Rob Lubbersen
Revolutionair-socialisme in Nederland
Hoofdstuk 5
Het plotselinge ophouden van het verschijnen van De Tribune alsmeda de overwegingen in de RCP die daartoe hadden geleid, kunnen niet begrepen worden zonder een blik te werpen op de ontwikkeling van de gehele Vierde Internationale na haar Tweede Wereldcongres in 1948. Dat congres had nog als slogan aangeheven “Voorwaarts in de opbouw van Trotskistische massa-partijen”.
Het Derde Wereldcongres, gehouden in augustus 1951, werd bijgewoond door 74 afgevaardigden uit 25 landen[1]. Dat betekende dat vergeleken met het voorgaande congres een uitbreiding van het aantal vertagenwoordigde landen had plaatsgevonden met 6, vergeleken met het oprichtingsckongres in 1938 een toename van 14 landen.
Maar de nationale afdelingen hadden niet de verwachte massa-aanhang verworven. In het bijzonder in de hoog ontwikkelde industriele landen was de doorbraak naar de massa mislukt[2].
Al voor het Derde Wereldcongres was de discussie over dit feit en over de oorzaken ervan en de oplossingen ervoor op gang gekomea. In.die discussie speelde Michel Pablo, pseudoniem voor Michel Raptis, als secretaris van het Interationaal Secretariaat van de Vierde Internationale een hoofdrol. In maart 1951 deed een artikel van zijn hand nogal wat stof opwaaien binnen de Vierde Internationale[3]. Hij stelde daarin het navolgende.
Het kapitalisme was in de laatste jaren zwaar geschokt door:
- Het verlies van koloniaal gebied, waaronder China,
- Door het verlies van Oost Europa,
- Door de groeiende kracht van de Sovjet-Unie.
Het was bovendien instabiel door onzekere economische vooruitzichten en door een te ver doorgeslagen alleenheerschapp van de Verenigde Staten.
Daarom streefde het kapitalisme naar herovering van het verloren gebied. Dit teneinde met haar vijanden af te rekenen, nieuwe markten te openen en een evenwichtiger verdeling van de macht in eigen kamp mogelijk to maken. In die situatie was het voor revolutionairen niet de vraag of, maar hoe snel de Derde Wereldooriog zou uitbreken. Korea was misschien wel de laatste waarschuwing. Een Derde Wereldoorlog zou echter noodgedwongen, door zijn contra-revolutionaire karakter, moeten overgaan in een internationale burgeroorlog, een oorlog-revolutie. Die oorlog-revolutie zou een fase vormen van de in 1917 aangevangen overgangsperiode van kapitalisme naar socialisme, een periode die enkele eeuwen zou kunnen duren.
In het besef van de lange duur van die overgang, moest aan overwinningen van de Sovjet-Unie en van stalinistische communistische partijen een revolutionaire betekenis worden gehecht. Deze begeleidden de neergang en ondergang van het kapitalisme.
China had in 1949 laten zien dat het mogelijk was dat stalinistische partijen het kapitalisme omver wierpen wanneer ze zowel werden aangevallen door de heersende klasse als werden opgestuwd door revolutionaire massa’s. Een Derde Wereldoorlog zou het stalinisme nog sterker dwingen tot revolutionaire activiteit, al was het maar uit lijfsbehoud.
Blind anti-stalinisme zou de Vierde Internationale buiten spel zetten. Daarom was het nodig:
- Kritische steun te verlenen aan de Sovjet-Unie in haar strijd met het imperialisme,
- Onvoorwaardelijk de koloniale revoluties to steunen, ook waar die onder en ondanks stalinistiese leiding plaatsvonden,
- Toenadering te zoeken tot de revolutionaire massabeweging en proletarische voorhoedes, zelfs waar die nog stalinistische leidingen volgden.
