economische onderdrukking van de arbeidende klasse van dit volk. Slechts enkele sentimentele imperialisten is het ten slotte om de onderdrukking van het volk te doen. De onderdrukking van het volk vergemakkelijkt de exploiteerbaarheid van de klasse. Om van een onderdrukkend volk te spreken, is het niet nodig dat gans dit volk een ander volk of andere natie onderdrukt. Zo is in dit geval geen tegenargument aan te halen dat ook het onderdrukkende volk in twee klassen is te scheiden. De toestand van de Engelse arbeiders bv. verandert niets aan het feit dat de Indiërs door de Engelse natie in deze nationale verdrukking worden gehouden, waaruit zich een economische ontwikkelt. Het komt mij vrijwel oppervlakkig voor, wanneer men dan het probleem van de verdrukte volken aangaat, met het a priori dat het probleem hier ergo om nationale aangelegenheden moet draaien. Deze zogenaamde nationale aangelegenheden zouden in een internationale beweging geen plaats vinden. Men kon zelfs verder gaan meenden enige, m.i. ouderwetse, sociaaldemocraten: nationale en internationale beweging, – daarbij goedkope, maar verkeerde etymologie – moeten totaal als repulsiepolen tegenover elkaar staan. Daartegenover is inductief op grond van de ervaring te zeggen dat er niet van een uitsluitend nationale onderdrukking kan worden gesproken. “Nationale onderdrukking” is een abstractum waardoor alleen de voorwaarde tot de economische verdrukking of wel de wisselwerking van nationale en economische onderdrukking, van één zijde belicht, wordt uitgedrukt. En ten tweede opportunistisch: dat het thans een slechte rekening maakt wanneer men deze belangrijke factor van ontevredenheid tegenover het heersende regime niet zou willen gebruiken. Te meer daar op grond van de abstracte terminologie gevreesd wordt dat er een onoverbrugbare kloof bestaat, iets wat in werkelijkheid het geval niet is, daar het feit onderdrukt volk met het feit onderdrukte klasse, – over-exploitering van deze klasse van dit volk, – coïncideert.

Voor wat de koloniën betreft is deze coïncidentie van nationale en economische onderdrukking duidelijk, ten minste zo duidelijk dat deze coïncidentie spreekwoordelijk in het taaleigen is overgegaan. Anders in West-Europa. Een democratische wetgeving, vooral het algemeen stemrecht toveren een schijn vóór de werkelijkheid. Tegenover het algemeen stemrecht heeft het maximalisme het axioma van de dictatuur van het proletariaat moeten stellen. Bewijs daarvoor dat men, communistisch met deze schijndemocratie niet uitkomt.

Roger Casements bewijsvoering tegenover Engeland is bijna uitsluitend samengesteld uit economisch materiaal. De toestand van de Ieren in Engeland is echter nog immer deze van een minoriteit tegenover een majoriteit. Enkel is daar ook weer deze schijn dat een Ierse majoriteit in Ierland in het Verenigde Koninkrijk een minoriteit wordt. De toestand in Vlaanderen is meer gecompliceerd. Neemt men als a en amen aan dat het algemeen stemrecht als absoluut en tijdelijk ideaal van een democratische wetgeving is te aanschouwen, dan zou van een Vlaamse beweging geen sprake kunnen zijn, daar de Vlamingen én in Vlaanderen én in België de majoriteit vormen. Daar in Vlaanderen zoveel wantoestanden heersen dat zij een continuerend systeem van verdrukking vormen – om slechts één te noemen: het is de algemene wens van het Vlaamse volk dat de universiteit van Gent zou worden vervlaamst – blijkt het nodig deze majoriteitswaar nader te onderzoeken.

