Proces: 14 tot en met 16 juni 1920
Bron: VMT - Vlaams Marxistisch Tijdschrift, nr. 1, 10de jrg., 1976
Vertaling:
Deze versie: Spelling en karige aanpassing naar hedendaags Nederlands
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
Laatste bewerking: 18 januari 2010
Verwant: • Vlaanderen, de Belgische staat en Europa • Vlaams Blok en Vlaamse Beweging • Leuven Vlaams: de diepere betekenis van een revolte |
16 juni 1920 wordt Jef Van Extergem door het assisenhof te Antwerpen wegens activisme veroordeeld tot 20 jaar hechtenis, eeuwige beroving van zijn burgerrechten en de proceskosten, zijnde 927 F.
Het verslag van dit drie dagen durend proces wordt hier voor de eerste maal gepubliceerd. Vrienden van Van Extergem verzorgden in 1921-22 een dactylografische uitgave van de samenvatting van het stenografisch verslag van de debatten: deze uitgave is nu praktisch onvindbaar. Wij denken dat de publicatie van van deze tekst interessant is voor al diegenen die zich interesseren aan het Vlaamse probleem: het geeft ons een voortreffelijk beeld van de houding van de Belgische overheid t.o.v. de Vlaamse activisten, alsook van de visie van Jef Van Extergem en de socialistische Vlaamse linkerzijde, t.o.v. het Vlaamse probleem.
Wikipedia over Jef Van Extergem.
Aan de lezer!
Sinds 1 1/2 jaar was de kopij voor deze brochure, een beknopte samenvatting van het stenografisch verslag der debatten in het Proces Van Extergem, in druk gegeven. Velerlei omstandigheden hebben echter belet dat dit boekje destijds helemaal voltooid werd. Tot ons groot spijt kon het dan ook niet vroeger in de handel gebracht worden. Wij zijn evenwel de mening toegedaan dat het zijn actualiteit nog niet verloren heeft en vooral dienstig kan zijn voor de verspreiding van de extremistisch-Vlaamse gedachte onder de jongere Vlaamse Socialisten. Onze vurige wens is dan ook dat deze brochure zoveel mogelijk verspreid worde aan leden van de Socialistische Jonge Wacht en andere Socialistische Jeugdkringen.
(Assisenhof van Antwerpen – zittingen van 14 tot en met 16 juni 1920)
Ik voelde mij als Christus in de tempel... ’t Was me of elk woord dat ik uitbulderde als een striemende zweepslag in het aangezicht terechtkwam, van dezen, die over mij ... RECHT moesten spreken. Geen enkel ogenblik heb ik mij in de verdediging laten terugdringen, – mijn doel was: aanvallen, aanvallen, steeds aanvallen.
Uit een brief van Jef Van Extergem, aan zijn vader de dag na het uitspreken van het vonnis.
Het Hof is samengesteld als volgt:
Voorzitter: Graaf DE LICHTERVELDE
bijzitters: MM. BARCELEN, VAN DE KLEIDER, rechters, daar beschuldigde stelselmatig geweigerd heeft, een advocaat te nemen of te vragen, werd M. Léon DE RADENMAKER als verdediger “d’office” aangesteld.
griffier: M. DE BELDER.
M. DE BELDER geeft lezing van de beschuldigingsakte. Onmiddellijk daarop vraagt VAN EXTERGEM het woord. – Wat wel enige verwondering wekt, daar hij schijnbaar achteloos heeft zitten luisteren. Hij doet opmerken dat hij thans alleen heeft horen lezen “was tijdens de bezetting een heftig voorstander van het activisme”, terwijl in het afschrift van de beschuldigingsakte, welke VAN EXTERGEM kreeg van een huissier, op de griffie van het gevang, stond: “na en tijdens de bezetting...”
Voorzitter – ’t Is van geen belang.
VAN EXTERGEM – ’t Is integendeel van zeer veel belang! Er blijkt namelijk uit dat het gerecht, vóór enkele maanden, van mening was dat er na de bezetting nog activisme kon bestaan. – Terwijl men dit NU niet meer durft staande houden.
Voorzitter – Dit is niet waar, en daarbij de verdediging mag alleen rekening houden van de oorspronkelijke beschuldigingsakte.
VAN EXTERGEM – Ewel, ik heb in mijn dossier de oorspronkelijke beschuldigingsakte gezien, – daarin stond ook ‘na en tijdens de bezetting’ doch in plaats van het woordje “en” stond het teken &.
Voorzitter – Dit is belangrijk, – hier is het oorspronkelijke stuk. (Het wordt aan Van Extergem overhandigd).
VAN EXTERGEM – Welnu er staat wel degelijk “NA” & tijdens de bezetting”.
Openbaar Ministerie – Maar neen, de eerste letter van het woordje dat gij voor “NA” neemt is een “w” en het teken dat gij voor “en” neemt is een “S”...
VAN EXTERGEM – Geloven wie wil, maar ik blijf bij mijn mening – daarbij dan is het toch wel zonderling dat de huissier, die het stuk afschreef, dezelfde wijze gelezen heeft als ik!!!
(Enkele minuten daarna, legt M. Léon DE RADENMAKER besluiten neer, ter vaststelling van het verschil).
Reeds van in het onderzoek had V.E. gevraagd, Dr. Borms als getuige in zijn proces te laten optreden. – Onderzoeksrechter LAMPROYE had geantwoord, dat dit zou toegestaan worden. – Op de lijst der getuigen kwam de naam van Dr. Borms echter niet voor.- V.E. schreef daarover aan de voorzitter van het Assisenhof een brief, waarin hij er op wees, dat in de zaak VALGAEREN te Brussel, Dr. Borms gewraakt werd als getuige door de verdediging, – desondanks besloot het hof toch hem te laten komen, om inlichtingen te geven.
Nu Dr. Borms GEVRAAGD wordt voor de verdediging, in mijn zaak, schreef V.E. zou het dus zeer onbillijk zijn, dat hij zou gewraakt worden door het hof!
Tegen deze argumentatie kon het hof natuurlijk niet op, – vooraleer de ondervraging begon zegde de voorzitter dan ook dat Dr. Borms, als getuige, zou verschijnen.
V.E. scheen met deze verklaring zeer in zijn nopjes te zijn!!! Alleen Dr. Borms eens te kunnen zien in deze tijd, is al bijna ... 20 jaar dwangarbeid waard!
Voorzitter – Gij hebt u van bij het ontstaan in het activisme geworpen?
VAN EXTERGEM – Wat verstaat u door activisme? Bedoelt U het activisme van Brijs, het activisme van Tack, het activisme van Borms of...
Voorzitter – Om de heren gezworenen een klaar gedacht te geven over wat activisme eigenlijk is, zal ik een beknopt overzicht geven van heel die beweging. – Het activisme ontstond in 1916, met de beweging voor het verkrijgen der vervlaamsing, door de bezetter, van de Gentse Hogeschool. De 4e februari 1917 werd een Vlaamse Landdag bijeengeroepen, waarop de “R.v.Vl.” werd gesticht. – Kort daarna werd de reis naar Berlijn gedaan, – als gevolg waarvan de Bestuurlijke scheiding, werd ingevoerd. – Welhaast evolueert de “R.v.Vl.” naar de politieke scheiding, welke uitgeroepen werd de 22ste december 1917.- In juni 1918 kregen wij de beruchte “Proclamatie aan het Duitse volk”, enz. enz.
VAN EXTERGEM – Uwe kortbondige schets over het activisme is niet alleen onvolledig, maar onjuist! Het activisme ontstond niet in “16”, maar wel in december “14” met het stichten van “De Vlaamsche Post”. Gij spreekt ook enkel en alleen over het burgerlijke activisme, – maar gij rept met geen enkel woord over wat het activisme van mijn socialistische makkers en mij was. – Onze werking stond helemaal los van de “R.v.Vl.”.- Dit is zodanig waar, dat wij, in geen enkel burgerlijk-activistisch blad, onze juiste gedachte konden weergeven en daarom stichten wij “De Socialistische Vlaming”. – Ik was later aangesloten bij de Antwerpse fractie der “Minderheids-socialisten”, welke stelselmatig geweigerd heeft, afgevaardigden voor de “R.v.Vl.” te benoemen.
Voorzitter – Na de wapenstilstand ben je naar Holland gegaan?
VAN EXTERGEM – Neen, naar Duitsland! Mag ik daarover enige uitleg geven heer voorzitter?
Voorzitter – Ja, maar kortbondig!
VAN EXTERGEM – Welnu, uit heel mijn dossier zult gij kunnen opmaken dat ik altoos heftig revolutionair was. – Ik zag de revolutie in Duitsland uitbreken en daar ik zeker was vastgezet te worden, indien ik hier bleef, besloot ik eerst de revolutie in Duitsland te gaan bestuderen. – Ik heb er als socialist, dan ook veel geleerd! Er was nog een tweede reden waarom ik wegging. – ’t Was mijn voorgevoelen dat hier in den beginne een militaire inquisitie zou ingevoerd worden...
Voorzitter -“Militaire inquisitie”! – Dit zijn woorden! Maar bewijzen hebt gij niet en dan verbied ik u zulke uitdrukkingen te gebruiken!
