Ernest Mandel

Klassenstrijd, socialisme en rechtvaardigheid


Geschreven: oktober 1959
Bron: Links nr. 25-31 oktober 1959
Transcriptie: Valeer Vantyghem
Deze versie: spelling
HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, november 2008

Laatste bewerking: 17 november 2008


Antwoord aan De Nieuwe Maand

Zes kolommen over De Man — en nu zes klommen over de ‘Nieuwe Weg’: we horen al het gemopper van sommige vrienden. Zij mogen gerust zijn: wij ‘overschatten’ of ‘rehabiliteren’ deze of gene persoon niet met ons geschrijf. Maar er wordt vandaag in socialistische kringen zo weinig aan scholing gedaan, — aan scholing in de doctrine en het ideaal van het socialisme — dat elke gelegenheid moet worden te baat genomen om grondbeginselen te belichten. Het uitgangspunt moet actueel zijn; het heeft dan zijn plicht vervuld, — en mag verder naar goeddunken van de lezer, op- en aftreden. Dit met alle respect voor het uitgangspunt van Piet De Buyser, die ons dat zeker niet ten kwade zal duiden.

Iets over politieke verdraagzaamheid...

Vriend De Buyser heeft namelijk in het nr. van augustus 1959 van de ‘Nieuwe Weg’ — het maandblad van de Jongsocialisten — zijn grof geschut gericht tegen Links, de marxisten in de BSP en de ‘Voorstanders van de klassenstrijd’ in ‘t algemeen. Wij zien dat graag gebeuren. Levendige polemiek schrikt ons niet af; integendeel, zij brengt leven in de brouwerij. Levendige discussie — niet over personen of loze achterklap, maar over ideeën, doelstellingen, politieke opvattingen — schept een levende partij. Een partij die de vrijheid van discussie verzaakt, staat ten dode opgeschreven, heeft Kamiel Huysmans terecht verklaard.

Wij begroeten dus de discussiebijdrage van de ‘Nieuwe Weg en hopen dat pgt. De Buyser ons evenmin onze vrije en openhartige taal zal verwijten als wij hem over zijn zwaar geschut beknibbelen.

Wij zijn des te meer geneigd de nadruk te leggen op het grote belang dat wij aan de vrije meningsuiting en vrije discussie in de partij hechten, omdat de Buyser aan de ‘marxisten’ (van Links) het verwijt schijnt te richten van ‘politieke onverdraagzaamheid’. Wij moeten eerlijk zeggen dat wij dat verwijt niet hebben verdiend. Men mag de 24 nummers van Links van A tot Z doorpluizen — men zal nergens de gedachte zien uitgedrukt, als zou aan niet-marxisten de toegang tot de BSP moeten worden ontzegd, of als zouden zij in onze partij ten minste tot zwijgen moeten worden veroordeeld.

Wij hebben integendeel ervoor gepleit dat de BSP moet worden de partij van alle werkende mensen van dit land. Wij willen voor onze partij een doorbraak maken bij duizenden katholieke arbeiders — zonder die arbeiders eerst te willen ‘ontkerstenen’. Indien wij met zulk een doel voor ogen alleen voor de marxisten het recht op spreken in de partij zouden opeisen, dan zouden we in zulk een enorme tegenspraak komen met ons zelf, dat zelfs Piet De Buyser dit onwaarschijnlijk zou vinden.

...over de betekenis van de democratie in de arbeidersbeweging

Maar wij zijn niet alleen voorstanders van de breedst mogelijke verdraagzaamheid — (binnen het raam van de noodzakelijke partijdiscipline in de actie) om redenen van tactiek of opportuniteit. Wij zijn het tevens om fundamenteel principiële redenen.