Met het algemeen stemrecht als nec plus ultra democratisch principe ziet het er nergens schitterend uit voor de realisering van het socialisme. Daaraan zal stilletjes aan ook wel geen enkel “democratisch” socialist twijfelen. Bijgevolg overal, het eerst in Rusland, waar de maximalistische revolutie werd doorgedrukt door een getalmatig zwakke minoriteit, staat men voor dit paradox: het algemeen stemrecht helpt, aanvankelijk, de massa, het proletariaat niet. Moest nu van socialistische zijde tegen de Vlaamse beweging het argument worden gebruikt: met een majoriteit Vlamingen gelukt het u niet deze wantoestanden waarover gij u beklaagt uit de wereld te helpen, spijts algemeen stemrecht, daaruit besluiten wij dat deze wantoestanden niet bestaan, onbelangrijk worden gehouden, dan zou het niet moeilijk zijn op deze inconsequentie te wijzen, door dit argument tegen het communistisch socialisme uit te spelen; door in de plaats van Vlamingen proletarische massa te zetten, zou men een verdediging van het algemeen stemrecht tegenover de dictatuur van het proletariaat hebben. Ten tweede is hier nog op te merken dat er een groot verschil bestaat tussen: of deze wantoestanden op-zich-zelf onbelangrijk zijn of wel door de Vlamingen voor onbelangrijk worden gehouden. Dat het belang door de betreffenden niet wordt ingezien is een argument dat nu al X-maal door de bourgeois samenleving tegenover elk revolutionair streven is uitgespeeld. En wanneer socialisten daarmee argumenteren, feitelijk om een “vreemd” probleem ongemerkt en onopgelost voorbij te gaan, dan bewijst dit m.i. enkel hoe diep zij nog in de bourgeoisideologie steken. In Vlaanderen is de arbeidende klasse zo goed als niet georganiseerd en reeds Proudhon wist dat deze massa in de klassenstrijd fataal aan het kortste eindje moest trekken. Natuurlijk zijn er in Vlaanderen christelijke en sociaaldemocratische syndicaten vooral kiesverenigingen. De eerste halen de aarde aan de dijk voor dit systeem waartegen het organiseren van de proletariërs het hebben moet, en de tweede is zoals experimenteel is gebleken een grote groteske catastrofe geworden; een idee die zich als pseudo-idee deed kennen; een paradox-socialisme: de grootste vijand van het socialisme. De sociaaldemocratische partij evenmin als de anderen bestrijdt de oorzaken, zij voert nog slechts een campagne tegen zekere gevolgen. Zij organiseert het proletariaat voor de parlementaire campagne! In Vlaanderen kan de sociaaldemocratische partij de Vlamingen evenmin helpen als zij het proletariaat helpen kan, zij is een burgerlijke parlementaire partij in kiesstrijd om de twijfelachtige parlementszetel.

In Vlaanderen is de toestand het volgende: het hoger clergé, de adel, de financiële bourgeoisie zijn verfranst. Door het algemeen stemrecht is in de grond genomen geen jota aan de suprematie van deze trits: officiële godsdienst, blazoen en geld veranderd. Het geld wordt machtiger dan het blazoen, ofwel: het blazoen wordt geld. Maar daar zij in Vlaanderen tot dezelfde kaste behoren brengt dit zowel voor de arbeidende als voor de Vlaamse – feitelijk dezelfde massa – geen verandering. Er wordt gestemd bij middel van kiesverenigingen. Daar is de invloed van deze trits ofwel van zijn ideologie heel groot. De invloed van de bourgeoisie dringt direct of ideologisch door tot de socialistische partij. Anseele’s droombeeld is gerealiseerd door het stichten van een... socialistische coöperatieve, die het organisatorische talent van Anseele bewijzen moet en goede dividenden afwerpt ook aan niet-socialistische aandeelhouders. De invloed van de bourgeoisie heeft zich sedert de oorlog en het coalitiekabinet in stijgende lijn ontwikkeld, net zoals bij alle coalitieregeringen waarvan het grootste voordeel is geweest de catastrofe van het meerderheidssocialisme te bewijzen. Het was nodig tegenover deze algemeen-stemrecht-illusie de dictatuur van het proletariaat te stellen. De westerse sociaaldemocratie houdt angstvallig aan het democratisch principe vast: de bodem van de rechtstaat niet te verlaten. Daarbij vergeet de sociaaldemocratie helemaal dat deze rechtstaat – aangenomen zijn bestaan – op rotte basis is gebouwd. Dat het algemeen stemrecht na het pluraal stemrecht kwam hoeft men niet in de boeken te lezen, om het te weten: het is nog overal constateerbaar. Het algemeen stemrecht heeft voor de massa geen doorslaand belang vóór wat betreft een afdoende nivellering van het pluraal stemrecht, suprematie van clergé en kapitaal, alle dingen die nog steeds bestaan met een democratisch vernisje ad usum populi.