VAN EXTERGEM – Ik wilde juist geen bewijzen! Apotheker GILLIS en M. Manssens, waren beiden leden van de Antwerpse Gouwraad. – Zij bleven hier na de wapenstilstand, werden onmiddellijk vastgezet, – kort daarop veroordeeld door de Krijgsraad en zitten nu nog altoos vast: ’t is te zeggen reeds meer dan 19 maanden! Mijn vader was ook lid van dezelfde gouwraad. – Hij ging weg. – Tijdens het onderzoek van mijn zaak, zegde onderzoeksrechter ISTACE mij, dat er geen vervolgingen meer waren tegen mijn vader, – daar Minister VAN DER VELDEN de wens had uitgedrukt, geen gouwraadsleden meer te vervolgen. – Mijn vader kwam daarna terug en is inderdaad niet meer lastig gevallen. – Dat is Belgische gerechtigheid!!!
Voorzitter – Ben je zeker dat GILLIS en MANSSENS niet méér hebben gedaan, dan gouwraadslid geweest?
VAN EXTERGEM – Daar ben ik volstrekt zeker van! Mijn uitdrukking “inquisitie der Belgische Krijgsraden” is dus niet overdreven.- Ik zou nog tientallen andere gevallen kunnen aanhalen; doch dan zou ik namen moeten noemen van personen, die dat misschien niet gaarne hebben. – Mijn vader gaf mij evenwel volmacht zijn naam te noemen, om de schanddaden van de “militaire inquisitie” openlijk aan de schandpaal te spijkeren!
Voorzitter – Ja! Ja! ’t Is goed! Gij waart verantwoordelijke uitgever voor “Ons Land”, een blad waarin de Belgische regering heftig wordt aangevallen, – ja, gij erkende zelfs de Belgische regering niet meer!
VAN EXTERGEM – Inderdaad! Ik kon geen betrouwen meer hebben in een regering, welke met onze Vlaamse jongens achter en aan het front, – 80 t.h. van het Belgisch leger! – heeft gedaan (denk aan de houthakkers!) wat de bloedhonden van de militaire Duitse kliek hier deden met de werklozen...
Voorzitter – Ik kan en zal niet dulden dat de Belgische regering hier zo beledigd wordt...
VAN EXTERGEM – Dit zijn geen beledigingen, het zijn harde waarheden! Laat de houthakkers ...
Voorzitter (zeer hevig) – Als ge zó voortgaat, zal ik u doen wegleiden door de gendarmen en zal het proces zonder u zijn verloop hebben. Het is hier geen meeting.
VAN EXTERGEM – Dat is zo mijn manier van spreken...
Voorzitter – Dan moet ge dat hier maar afleren...
VAN EXTERGEM – Ik zal kalm zijn, maar denk toch te mogen zeggen wat de waarheid is!
Voorzitter – Gij hebt dat ook allemaal gezegd tijdens de oorlog en onder vreemde bezetting! ’t Was allemaal voor den Duits!
VAN EXTERGEM (Zeer hevig, ondanks zijn belofte om kalm te zijn) – Voor “den Duits!?” Ik!? Nooit! Nooit! Nooit! Met “den Duits”, dat is mogelijk; er mocht hier niets gebeuren of ’t moest met de toelating van “den Duits” zijn. Het “Nationaal Comiteit” moest óók met “den Duits” werken voor de bevoorrading van de bevolking, doch dit was niet voor “den Duits”! Ik ken echter mannen, die niet met, maar óók voor “den Duits” gewerkt hebben en die nu vrij lopen, ja zelfs geridderd werden en hoge posten bekleden. Herman Teirlinck liet éérst zijn “Johan Doxa” in ’t Duits en daarna in ’t Vlaams verschijnen, daarvoor honderden marken trekkende. Dàt was met èn voor “den Duits”. Herman Teirlinck is nu leraar aan het Koninklijk Hof! Ed. Anseele en E. Braun schreven in december 1914 – toen het “bloed der Belgische martelaren” nog warm was te Leuven, Aerschot, Visé, enz. – aan de Duitse edelman-officier von Ardenne: “Mes félicitations pour votre avancement, mes regrets pour votre départ”. Dàt was met en voor “den Duits”! Volksvertegenwoordiger Buisset vroeg aan von der Goltz het Frans als énige officiële taal aan te nemen voor België. Dat was met en voor “den Duits”! Volksvertegenwoordiger Versteylen liet zich fotograferen in gezelschap van zijn lieve dochters, welke op hun beurt in gezelschap waren van Duitse officieren in het “moordenaarsuniform”. Dàt was met en voor “den Duits” ... (Van Extergem is zodanig opgewonden dat hij niet verder spreken kan).
Voorzitter (na enkele ogenblikken van pijnlijke stilte) – Gij hebt een blaadje uitgegeven, getiteld De Socialistische Vlaming?
VAN EXTERGEM (enigszins tot kalmte gekomen) – Ja, ik was daar eigenaar-uitgever van, en heb als dusdanig getekend, omdat de drukker personen vroeg voor de verantwoordelijkheid, indien er vervolgingen moesten zijn. Eigenaar-uitgever, hoofdopstellers en medewerkers, hebben echter nooit een duit vergoeding getrokken. Ja, wanneer wij de tekst hadden geleverd, gingen wij er nog zelf mee leuren op meetings, (feesten), enz. “De Socialistische Vlaming” heeft nooit meer in kas gehad dan 50 à 60 frank. Het blaadje werd door censuur enkel opgevat als vlugschrift – dus moesten wij geen Duitse mededelingen opnemen. Het werd gedrukt op 1500 exemplaren en kostte 37,50 fr. voor drukkosten. Ik word voor zulk blaadje vervolgd, maar het blad van minister Anseele, de “Vooruit”, dat de toelating had om “durch ganz Belgien verkauft ùnd verbreitet zu werden” – toelating welke zelfs “La Belgique” of “Le Bruxellois” niet hadden – wordt niet vervolgd...
Voorzitter – Gij wordt niet vervolgd voor “De Socialistische Vlaming”.
VAN EXTERGEM – Maar toch staat het in de beschuldigingsakte!!
Voorzitter – Gij hebt ingetekend op een lijst voor Dr. A. Jacob en René De Clercq?
VAN EXTERGEM – Ja, en ik zou dit nu nog doen, zelfs met nog meer geestdrift. Het zal steeds een schreeuwend onrecht blijven, dat die edele mannen werden afgesteld. De Belgische regering liet de Vlamingen in de franskiljonse pers schelden voor “boches” – “La Métropole” mocht ongestraft onze Rodenbach aanvallen – de franskiljons juichten “après la guerre on n’en parlera plus du flamand”. Toen kwam de Belgische regering niet tussen, maar zohaast de Vlamingen zich te weer stelden tegen die laffe aanvallen, moest er geslachtofferd en gebroodroofd worden!
Voorzitter – Hier is een artikel, van uw hand, waarin ge zegt dat de Belgische regering als een sluipmoordenaar tegen de Vlamingen te werk gaat ...
VAN EXTERGEM – Dit kan niet geloochend worden!
Voorzitter – Gij hebt op uw meetings de Koning hevig aangevallen. Te Gent schold gij hem als “lange zwibzwab” en “dien kerel met zijn lange poten, die elk jaar 2,5 miljoen nodig heeft”. Te Laken hebt gij hem genoemd “garde-champêtre de La Panne”, enz. De voorzitter weidt over dit alles zeer lang uit.
VAN EXTERGEM – Gij hebt nu uitgesproken, heer voorzitter, welnu laat mij ook eens uitspreken! Ik ben altijd hevig republikein geweest. Als dusdanig is het dus te begrijpen dat ik de koning niet zeer in het hart draag. Nooit heb ik hem echter aangevallen uit pro-Duitsheid...
Voorzitter – Neen, waarom dan!?
VAN EXTERGEM – Om te bewijzen wat ik zeg, zou ik tamelijk lang moeten spreken. Ik zou aan de gezworenen mijn karakter willen doen kennen...
Voorzitter – Dit recht hebt ge.
VAN EXTERGEM – Welnu, heren gezworenen, ik wil thans vooral tot uw gemoed spreken. Gij allen hebt een burgerlijke opvoeding genoten. Jullie zijn opgevoed in liefde tot het vaderland, in liefde tot de wetten, in liefde tot de Koning. IK ben opgevoed in haat tot het vaderland – tot de staat, in haat tot de wetten, in haat tot de Koning. De eerste woorden van “De Internationale” luiden: “De staat verdrukt, de wet is logen!” Ziehier wat ik in “De Jonge Socialist” van juni 1914 schreef:
“... Men zal ons geen morzel grond ontwringen,” – deze woorden moesten branden op de tong van allen, die ze dan uitspreken en ze aan onze jeugd, de toekomst, aanleren.
... Vaderlandsliefde bestaat niet, dat moeten wij “werkers” vooral, begrijpen, dat moeten wij voelen.
... Vaderlandsliefde is een leugen!” enz. enz.”
Denkt niet, mijnheren, dat ik alleen zulks schreef of zegde. Volksvertegenwoordiger Troclet schreef in zijn “Catechismus voor de Socialistische Loteling” het volgende:
“Het is heel eenvoudig: vaderland betekent erfgoed: ik, ik heb geen erfgoed, vermits ik niets bezit; bijgevolg heb ik geen vaderland!”
Laat ons nu eens nagaan wat de socialisten zoal zegden over de Koning. Ferdinand Hardijns noemde hem “Luppe Kaneel” in “Vooruit”. In elke socialistische betoging wordt gezongen: “Leve d’algemene werkstaking, – wij zullen Leopold zijnen nek afwringen”, wat later veranderd wordt in “... wij zullen Albert zijn nek afwringen”! Een gekend socialistisch lied luidt: “A bas la guerre, sabres et canons – Vive la République, à bas le roi de carton”! Louis Bertrand schreef een brochure over Leopold II, onder de titel: “Saligaud II”, enz. enz.