Dit alles vanzelfsprekend gepaard aan een voortdurende onthulling van de revolutionaire perspectieven, juist waar de stalinistische leiders deze verdoezelden. Aldus Pablo, die hiermee aansloot bij een eerder, in januari 1951 gepubliceerde tekst van Ernst Mandel, die eveneens deel uitmaakte van het Internationaal Secretariaat[4].
In diens tekst werd, met het oog op het Derde Wereldckongres, voor het eerst de leuze ‘Toenadering tot de communistische arbeiders’ aangeheven. De bedoeling daarvan werd scherp omlijnd: het ging niet om een programmatische consessie, doch juist om een taktiek gericht op de uiteindelijke vermietiging van het stalinisme. Want in een tijd vol van oorlogsdreiging en revolutionaire opgang hadden de revolutionair-socialisten in de directe nabijheid van de commuaistische arbeiders de beste kansen om hen met het stalinisme te laten breken en een werkelijk revolutionaire partij op te bouwen.
Ondanks deze en dergelijke formuleringen verwekten de artikelen van Mandel en Pablo de nodige opschudding. Werd hier niet een te positief beeld van het stalinisme en van haar revolutionaire mogelijkheden geschetst? Pablo kwam in juni 1951 met een toelichting die de verontrusten nog verontruster maakte[5]. Hij verzekerde daarin weliswaar dat het stalinisme de bureaucratische verwording belichaamde van de Russische Oktoberrevolutie en dat dit in het proces van de wereldrevolutie overwonnen moest worden, maar benadrukte tevens dat omverwerping van het kapitalisme voorop diende te staan, ook al zouden er eeuwen van degenererende bureaucratieën op volgen. Hij schilderde het stalinisme, hoewel het verwerpelijk was, als een historische stap voorwaarts uit het kapitalisme. Een deel van de Vierde Internationale zag hierin een (te) positieve herwaardering van het stalinisme en ging de discussie hierover aan. Een enkeling, zoals weduwe Natalia Trotski, die liever een negatieve herwaardering had gezien, verliet op staande voet de Vierde Internationale[6].
Toch werd op het Derde Wereldcongres door een grote meerderheid de visie van Pablo in grote lijnen aangenomen. De belangrijkste aangenamen resolutie vermeldde de verwachting van economische crisis en wereldoorlog, erkende de belangrijke rol van de communistische partijen daarin en de noodzaak voor de revolutionair-socialisten om zich meer in de massabewegingen in te schakelen. Hoe die inschakeling moest plaatsvinden dat werd globaal aangegeven:
- Daar waar de sociaaldemocratie sterk was, moest gewerkt worden onder sociaaldemocraten,
- Daar waar de communistische partijen sterk waren, onder de communistische arbeiders.
Er werd niet in details getreden, maar de weg voor een politiek van intrede in massaorganisaties was vrijgemaakt[7].
Intrede-politiek was geen volkomen nieuw verschijnsel voor de revolutionair-socialistische beweging. Eind 1934 was de Franse trotskistische organisatie, die was aangesloten bij de Internationale Kommunistische Liga (IKL), ingetreden in de Franse socialistische partij SFIO. Daar waren toen een aantal redenen voor.
- In de eerste plaats had de vorming van een volksfront tussen de socialisten van de SFIO en de kommunisten van de PCF een geweldig enthouiasme opgeroepen in de Franse arbeidersklasse. Het volkafront oefende zo’n zuigkracht uit dat de belangstelling voor de revolutionair-socialisten enorm verflauwde. De revolutionair-socialistische bijeenkomsten werden slechter bezocht en een isolement dreigde,
- In de tweede plaats was er in de SFIO juist op dat moment een roerige radikaal-linkse vleugel actief, waarmee gezamenlijk optreden mogelijk was. Bovendien stond de SFIO als geheel open om revolutionaire stromingen in zich op te nemen[8].