In Vlaanderen (niet in België) valt het verschil van klasse samen met het taalverschil. De hogere kaste is verfranst. Het proletariaat, de boeren en kleinburgers Vlaams. Twee procent verfransten die een grote macht vormen in kiesverenigingen, bij middel van het clergé, de boeren, bij middel van de sociaaldemocratische leiders het proletariaat in schaak houden. Vlaanderen moet België de goedkope landarbeiders leveren. De nationale verdrukking in de vorm van een culturele – geen of slecht onderwijs in de landstaal – doet zich op als voorwaarde van de economische exploiteerbaarheid. Zonder vakkennis staat de Vlaamse arbeider ten achter bij de Waalse. Natuurlijk wordt de Waalse arbeider ook geëxploiteerd. Niemand beweerd het tegendeel. Maar de Vlaamse arbeider wordt over-geëxploiteerd. Ten eerste als arbeider, ten tweede als Vlaams arbeider met onvoldoende kennis: als handwerker. En er is toch nog een graadverschil tussen een ervaren industrieproletariër – waartoe de Walen worden opgeleid – en een handwerker. De Vlaamse arbeider komt op de laagste trap. Er moet nu eenmaal een systeem worden uitgedacht dat de Belgische industrie goedkope en niet kieskeurige handwerkers bezorgd; de nationale verdrukking van de Vlamingen moet dit systeem zijn. Slechts wanneer de Vlaming zich de Franse cultuur in België assimileert kan hij daarheen waar de Walen en verfransten van huis uit heen kunnen. En het is wel klaar dat de minste Vlamingen zich kunnen assimileren, daar overigens deze assimilatie ook geld kost. Zo blijft de Vlaming in schaak gehouden: de goedkope handwerker in België.

Bij dit economisch standpunt sluit zich ethisch de heren-ideologie heel nauwkeurig aan. De heren-ideologie heeft kardinaal Mercier lapidair geformuleerd, toen hij aan een Vlaams geestelijke zegde: “Je suis né d’un peuple fait pour règner, vous êtes né d’un peuple fait pour servir.” Het hele imperialisme naar binnen van de Belgische staat berust op deze heren-ideologie; streeft daarheen de kloof heersen-en-dienen ook door een nationaal accent te versterken, wat van deze ideologie uit een uitstekende berekening is. Het is deze ideologie daarom te doen een identische kloof te scheppen als in de koloniën tussen vreemde kolonisten en inlandse koelies. Wat dan weer praktisch met de hierboven geschetste economie samenvalt. Het is deze ideologie niet zozeer van waarde de Vlamingen, dan wel Vlaanderen te verfransen. En misschien hebben zij zelf de geheime hoop dat de Vlamingen zich niet laten verfransen. Vlaanderen moet verfranst, d.w.z. moet in het Frans geregeerd worden. Alles wat cultuur, geest betreft moet Frans zijn. Er moet een volk worden gekweekt dat bereid is koeliedienst op zich te nemen zonder morren. Een afdoende verfransing zou hier veel voordeliger zijn als het cretinvolk dat men thans beproefd te kweken. Een afdoende verfransing zou het als koeliegebruikte Vlaamse proletariaat op de hoogte van het Franse stellen. Maar dat bedoelt de heren-ideologie nu eenmaal niet. De heren-ideologie wil de kloof tussen heren en dienaars door een nationale accentuering versterken; de economische onderdrukking een cultureel hechtere basis geven. Van daaruit is het wenselijk dat de Vlamingen aan hun taal, die men langzamerhand in België tot een patois zal degraderen, vasthouden. Naar dit doel, doen de Belgische machthebbers regering, hoger clergé en bourgeoisie, alles wat mogelijk is om de culturele ontwikkeling in Vlaanderen te beletten. Door de isolering van de rest van de wereld (tot in de details: waar de Vlamingen van Nederlandse taal spreken, wordt door de belgicisten “Vlaamse taal” gezegd). Isolering is exploiteerbaar maken. De verfransten en de Walen steunen op Frankrijk; maar de Vlamingen, heloten in de Belgische staat, moeten geïsoleerd blijven. De heren-ideologie verdraagt zich uitstekend met de herenportemonnee. De isolering van Vlaanderen is een principe van de Belgische binnen- en buitenlandse politiek. (Het Belgische annexionisme heeft veel meer het doel de natuurlijke eenheid Nederland-Vlaanderen te verbreken, dan wel hetgeen waarom het zo gezegd gaat). Zoals gewoonlijk laten de officiële sociaaldemocraten dit zachtjes aan gebeuren. Het is nooit in het hoofd van Anseele opgekomen dat het hier om iets anders kon gaan dan om taalkwesties.