Ik heb dit alles geleerd van mijn prilste jeugd af; mijn vader nam mij, van vierjarigen ouderdom af, mee naar de socialistische volkshuizen. Wanneer gij dit alles overweegt, heren gezworenen, dan ben ik er innig van overtuigd dat gij mij er niet schuldig zult aan verklaren “met boos opzet de politiek van de vijand” te hebben gesteund, maar wel dat gij zult zeggen: “die jongen heeft in heilige trouw gehandeld met de beginselen, welke de socialistische leiders hem leerden”. Ik heb die principes nooit verloochend en zal ze nooit verloochenen!
Vooraleer de ondervraging wordt voortgezet vraagt Van Extergem het woord, om er op te wijzen dat de voorzitter deze morgen zegde: “Gij wordt niet vervolgd voor “De Socialistische Vlaming”, terwijl Piet Van Kogelenberg en Gaston Cappelle kortelings voor de boetstraffelijke rechtbank zullen moeten verschijnen, omdat ze respectievelijk getekend hadden als “drukker-uitgever” en “hoofdopsteller” van “De Socialistische Vlaming”. Ik vraag, besluit Van Extergem, dat die vervolgingen zouden gestaakt worden, daar ik, als de voornaamste verantwoordelijke, niet meer vervolgd word voor “De Socialistische Vlaming”.
Voorzitter – Wij zullen voortgaan met de ondervraging. Van Extergem, ik raad u aan kort te zijn. Wij hebben hier ongelukkiglijk al te veel zaken van activisten...
VAN EXTERGEM – Daar hebt gij gelijk in, men zou nu kunnen beginnen met de woekeraars en deze die miljoenen wonnen, door handel met en voor “den Duits” te drijven!! Het Assisenhof te Antwerpen heeft, tot nog toe, geen enkele zaak in die aard afgehandeld...
Voorzitter – Dit is hier de kwestie niet. Gij waart medewerker aan “Het Vlaamsche Nieuws” en schreef daarin onder uw eigen naam, of onder een deknaam “Demos”?
VAN EXTERGEM – Ik was de mening toegedaan, zo ik in “Vooruit” mocht schrijven “nu meer dan ooit ben ik socialist, nu meer dan ooit ben ik internationalist”, dat ik dan ook in “Het Vlaamsche Nieuws” “nu meer dan ooit” mocht opkomen voor de rechten van het Vlaamse volk. Daarbij moet dan nog in aanmerking genomen worden dat de socialisten niet aangevallen werden, terwijl de Vlamingen slechts uit zelfverweer tegen de aanvallen der franskiljons hun actie begonnen tijdens de oorlog. “Vooruit” ...
Voorzitter – “Vooruit” komt hier niet van pas!
VAN EXTERGEM – Verschoning, in de processen van andere activisten kon men dit zeggen, doch in mijn proces gaat dit niet op, want ik ben in 1915 en 1916 medewerker geweest aan “Vooruit”!!
Voorzitter – ’t Is al meer dan genoeg zo gij u verantwoordt voor de artikels, welke wij hier van u in het dossier hebben. Zo heb ik hier een verslag dat gij schreef over een meeting van Lambrichts, Wannijn, De Cneudt, enz.
VAN EXTERGEM – Ik was bediende op “Het Vlaamsche Nieuws” en trok daarvoor een bezoldiging van 100 fr. (later 150 fr.) per maand. In die hoedanigheid heb ik verslag opgemaakt over die meeting; ik deed dit zo getrouw mogelijk, maar dit wil niet zeggen dat ik daardoor verantwoordelijk ben voor hetgeen er gezegd werd.
Voorzitter – Ziehier wat “Luc” schreef in “Het Vlaamsche Nieuws”.
VAN EXTERGEM – Maar, mijnheer de voorzitter, daar straks zegde je zelf dat het al meer dan genoeg is, zo ik verantwoording neem voor hetgeen van MIJ in het dossier ligt, en nu begint gij aan te halen wat andere personen zegden of schreven; over wat IK zegde of schreef rept gij niet in het minst.
Voorzitter – Ik lees artikels van Verhulst voor, om aan te tonnen in welk blad gij schreef.
VAN EXTERGEM – Ha! ’t Zou anders toch nogal potsierlijk zijn, zo een 17 jarige “kleuter van de eerste broek” verantwoordelijk werd gesteld voor wat personen deden, die 50 jaar of ouder waren.
Voorzitter – Daar is geen kwestie van!
VAN EXTERGEM – Dus worden die redevoeringen van Lambrichts, De Cneudt, enz., en die artikels van Verhulst slechts voorgelezen, om een atmosfeer te scheppen in mijn proces!
Voorzitter – Wij zullen nu beginnen met uw artikels. Ik heb er hier een, waarin gij België “un crachat anglais” noemt.
VAN EXTERGEM – Dit is een uitdrukking gebruikt door een diplomaat, wiens naam mij niet te binnen schiet. Mijn bedoeling was te bewijzen dat ik Vlaming ben van nature, en Belg door het diplomatisch gekuip van 1830. Overigens Destrée zegde het heel duidelijk: “Sire, il n’y a pas des Belges, il n’y a que des Wallons et des Flamands”. Daarenboven, Camille Huysmans schreef in zijn brochure “La Révolution de 1830” het volgende:
“... Deze omwenteling was dus in waarheid de zege van het onvoorziene, van het onbewuste, van het onverantwoordelijke...”
Verder:
“... Zij (de Belgische omwentelaars van 1830) voorzagen niets! Zij deden niets! Zij gedroegen zich noch als politieke mannen, noch als helden, noch als vaderlanders ...”
Overigens, mannen als Laurent noemden de omwenteling van 1830 een “grote fopperij” en Emiel De Lavaleye schatte ze als zijnde “een aanslag tegen de veiligheid van Europa”.
Voorzitter – Ja, maar dat was allemaal niet in oorlogstijd!
VAN EXTERGEM – “L’Opinion Wallonne” deed het dan toch ook in oorlogstijd!
Voorzitter – Maar gij wilde dit alles met behulp van de vijand doordrijven. Gij volgde de politiek van de “R.v.Vl.” en ijverde voor de bestuurlijke scheiding...
VAN EXTERGEM – Wij stonden los van de “R.v.Vl.” en gingen veel verder dan bestuurlijke scheiding, – wilden de Republiek Vlaanderen. Onze enige bekommering was aan het Vlaamse vraagstuk een internationale, een socialistische oplossing te geven. Wanneer wij, als socialisten opkwamen voor de vrijheid van alle volkeren, konden wij toch niet nalaten op te komen voor de vrijheid van ons eigen volk!
Voorzitter – Ik heb hier een brief van u, gericht aan “De Belgische Socialist” en gedagtekend 17 oogst 1917. Daarin zegt gij “Vlaams belang is Duits belang en omgekeerd”.
VAN EXTERGEM – Dit is een uit zijn verband gerukte zin! Wat in die zin staat is overigens niets meer dan een eenvoudige vaststelling. Wanneer gij de brief in zijn geheel leest, zal dit duidelijk worden. Ik wilde betogen dat wij de belangen van ons volk niet kunnen opofferen, omdat, door de nalatigheid van de Belgische regeerders, die belangen konden uitgebaat worden door de Duitsers. ’t Was niet onze schuld dat de Vlamingen geen Hogeschool hadden, – had de Belgische regering die aan de Vlamingen gegeven vóór de oorlog, dan zouden de Duitsers het niet kunnen doen hebben gedurende de volkerenslachting. Duitsland zal er overigens altijd belang bij hebben dat het Germaanse element – de Vlamingen – in België niet vernietigd wordt!
Voorzitter – Gij waart voorstander van de Republiek Vlaanderen. Wat bedoelde gij daar eigenlijk mee?
VAN EXTERGEM – Tot in juni 1918 zijn wij voorstanders geweest van een federatief België. Toen waren wij – de Socialistische Jonge Wachters – er vast van overtuigd dat een verzoeningsvrede zou tot stand komen. Zo de Duitsers wonnen was het verduitsing, zo de Entente won, dit is nu klaar bewezen, zou de verfransing meer dan ooit hoogtij vieren. De middenweg was dus een vrede door vergelijk, de vrede zoals hij gewenst werd door de stockholmisten. Dan zouden de Duitsers België ontruimd hebben, maar onder voorwaarde dat België werkelijk onzijdig werd, wat alleen mogelijk was, zo het Germaans en Latijns element zich in evenwicht hielden, door een vrij Vlaanderen en een vrij Wallonië in een vrij België. Langzamerhand begon het zich echter klaarder en klaarder af te tekenen dat er van een verzoeningsvrede geen sprake meer kon zijn. Het grote lenteoffensief van de Centralen was mislukt en het was onze overtuiging dat het grootscheepse tegenoffensief der Entente ook zou mislukken. Wij voorzagen dat, indien dit het geval mocht zijn, de proletariërs eindelijk genoeg zouden krijgen van het zich onderling vermoorden, en dat het uitbreken van de wereldrevolutie dan onvermijdelijk was. Als natuurlijk gevolg daarvan was de Wereld-Sovjet uitgeroepen. Nu stelden wij, Socialistische Jonge Wachters, ons de vraag: “Hoe moeten Wallonië en Vlaanderen zich aansluiten bij die Wereld-Sovjet? – Als een unitoristisch-centraliserend België, ofwel elk afzonderlijk als een Sovjet-Vlaanderen en een Sovjet-Wallonië? Wij achten de laatste oplossing de beste en daarom namen wij een motie aan, ten voordele der “Republiek Vlaanderen”. Nu schijnt dit alles belachelijk, omdat de wereldrevolutie niet uitgebroken is. Integendeel het zomeroffensief 1918 der Entente lukte, waardoor de vrede van Versailles tot stand kwam, – de schandelijkste “vrede” welke ooit gesloten werd!
