Geschreven: januari 1965
Bron: La Gauche nr. 4, 30 januari 1965
Vertaling: Valeer Vantyghem
Oorspronkelijke titel: Winston Churchill: la gloire d’un vaincu
HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
Laatste bewerking: 15 juli 2009
De man die komt te overlijden, een gezworen vijand van elke vorm van democratie die niet burgerlijk is, de openlijke vijand van het socialisme, heeft zelfs in ogen van democraten en socialisten buitengewone verdiensten verkregen. Verdiensten die door de reclame journalistiek buiten alle proporties worden opgeblazen, maar die we als dusdanig niet mogen uit het oog verliezen. In ieder geval dit is het wat hem voor het ogenblik brandend populair maakt.
Churchill was, tot in 1941 de prestigieuze leider van de enige Staat die tragisch geïsoleerd de strijd verder zette tegen het Duitsland van Hitler. Tot het einde van de vijandelijkheden belichaamde hij het verzet tegen het nazi-imperialisme. Meer nog, hij deed het met verve en aanzien. Hierbij denkt men onmiddellijk aan de rijke woordenschat van De Gaulle. Doch daar waar deze zwierig te keer ging, gedroeg Churchill zich waardig.
Zijn populariteit als leider in de oorlog had veel te maken met zijn welsprekendheid, die nu eens brandend onstuimig dan weer van een ontroerende eenvoud was. We denken aan deze volzin van Churchill, zoveel keer geciteerd, toen hij in mei 1940 aan de macht kwam: ‘Ik heb u enkel bloed, zweet, labeur en tranen te bieden’. We denken aan deze minder gekende uitspraak waarin hij een onverbiddelijk en helder oordeel velde over de akkoorden van München: ‘Wij hebben te kiezen tussen de schande en de oorlog. Wij hebben gekozen voor de schande en we hebben de schande en de oorlog gekregen’.
Spreken over München, betekent dat we andere historische verdiensten van Winston Churchill ter sprake brengen: de rol die hij heeft gespeeld in de jaren die voorafgingen aan de Tweede Wereldoorlog, hoe hij krachtig elke politiek heeft verworpen die toegevingen deed aan Hitler en zo het nazisme een hand toestak. Toen de westerse burgerij, waartoe hij behoorde streefde naar ‘appeasement’, toen sommigen in München de eerste stap zagen naar een antisovjet alliantie, toen enkele van de hoogste gezagsdragers van het Britse Imperium, te beginnen met de gouverneur van de Bank van Engeland, met Halifax de minister van Buitenlandse Zaken, om niet te spreken van eerste minister Chamberlain tegen elke prijs een akkoord met Hitler nastreefden. Toen verzette Churchill zich tegen deze gang van zaken en deed het met meer kracht dan wie ook. Heel zeker, het was niet de liefde voor de democratie die hem voortdreef en nog minder omdat hij verknocht was aan de vrijheid. Meer alledaags en meer in overeenstemming met zijn klasse, was hij de vijand van de imperialistische rivaal die voor het Engels imperialisme het Duitse imperialisme was. Maar deze drijfveer, hoe vreemd die ook was aan de echte redenen waarom men zich tegen het nazisme diende te verzetten, maakte van Churchill niettemin een ontketende vijand van nazi-Duitsland. Dit was zijn immense verdienste, en hij had enkel die verdienste.
Want voor de rest was Winston Churchill niet meer dan een achterhaald anachronisme. Achterhaald was hij als ouderwetse imperialist; hij was het eveneens als verwoede en verblinde vijand van de arbeidersklasse en het socialisme.
Hij was geboren toen het Victoriaans Imperium op zijn hoogtepunt was. Hij doorstond zijn eerste vuurproef toen het imperialisme nog in opgaande lijn was, maar in feite reeds aan zijn zwanenzang begonnen was. Gedurende heel zijn loopbaan bleef hij trouw aan een beeld dat niet langer aan de werkelijkheid beantwoordde: bij de wil van God, het almachtige, imperialistische en koloniale Groot-Brittannië, bij de wil van het kapitalisme de politieagent, de waakhond van de wereld ‘orde’. Om het imperium te consolideren, daarna om te verhinderen dat het uiteen viel, voerde Churchill een persoonlijk gevecht en hij streed daarvoor heel zijn leven. Erg jong nog, evenzeer uit voorliefde voor het ‘militaire’ als uit patriottisme, voerde hij oorlog in India, Soedan en Zuid-Afrika. Hij verwierf er een prestige dat geen uitstaans had met welke liefde voor de vrijheid dan ook. En het was ook niet uit liefde voor de vrijheid dat hij een vijand werd van het Duitse imperialisme. Strijdlustig uit temperament en oorlogszuchtig uit overtuiging deed hij zijn best om Groot-Brittannië te bewapenen, zodat het zijn Pruisische concurrent zou kunnen verslaan.