Het communisme vormt in Vlaanderen nog geen of althans zeker nog een zwakke partij. Daarom is het hier slechts mogelijk enkele parallellen in de sfeer van de wenselijkheid, waarschijnlijk in die van de noodzakelijkheid op te stellen. De vijanden van de Vlaamse en van de communistische beweging zullen in België wel dezelfde personen zijn. Wanneer wij hebben gezegd dat de vijanden van de Vlaamse Beweging het hoger clergé en de bourgeoisie zijn, de essentiële vijand de bourgeois-Europese geest is, dan zullen wij van het negatieve uit reeds enigermate voor het massakarakter van de Vlaamse beweging hebben gesproken. Een aforistisch voorbeeld: deze kardinaal, aartsbisschop van Mechelen. Zijn herderlijke brief van ... zo en zoveel is tegen de Vlaamse beweging gericht, die de trouw aan vorst en land ondermijnt. De volgende brief? Is tegen de “Russische bandieten” die Polen hebben overweldigd en eindigt met een hymne aan Millerand en Foch, dankend voor de Franse hulp aan Polen. Hebben deze twee brieven niets met elkaar gemeen? Zij komen beide van Mercier, een zeer consequent denkend bourgeois. Zo kan de Vlaamse Beweging ook niet dat zijn wat algemeen onder “nationalisme” wordt begrepen, want dit nationalisme heeft Mercier toch reeds herhaaldelijk als de “grande vertu du catholicisme” geprezen.

In België stelt de Vlaamse beweging tegenover het Belgische staatsnationalisme: het nationale bewustzijn van een massa, het bewustzijn van zijn etnisch gescheiden-zijn; niet meer. En als doel is dit bewustzijn voorwaarde voor gelijk welke ontvoogding, in allereerste plaats voor een economische. Men vergeten dus niet de Vlaamse beweging steunt op het etnische bewustzijn als tegenstelling tegenover het door de Belgische staat gecreëerde nationalisme. In de Belgische staat is de Vl. B. anti-nationalistisch. Helemaal niet als tegenstelling van het internationalisme, zoals mensen die meer naar de klank als naar de zin van het woord luisteren kunnen menen. Veel meer is het Vlaamse bewustzijn als reactie tegenover het Belgisch staatsnationalisme noodzakelijk, om de baan voor de internationale massa-actie mogelijk te maken. Want ook hier is het Belgische nationalisme consequent: het weert zich tegen dit Vlaamse bewustzijn omdat het duidelijk is dat dit bewustzijn niet het nationalisme, maar het internationalisme kan versterken. Want hoe meer de Vlamingen bewust worden des te meer wenden zij zich van dit staatsnationalisme af en wenden zich de gedachte van de internationale, nationaal-ongedifferenceerde staat, met garantie voor elke etnische differentiering, toe.

