Karl Marx
Het Kapitaal
Hoofdstuk 16


Verschillende formules voor de meerwaardevoet

We hebben gezien dat de meerwaardevoet wordt voorgesteld door de volgende formules:

(I)meerwaarde (m)=meerwaarde=meerarbeid
––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
variabel kapitaal (v)waarde der arbeidskrachtnoodzakelijke arbeid

De eerste twee formules drukken als verhouding van waarden uit hetgeen de derde formule uitdrukt als verhouding van tijdsruimten, waarin die waarden worden geproduceerd. Deze elkaar vervangende formules zijn theoretisch nauwkeurig bepaald. Daarom vindt men in de klassieke economie deze formules wel impliciet, maar niet bewust uitgewerkt. Hier vinden we daarentegen de volgende afgeleide formules:

(II)meerarbeid=meerwaarde=meerproduct
––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
arbeidsdagproductenwaardetotale product

Dezelfde verhouding wordt hier afwisselend uitgedrukt in de vorm van arbeidstijd, van waarde waarin die arbeidstijd is belichaamd en van producten, waarin deze waarden bestaan. Er wordt natuurlijk verondersteld dat onder waarde van het product slechts het waardeproduct van de arbeidsdag wordt verstaan, waarbij het constante deel van de productenwaarde is buitengesloten.

In al deze formules is de werkelijke uitbuitingsgraad van de arbeid of meerwaardevoet verkeerd uitgedrukt. Stel dat de arbeidsdag twaalf uur duurt. Uitgaande van de veronderstellingen van het voorbeeld hierboven, wordt in dit geval de werkelijke uitbuitingsgraad van de arbeid in de volgende verhoudingen tot uitdrukking gebracht:

6 uur meerarbeid=meerwaarde van 3s= 100 %
––––––––––––––––––––––––––––
6 uur noodzakelijke arbeidvariabel kapitaal van 3s

Volgens de formules (II) krijgen we daarentegen:

6 uur meerarbeid=meerwaarde van 3s= 50 %
––––––––––––––––––––––––––––
arbeidsdag van 12 uurwaardeproduct van 6s

Deze afgeleide formules drukken in werkelijkheid de verhouding uit, waarin de arbeidsdag of zijn waardeproduct wordt verdeeld tussen kapitalist en arbeider. Zouden deze formules echter worden beschouwd als de directe uitdrukking voor de mate van meerwaardevorming van het kapitaal, dan zou de onjuiste wet gelden: de meerarbeid of meerwaarde kan nooit 100 % zijn.[17] Aangezien de meerarbeid steeds slechts een evenredig deel van de arbeidsdag kan vormen of de meerwaarde steeds slechts een evenredig deel van het waardeproduct kan vormen, is de meerarbeid noodzakelijkerwijs altijd kleiner dan de arbeidsdag of de meerwaarde altijd kleiner dan het waardeproduct. Om de verhouding 100/100 te bereiken moeten zij echter even groot zijn. Wil de meerarbeid de hele arbeidsdag absorberen (het gaat hier om de gemiddelde dag van de arbeidsweek, het arbeidsjaar enzovoort), dan dient de noodzakelijke arbeid tot 0 te dalen. Maar wanneer de noodzakelijke arbeid verdwijnt, verdwijnt ook de meerarbeid, omdat de laatste een functie is van de eerste. De verhouding meerarbeid/arbeidsdag = meerwaarde/waardeproduct kan dus nooit de grens 100/100 bereiken en nog minder stijgen tot 100 + x / 100. Dit kan echter wél bij de meerwaardevoet of de werkelijke uitbuitingsgraad van de arbeid. Neem bijvoorbeeld de schatting van de heer L. de Lavergne, volgens wie de Engelse landarbeider slechts 1/4 de kapitalist (pachter) daarentegen 3/4 van het product[18] of van zijn waarde krijgt, ongeacht hoe de buit later tussen kapitalist en grondbezitter enz. verder wordt verdeeld. Volgens deze gegevens verhoudt de meerarbeid van de Engelse landarbeider zich tot zijn noodzakelijke arbeid als 3:1, een uitbuitingspercentage van 300 %.

De methode van de klassieke school om de arbeidsdag te beschouwen als een constante grootheid wordt in stand gehouden door de toepassing van formule (II), omdat men hier steeds de meerarbeid vergelijkt met een arbeidsdag van gegeven lengte. Hetzelfde geldt wanneer men uitsluitend de verdeling van het waardeproduct voor ogen houdt. De arbeidsdag, die reeds in een waardeproduct is belichaamd, is altijd een arbeidsdag van gegeven lengte.

De beschrijving van meerwaarde en waarde der arbeidskracht als delen van het waardeproduct — een methode van uiteenzetting, welke overigens in de kapitalistische productiewijze zelf haar oorsprong vindt en waarvan wij later nog de betekenis zullen zien — maskeert het specifieke karakter van de kapitaalverhouding, namelijk de ruil van variabel kapitaal tegen levende arbeidskracht en de daarmee gepaard gaande uitsluiting van de arbeider van het product. In plaats hiervan komt de valse schijn van een verhouding van deelgenootschap, waarin de arbeider en de kapitalist het product delen in verhouding tot de factoren, die zij elk bijdragen tot de vorming van het product.[19]

Overigens is formule (II) altijd te herleiden tot formule (I). Hebben we bijvoorbeeld meerarbeid van 6 uur/arbeidsdag van 12 uur, dan is de noodzakelijke arbeidstijd gelijk aan de arbeidsdag van 12 uur minus meerarbeid van 6 uur en dan krijgen we: meerarbeid van 6 uur/noodzakelijke arbeid van 6 uur = 100.