In de eerste plaats betekent socialisme voor ons zelf ontvoogding van de werkende klasse. Nu behoren wij tot de onnozelaars die de realpolitiek oftewel de spreuk ‘het doel heiligt de middelen’ als ondoelmatig afkeuren. Wij geloven dat sommige middelen nooit naar een bepaald doel kunnen leiden. En wij geloven dat de zelfontvoogding van de werkende klasse nooit daarmee kan beginnen, aan leden van die klasse het zwijgen op te leggen. Wij geloven dat een bevrijdingsbeweging als het socialisme nooit gehoorzaamt, gedweeheid of onderdanigheid mag aankweken, maar zich enkel kan ontplooien in een sfeer van kritiek, zucht naar onverholen waarheid, en opstandigheid tegen leugen, bedrog, uitbuiting of onderdrukking onder welke vorm ook. Daarom is die vrijheid van gedachte en van discussie een onmisbaar wapen van het socialisme in de opvoeding van de werkende klasse, een onmisbaar wapen — oh wrevel! — voor een doelmatig gevoerde klassenstrijd.

In de tweede plaats is vrijheid van gedachte en van discussie onmisbaar voor de partij zelf. Het socialisme — dat van Piet De Buyser zowel als dat van Karl Marx — strijdt voor de opbouw van een nieuwe samenleving. Maar om de werkelijkheid te veranderen moet men haar eerst verkennen en doorgronden. De juiste analyse van een steeds wisselende, zich steeds ontwikkelende en vernieuwende werkelijkheid, eist een ongehoorde collectieve inspanning van wetenschap en praktijk die mekaar bevruchten en samenspelen zoals de kopers en de snaren van een groot orkest. De marxisten beweren enkel, de juiste wetenschappelijke methode voor de analyse van die maatschappelijke verandering te bezitten, meer niet. Zij hebben niet de illusie dat het volstaat, bij Marx te zweren om de ontwikkeling van de veeteelt in Veurne-Ambacht voor de jaren 1959-1964 te kunnen voorspellen.

De ervaring heeft bewezen dat er geen alwetende partijsecretarissen — algemene of federale — geen alwetende partijcursus (politieke of andere) en — wij zijn echte ketters! — zelfs geen alwetende partijmeerderheid bestaat. Wie paus wil spelen moge zijn tenten elders opslaan. Daaruit volgt, dat de strijd om de waarheid - om het juiste begrip van de maatschappelijke ontwikkeling, zonder het welke het socialisme tot zware fouten en de mensheid tot zware, te vermijden offers gedoemd is: het fascisme weze ons enig voorbeeld ... — de vrijheid van discussie vereist. Want alleen die vrijheid laat aan een minderheid toe, een meerderheid zo vlug en doelmatig mogelijk van de begane vergissing te overtuigen.

...en de socialistische moraal

Wij hopen Piet De Buyser ervan te hebben overtuigd, dat wij uit alle macht de gewetens — en de discussievrijheid in de BSP zullen verdedigen, — ook de vrijheid van Piet De Buyser om ons marxisten aan te vallen en te bekritiseren. Zal hij ons met gelijke munt betalen? Wij hopen van harte dat dit zo zal zijn, — maar men zal ons, op grond van persoonlijke ervaring, niet mogen verwijten, dat we liefst tot de vervaldag wachten om te zien, of dit geen wissel zonder dekking is ...

En wij zijn des te sceptischer gezind, omdat pgt. De Buyser, zoals helaas zoveel mensen die het woord moraal, van hun lippen krijgen, in bewust artikel uit ‘De Nieuwe Weg’ ons een staaltje geeft van gemis aan waarheidsliefde, dat tot nadenken stemt. Wij lezen immers op pag. 3:

‘Geen socialisme zonder klassenstrijd? Voor de orthodoxe marxisten hoeft deze vraag niet eens gesteld! Zelfs diegene, die de klassenstrijd aanvaardt, doch meer nadruk legt op de rechtvaardigheidsmotieven, dan op materiële belangenmotieven, wordt reeds door hen van ketterijen beschuldigd.
Wie zich naar het socialisme richt, doch aan de klassenstrijd verzaakt, bewandelt onvermijdelijk de weg die naar het fascisme leidt...
Zulks ligt in de lijn van hun zienswijze.
De lezer die hieraan mocht twijfelen, verwijzen we naar de artikels van sommige medewerkers van Links die deze stelling tekstueel verdedigen’.