De overwinning van zijn land in 1918 kon niet beletten dat het als wereldmacht aan het tanen was. Zowat overal werd het min of meer erg onrustig in de gekolonialiseerde landen. Vooral het Indische nationalisme bezorgde Engeland heel wat zorgen. Op die bijna altijd geweldloze uitdaging, kende Churchill maar een enkel antwoord: bruut geweld. Toen in 1931 de socialistische regering Mac Donald een hervormingsplan voorstelde waarbij aan de Indiërs enkele rechten op zelfbestuur werden toegekend, kreeg die hierbij de steun van de conservatieve oppositie. Die steun, op zichzelf al, bewees hoe schuchter de voorgestelde maatregelen wel waren. Dat was geen bezwaar: Churchill verzette zich krachtig, en om te protesteren tegen het overmatige ‘liberalisme’ nam hij ontslag uit de leiding van de conservatieve partij.
Toen na de Tweede Wereldoorlog het kabinet Attlee besliste om India en Pakistan de onafhankelijkheid te verlenen was zijn houding omtrent het koloniale vraagstuk geenszins gewijzigd. Een groot deel van de conservatieven keurde een politieke beslissing goed die als onafwendbaar werd beschouwd. Churchill nu, die nooit had willen ‘aan de grondslag liggen van het ontmantelen van het Britse Rijk’ bestreed deze capitulatie met vuur. Evenzeer als hij zich in 1947 zal verzetten tegen het feit dat Groot-Brittannië aan Birma de autonomie verleende. En dan nog, in 1951 sleepte hij de socialisten door het slijk toen ze weigerden om het leger in te zetten tegen Iran dat er zich schuldig aan had gemaakt zijn eigen petroleum te nationaliseren. In een wereld waar de heerschappij van het blanke ras voor eeuwig en altijd is verbannen, kan het imperialisme van Churchill, dat aan de basis lag van zijn politiek, enkel en alleen als volgt worden omschreven: verwerpelijk en achterhaald.
Zijn patriottisme was vurig. Doch dit hinderde hem geenszins om een nauwelijks verholen haat te koesteren voor een bijzondere categorie van zijn landgenoten: allen die men, zonder al te veel respect voor ideologische nuances, bestempelde als socialisten. Vijand van de ‘socialisten’, dat was hij al in 1911, toen hij als jonge minister van binnenlandse zaken en met een vlijt die zelfs zijn vrienden niet konden waarderen, anarchisten die zich in een huis in Londen hadden verscholen, hard aanpakte.[1]
De grote staatsman zal hierin zichzelf blijven gedurende heel zijn loopbaan. In 1924, tijdens een tussentijdse verkiezing stelde hij zich kandidaat om een zetel terug te winnen die hij eerder verloren had en dit onder het etiket van ‘onafhankelijke antisocialist’.
Twee jaar later, in 1926, kreeg hij de gelegenheid om te laten zien hoe hartstochtelijk hij tegen de arbeiders gekeerd was. Als minister van Financiën nam hij de leiding van de strijd in handen tegen de algemene staking. Hij deed het zonder voorbehoud en zonder scrupules. Voor het uitbreken van de staking was hij een vijand van elke verzoening, tijdens en na het beëindigen van de staking was hij de heftigste voorstander van een onverzettelijke politiek. In de week dat de staking duurde publiceerde hij een niet officiële krant ‘British Gazette’ die tegen de stakers heftig te keer ging en het bewijs dat de Britse ‘fair play’ niet noodzakelijk een sterk staaltje van vooringenomenheid in de weg stond. Aldus, toen de hogere Anglicaanse geestelijkheid, vertegenwoordigd door haar belangrijkste prelaten, een plechtige oproep deed tot verzoening gaf Churchill de opdracht daarover in zijn krant met geen woord te reppen. Toen toonde hij zich duidelijk de woordvoerder van de ultraconservatieven. Kan het dan verwonderen dat hij in de jaren 1920 tijdens de een reis naar Italië aan Mussolini verklaarde dat deze, toen hij in Italië het fascisme aan de macht bracht en het ‘rode gevaar’ had bezworen, een goede dienst had bewezen aan de hele wereld.