Er is een derde formule, waarop ik hierboven ben vooruitgelopen:

(III)meerwaarde=meerarbeid=onbetaalde arbeid
––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
waarde der arbeidskrachtnoodzakelijke arbeidbetaalde arbeid

Na de hierboven gegeven uiteenzettingen hoeven we niet te vrezen voor het misverstand, waartoe de formule onbetaalde arbeid/betaalde arbeid aanleiding zou kunnen geven, namelijk dat de kapitalist de arbeid en niet de arbeidskracht betaalt. De formule onbetaalde arbeid/betaalde arbeid is slechts een populaire uitdrukking voor meerarbeid/noodzakelijke arbeid. De kapitalist betaalt de waarde (of de daarvan afwijkende prijs) der arbeidskracht en krijgt in ruil daarvoor de beschikking over de levende arbeidskracht zelf. Zijn vruchtgebruik van deze arbeidskracht valt in twee perioden uiteen. Gedurende de ene periode produceert de arbeider slechts een waarde, die gelijk is aan de waarde van zijn arbeidskracht, dus produceert hij slechts een equivalent. Voor de voorgeschoten prijs der arbeidskracht krijgt de kapitalist dus een product van dezelfde prijs terug. Het is net alsof hij het product kant en klaar op de markt heeft gekocht. Gedurende de periode van de meerarbeid daarentegen vormt het vruchtgebruik van de arbeidskracht voor de kapitalist een waarde, zonder dat dit hem een vervanging aan waarde kost.[20] Deze omzetting van arbeidskracht in waarde krijgt hij voor niets. In deze betekenis kan men de meerarbeid onbetaalde arbeid noemen.

Het kapitaal is dus niet alleen, zoals Adam Smith zegt, commando over arbeid. Het is in wezen commando over onbetaalde arbeid. Alle meerwaarde, ongeacht de bijzondere vorm die zij later aanneemt — winst, interest, rente, enzovoort — is in wezen belichaming van onbetaalde arbeidstijd. Het geheim van de meerwaardevorming van het kapitaal vindt zijn oplossing in de beschikking over een bepaalde hoeveelheid onbetaalde arbeid van anderen.


_______________
[17] Bijvoorbeeld in: Dritter Brief an von Kirchmann von Rodbertus. Widerlegung der Ricardo’schen Theorie von der Grundrente und Begründung einer neuen Rententheorie, Berlin, 1851. Ik kom later terug op dit werk, waarin de schrijver ondanks zijn onjuiste grondrentetheorie het wezen van de kapitalistische productie heeft doorzien. [Toevoeging aan de derde druk. — Men ziet hoe welwillend Marx zijn voorgangers beoordeelde, wanneer hij bij hen een werkelijke vooruitgang, een nieuwe juiste gedachte aantrof. Inmiddels dient de bovenstaande erkenning van Marx door het verschijnen van de brieven van Rodbertus aan Rud. Meyer wel van enig voorbehoud te worden voorzien. In die brieven schrijft Rodbertus: ‘Het kapitaal moet niet alleen tegen de arbeid, maar ook tegen zichzelf worden beschermd. Dit zou in feite het beste kunnen geschieden door de activiteiten van de ondernemer-kapitalist te zien als economische en politieke functies, die hem worden toevertrouwd omdat hij kapitaal bezit en zijn winst een vorm van salaris is, dat hem wordt betaald omdat we nog geen andere vorm van sociale organisatie kennen. Salarissen kunnen worden gereglementeerd en verlaagd, wanneer ze te veel van het loon nemen. De aanval van Marx op de maatschappij - zo zou ik zijn boek willen noemen - moet eveneens worden afgeweerd... Trouwens, het boek van Marx is niet zo zeer een onderzoek van het kapitaal dan wel een polemiek tegen de huidige kapitaalvorm, die hij verwart met het kapitaalbegrip en waaruit dan ook zijn vergissingen voortvloeien.’ Briefe etc. vom Dr. Rodbertus-Jagetzow, herausgegeben von Dr. Rud. Meyer, Berlin, 1881, deel I, p. 111, brief 48 van Rodbertus. - In dergelijke ideologische gemeenplaatsen verzanden de werkelijk moedige aanlopen van Rodbertus in zijn ‘sociale brieven’. -F.E.]
[18] Het deel van het product, dat alleen het uitgegeven, constante deel van het kapitaal vervangt, is bij deze berekening natuurlijk afgetrokken. — De heer L. de Lavergne, een blinde bewonderaar van Engeland, geeft eerder een te lage dan een te hoge verhouding.
[19] Aangezien alle ontwikkelde vormen van het kapitalistische productieproces vormen van coöperatie zijn, is natuurlijk niets zo gemakkelijk dan van hun specifiek antagonistische karakter te abstraheren en ze om te toveren tot vormen van deelgenootschap, zoals graaf A. de Labarde doet in zijn L’Esprit d’association dans tous les intérêts de la communauté, Paris, 1818. De Yankee H. Carey volbrengt zelfs met hetzelfde resultaat dit kunststukje voor de verhoudingen binnen het slavenstelsel.
[20] Ofschoon de fysiocraten het geheim van de meerwaarde niet hebben doorgrond, zagen zij toch wel dat de meerwaarde ‘een onafhankelijke en beschikbare rijkdom (is), die hij (de bezitter -M.) niet heeft gekocht en die hij verkoopt’. Turgot, Réflexions sur la formation et la distribution des richesses, p. 11.