Nu is het enige artikel dat Links ooit tezelfdertijd aan klassenstrijd, niet klassenstrijdende socialisten en het fascisme heeft gewijd, mijn artikel Hendrik De Man, een intellectuele tragedie, verschenen in nr. 17 (11 juli 1959). Vermits ik, met pgt. De Buysers verlof, mijn pappenheimers ken, schreef ik bij de aanvang van dit artikel:

‘Een laatste waarschuwing zal niet onnuttig zijn. De stelling die wij trachten te bewijzen is deze, dat de breuk met het marxisme De Man tot zijn capitulatie voor het fascisme heeft gedreven. Maar wij bedoelen daarmee geenszins, dat alle socialisten die met het marxisme breken, noodzakelijk verraders worden, noch dat oppervlakkige trouw aan het marxisme voor fouten en misdaden behoedt. Het gaat niet om de analyse van een maatschappelijke laag of van een ideologische stroming. Het gaat om de intellectuele biografie van één persoon.

Volgens De Buyser hebben wij gezegd: Wie met de klassenstrijd breekt, bewandelt onvermijdelijk de weg die naar het fascisme leidt. Wij echter schreven: Wie met het marxisme breekt wordt niet noodzakelijkerwijze een verrader. Pgt. De Buyser heeft dus te vlug en te onnauwkeurig gelezen — om het zachtjes uit te drukken. (Een dokwerker heeft daarvoor een grover woord) — en ons het tegenovergestelde van wat we zeggen in de mond gelegd. Geeft dit ons niet het recht hem de vaderlijke raad te verstrekken: spreek a.u.b. wat minder over moraal en praktiseer ze meer metterdaad.

Iets over klassenstrijd en paritaire commissies...

Pgt. De Buyser leest niet alleen oppervlakkig de artikels uit Links. Hij doet ook geen inspanning om de gedachten die hij bestrijdt werkelijk te leren kennen. Wij hebben ons de moeite getroost, alle werken van De Man te lezen, alvorens zijn ideologie te ontleden. De Buyser zou er goed aan doen, enige boeken van Marx en van ernstige marxisten grondig te bestuderen, alvorens over klassen en klassenstrijd te schrijven. Dit zou hem o.a. behoeden een onzin te schrijven als deze dat de marxisten ‘klassenstrijd prediken’. (!)

Wij hebben op het Atheneum van Antwerpen een leraar gekend — hij is thans professor aan de Leuvense hogeschool — die ons op zekere dag de schrikwekkende ontdekking openbaarde dat ‘voor de marxisten de arbeid niets anders is dan koopwaar’. Ondanks het feit dat wij maar veertien lentes telden — maar we waren toen al een niet te genieten betweter en een onaangename tijdgenoot — hebben we hem toch getracht erop te wijzen, dat het niet de marxisten zijn die overal in Europa gebouwen hebben opgetrokken waarop te lezen staat: ‘Bourse de Travail — Arbeidsbeurs’. Wij hebben eraan toegevoegd — en dat nam hij ons zeer kwalijk — dat het o.i. niet de regenschermen zijn die de regen veroorzaken, om bij actuele beeldspraak te blijven. Misschien is ondertussen die blijde boodschap ook tot vriend De Buyser doorgedrongen...

Klassenstrijd is noch door de marxisten uitgevonden, noch door hen gepredikt. Het is een historisch feit, geschilderd en getekend in de tijden van Thucydides en Plato (‘Zelfs de kleinste stad is verdeeld in twee delen — een stad van armen en een stad van rijken, die tot mekaar in gedurige staat van oorlog staan: in Republiek 4e boek, 2e hoofdstuk) tot de huidige dag. Aan al die grote wijsgeren en geleerden die de werkelijkheid hebben begrepen en ontleed, kan toch niet het verwijt worden gericht, voor die werkelijkheid verantwoordelijk te zijn, haar te hebben geschapen of haar te prediken.