Nu komt de vraag: hoe staat het proletariaat in Vlaanderen tegenover de Vlaamse beweging. Wij hebben reeds over het algemeen stemrecht en de majoriteits waan in Vlaanderen gesproken. Om de Vlaamse beweging staat het reeds heel wat beter als om de communistische in Vlaanderen. Hiermee wordt bedoeld dat het feit dat een beweging niet over geen majoriteit beschikt niet a priori tegen deze beweging argumenteert. Alle macht is in handen van de Belgische staat: macht culturele propaganda, in de zin van kapitalistische en imperialistische, te drijven. Het overschotje macht dat men daartoe gebruikt om de strijd rond de twijfelachtige zetel te voeren, berust bij de kiesverenigingen. De partijen is het enkel daarom te doen de massa binnen de horizon van hun partijpolitiek te borneren. En naargelang zij parlementair machtig zijn, roemen zij zich om de majoriteit, aanbidden het door hun zelf zo gevormde kwantum en beproeven elk ander streven onder het argument dat slechts een minoriteit voor dit streven, voor dit doel is te vinden, te verpletteren. Het bekende spel met deze enorme morele corruptie: de horizon van de massa’s beperken, zodat het een grote krachtinspanning kost boven deze enge ideologie uit te groeien en dan daarna: de majoriteit van deze massa tegenover het belang van deze massa uitspelen. De belangstelling van het proletariaat wordt door de sociaaldemocratische partijleiding naar partijbelangen, niet naar de belangen der massa gedirigeerd. Hoe is het anders verklaarbaar: te Gent heeft zich de soc.-dem. partij niet ten voordele van de vervlaamsing van de hogeschool van Gent uitgesproken, te Antwerpen wel. Welk is in dit geval het standpunt van de Vlaamse sociaaldemocratie? De heer Huysmans, secretaris van de 2e Internationale speelt voortdurend zijn majoriteit uit tegen de verdedigers van het zelfbestuurprincipe, d.i.: de scheiding van de artificiële Belgische staat volgens een rationeel (etnisch) principe. Hij zal ook niet vergeten zijn majoriteit voor de democratie tegen de dictatuur van het proletariaat a la Bern uit te spelen. Wat wil dat zeggen. In Vlaanderen wordt de massa voortdurend het zogenaamd democratisch principe voorgehouden en in zake het Vlaamse probleem hoogstens de Vlaamse taalgrieven; overal werden de effecten bestreden in plaats van de oorzaken. Dan wordt de zo gekweekte majoriteit als hoge troef ten nadele van de massa uitgespeeld, ten voordele van de sociaaldemocratie als politieke partij in de kapitalistische staat.

De sociaaldemocraten hebben in Vlaanderen het Vlaams probleem niet willen zien. Ik geloof: zij vonden de zaak te gecompliceerd; hoe zouden zij én het Vlaams probleem én het samengaan met de Waalse socialisten samenbrengen? Daarom lieten zij het eerste gemakshalve vallen. Zij hebben van de oplossing van het Vlaamse probleem nooit een principekwestie gemaakt. Om dit te kunnen doen moesten zij moedwillig de waarheid uit de weg gaan. Zij logen dus bewust wanneer zij zegden dat het Vlaamse probleem een taalaangelegenheid was. Zij logen nog meer toen zij zegden dat het Vlaams probleem geen taalaangelegenheid was, wel een sociaal probleem en niettegenstaande deze kennis toch dit vraagstuk als een taalaangelegenheid behandelden, dat op te lossen zou zijn door Franse en Vlaamse formulieren. Zij gingen voortdurend het etnisch feit uit de weg uit angst ... iets tegen de Belgische staat te ondernemen. De Belgische staat: ten slotte een onnatuurlijke kapitalistische “Macht” (dit geeft zelf de schepper van de Belgische natie, Pirenne, toe, waar hij zegt: “de Belgische natie is zo te zeggen een artificiële en dat is haar hoogste roem.” Dit nog voor de sociaaldemocratie van voor de oorlog. Die van na de oorlog is lid van een zuiver kapitalistische regering geworden; regering die werkt aan de “heropbouw” van België. Hoe deze heropbouw te interpreteren, is niet moeilijk te raden. Vooral het industriekapitaal wordt heropgebouwd – het is overigens Frans-Belgisch. Integendeel blijven de verwoeste streken bijna braak liggen. Hierheen werken al de politieke partijen in België: de vrede te herstellen. Zo weten deze partijen ook geen blijf met het Vlaamse probleem; proberen het te negeren zo goed het gaat of wel de Vlamingen door theoretische maatregelen te vrede te stellen. Dat is het werk van de Vlaamse katholieke en sociaaldemocratische partijpolitici. De Vlamingen integendeel moeten alle hoop op de wassende mistevredenheid stellen, zoals het Vlaamse probleem zelf slechts een schakel in de ketting van deze mistevredenheid is. Van de staat België zoals hij thans is kunnen de Vlamingen nooit de oplossing van het Vlaamse probleem verwachten. Dit moeten de communisten de Vlamingen duidelijk maken, zoals de Vlamingen de communistische partij moeten doen inzien dat de bewustmaking van de Vlaamse massa met het Vlaams program coïncideert en het Vlaamse probleem in Vl. een enorme factor van mistevredenheid is. Dit in Vlaanderen te verwaarlozen, de reeds bestaande revolutionairen – in Vl. zijn de revolutionairen die niet flamingant zouden zijn op de vingers te tellen – van zich afstoten zou, zuiver opportunistisch gesproken, een brutale fout van de communistische partij zijn.