Voorzitter – Gij hebt ook hevig geageerd voor een verzoeningsvrede, nietwaar?
VAN EXTERGEM – Ja, en daar ben ik fier op!
Voorzitter – Heren gezworenen, let wel dat de actie voor een “verzoeningsvrede” juist werd ingezet na de slag van Carporetto, dus toen de Duitsers er het best voor stonden!
VAN EXTERGEM – Heb IK mijn actie voor de vrede, voor de verzoening tussen de volkeren ingezet NA de slag van Carporetto? Er zijn personen die dit deden, en die worden nu niet vervolgd. IK ben echter, van de eerste dag van de oorlog af, opgekomen tegen de mensenslachting. In december 1914 hield ik reeds in de school een voordracht in internationalistische zin. Zie mijn artikel “Hoog de harten” uit “Vooruit”, – dit is geschreven in december 1915 en toen was er nog geen sprake van de nederlaag van Carporetto. Heel de oorlog door ben ik trouw gebleven aan mijn socialistische principes van haat tegen het onmenselijke volkeren slachten, – nooit heb ik er naar gezien of het ijveren voor die principes vandaag te pas kwam in het kraam van de Centralen en morgen in het kraam van de Entente! Mijn grote betrachting was dat de soldaten, aan alle fronten, hun wapens zouden omgekeerd hebben, om ze te richten op de borsten van de uitbuiters, van de kapitalisten. Tegen de Internationale van het kapitalisme, die de arbeiders tegen elkaar in het vuur joeg, moest de Internationale komen van het proletariaat, die het kapitalistisch wangedrocht zou verpletterd hebben.
Voorzitter – Maar de socialistische leiders zegden toch, heel de oorlog door, dat de belangen van het vaderland voor alles gingen!
VAN EXTERGEM – Inderdaad, in ALLE landen hebben de sociaalpatriotten de zijde der burgerregeringen gekozen. Zij zijn de grootste huichelaars en verraders die onder de zon lopen. In vredestijd, toen kwamen zij op tégen de oorlog, tégen de mensenslachting, maar wanneer het oorlog was, wanneer de arbeiders, die allen broeders moesten zijn, zich bij miljoenen vermoordden, toen zwegen de socialistische leiders, neen, veel erger: zij riepen het luidst “jusqu’au bout!” Alleen Camille Huysmans heeft ten dele zijn socialistische plicht begrepen, – hij is de énige onder al de socialistische leiders uit België! Ik ben er gelukkig om niet alléén in vredestijd, maar óók en vooral, in oorlogstijd, geroepen te hebben: “A bas la guerre, sabres et canons!” Ik bleef, in de grootste nood, de idealen trouw, welke verraden werden door dezen die ze mij geleerd hadden! Ik was niet betaald om te zwijgen gelijk zovele socialistische leiders!!
Voorzitter – Ja, ja, maar door dit alles hebt gij de politiek van de vijand gediend!
VAN EXTERGEM (vliegt recht en roept woedend uit): Ik, de vijand gediend of bevoordeligd? Nooit! Ik dien niemand, mijn handen zijn zuiver, mijn geweten is gerust! Ik ben een volbloed internationalist en wilde, als dusdanig zohaast mogelijk ook de internationalisering van het Vlaamse vraagstuk! Gij zult nooit kunnen bewijzen dat ik daardoor “met kwaad opzet de politiek van de vijand” heb gediend!
Voorzitter – “Met kwaad opzet” betekent niet dat het uw voornemen was de vijand te dienen. Wanneer bv. iemand wapens aan de Duitsers verkocht, dan was het misschien zijn bedoeling niet dat die wapens zouden gebruikt worden, om op landgenoten, of Belgen, afgeschoten te worden. Alleen het verkopen van die wapens aan de vijand, sluit het “kwaad opzet” reeds in zich!
VAN EXTERGEM – Ik heb mij nooit verkocht aan de Duitsers! Ik stond in al mijn handelingen volstrekt vrij en was tegenover niemand gebonden. Om dit te bewijzen zal ik voorlezen, wat ik de 30ste oogst in “Het Vlaamsche Nieuws” schreef, in een artikel, getiteld “Het enige en grote doel”:
“Hoe verschillend onze opvattingen over sommige zaken ook mogen zijn, – evenals de passieven zijn wij, activisten, toch Vlamingen en hebben dus ongeveer dezelfde gebreken, maar met tegenovergestelde uitwerking: zouden wij soms in onze blinde haat tegen Le Havre, ons niet laten bedotten langs een andere kant?
“Passieven en activisten zijn blijkbaar in twee uitersten vervallen. Evenwel de tijd is nu gekomen om alle verdeeldheid op te geven en in plaats van twee verschillende wegen te volgen – leiden ze misschien niet alle twee naar de afgrond? – broederlijk één richting in te gaan om het grootsmogelijke heil voor Vlaanderen te bereiken.
Verdeeld in twee kampen zouden én passieven én activisten als speelballen kunnen dienen voor twee tegenover elkaar staande machten, – verenigd zullen zij een macht vormen, waarmee dient afgerekend te worden.
Het is niet door ons blind te staren, elk langs een verschillende zijde, – de ene hopende dáár, de andere ginds, de redding voor ons volk te zien oprijzen, – dat wij Vlaanderen zullen redden, doch door doelbewust het hoofd te bieden aan al wat nadelig is voor ons en aan de wereld onze eisen te laten kennen, in stede van in het gevlei trachten te komen, de ene bij LE HAVRE en de andere bij BERLIJN, waardoor wij toch maar aan de goedjonstigheid blijven overgeleverd van overheden;
Vlaanderen kan nog enkel gered worden door de Vlaams-revolutionaire daad. De Vlamingen moeten los van de banden welke hen binden, en dienen zelfstandig te staan in hun handelingen.”
Mr. DE RADEMACKER – En een persoon die zulke zaken schreef – let wel, heren, terwijl de Duitsers hier waren – beschuldigt men de politiek van de vijand gesteund te hebben ... “met kwaad opzet”!
VAN EXTERGEM – Dit is echter niet alles; ziehier wat ik zegde op de debatavond van 7 oogst in de “Thalia”, volgens het verslag van “Het Vl. N.” van 9 augustus 1918 (2e blz., 2e kolom):
“Daarna wijdde de heer Jef Van Extergem nog enkele woorden aan de Vlaamse Revolutie. Wij stonden te lang reeds, zo betoogt de jonge propagandist, in de evolutie. ’t Is tijd dat wij alle laksheid van ons afschudden en het ook onze leiders duidelijk maken dat wij daden willen, die alleen de beweging kunnen doen vooruitgaan. Er moet daarbij afgebroken worden met de EENZIJDIGHEID waarmee totnogtoe onze politiek werd gevoerd; aan heel de wereld moet het bekend gemaakt worden dat het Vlaamse volk een verdrukt volk is, en wanneer Frans Van Cauwelaert daarover een memorandum zendt aan de Engelse regering; dan juichen wij hem toe (daverend applaus). Dat zal ons volk tevens nader tot ons brengen, omdat het menig lasterpraatje uit de wereld zal helpen, en willen wij onze Vlaamse revolutie tot een goed eind brengen, dan moeten wij toch steunen op de Vlaamse volkskracht.
“Ons volk zal eerst vertrouwen in ons stellen, zo we bewijzen dat wij durven activist zijn tegenover wie het ook zij en niet ENKEL TEGENOVER LE HAVRE!”
Voorzitter – Ik heb hier een artikel, dat gij in “Het Vlaamsche Nieuws” deed verschijnen en dat gericht is aan “Gezel Haase”. Ge valt daarin heftig uit op de Belgische regering en op het centraliserend België, dat gij een kerker noemt, waarin Vlaanderen opgesloten zat, zonder zijn stem aan de wereld te kunnen laten horen.
VAN EXTERGEM – Lees verder, heer voorzitter, en gij zult zien dat ik aan Haase zeg: “Gij kunt onze beste bondgenoot worden – gij moet een tegengewicht vormen voor de politiek van de al-Duitsers, die slechts met bijbedoelingen aan “Flamenpolitiek” doen”. Mijn doel was dus te bereiken dat Haase onze Vlaamse internationalisten zou steunen. ’t Zij nogmaals herhaald: ik wilde geen innerlijk-Belgische, doch ook geen al-Duitse, maar een internationalistische, een socialistische oplossing voor het Vlaamse vraagstuk! Uit dit alles blijkt eens te meer, dat onze politiek geheel verschilde van deze van de burgerlijke activisten...
OPENBAAR MINISTERIE – Natuurlijk, wij weten dit reeds: geen enkele van hun ging zo ver als gij. Gij wilde de republiek Vlaanderen! ’t Is te begrijpen dat de “R.v.Vl.” daarmee niet kon akkoord gaan!