In de kapitalistische maatschappij zijn er drie klassen: kapitalisten, loontrekkers en kleine burgerij. Tussen die twee eerste klassen woedt een onophoudelijke strijd, in de eerste plaats voor de verdeling van het industrieel netto product. Bij een gegeven product betekent het stijgen van de lonen lagere winsten; hogere winsten zijn slechts mogelijk zo de lonen vallen.

Slimmerikken geloven daarop te kunnen antwoorden: maar kunnen bij een aangroeiende productie niet lonen en winsten tegelijkertijd stijgen? Zeker kunnen ze dat, — maar dat verplaatst enkel de moeilijkheid, zonder ze op te lossen. Het gaat niet om de absolute hoogte van de lonen, — het gaat om de relatieve verdeling van het nationaal inkomen. Wanneer de loontrekkers 50 % van dit inkomen opstrijken, ondanks het feit dat zij 75 % van de bevolking vormen, dan kan een verhoging van het nationaal inkomen met 10 % lonen en winsten doen stijgen, — zonder dat er iets veranderd is aan de onrechtvaardige verdeling van dit nationaal inkomen.

Die verdeling te veranderen, de verhouding tussen het aandeel van de lonen en het aandeel van de winsten in het nationaal inkomen te wijzigen — dat is de inhoud van de klassenstrijd op het meest elementaire vlak in de kapitalistische maatschappij. En dit wordt in talloze resoluties van het ABVV en van alle vakcentrales van het ABVV telkens weer als het centrale doel van de vakbeweging verkondigd. Piet De Buyser zou dit beter moeten weten dan wij...

De klassenstrijd is dus een objectief verschijnsel, onafhankelijk van het bewustzijn of het inzicht van de mensen die hem voeren. De vorm en het doel van die strijd kunnen verschillen naargelang dit inzicht en dit bewustzijn, naar gelang de omstandigheden en de krachtsverhoudingen tussen de klassen. Maar de klassenstrijd zal zo lang bestaan als de maatschappij in klassen verdeeld blijft; daaraan kunnen wensdromen of staatskredieten niets veranderen.

Hoe mensen hun klassenstrijd motiveren, dat hangt van vele factoren af. In het verleden hebben talrijke maatschappelijke klassen aan hun strijd zuiver religieuze motieven gegeven. Dat neemt niet weg dat die strijd naast die religieuze motieven ook zeer tastbare materiële beweegredenen had: opheffing van de grondrente en gemeenschap van goederen, om maar één van de programmapunten van radicaal ‘ketterse’ sekten in de late middeleeuwen en in het begin van de Hervorming te noemen. De argumenten waarmee de Izegemse schoenbewerkers hun eis tot bestaanszekerheid kracht bijzetten is één ding; het objectief gevolg van de eventuele verwezenlijking van die eis — de patroon betaalt per jaar meer en wint dus minder — kan door al die motivering niet worden weggetoverd.

Het is verbazend hoe zulke eenvoudige dingen niet worden begrepen. Maar Piet De Buyser komt zelfs met ... de paritaire commissies aandraven als argument tegen de klassenstrijd. Alsof die paritaire commissies niet waren één van de vormen waarin zich de klassenstrijd tussen Kapitaal en Arbeid vandaag in ons land afspeelt! Alsof ze niet waren een middel om de zwakker gesyndiceerde arbeiders in kleinere bedrijven van een bepaalde bedrijfstak te versterken tegen hun patroons, door het hele gewicht van de vakbondsmacht in de weegschaal te werpen!