Vóór de oorlog was de Waalse sociaaldemocratie veel sterker dan de Vlaamse. Na de oorlog is dat veranderd. Nog sterker: Vlaanderen zelf schijnt nu wel meer voor revolutie vatbaar, zo niet revolutionair, dan de sociaaldemocratische officiëlen. Maar van vóór de oorlog hebben de Walen de suprematie in de Belgische sociaaldemocratie. En wat ten slotte de oorlog naar buiten heeft bewezen, bestond toen reeds enkel naar binnen gericht en nauwelijks gemanifesteerd. De nationale onderdrukking van het Vlaamse proletariaat ging ten slotte de Waalse sociaaldemocratie niets aan. Op het punt van het Vlaams probleem stonden de Waalse soc.-dem. op het zelfde standpunt als het hoger clergé en de bourgeoisie. Hegemonie is iets wat niet graag wordt afgelegd, zelfs niet bij sociaaldem. En bij de door de Belgische staat sluw uitgelokte rivaliteit, moesten de Waalse soc.-dem. zich meer om populariteit, dan om principeconsequenties bekommeren. Wat niet moeilijk: hoe meer men bij de burgerlijke imperialistische ideologie bleef, des te meer kon men op succes rekenen; hoever het praktisch met de emancipatie van de massa stond, wisten de partijleiders heel goed. Roofinstincten bevredigen brengt een goedkoop, maar zeker succes. De socialistische beweging in België was sedert lang reeds enkel een hardnekkige strijd tussen bazen en arbeiders. En in dit een geval waar hij baas was, in deze nationale rivaliteit, wou de Waalse arbeider nu ook niet de voordelige positie opgeven. Dit voor zover de Waalse arbeiders aansprakelijk zijn voor de actie van hun partijleiders, want het blijft vrij twijfelachtig of het Waalse proletariaat werkelijk belang legde op de verdrukking van het Vlaams. Is dit echter wel het geval dan bewijst het slechts dat de Waalse partijleiders het probleem vals hebben voorgesteld, hun voordeel wilden behouden en daarom in dit geval hand in hand gingen met de verfranste bourgeoisie. De Vlaamse sociaaldemocratie heeft op haar geweten dat zij zich door gevlei van het industrieproletariaat een goedkope populariteit bezorgde en alle problemen die niet in grijpbaar verband stonden met toekomstige loonsverhoging, als sentimenteel van de hand wees.

Het communisme vindt in de Vlaamse beweging een factor van groot belang voor de verbreiding van de communistische gedachte in Vlaanderen. Eerst en vooral de mistoestanden door de nationale verdrukking, mistoestanden van sociaaleconomische aard; ten tweede door de daaruit gegroeide ontevredenheid, die reeds in de oorlog van 14-18 leidde tot een loyateitsbreuk van weliswaar nationaal-revolutionaire elementen tegenover de Belgische staat (activisme). De Vlaming is door deze verdrukking uit zijn quiëtisme geschud. De Vlaamse beweging is een revolutionaire waarde geworden. Wat in Vlaanderen heel wat betekent: een Vlaming wordt niet zo gemakkelijk revolutionair. Dat de Vlamingen in 14-18 er toe kwamen met de Belgische staat gedeeltelijk te breken, is, communistisch beschouwd, een niet te verwaarlozen symptoom. En hoofdzakelijk: het communisme heeft geen compromis te sluiten met een nationalistisch idee. Het gaat om de zaak van een ook nationalistisch-imperialistisch onderdrukte massa. Bij deze massa, die een plus van verdrukking en een plus van exploitatie kent, heeft de communistische gedachte een vulgarisatiemiddel meer.

