Rob Lubbersen
Revolutionair-socialisme in Nederland
Hoofdstuk 2
Na het verschijnen van het Communistisch Manifest van Marx en Engels in 1848 begon ook in Nederland zich een revolutionair socialisme te ontwikkelen [1]. Blijk daarvan gaf de oprichting op 30 augustus 1869 van het Nederlandsch Werklieden Verbond als ‘Afdeeling der Internationale Arbeidersvereeniging’ (de zogenaamde Eerste Internationale) [2]. Het revolutionair socialisme is sedertdien in Nederland bewaard gebleven in een groot aantal elkaar opvolgende organisaties, menigmaal een resultaat van afsplitsingen en scheuringen [3].
Het Nederlandsch Werklieden Verbond zou met de Eerste Internationale na 1871 van het toneel verdwijnen. In haar voetsporen zouden treden in 1881 de Sociaal Democratische Bond (SDB) en in 1893 het Nationaal Arbeids Secretariaat (NAS). Beiden hadden nauwe banden met de Socialistische of Tweede Internationale, de eerste steeds meer als politieke partij, de tweede steeds meer als vakverbond.Bepaalde anarchistische, vooral antiparlementaire, tendensen binnen de SDB leidde in 1894 tot een scheuring en de oprichting van de Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP). Ook de SDAP sloot zich aan bij de Tweede Internationale.
Naast het NAS, dat sterk syndicalistische trekken begon te vertonen, kwam in 1906 het duidelijk op de SDAP georiënteerd Nationaal Verbond van Vakvereenigingen (NVV) tot stand. Niet lang daarna, in 1909, verliet een groep revolutionairen de SDAP, omdat deze te zeer alleen op parlementaire hervormingen zou koersen, en vormde de Sociaal Democratische Partij (SDP). Die sloot zich in 1919 als Communistische Partij Holland (werd later; Communistische Partij van Nederland - CPN) aan bij de Communistische of Derde Internationale. Toen deze meer en meer in greep van het stalinisme kwam en de CPN een NAS-vijandige vakbondslijn oplegde, trad een groep uit en stichtte op 2 en 3 februari 1929 de Revolutionair Socialistische Partij (RSP). Niet veel later brak ook een groep linksen uit de SDAP, die zich te weinig strijdbaar tegen de crisis zou weren, en vormde de Onafhankelijk Socialistische Partij (OSP) op 28 maart 1932.
Hoewel de RSP zich in vakbondsaangelegenheden het best verstond met het NAS en de OSP een onmiskenbare sympathie koesterde voor het NVV, fuseerden RSP en OSP op 3 maart 1935 tot de Revolutionair Socialistische Arbeiders Partij (RSAP).
Zowel RSP als RSAP hadden regelmatig, via hun voorman Henk Sneevliet, contact met Trotski en waren betrokken bij de voorbereiding van een nieuwe Internationale. Toch zou de RSAP zich in 1938 niet bij de Vierde Internationale aansluiten, wegens meningsverschillen over het tijdstip van oprichting, de vakbondspolitiek, de Sovjet Unie en de Spaanse burgeroorlog. Een aantal revolutionair-socialisten dat wel voor aansluiting bij de Vierde Internationale was vormde de Groep van bolsjewieken-leninisten. Onmiddellijk na de Duitse inval in Nederland in mei 1940 ging de RSAP over tot illegale verzetsactiviteiten onder de naam Marx-Lenin-Luxemburg-Front (MLL-Front).Toen in de loop van 1942 tien belangrijke MLL-Fronters, waaronder Sneevliet, door de Nazi’s werden geëxecuteerd en een aantal anderen werden afgevoerd naar concentratiekampen, werd dit Front ontbonden [4].
Het illegale werk werd voortgezet in de Spartacus-groep en het Comité van Revolutionaire Marxisten (CRM). Spartacus ontwikkelde zich in radencommunistische richting en was noch voor de verdediging van de Sovjet-Unie, noch voor de opbouw van een Eenheids Vak Beweging.Het CRM, dat aansluiting zocht bij de Vierde Internationale, was hier juist voorstander van [5]. Het was dit CRM waaruit eind 1945 de Revolutionair Communistische Partij (RCP) zou voortkomen [6].
Al ver voor de oprichting van de Vierde Internationale bestonden er contacten tussen revolutionairen in Nederland en de stromingen elders, waaruit de nieuwe Internationale gevormd zou worden. In zijn openingsrede op het eerste congres van de RSP in 1929 stelde Sneevliet weliswaar op belangrijke punten andere denkbeelden te huldigen dan Trotski, maar tevens: "Trotski en de zijnen komen onvervalst voor den revolutionaire klassenstrijd der arbeidersklasse op. Zij waren in de gelegenheid zoo rijke ervaring op te doen, dat het voor alle revolutionaire arbeiders zonder meer als plicht kan worden beschouwd, geen middel onbeproefd te laten om hen voor de strijd van het proletariaat te behouden” [7].
De meningsverschillen hadden vooral betrekking op een drietal zaken:
- Sneevliet en de RSP meenden, toen nog in tegenstelling tot Trotski en zijn medestanders, dat op dat moment al de mogelijkheden voor oppositie in de Derde Internationale en haar partijen waren uitgeput.
- De RSP meende verder dat er gestreefd moest worden naar nieuwe revolutionaire vakcentrales, van het type NAS, terwijl de trotskisten voorkeur gaven aan het werken in de bestaande massavakbeweging.
- Het derde verschil was er vooral één tussen Sneevliet en Trotski en betrof China: was het daar wel of niet terecht dat de communisten waren toegetreden tot de Kwomintang?
Desalniettemin word door Sneevliet en de RSP serieus getracht, vergeefs, om voor de verbannen Trotski asiel in Nederland te verkrijgen [8].