...en over het ‘algemeen belang’

Paritaire commissies zijn één vorm en één fase van klassenstrijd. Zij zijn trouwens alleen nuttig als zij op die manier worden opgevat. Maar laat de vakbeweging verzwakken en verslappen; laat in een bedrijfstak twintig jaar lang geen staking en geen eisenactie plaatsvinden, maar alles regelen ‘achter de groene tafel’, — en ge zult zien hoe de macht van de arbeidersbeweging zal afnemen, en hoe plotseling ook de patroons in de paritaire commissies minder en minder toegevingen zullen doen. Hetgeen in Frankrijk in de jongste jaren gebeurd is levert daarvoor een tragisch bewijs.

Piet De Buyser gebruikt de term ‘algemeen belang’. Het is een dubbelzinnig begrip. Men kan onder ‘algemeen belang’ verstaan het belang van de massa van loon en weddentrekkers en van sommige kleine boeren en handwerkers wier belangen min of meer gelijklopen met die van de werkende klasse. In die zin aanvaarden we volledig dat een ‘algemeen belang’ de grote meerderheid van de bevolking (meer dan 80 % in ons land!) plaatst tegenover het belang van de kleine en grote kapitalisten.

Maar men kan het begrip ‘algemeen belang’ ook gebruiken in een andere zin, d.w.z. als een soort resultante van het belang van de werkende klasse en van de kapitalistische klasse. En in dit geval moeten we zeggen dat het boerenbedrog is. Zolang er klassen bestaan kunnen hun belangen niet tot een algemene deler worden herleid. De nazi’s schreeuwden: ‘Gemeinnutz geht vor Eigennutz’ (het gemeenschappelijke belang heeft voorrang voor het privaatbelang). Maar de mooie formule betekende in de praktijk dat de arbeiders hun klassenbelang moesten opofferen ten gunste van het klassenbelang van het groot kapitaal. Hun lonen bleven geblokkeerd ondanks volledige tewerkstelling, terwijl de winsten van de grote maatschappijen geweldig naar omhoog gingen.

Wij hebben zojuist een bijzonder indrukwekkend staaltje beleefd van misbruik van de formule ‘algemeen belang’ in het belang van de kapitalistische klasse. Wij bedoelen de tussenkomst van president Eisenhower in de staking in de Amerikaanse staalnijverheid.

Op het eerste zicht lijkt zijn tussenkomst gegrond; het voortduren van de staking doet honderden fabrieken hun deuren sluiten door gebrek aan staal. Maar als we de zaak nader bekijken komen we tot volgend resultaat. Drie maanden lang hebben die staalarbeiders hun spaarcenten opgegeten en hun economische substantie opgeteerd; dit betekent een verlies van bijna één miljard dollar voor een half miljoen Amerikaanse gezinnen. Dit verlies was blijkbaar voor president Eisenhower niet in tegenspraak met het algemeen belang... Gedurende die drie maanden konden de staalmagnaten hun handel verder voeren, dankzij geweldige voorraden. Maar nu bereiken we het punt waarop die voorraden zijn verdwenen en dus de nijveraars op hun beurt miljoenen gaan verliezen. En het is precies op het ogenblik waarop het kapitaal op zijn beurt kwetsbaar wordt, dat president Eisenhower plotseling het ‘algemeen belang’ ontdekt en de staking wil doen stopzetten! Kan er iemand zo onnozel zijn om niet in te zien dat president Eisenhower niet handelt in het algemeen belang maar in het belang van de kapitalistenklasse?

Maar zegt Piet De Buyser, ‘het geld en de macht zitten in ons land in de handen van enkele families. De strijd die tegen deze families moet gevoerd worden kan men niet langer een klassenstrijd noemen maar wel een strijd voor het algemeen belang’.

Moesten de verhoudingen inderdaad zo simpel zijn, moest de door Marx ontdekte wet van de concentratie van macht en kapitaal in de kapitalistische maatschappij werkelijk op zo mechanische manier verlopen als De Buyser het hier voorstelt (eens te meer ontdekt men achter degene die Marx wil herzien in de eerst plaats iemand die Marx niet heeft verteerd en zijn ideeën op mechanische wijze tracht toe te passen!), dan zou het socialisme al lang hebben getriomfeerd.