Doel van de intrede was het beïnvloeden en winnen van de zich naar links ontwikkelende arbeiders binnen de SFIO en volksfront voor het program van de IKL[9]. Aanvankelijk verliep de intrede zeer succesvol. Binnen een half jaar was de ingetreden Groupe Bolchevik Leniniste (GBL) gegroeid van 100 tot 300 leden, terwijl in de socialistische jongerenorganisatie JS bij revolutionair-socialistische voorstellen kon worden gerekend op de steun van een derde van de 11.000 leden. De verkoop van GBL-blad La Verité steeg en de oplage van het revolutionaire jongerenblad Revolution bereikte de 80.000 exemplaren, oftewel 50.000 meer dan die van de officiële JS-krant[10].
Hoewel intrede toen niet beschouwd werd als een wereldwijde taktiek, leidden gunstige omstandigheden in sociaaldemocratische partijen elders en de resultaten in Frankrijk tot eenzelfde optreden in België, Zwitserland, Polen en de Verenigde Staten[11].
De intrede werd in Frankrijk in 1936 beëindigd toen het volksfront aan de regering kwam. Bij de uittrede werd zeer veel van de gewonnen aanhang weer verloren en verzeilden de Franse revolutionair-socialisten in diepgaande onderlinge twisten.
In België werd de intrede met beter resultaat afgesloten: na het verlaten van de Belgische Werkers Partij behielden de revolutionair-socialisten een massa-aanhang in de mijn- en industriestreek de Borinage.
Ronduit succesvol was de afloop van de intrede in de Verenigde Staten, waar de uittrede door de revolutionair-socialisten met nieuwe medestanders zo omvangrijk was, dat de Socialist Party deze maar nauwelijks overleefde[12].
Ook in Engeland was er al voor het Derde Wereldcongres sprake van intrede-politiek. De aldaar aanwezige afdeling van de Vierde Internationale werkte reeds kort na de Tweede Wereldoorlog voor een belangrijk deel georganiseerd in de Labour Party. Motieven daarvoor waren de vervlechting van die Labour Party met de Engelse vakverenigingen en het feit dat de Engelse arbeidersklasse Labour nu eenmaal als haar enige echte partij zag.
De intrede in de Labour Party werd aan de vooravand van het Derde Wereldcongres beschouwd en gepresenteerd als een voorbeeld voor revolutionair-socialisten elders. Dit vanwege het gehoor dat de Engelse revolutionair-socialisten zich wisten te verwerven binnen de aanzienlijke, door Bevan geleide, linkervleugel van Labour. Een linkervleugel waarvan gemeend werd dat die door de ingetreden revolutionair-socialisten in het door hen recht geachte spoor gebracht kon worden[13].
In februari 1952 legde Pablo aan het Internationaal Uitvoerend Komitee van de Vierde Internationale een tekst voor, die een uitwerking behelsde van de besluiten die op het Derde Wereldcongres waren genomen[14]. Dat Internationaal Uitvoerend Komitee nam in haar tiende voltallige zitting deze tekst bij meerderheid aan en daarmee kon de daadwerkelijke intrede aanvangen.
Pablo herhaalde in het kort de politieke en sociaal-economische analyses, zoals neergelegd in de door het Derde Wereldcongres aaagenomen resoluties. Hij scherpte deze nog aan op het punt van de verwachte contra-revolutionaire Derde Wereldoorlog: die zou nog slechts een korte spanne tijd op zich laten wachten[15]. De arbeiders zouden dit instinctief aanvoelen zodat er geen tijd meer was om revolutionaire partijen op te bouwen. De arbeiders schaarden zich in deze gevaarlijke tijd massaal rond de grote sociaaldemocratische en communistische partijen[16]. En de Vierde Internationale diende zich daar te begeven, waar de massa’s zich bevonden, teneinde te kunnen bijdragen aan de omzetting van de internationale oorlog in een internationale revolutie.
Pablo gaf aan hoe dat in drie te onderscheiden sectoren van de kapitalistische wereld moest gebeuren:
1. Daar waar reformistisch of stalinistisch leiderschap over de arbeidersklasse ontbrak, zouden de revolutionair-socialisten hun zelfstandig en onafhankelijk optreden voortzetten. Dit gold voor de Verenigde Staten, Latijns-Amerika, het Midden-Oosten en Afrika.