Het vreemdst van al is het feit dat de Tweede Wereldoorlog hem niet heeft genezen van zijn fobie voor het socialisme, zelfs niet in de meest gematigde vorm. Hij heeft dit bewezen tijdens de verkiezingscampagne die in Engeland volgde onmiddellijk na het beëindigen van de vijandelijkheden. Om de socialisten, waarmee hij de dagen ervoor nog had samengewerkt, in diskrediet te brengen, ging hij zelfs zover om te stellen dat als de Labour Party aan de macht kwam, er in het land een totalitair regime zou ingevoerd worden. Was dit uit cynisme of uit kinderachtige agressiviteit? Hoe dan ook, het was in die zin dat de conservatieve ‘Times’ in een heel gematigde stijl, haar eigen, stelde: ‘Hij had uit de verkiezingsnederlaag (want ondanks de scheldwoorden van Churchill hadden de socialisten met glans gewonnen) te voorschijn kunnen komen met een ongeschonden reputatie. Doch hij heeft zich laten gaan aan dusdanige beschuldigingen, zulke aantijgingen en persoonlijke beledigingen dat zelfs zijn vrienden geschokt waren’.
Dit overzicht zou niet volledig zijn mochten we niet vermelden welk standpunt Churchill heeft ingenomen tegenover de Sovjet-Unie. Het zal niemand verwonderen dat zijn antisocialisme ook terugkwam in zijn haat tegen het communisme. Dit keer echter werd vijandschap een soort razernij. Reeds sinds de Oktoberrevolutie werd Churchill de belangrijkste promotor van een gewapende en massale interventie van de Geallieerden in Rusland om de bolsjewieken neer te slaan. Vanwege de afkeer die een dergelijke oproep binnen de Engelse arbeidersklasse veroorzaakte moest de Britse regering gas terug nemen. Echter, tegen de stroom in, ging Chruchill als minister van Oorlog verder met het aanprijzen van een oorlog tegen Rusland. Toen zijn collega’s weigerden hem hierin te volgen moest hij zich tevreden stellen met een appel om vrijwilligers te ronselen (8.000 dienden zich aan) en om de contrarevolutionaire legers te voorzien van uitrusting en munitie.
De vijand van het communisme, dat bleef hij tot het einde. Op 22 juni 1941, toen Hitler de USSR binnenviel, was hij zo vrijmoedig om te stellen dat: ‘Niemand ooit zulk een hardnekkige tegenstander is geweest van het communisme als ik het sinds vijfentwintig jaar ben. Ik zal geen enkel woord terugnemen dat ik tegen het communisme heb uitgesproken’. Waarna hij met Sovjet Rusland de ‘Grote Allinatie’ afsloot die het lot van Hitler heeft bezegeld.
Doch eenmaal dit intermezzo voorbij was Churchill een der bewerkers van de koude oorlog. Kunnen we aan deze wraakzuchtige conservatief het verwijt richten dat hij zich heel goed bewust was geweest van het gevaar dat de Europese burgerij liep, verzwakt als ze was door de nederlaag van het fascisme?
De politieke loopbaan van deze man die klaar en duidelijk het levende symbool was van wat macht en triomf kan zijn, was niets anders dan één grote mislukking. De twee wereldoorlogen waaraan hij deel had genomen eindigden op een overwinning voor zijn land. Heden echter is de Britse leeuw waarvan Churchill beweerde dat hij het gebrul ging laten weerklinken, zijn stem en zijn klauwen kwijt geraakt. ‘Ik heb, zei hij eens van zichzelf, tot in mijn beenderen het adellijke karakter opgenomen van de manier waarop de Britse taal is gestructureerd’. Wat gold voor de ‘taal’ gold eveneens en vooral voor het Rijk. Van de ‘adellijke structuur’ blijft er niks meer over. De ondergang is er gekomen toen Churchill nog leefde en hij niks heeft kunnen verrichten om het te voorkomen. Want deze man, behept met een hoekige wil en een sterk karakter, had slechts één enkel zwak punt. Hij was niet van deze tijd.
_______________
[1] Le Monde heeft als volgt verslag gebracht van dit ‘incident’: ‘Er stijgen vlammen op uit het belegerde gebouw. De brandweermannen komen er aan om de brand te blussen. In naam van de regering van zijne Majesteit heeft de heer Churchill hen tegen gehouden. In het puin zullen ze de verkoolde lichamen van de anarchisten terug vinden’.