(Van Extergem knikt toestemmend op deze uitval van het O.M.)
Voorzitter – Gij hebt veel meetings gehouden?
VAN EXTERGEM – Ja, op die meetings sprak ik meest over de diefstallen in de comiteiten en zegde er dat ons volk niet alleen uitgeplunderd werd door de Duitse barbaren, maar ook – wat veel erger was – door de “grote patriotten van de “Nationale... dievenbende”, verschoning ... van het “Nationaal Comiteit”. Mag ik hier in korte woorden herhalen wat ik zegde over de comiteiten?
Voorzitter – Doe dit liever in het getuigenverhoor. Gij hebt na de wapenstilstand ook nog in “De Toorts” geschreven. Ik heb hier o.a. een “Open Brief aan Em. Van der Velde”, welke van uw hand in “De Toorts” verscheen.
VAN EXTERGEM – Ja, dit was het zogenaamd activisme “NA de bezetting” waarvan men in de beschuldigingsakte spreekt. Hierdoor is het wederom eens te meer bewezen dat er wel degelijk in de beschuldigingsakte staat “na & tijdens de bezetting...”.
Voorzitter – Antwoord nu eens op de man af, hebt gij aan “De Toorts” meegewerkt?
VAN EXTERGEM – Wel ik heb reeds lang “ja” geantwoord!
Voorzitter – Leest een gedeelte van de “Open Brief aan Vandervelde” voor.
VAN EXTERGEM – Leest op zijn beurt een ander gedeelte voor, waarin o.a. “De Vlamingen zijn lammelingen...” Bij het voorlezen van deze woorden keert V.E. zich tot het publiek en herhaalt tweemaal: “Ja, de Vlamingen zijn lammelingen!”
Voorzitter – Zet uw lezing voort!
VAN EXTERGEM – Gaat nog enige tijd voort met lezen, – waarna hij aan de voorzitter vraagt of het toegelaten is te zeggen waarom hij aan “De Toorts” is beginnen medewerken.
Voorzitter (zich wendende tot de jury) – Acht gij dit nodig, heren? (De enen huilen “ja”, de anderen schudden “neen”)
VAN EXTERGEM – ’t Is van groot belang dat ik mij kan verklaren!
Voorzitter – Vooruit dan maar, doch wees kort!
Van Extergem – Ik was zinnens na de wapenstilstand niets meer te schrijven, maar kalm de gebeurtenissen na te gaan en vooral te zien hoe het zou lopen met de revolutie in Duitsland. Ik las veel Duitse bladen. Op zekeren dag zie ik in de “Berliner Lokalanzeiger” een berichtje over de zogezegde gruwelen der Belgen in het bezette gebied. Ik heb niet kunnen onderzoeken wat er van die verhalen, over door Belgen gepleegde gruwelen, waar was. Doch de “Berliner Lokalanzeiger” knoopt aan die zogezegde gruwelen het volgende vast: “Zie eens wat de Belgen nu bij ons doen, en zie hoe hooggeplaatste Belgische personaliteiten, onze officieren geluk wensten voor hun houding tijdens de Duitse bezetting in België.” Daarop volgden de brieven van Anseele en Braun aan von Ardenne. Welnu, heren gezworenen, toen ik dit las, is het hart mij naar de keel gesprongen. Nooit ben ik, de zogenaamde landverrader, zo verontwaardigd geweest, en het was in die opwelling dat ik mijn eerste artikel naar “De Toorts” zond, – het was getiteld “Met de vijand heulen...” Als gij dit alles overweegt, heren gezworenen, bent ge dan niet van mening dat hier in mijn plaats, de kerels zouden moeten zitten die én hun land én hun volk verraden hebben?
(Deze woorden maken veel indruk. De voorzitter schorst de zitting tot de volgende morgen).
Voorzitter – Wij zullen nog enkele minuten voortgaan met de ondervraging. Gij werd betaald voor elke meeting?
VAN EXTERGEM – Ik trok enkel verblijf- en reiskosten.
Voorzitter – Van waar kwam dit geld?
VAN EXTERGEM – Ik werd altijd betaald door de heer Vermeren op het propagandabureel.
Voorzitter – Dit was Duits geld?
VAN EXTERGEM – Wanneer ik vroeg naar de oorsprong van het geld zegde men mij: “De Belgische regering had ook propagandafondsen. Nu de Vlamingen beschikten over de fondsen voor het Vlaamse gedeelte van het land, is het toch verstaanbaar dat wij ook gebruik maken van staatsfondsen om propaganda te maken ter heropstanding van ons volk.”
Voorzitter – Gij nam deel aan de betoging van 3 februari, ten voordele van de zelfstandigheid van Vlaanderen? Gij hebt zelfs mee een manifest ondertekend van de Socialistische Jonge Wacht om de arbeiders aan te zetten in die betoging te gaan.
VAN EXTERGEM – Kunt gij één volzin in dit manifest aanduiden, waarin wij hulde brengen aan de “R.v.Vl.”? Ons doel was de “R.v.Vl.” tegenover ons te binden, zonder dat wij gebonden waren tegenover de “R.v.Vl.”
Voorzitter – Gij hebt ingetekend voor en zelfs gesproken op de huldebetoging van Borms, in 1917, te Merksem?
VAN EXTERGEM – Ja, zeker! Ik heb altijd de grootste verering, de grootste bewondering gekoesterd – ook nu nog! – voor Dr. August Borms. Juist gelijk in 1917, zo huldig ik hem thans nog steeds, als “man van de daad”!
Voorzitter – Zo zou je ook kunnen intekenen hebben op een lijst voor Hindenburg, omdat hij een groot generaal was!
VAN EXTERGEM – O, neen! Dat zou ik nooit gedaan hebben! Daarbij reeds lang vóór de oorlog wisten wij, Socialistische Jonge Wachters, dat de Duitse militairen, – en vooral hun hoogste hoofd, Kaiser Wilhelm, – echte monsters waren! Toen bv. de “Kaiser” in 1910, nog triomfantelijk te Brussel ontvangen werd, door Albert van Saxen-Coburg, wist ik, als Socialistische Jonge Wachter, al lang dat de Kaiser een bloedhond, een barbaar was, omdat hij aan zijn soldaten gezegd had: “Gij moet mij in alles gehoorzamen, ja, zelfs dan, wanneer ik u beveel, op uw eigen moeder of vader te schieten.” Nadat de “Kaiser” zulke woorden gesproken had, werd hij door de Belgische burgerpers nog gehuldigd als ... “Friedens-Kaiser”!
Voorzitter – Gij hebt ook uw vader in het activisme gesleurd, door hem aan te manen lid te worden van de Gouwraad?
VAN EXTERGEM – Daar zou ik enige uitleg ...
Voorzitter – Neen, neen! Gij antwoordt altijd nevens de kwestie! Zeg “ja” of “neen” en zo niet: zwijg!
VAN EXTERGEM – Dan zwijg ik! (De ondervraging is geëindigd)
ISTACE, onderzoeksrechter, geeft verslag over zijn onderzoek, op zeer patriottische toon, maar zegt dat V.E. altijd rechtzinnig was tijdens het onderzoek. De Voorzitter vraagt hem: “Trok Van Extergem geen 25 fr. vergoeding voor elke meeting?”, waarop Istace antwoordde: “Ja, hij heeft dit zelf bekend, het staat in ’t verslag, dat hij zelf ondertekend heeft, van een ondervraging, welke ik hem deed.”
VAN EXTERGEM – Dat is niet waar!
Voorzitter – Ik lees de verklaring door u ondertekend: “Alle propagandisten hadden recht op 25 frank vergoeding per meeting.” (Hier houdt de voorzitter op en zegt triomfantelijk: “Welnu!?”)
VAN EXTERGEM – Lees verder, heer voorzitter!
Voorzitter – (Na enig aarzelen en zoeken) Inderdaad hier lees ik: “De jonge propagandisten stortten over het algemeen echter die vergoedingen terug in de propagandakassen. Ook ik deed dit en als ik de vergoeding trok dan was het om de zuiver-socialistische actie van de Soc. Jonge Wacht te steunen, die van niemand toelage wilde aannemen. Nooit heb ik die vergoeding getrokken in mijn persoonlijk voordeel.”
VAN EXTERGEM – Ik zou iets willen vragen aan onderzoeksrechter Istace. Herinnert gij u niet, Mijnheer Istace, dat gij mij op zeker ogenblik van het onderzoek vroeg: “Maar gij wilde toch de zelfstandigheid met behulp van de Duitsers doorvoeren?” Ik heb u daarop geantwoord: “De Duitsers gingen maar tot de bestuurlijke scheiding, dus konden wij met hun hulp de zelfstandigheid niet doorvoeren. De Duitsers waren daar altijd tegen. Mijn grote betrachting was de internationalisering van het Vlaamse vraagstuk.” Daarop zegde gij: “Ja, maar dat is óók activisme”, en ik wedervoer: “Dan zijn Huysmans en al de stockholmisten óók activisten, want te Stockholm werd door het inrichtend comité een manifest aan de socialistische partijen van alle landen gericht, waarin culturele zelfstandigheid voor Vlaanderen en Wallonië werd gevraagd.” Herinnert u nu eens goed, Mijnheer Istace, hebt gij toen geantwoord: “Ja, zeker, Huysmans is activist”?
ISTACE (aarzelend) – Wacht eens ...