2. Daar waar de sociaaldemocraten een beslissende invloed uitoefenden op de arbeiders, moest worden ingetreden in de reformistische organisaties. Dit gold voor Engeland, Oostenrijk, België, Australië, Canada, Nederland, Scandinavië, Zwitserland, Duitsland en India.
Pablo tekende hierbij aan dat deze intrede anders zou zijn als de intrede in de periode 1934 – 1938. Toen was de intrede een korte termijn project: profiterend van de draai naar links van de sociaaldemocraten na Hitler’s overwinning in Duitsland, was men ingetreden om snel radikale linksen to verzamelen en daarmee versterkt direct weer uit te treden. Nu ging het echter om een langdurige en diepe intrede: door de komende oorlog en revolutionaire opgang heen, moesten linkse stromingen in de reformistische partijen en vakbonden geholpen worden om politiek to rijpen. Pas op langere tarmijn zou uit die stromingen een nieuwe revolutionaire partij gevormd kunnen worden, Maar dan zou het ook een partij zijn aan het hoofd van een massa die zich onstuitbaar een weg baande naar het democratisch socialistische einddoel.
3. Daar waar de stalinisten de leiding hadden in de arbeidersbeweging, moest gewerkt worden aan intrede in de communistische partij en bond. Dit gold in Frankrijk. Die intrede kon niet, zoals bij de sociaaldemocratie, ineens totaal zijn, gezien de hindernissen die de communistische partij- en bondsleidingen ongetwijfeld zouden opwerpen. Maar naarmate de oorlogsdreiging toenam en zich meer linkse oppositie aftekende zou verdergaande intrede kunnen plaatsvinden. Ondertussen zou het zelfstandige werk van de revolutionair-socialisten geheel gericht worden op de aanhang van de stalinistiese organisaties. Om alvast op die wijze bij te dragen aan het beoogde doel van de intrede-taktiek: het slechten van de barriëres tussen de revalutionair-socialisten en de massa’s.
_______________
[1] P.Frank, p.82
[2] M.Pablo & F.Tichelman, p.51. P/Frank, p.78
[3] M.Pablo, Where are we going? in Education for socialists part 4 International Secretariat Documents
[4] E.Mandel, What should be modified and what should be maintained in the theses of the Second World Congres of the Fourth International on the question of stalinism? Ten theses in Education for socialists part 4 International Secretariat Documents
[5] M.Pablo, On the duration and the nature of the period of transition from capitalism to socialism in Education for socialists part 4 International Secretariat Documents
[6] De Tribune 6 juli 1951
[7] Theses on orientation and perspectives. Aangenomen resolutie op het Derde Wereldcongres van de Vierde Internationale in Education for socialists part 4 International Secretariat Documents
[8] P.Frank, p.51. L.Trotsky, The crisis of the French section 1935-1936, p.17
[9] L.Trotsky, The crisis of the French section 1935-1936, p.9, p.20
[10] L.Trotsky, The crisis of the French section 1935-1936, p.21-24
[11] L.Trotsky, The crisis of the French section 1935-1936, p.26
[12] P.Frank, p.52, 57. M.Claeys Van Haegendoren, 25 jaar Belgisch socialisme, p.434
[13] P.Frank, p.85. De Tribune 20 oktober 1951
[14] M.Pablo, The building of the revolutionairy party in Education for socialists part 4 International Secretariat Documents
[15] Hoe zeer men overtuigd was van de onvermijdelijkheid van een derde wereldoorlog blijkt onder andere uit het feit dat Sal Santen, lid Internationaal Uitvoerend Comite der Vierde Internationale, die in 1952 naar Latijns Amerika werd gestuurd, opdracht kreeg daar te onderzoeken waar de leiding van de Vierde Internationale het best kon worden ondergebracht in geval van oorlog. Dit valt te lezen in: S.Santen, Adios companeros, p.56, 70
[16] S.Santen, p.59, 60