Maar in werkelijkheid liggen tussen die ‘enkele families’ die de grote holdings controleren, en de massa van de werkende klasse, talrijke maatschappelijke lagen die te samen de derde maatschappelijke klasse vormen, deze van de gegoede middenstand. Wij hebben in ons land 4 tot 5 % van alle families die regelmatig meer dan 1 miljoen F. (en rekening houdend met de belastingsontduiking waarschijnlijk 1,5 tot 2 miljoen F.) aan erfgoed nalaten. Wij hebben vele nijveraars en groothandelaars, die zonder tot die ‘enkele families’ te behoren ongetwijfeld grote kapitalisten zijn. Wij hebben het grootste gedeelte van de beoefenaars van de vrije beroepen, die dankzij hun hoog inkomen kapitaal accumuleren. Te beweren dat de belangen van al die grote en kleine kapitalisten, die ten minste 20 % van onze bevolking vormen, gelijklopen met de belangen van de werkende klasse van loon- en weddentrekkers (waarbij men in het beste geval de kleine boeren en kleine handwerkers kan voegen), dat is een mythe verkondigen die met de werkelijkheid geen uitstaans heeft!

Probeer toch eens de leden van het Nationaal Verbond van Socialistische Mutualiteiten ervan te overtuigen, dat de belangen van de loon- en weddentrekkers en de belangen van de geneesheren gelijklopen, pgt. De Buyser! Gij zult daarin niet slagen. En de klassenstrijd tussen de 80 % bezitlozen en de 20 % bezitters in onze maatschappij is dus wel stellig de basis van ons politiek en maatschappelijk leven.[1]

Rechtvaardigheid, moraal en socialisme

Is het nochtans niet uit tactische redenen wenselijk, het klassenbelang te vermommen als algemeen belang, zo zal Piet De Buyser vragen, in navolging van Rik De Man? Wij zijn hier weer op het punt aangekomen waar de cirkel zich sluit, en dezelfde ideologen die eerst luidkeels om een ‘ethisch socialisme’ schreeuwen plots beroep doen op de leugen om hun koopwaar aan de man te brengen.

Het socialisme wenst ongetwijfeld de maatschappij te hervormen in het licht van bepaalde ethische normen. De boodschap van het socialisme is de edelste boodschap die de mensheid ooit heeft gehoord: op deze aarde een maatschappij oprichten waaruit uitbuiting, onderdrukking en geweld voor altijd zijn verbannen, waarin alle mensen broeders zijn zonder onderscheid van ras, huidskleur, afkomst en geloof. Het socialisme heeft zijn doel niet bereikt zolang die maatschappij niet bestaat — en Piet De Buyser zal wel moeten toegeven dat wij het nog nergens hebben bereikt — en zal dus voortgaan voor dat edele doel te strijden, in het licht van dat doel zijn volgelingen en jonge aanhangers op te voeden, en op fanatieke — waarom niet? — wijze elke vorm van onrechtvaardigheid te bevechten.

Dusdoende kan het socialisme vandaag als enige beweging in de wereld beroep doen op de niet lessende dorst naar rechtvaardigheid en waarheid, die het beste deel van de jeugd overal tot handelen drijft. Op één voorwaarde nochtans: dat zijn eigen daden strikt overeenstemmen met dit edel doel.

Maar de voorstanders van een zg. ‘ethisch’ socialisme, dat als tegenvoeter van het marxisme wordt opgesteld, staan voor de moeilijke taak tezelfdertijd beroep te doen op de hoogste morele waarden, en de dagelijkse vuiligheidjes van de realpolitiek goed te praten. En dat gaat niet, Piet De Buyser! Daarmee zult gij geen jongeren en geen ouderen winnen, die worden gedreven door ‘de zedelijke kracht van het rechtvaardigheidsbeginsel’.