VAN EXTERGEM – A.u.b. zeg “ja” of “neen” ...
ISTACE (totaal betreurd) – Maar ... maar ...
VAN EXTERGEM (zich tot de voorzitter kerend) – Zie, nu wil Istace ook niet antwoorden met “ja” of “neen”, dus is het beste dat hij maar zwijgt! (Algemeen gelach)
MR. DE RADEMAECKER – M. Istace, ik lees hier in de beschuldigingsakte, dat Van Extergem aan het hoofd van het propagandabureel te Antwerpen stond. Kunt gij ons niet zeggen wat V.E. daar deed?
ISTACE – In het onderzoek heeft hij gezegd dat zijn betrekking op het propagandabureel slechts een “sinecure” was, om hem op die wijze enigszins te vergoeden voor zijn spreekbeurten. Een paar getuigen bevestigen dit...
MR. DE RADEMAEKER – Een “sinecure”, dus van Extergem deed niets op het propagandabureel en toch “stond hij er aan het hoofd” dan!
ISTACE – (Preutelt nog wat tegen, maar verlaat dan de getuigenstoel, onder algemene hilariteit).
M. LAMPROYE – (Geeft op kalme, onpartijdige toon verslag over het deel van het onderzoek dat hij deed.) Hij verklaart: “Uit de stukken die wij gevonden hebben, blijkt dat Van Extergem zeer weinig trok voor zijn propaganda.”
DR. TERWAGNE – Spreekt over de “stockholmisten Huysmans en Ed. Joris”. Hij kende V.E. niet vóór de oorlog, maar las veel over hem in de Hollandse pers en de bladen uit het bezette gebied. Gezien zijn jeugdige ouderdom werd hem zijn bedrijvigheid niet erg euvel genomen.
Senator SPEYER – Die V.E. van in zijn prilste jeugd kent, gelooft niet dat beschuldigde zijn mening voor 25 frank zou verkopen. Hij heeft V.E. altijd gehouden voor een eerlijke onbaatzuchtige jongen.
Victor MULIE – Getuigt dat V.E. naar Kortrijk kwam met toneelklederen, voor het opvoeren van het toneelstuk “Robrecht van Vlaanderen”. Tussen de pauze werd door Groeningerwachters bij V.E. aangedrongen een korte rede te houden. Toevalligerwijze waren er Belgische krijgsgevangenen in de zaal. Hij sprak zonder toelating van de Duitsers en zegde, zich wendend tot de Belgische krijgsgevangenen: “Gij komt uit de hel van het Belgisch militarisme, maar wij zitten in de hel van het Duitse militarisme.” V.E. hekelde het militarisme in zijn geheel en werd de volgende dag bij Hauptmann Liebke ontboden, die zeer gestoord was over het onverwacht optreden van V.E. De krijgsgevangenen te Kortrijk moesten niet opgehitst worden, want die koesterden een schrikkelijke haat tegen de franskiljonse Le Havre-regering.
VAN SINTRUYEN – Kan niets anders zeggen dan dat het algemeen gerucht liep dat V.E. naar het krijgsgevangenkamp in Göttingen mocht gaan, van daar brieven meebracht en aldus Duitsgezinde, activistische propaganda maakte, zowel onder de krijgsgevangenen, als hun ouders. Van Extergem zou dus rechtstreeks met de vijand in verbinding hebben gestaan.
Voorzitter – Deze getuigenis was de eerste, zij is het uitgangspunt geweest voor heel het onderzoek.
MR. DE RADEMAEKER – Gij hoort, heren gezworenen, wat de voorzitter zegt. Welnu ziehier wat Van Sintruyen zegde tijdens de confrontatie met V.E.: “Dit was het algemeen gerucht, maar ik heb geen enkel bewijs en ook geen enkel reden om te bevestigen dat het waar is!” En het is op zulke losse beschuldigingen dat het onderzoek geopend werd. ’t Is op de tegenstrijdige verklaringen van zulk een persoon, dat Van Extergem voor het assisenhof moest gebracht worden!
Voorzitter – Maar, neen! Wij hadden als uitgangspunt van het onderzoek, evengoed het eerste beste artikel van V.E. uit “Het V.N.” kunnen nemen.
VAN EXTERGEM – Dat is een uitvlucht! Zonder de getuigenis van Van Sintruyen was ik nooit voor het assisenhof gebracht!
Victor RESSELER – Leraar van Nederlands – V.E. was een pracht van een leerling. Ik had er nooit last mee. Andere leraars wel, schijnt het. In ’16 hield hij een voordracht in mijn les, in pacifistische zin.
Vrouw BRION – Ik heb een brief ontvangen van mijn zoon die krijgsgevangene was te Gent. Deze brief werd gebracht door de broeder van V.E.
MR. DE RADEMAECKER – Toen men u die brief bracht, is er dan propaganda gemaakt, heeft men u gevraagd niets te tekenen of hebt gij iets moeten betalen?
Vrouw BRION – Bij mij is geen propaganda gemaakt, ik moest niets betalen.
ROOTHOOFD – Veldwachter te Wommelgem – Zegt dat V.E. in een openluchtmeeting hevig de Comiteiten aanviel.
DR. August BORMS (binnengeleid tussen twee gendarmen, verwekt het optreden van de terdoodveroordeelde een algemene beweging. Hij ziet er krachtig en blakend van gezondheid uit).
Voorzitter – Gij hebt Van Extergem dikwijls horen spreken?
DR. BORMS – Ja, meestal was hij tegen de Duitsers. Hij juichte vooral de revolutie toe en keurde dikwijls de werking van de “R.v.Vl.” openlijk af. Meermaals stak hij ons zelfs stokken in de wielen.
VAN EXTERGEM – Herinnert gij u niet meer een vergadering in de Prinsesstraat, waar ik voorstelde alle betrekkingen met de Duitsers af te breken?
DR. BORMS – Niettegenstaande de “R.v.Vl.” óók zeer verbitterd was over vele maatregelen van de Duitsers, achtte ik het voorstel van V.E. toch zeer gevaarlijk: indien het werd aangenomen betekende dit de vernietiging van alles wat wij, met zoveel moeilijkheden, tot stand hadden gebracht. Daarenboven waren de Duitsers toen aan de verliezende hand, alhoewel van een Duitse ineenstorting nog geen sprake was. Dus zou een revolutionair optreden van onzentwege, op dit ogenblik, volgenderwijze zijn uitgelegd door de tegenpartij: “Zie, de Duitsers lijden de nederlaag, de activisten keren kazak!”
VAN EXTERGEM – Deze redenering gaf bij mij de doorslag om mijn plan niet ten uitvoer te brengen.
DR. BORMS – V.E. was zeer socialistisch, ik mag zelfs zeggen bolsjewistisch. Als dusdanig kwam hij voortdurend, en veel heftiger dan wie ook, in opstand tegen de praktijken van het Duitse militarisme. Hij zegde dat wij niet alleen revolutionair moesten zijn tegen Le Havre, maar ook tegen Berlijn.
VAN EXTERGEM – Toen ik dit verklaarde, werd er dan niet geroepen door een van de aanwezigen: “Als ge dit doet, wordt ge morgen naar Duitsland gedeporteerd!”, waarop ik antwoordde: “Wij zijn daartoe bereid!”?
DR. BORMS – Dit is alles zo! Ik wil er echter bijvoegen dat wij, alhoewel wij de politiek van V.E. en zijn vrienden te socialistisch vinden, toch zeer goed wisten dat ons doel alleen kon bereikt worden door een verzoeningsvrede. Altijd hebben wij ons geweerd tegen de al-Duitse politiek. Wij waren zowel tegen een Duitse zegepraal, als tegen een zegepraal van de Entente...
Voorzitter – Gij moet hier geen redevoering komen houden!
DR. BORMS – Wanneer gij mij niet laat uitspreken, zou ge mij evengoed in mijn cel hebben kunnen laten!
Voorzitter – Van waar kwam het geld van de propaganda?
DR. BORMS – Het kwam uit ’s lands kas.
Voorzitter – Dus van de Duitsers!
DR. BORMS – Weet gij dan niet dat ’s lands kas door inkomsten gevoed werd? Was het niet beter dat wij het gebruikten voor onze heilige strijd, dan dat de Duitsers het gebruikten voor de oorlog? Het geld kwam van Vlaanderen, ons geld, en wij hebben het gebruikt voor Vlaanderens grootwording en herleving.
Voorzitter – Uw doel was misdadig!
DR. BORMS – Dit zal de geschiedenis uitwijzen. Wij wachten met gerust geweten af, wat men binnen enkele jaren over ons zal zeggen, wij ...
Voorzitter – Geen redevoeringen!
VAN EXTERGEM – Waren de katholieke activisten niet verbitterd over de wijze, waarop ik sprak in de meetings?
DR. BORMS – Ja, we kregen daar veel klachten over.
VAN EXTERGEM – Hebben de Antwerpse minderheidssocialisten ooit afgevaardigden benoemd voor de “R.v.Vl.”?
DR. BORMS – Nooit konden wij hen daartoe bewegen, alhoewel wij herhaaldelijk aangedrongen hebben.
(Wanneer Dr Borms wordt weggeleid roept V.E. hem toe: “Dag, Borms! Je bent nog niet dood, hé?” Dr. Borms antwoordt lachend: “Neen, neen!”)