Na de machtsgreep van Hitler in Duitsland kwamen de RSP en de Internationale Kommunistische Liga (IKL), een verband van meer dan twintig trotskistische organisaties, tijdens een conferentie in augustus 1933 te Parijs wél tot overeenstemming: de Tweede en de Derde Internationale hadden gefaald in het afstoppen van het fascisme, dus moest er een nieuwe Internationale worden geschapen. In oktober van hetzelfde jaar sloot de RSP zich aan bij de IKL. Die aansluiting had praktisch weinig gevolgen. De RSP bleef in hoge mate een eigen politiek voeren en protesteerde bijvoorbeeld in de loop van 1934 tegen de intrede van de Franse IKL-afdeling in de socialistische partij SFIO aldaar [9].
De RSP bewaarde mede enige afstand tot de IKL omdat ze de aanhang daarvan te gering achtte en hoopte bij de opbouw van een nieuwe Internationale ook de Duitse Sozialistische Arbeiter Partei, waarmee de OSP zich verwant voelde, en de Independent Labour Party uit Engeland te betrekken. De fusie tussen RSP en OSP tot RSAP in 1935 wordt door Sneevliet gezien als een kans op ook meer internationale eenheid. Het zou echter anders gaan. In plaats van meer internationale eenheid via de RSAP, word de RSAP ze1f spoedig verscheurd door conflicten met een internationale achtergrond.
Toen de RSAP en de IKL samen een Open Brief ondertekenden, met een oproep tot voorbereiding van een Vierde Internationale, kwamen vooral ex-OSP-leden in verzet. Uiteindelijk zouden ruim 1000 van hen de RSAP, die ongeveer 4000 leden telde, de rug toekeren [10].
Terwijl pogingen om de Vierde Internationale-beweging te verbreden mislukten, namen ook de tegenstellingen tussen RSAP en IKL toe. Na de Franse trad nu de Amerikaanse IKL-afdeling in de socialistische partij, alweer tegen de zin van de RSAP. Ernstiger verschillen rezen over de vakbondspolitiek. Trotski hekelde steeds scherper de voorliefde voor het NAS en over de houding ten aanzien van de Spaanse burgeroorlog, waarin de RSAP te onkritisch de kant van de Partido Obrero de Unificacion Marxista (POUM) zou hebben gekozen.
In juli 1936 beëindigde de RSAP haar deelname aan de plenaire bijeenkomsten van de IKL. Een verzoeningspoging in januari 1937 te Amsterdam liep op niets uit. De IKL riep zich uit tot Centrum voor de Vierde Internationale. De RSAP erkende dat Centrum als slechts één van de krachten voor een nieuwe Internationale [11]. Daarop word met de steun van het Centrum een Nederlandse afdeling van de IKL opgericht: de Groep van bolsjewieken-leninisten (GBL). Deze GBL, die enige tientallen leden zou verwerven, begon in februari 1938 een eigen blad uit te geven, De Enige Weg [12].
Een aantal IKL-aanhangers, zoals Sal Santen, bleef binnen de RSAP en haar jongerenorganisatie, de Leninistische Jeugd Garde, Trotski's opvattingen verdedigen. Vooral op het punt van de ‘Verdediging van de Sovjet-Unie’ moesten ze zich in toenemende mate weren. Na het ‘Non-agressiepact’ tussen de Sovjet-Unie en Duitsland en het uitbreken van de Fins-Russische oorlog eind 1939, raakten zij in de verdrukking. De RSAP verklaarde in meerderheid op haar conferentie van 16 en 17 december 1939 de passage in haar beginselprogram over de ‘Verdediging van de Sovjet-Unie’ buiten werking, daarmee één van de hoekstenen van het revolutionair-socialisme, zoals de inmiddels opgerichte Vierde Internationale dat voorstond, verlatend [13]. Weliswaar laaide de discussie in het MLL-Front, de ondergrondse voortzetting van de RSAP na de Duitse bezetting, opnieuw op na de Duitse inval in de Sovjet-Unie op 22 juni 1941, maar een meerderheid voor de ‘Verdediging van de Sovjet-Unie’ werd niet gevonden [14].
Na het oprollen van het MLL-Front en de moord op tien van haar leiders door de Duitse bezettingsmacht, werd in de loop van 1942 het Comité van Revolutionaire Marxisten gevormd. Dit Comité stond, in tegenstelling tot de andere erfgenaam van de RSAP, de Spartacus-groep, expliciet op het standpunt van de ‘Verdediging van de Sovjet-Unie’. En het was dit Comité dat aansluiting zocht bij de Vierde Internationale, hetgeen na afloop van de Tweede Wereldoorlog gerealiseerd werd. Toen het Comité in december 1945 de naam veranderde in Revolutionair Communistische Partij (RCP), startte deze partij als volwaardige Nederlandse afdeling van de Vierde Internationale.
_______________
[1] K.Marx & F.Engels ‘Manifest der Kommunistischen Partei’.
[2] G.Harmsen & B.Reinalda ‘Voor de bevrijding van de arbeid’ p.42.
[3] G.Harmsen hoofdstukken 3-11.
[4] M.Perthus hoofdstukken 15-19.
[5] M.Perthus p.15, P.Coomans & T.de Jong & E.Nijhof ‘De eenheidsvakcentrale (EVC) 1943-1948’ p.29.
[6] De Rode October 29 december 1945.
[7] M.Perthus p.334.
[8] M.Perthus hoofdstuk 15.
[9] idem.
[10] M.Perthus hoofdstuk 16.
[11] idem.
[12] M.Perthus hoofdstuk 17.
[13] idem.
[14] M.Perthus hoofdstuk 18.