De Walen? Natuurlijk is allerminst een kloof tussen de Waalse en Vlaamse massa gewild. De Belgische regering is het gelukt de Waalse massa tegen de Vlaamse te verbitteren; deels door te dreigen Wallonië hetzelfde tweetalige regime op te dringen als in Vlaanderen gebeurde. (Vanwaar echter niets komen kan omdat de Belgische regering nu eenmaal de Walen tegen de Vlamingen nodig heeft. Deze mogelijkheid werd dus enkel tactisch vooruit gezet om de Walen te verbelgiseren). Het komt er dus op aan de volledige eentaligheid van Wallonië en van Vlaanderen te waarborgen. Het ethische verschil door zelfbestuur erkennen, of het Waalse proletariaat, wanneer dit spook van de tweetaligheid van Wallonië zal zijn afgewend, dan nog aan de tweetaligheid van Vlaanderen zal vasthouden? Dat blijft de vraag. Maar ook communistisch is het noodwendig dat het Waalse proletariaat zijn nationaal-kapitalisme opgeeft. De Vlaamse revolutionairen, reeds communistisch of op weg naar het communisme, zijn niet bereid op het punt van de eentaligheid van Vlaanderen toe te geven, omdat het anticommunistisch zou zijn en ook geen opportunistische redenen kunnen worden aangebracht. Toen Frankrijk een leidende revolutionaire rol speelde, kon men opportunistisch ten gunste van nauw verbond spreken. Maar nu Frankrijk het nest van reactie is en in België nu met alle macht de reactie steunt, is een scheiding van Vlaanderen en Frankrijk, het communisme in Vlaanderen voordelig. Dat zal bv. Mercier, de stok-reactionair wel toegeven, waar hij in de nauwere aansluiting bij Frankrijk zijn nationalistisch-katholiek-reactionair ideaal ziet gerealiseerd. De communistische partij in Vlaanderen mag het Vlaams probleem niet zo aanvatten als de soc.-dem. partij dit heeft gedaan. Het ware theoretisch en nu ook zeker opportunistisch vals.

Nog enkele losse nota’s.

Welk argument brengt men in het midden ten voordele van de tweetaligheid van Vlaanderen? Het recht van de minderheid in Vlaanderen. Wat is deze minderheid? Kwantitatief ongeveer 2 %; kwalitatief: de Vlaamse adel en de bourgeoisie die zelf de klassenkloof hebben dieper gemaakt bij middel van een klassentaal. Het was er om te doen de klassendifferentie scherp in het gezicht van de massa die geen Frans kan spreken. Het recht van deze minderheid waarborgen is een eis van deze moraal uit die insgelijks wenst het kapitalistisch eigendomsrecht gewaarborgd te zien. Ik zie niet in hoe een communistische partij voor deze minderheid zou kunnen optreden. Deze minderheid zou oogsten wat zij heeft gezaaid.

Prof. Pirenne heeft gezegd dat België zo te zeggen een artificiële natie is en dat daarin haar grootste roem bestaat. Het opdringend en opgedrongen staatsnationalisme is er dus in geslaagd een artificiële natie te bouwen. Blijft er in een communistische Bondstaat Europa voor deze artificiële natie, op de waan van een staatsnationalisme gebouwd, nog plaats over? Dit “kunstmatig” is toch hoogstens naar zijn ontstaan en ook naar zijn huidige manifestaties, enkel kapitalistisch-imperialistisch. Blijft in een natuurlijke staatsorde plaats voor deze artificiële hulpconstructie van de diplomatie?

Dit alles zijn losse nota’s. Er blijft nog ontzaglijk veel in die richting te doen: de parallelle vooruitzettingen van de Vlaamse Beweging en het communisme te ontwikkelen, theoretisch en praktisch. Hoofdzaak blijft: 1e de Vlamingen te overtuigen dat zij van de huidige Europese conjunctuur niets moeten verwachten; 2e de communisten te overtuigen dat zij in Vlaanderen het Vlaamse probleem niet kunnen ontgaan.

Sept. ’20.



een rode leeszetel Lezen
Marxistisch Internet Archief
Algemeen Archief
Selectie marxisten
Documenten
Filosofie
Thema’s
Arbeidersbeweging
Woordenboek
Wat ?
Wat is marxisme
Over ons
Andere talen
Auteurswet
Citeren
Disclaimer
Doen
Zoeken
Nieuwe teksten
Werk mee
Contact
Reclame


In of uitschrijven Nieuwsbrief

RSS