PROOST en VAN DE VYVERE – Politieagenten uit Gent, bevestigen het verslag dat zij maakten over de meetings van V.E. Zij zeggen dat er 25 Duitse onderofficieren op de laatste meeting waren!
VAN EXTERGEM – In uniform of burgerkleding?
PROOST en VAN DE VYVERE – Dit weten wij niet meer!
VAN EXTERGEM – Ik hield die laatste meeting in oktober 1918, toen konden de Duitsers hun onderofficieren te goed gebruiken aan het front, dan dat zij er 25 naar een meeting zouden sturen.
PROOST – Op sommige meetings van andere activisten waren er wel 100 officieren en onderofficieren aanwezig!
VAN EXTERGEM (spottend) – Nu steek ik de armen omhoog, ik geef me over!
GRIMONPONT – Bevestigt zijn verslag over meeting Laken.
Advocaat ORBAN – Zegt dat V.E. oproerige meetings hield te St. Niklaas. Ik wilde het woord nemen, maar het werd me belet door de Duitse politie. Die meetings stonden onder de bescherming van de Duitsers!
CRUYSSCHAERT – Politiecommissaris te Sint-Niklaas – Bevestigt wat Mr. Orban verklaarde.
MR. DE RADEMAECKER – Hoe! Mr. Orban werd belet te spreken door de Duitse politie en hier, in uw eigen verslag over de meeting aan de burgemeester lees ik: “Mr. Orban nam eerst het woord. Na tamelijk lang gesproken te hebben, eindigde hij met te zeggen: het woord is hier niet vrij en gij zult zo min spreken als wij”!
CRUYSSCHAERT (beteuterd) – Staat dat in mijn verslag?
MR. DE RADEMAECKER – Maar zeker! Hier is het, wilt gij het inzien?
Voorzitter – Die verslagen werden gemaakt door een eenvoudige politiebediende en Mr. Cruysschaert ondertekende ze enkel!
VAN EXTERGEM – Mr. Orban en geen enkele van zijn aanhangers werden ooit vervolgd door de Duitsers voor hetgeen zij hebben gedaan op onze meetings. Het enige doel van onze tegenstrevers was: ons beletten te spreken! Ziedaar alles!
Voorzitter – Mr. Cruysschaert, was V.E. niet vergezeld door een bende jonge kerels, gewapend met kluppels?
CRUYSSCHAERT – Ja, wij hebben er een drietal in beslag genomen. ’t Waren echte “goedendags”!
VAN EXTERGEM – Ziedaar! Als ik mij onder bescherming van de Duitsers had willen stellen, dan zou ik het niet nodig geacht hebben, mij te doen vergezellen door mijn makkers van de Socialistische Jonge Wacht. Nooit heb ik onder de bescherming van de Duitsers gesproken!
(Nog een 6-tal politieagenten en de eigenaar van een zaal, welke volgens zijn eigen verklaring, de onder sekwester van de Duitsers staande cinema “Pathé” uitbaatte tijdens de bezetting, komen verklaringen afleggen in de aard van deze gedaan door Orban en Cruysschaert.)
CELIS – Rechterlijk officier – Deed een onderzoek over door vader V.E. aangeklaagde onregelmatigheden in het hoofdmagazijn (Nat. Comiteit) van de Schuttershofstraat. Getuige zegt dat vader V.E. verontschuldigingen aanbood aan zijn baas en slechts zijn aanklacht had gedaan, nadat hij ontslagen was.
VAN EXTERGEM – Mijn vader heeft nooit verontschuldigingen aangeboden. Hij deed zijn aanklacht een vol jaar voor hij ontslagen werd.
CELIS – Ja, maar daar had ik niets mee te stellen, daar is een administratief, maar geen rechterlijk onderzoek over geweest.
VAN EXTERGEM – Gij ontkent dus niet wat ik zeg! Zekeren dag maakte mijn vader zijn baas – die hij reeds vroeger aanklaagde over onregelmatigheden – er op attent dat een zak rijst te weinig ...
Voorzitter – Maar wat heeft dit alles met het proces uitstaans? Hebt gij een vraag te doen aan getuige, beschuldigde?
VAN EXTERGEM – Welnu is het waar, mijnheer Celis, dat dezelfde dag dat mijn vader ontslagen werd – naar aanleiding van een twist ontstaan met zijn baas, over die zak rijst – de heer Mattelaere, hoofd van het magazijn van de Van Maerlandstraat, gereclameerd heeft dat hij een zak rijst te kort had ontvangen?
CELIS – Ja, dit is zo, doch die zak rijst werd later terug bijgepast.
VAN EXTERGEM – Dat is de kwestie! De zak rijst werd bijgepast, na de aanklacht van mijn vader en nadat mijn vader geschorst werd uit zijn dienst! Die zak rijst is echter slechts een klein onderdeel van de aanklachten gedaan door mijn vader. Op één partij bonen waren 1,200 kg te kort! De leider van het magazijn van de Moonsstraat reclameerde dat hij een zak grits te kort had ontvangen. De zoon van de baas haalde 3-4 keren, op één dag, pakken koopwaren uit het magazijn. Op alles was te kort: op het spek, op de reuzel, op de zeep, op de kneipp, op alles, alles, alles!
MR. DE RADEMAECKER – Van Extergem heeft door zijn meetings over de comiteiten de eer van zijn vader verdedigd! En dit wordt hem thans als een misdaad aangerekend.
Voorzitter – Onderzoeksrechter Tacquet, die nu overleden is, heeft in 1917 het onderzoek over de aanklachten, gedaan door vader Van Extergem, gesloten met een “non-lieu”.
VAN EXTERGEM – Voor alle diefstallen in de comiteiten werd door het Belgisch gerecht, tijdens de bezetting, een “non-lieu” gegeven; ’t Was net of er toen niet gestolen werd en nooit is er meer gestolen geweest!
M. WINNE – Politiecommissaris 8ste wijk – Komt getuigen dat V.E. altijd over de comiteiten sprak, en zich om zo te zeggen bepaalde bij het voorlezen der brieven, welke vader V.E. naar Cover, Strauss, Franck, Delannoy, enz. geschreven had over de diefstallen in het hoofdmagazijn van de Schuttershofstraat.
GOOSSENS – Komt getuigen dat V.E. de arbeiders zou aangemaand hebben voor de Duitsers te gaan werken.
VAN EXTERGEM – Tijdens het onderzoek zegde gij eerst dat ik twee meetings hield te Hoboken, maar dat gij slechts naar de tweede gekomen bent. Later kwam het uit dat ik maar één meeting heb gehouden te Hoboken. Eerst zegde gij dat de meeting begin van de zomer 1918 plaats had; daarna in november 1918, om eindelijk te besluiten dat ze in november ’17 had plaats gegrepen, want “de lichten waren al aan” voegde gij er bij. Wanneer ge u, op een jaar na, niet kunt herinneren wanneer de meeting plaatsgreep, hoe durft ge hier dan zulke stellige verklaringen doen over hetgeen ik zou gezegd hebben?
GOOSSENS – Mijn geest was tijdens de oorlog beneveld omdat ik zoveel te verduren had. Mijn vier zoons waren aan het front...
MR. DE RADEMAECKER – Gij hoort, heren gezworenen, getuige zegt zelf dat “zijn geest beneveld” was.
DE BRUYNE (is zodanig doof dat hij geen woord verstaat van wat de voorzitter zegt, en moet dan ook dichtbij geroepen worden) – Bevestigt wat zijn vriend Goossens heeft gezegd.
MR. DE RADEMAECKER – Waar stond gij in de zaal?
DE BRUYNE – Van achter... (Onderdrukt gelach)
MR. DE RADEMAECKER – En gij hebt goed gehoord wat V.E. zegde?
DE BRUYNE – Ik geloof het toch...
Voorzitter – Wat wonderlijks is daaraan? V.E. kan harder roepen dan wij allemaal te samen!
E. MORTELMANS – Zegt dat V.E. over naar Duitsland gaan werken geen woord heeft gezegd.
DILLE – Zegt te geloven dat V.E. niet over het naar Duitsland gaan werken gesproken heeft. Hij herinnert zich echter niet alles meer. Wel heeft hijzelf gezegd dat een “socialist” van ’t comiteit hem zijn “dop” had afgenomen, omdat zijn dochters naar Duitsland waren gaan werken. “Ik wilde op de meeting van die socialist eens gaan zeggen, wat een andere socialist met mij had gedaan.”
VAN HOUTTE – Volgens hem heeft V.E. op die meeting niet over het naar Duitsland gaan werken gesproken.
BRION – Scheepsbevrachter – Was in oktober ’18 krijgsgevangene te Gent. V.E. was bij de krijgsgevangenen kunnen geraken en bleef er een tiental minuten, waarna hij verplicht werd door een Duitse soldaat weg te gaan. Zonder toelating van de Duitsers hadden enkele krijgsgevangenen van en rond Antwerpen vluchtig enige woorden kunnen schrijven voor hun ouders. V.E. heeft die briefjes doen bestellen, maakte geen gebruik daarvan om propaganda te maken en vroeg er geen duit voor.
Firmijn MORTIER – Ik werd door V.E. aangezet mij aan te sluiten bij hem en zijn vrienden, om een revolutionaire campagne tegen de Duitsers te beginnen. Op het “Vlaamsche Nieuws” was V.E. ondergeschikt aan mij en vervulde de plaats van een zeer klein bediende.