Was het geen tragische ironie dat Rik De Man, die eenzelfde argumentatie volgde, blind bleef voor de geweldige massabeweging van weerstand tegen het fascisme, de machtigste beweging gedreven door de ‘zedelijke kracht van het rechtvaardigheidsbeginsel’; die wij in Europa sinds de opkomst van de moderne arbeidersbeweging hebben gekend?

En wat in uw houding tegenover de koloniale revolutie, tegenover de opstand in Algerije, tegenover de vrijheidsstrijd van het Congolese volk, Piet De Buyser? Veroordeelt gij onomwonden de politiek van Mollet, de koloniale verdrukking, het mobiliseren van zogezegd ‘economische’ argumenten (‘Zestigduizend werkers leven toch van Congo’...) om het behoud van rechtstreekse of onrechtstreekse koloniale uitbuiting goed te praten?

Juist omdat het socialisme beroep moet doen op de hoogste morele waarden, juist daarom mag het zijn doeleinden niet vermommen, de mensen niet voorliegen dat het in feite niet zoveel wil veranderen aan de bestaande maatschappij, of dat in feite de belangen van alle medeburgers (‘behalve enkele families’) gelijklopend zijn.

Dat is demagogie en leugen, en een socialisme dat zijn doel wil bereiken met alle middelen, incl. leugen en demagogie, dat mondt rechtsreeks uit in het fascisme: dit willen wij u graag nog dikwijls bevestigen, Piet de Buyser!

Juist omdat het socialisme beroep kan doen op rechtvaardigheidszin van alle werkende mensen, juist daarom mogen wij niet omwille van kiesmanoeuvres nalaten, telkens weer de werkende klasse eraan te herinneren, dat zonder de socialisatie van de grote productie- en distributiemiddelen, dat zonder planeconomie en zonder geleidelijk verdwijnen van private accumulatie van privaatfortuinen géén maatschappelijke rechtvaardigheid, géén gelijkheid, géén verdwijnen van de klassenstrijd, en géén wereld zonder uitbuiting en geweld mogelijk is!

Verbonden met de proletarische klassenstrijd zijn ethische motieven geweldige hefbomen van menselijke vooruitgang. Als middel om de proletarische klassenstrijd te ontwrichten, te remmen of te doen ophouden, worden zg. ‘ethische motieven’ drogredenen in dienst van de kapitalistische reactie, van de machten gesteund op uitbuiting en geweld, zij worden dus leugen en bedrog! En voor zulke ontwikkeling zijn wij van Links, en zijn, naar wij hopen, de grote meerderheid van de Belgische socialisten niet te vinden.

Voorzeker: moest men aan Piet De Buyser zeggen: kies tussen waarheid en leugen, — dan zal hij ongetwijfeld de waarheid kiezen. Maar om het nogmaals te herhalen: in de politiek komt het er minder op aan, wat iemand subjectief wenst dan wat hij objectief doet. De weg naar de hel is geplaveid met de beste bedoelingen; hij blijft ongelukkiglijk een weg naar de hel. Wanneer men, ook met de beste bedoelingen, de verwezenlijking van het socialisme losmaakt van de zelfontvoogding van de werkende klasse; wanneer men gelooft dat de staat zonder, of zelfs tegen, de arbeiders een rechtvaardige maatschappij kan invoeren; wanneer men tracht de tegenstrijdige belangen van arbeiders en kapitalisten onder de mom van het ‘algemeen belang’ te verzoenen, dan dient men de belangen van de uitbuiters, en dan begaat men diep immorele daden, dan treedt men de hoogste ethische waarden met de voeten. Wij zeggen niet dat Piet De Buyser dat alles aan ‘t doen is. Maar wij zeggen dat wanneer hij dat niet doet, — hij een socialisme van de klassenstrijd aankleeft of hij dit nu wil of niet...

_______________
[1] Bezitter van productiemiddelen en kapitaal wel te verstaan, en van mensen die geen kapitaal bezitten.


Zoek knop