Piet VAN KOGELENBERG – Voorzitter van de Socialistische Jonge Wacht – V.E. was zo goed tegen het Duitse als het Entente militarisme gekant. V.E. zou nooit iets tegen zijn socialistische beginselen in gedaan hebben.
D. ’t JOLLIJN – Ik was gedurende de bezetting secretaris van de heer Faignaert, de algemene leider van de propaganda. V.E. was op het propagandabureel te Antwerpen een bediende gelijk er 37 andere waren. Voortdurend kwamen er op het centraal secretariaat van de propaganda klachten van katholieke Vlamingen, omdat V.E. bijna niet over de Vlaamse kwestie sprak op de meetings, maar wel over internationalisme, socialisme, vredesbeweging, enz.
M. DEVAUX – Bestuurder van de Lagere Hoofdschool I. (Oudaen) – Vóór de oorlog reeds weigerde V.E. deel te nemen aan de vaderlandse schooloptocht van 21 juli. V.E. was zeer revolutionair.
M. RULLENS – Leraar in dezelfde school – Komt getuigen dat V.E. in zijn les, in december 1914, een voordracht gaf over internationalisme. Hij was zeer revolutionair. De andere leerlingen spraken allemaal over “Notre Roi”, “Notre Patrie”, “La Belgique”, enz. ... V.E. sprak in pacifistische en antimilitaristische zin.
VAN EXTERGEM – Herinnert gij u niet meer dat mijn voordracht met volgende wijze sloot:
A bas le patriotardisme!
Vive l’Internationalisme!
A bas la guerre si cruelle et si barbare!
Vive la Paix universelle!
Vive la République mondiale!
RULLENS – ’t Is mogelijk, maar dan heb ik u toch tot de orde geroepen?
VAN EXTERGEM – Dat is zo.
(Nog andere leraars komen getuigen dat V.E. altijd, ook kort na het uitbreken van de oorlog, zeer revolutionair was.)
Jan THEINS – Oud-medeleerling van V.E. – Bevestigt dat er in de klas altijd discussies waren tussen V.E. en de leraars, over het socialisme. V.E. was een zeer hevige socialist.
DILLEN – Getuigt dat V.E. altoos in internationalistische en revolutionairen zin sprak.
PARASIE – Zegt een paar meetings van V.E. te Gent bijgewoond te hebben, waarop V.E. in socialistische zin sprak en o.a. heftig tegen het wegvoeren van werklozen protesteerde. Over Anseele en de meerderheidssocialisten werden stichtende zaakjes aan ’t licht gebracht, o.a. dat Anseele in 1916 een meirede hield waarvoor hij geluk werd gewenst door Duitse officieren. Daarvan zouden bewijzen in het blad “Vooruit” te vinden zijn. Twee dagen voor de Duitsers begonnen met het opeisen van werklozen werden de darsewerken stilgelegd, aldus werden duizenden werklozen geschapen door het stadsbestuur, waarvan Anseele de grote man was.
SMETS – V.E. overhandigde hem in juli 1918 een brief voor de Soc. Jonge Wacht van Mechelen, waarin het plan ontwikkeld werd van een revolutionaire actie tegen de Duitsers. (Deze brief wordt voorgelezen).
Het getuigenverhoor is afgelopen om 11 uur.
Dit proces is belangrijk in verschillende opzichten. In het algemeen noemt men de feiten, waarvan V.E. beschuldigd is, activisme en ook wel defaitisme. Activisme is een woord, waardoor men verstaat: daadzakelijke werking tegen het vaderland en zijn belangen; tegen het wettig gezag en de wetten, ten voordele van de vijand.
Gij hebt gehoord, mijnheren, hoe V.E. kort vóór de oorlog in een artikel schreef: “Vaderlandsliefde bestaat niet, vaderlandsliefde is een logen”. Deze gedachten zijn de beschuldigde bijgebleven, heel den duur van de oorlog. V.E. dreef de spot met de vaderlandse instellingen.
De bestuurder van de Lagere Hoofdschool is komen getuigen, hoe V.E. nooit wilde deelnemen aan de vaderlandse schooloptochten van 21 juli.
Ondanks vreemde overweldiging, ondanks de Duitsers hier waren, heeft hij nooit afstand willen doen van zijn verderfelijke denkbeelden. Reeds in december 1914 hield hij in de les van de heer Rullens een voordracht tegen het patriotisme, vóór het internationalisme.
Men denken niet dat V.E. in de activistische beweging is gegaan, om de activistische Vlamingen te steunen in hun eisen, niemand ging zo ver als hij: hij wilde de Republiek Vlaanderen! Dit alles was slechts een klein onderdeel van zijn programma. Dit onderdeel heeft hij gebruikt om te ijveren voor zijn groot doel: omwenteling stoken! Gaat zijn werking maar na, mijnheren! De 9/10 van de meetings welke hij hield, waren gericht tegen de comiteiten. Aldus trachtte hij het volk op te hitsen. De bevolking was zeer ontstemd tegen de comiteiten en V.E. heeft die ontstemming aangewakkerd, door het openbaar aanklagen van werkelijke of ingebeelde onregelmatigheden. Zodoende wilde hij haat stoken tussen bedelaars en bedeelden, de strijd aanwakkeren tussen armen en meer begoeden. Wat beschuldigde wilde? Het enig doel van zijn doen en laten, zijn groot ideaal was: de omverwerping van alle wettige gezag...
VAN EXTERGEM – Ja!
OPENBAAR MINISTERIE – Hij wilde de revolutie!
VAN EXTERGEM – Ja! Ja!
OPENBAAR MINISTERIE – Op het ogenblik dat hij meende de politiek van de Duitsers niet meer te kunnen uitbuiten, voor zijn revolutionaire doeleinden, welnu, mijnheren, dan werpt hij het roer om en zegt: “gaat het niet met de Duitsers, dan maar tegen de Duitsers” en hij zet een revolutionaire beweging op touw! Hij wilde de revolutionarisering, de internationalisering van alles!
Gij hebt hem zelf de samenvatting van het eerste deel van mijn beschuldiging horen bevestigen. Van Extergem ontkent niet dat hij het wettig staatsgezag omver wilde werpen. Zulks laat mij toe niet verder uit te weiden over de kwestie of hij zich schuldig gemaakt heeft aan daden tegen artikel 115 van het strafwetboek en deze is de eerste beschuldiging, waarvoor ik de veroordeling van beschuldigde vraag. Voor deze overtreding moet ik het “kwaad opzet” niet bewijzen, want het wordt niet gevraagd door de wet.
Nu komen wij aan de tweede beschuldiging: “met kwaad opzet de politiek van de vijand gesteund, door het aan het wankelen brengen, in oorlogstijd, der trouw van matrozen, soldaten, of andere burgers, jegens de Koning, of de Staat.
Mijnheren, moet ik bewijzen dat hij de trouw van soldaten en burgers jegens de Koning en de Staat aan het wankelen heeft gebracht? Hebt gij hem zelf niet horen bekennen hoe hij de Koning aanviel, op de heftigste wijze. Is een getuigen “ter ontlasting” hier niet komen zeggen: “Gij komt uit de hel van het Belgische militarisme, maar wij zitten in de hel van het Duitse militarisme”? Het Duitse militarisme mocht hij aanvallen, dit was zelfs prijzenswaardig, maar in oorlogstijd onze militaire instellingen aanvallen, dit was misdadig en dient gestraft te worden!
Al wat hij zegde en schreef, kan samengevat worden in drie kreten:
Weg met het militarisme!
Weg met de Koning!
Weg met België!
Revolutie stoken in oorlogstijd is het steunen van de politiek van de vijand! Daar is geen twijfel over mogelijk.
Nu dient nog het “kwaad opzet” bewezen. Maar, mijnheren, het is of V.E. in elk artikel duidelijk heeft willen doen uitkomen, dat hij met kwaad opzet handelde. Zie zijn artikel uit “Het Vlaamsche Nieuws” van 16 mei 1916, getiteld: “Vlaanderen Vrij!” Daarin lezen wij: Van waar ons ook het recht verleend worden, wij nemen het aan, desnoods zonder en zelfs TEGEN DE BELGISCHE REGERING!”
In zijn artikel “Hoogverraad” uit “Ons Land” ziet hij naar niets meer en zegt dat “verraad tegen België plicht is voor de Vlamingen”.
Het kwaad opzet is door dit alles duidelijk bewezen. Daarbij, V.E. sprak te St. Niklaas onder de bescherming van de Duitsers!
De jury zal zulk gevaarlijk idealist niet aan de samenleving teruggeven, vooraleer hij tot bedaren gekomen is en de verdiende straf heeft ondergaan.
Eerst en vooral wil ik een woord van innige dank toesturen aan M. de Rademaecker, die – ondanks hij me d’office werd aangeduid – op zulke kranige wijze mij in mijn verdediging heeft bijgestaan.
Ook de jury en het hof wil ik bedanken, omdat ik – enkele onderbrekingen van de voorzitter buiten beschouwing gelaten – al de middelen ter mijner verdediging heb mogen aanwenden. Alles achteraf beschouwd, verwondert het mij zelfs dat ik zulke krasse dingen heb mogen zeggen, zonder uit de gerechtszaal verwijderd te zijn geworden.
Hoe vreemd het ook moge klinken: zelfs het Openbaar Ministerie moet ik bedanken. Inderdaad datgene, waarop hij de 3/4 van zijn rekwisitorium gebouwd heeft, zal mij door de 9/10 van de Antwerpse socialisten niet als een schande, maar wel als een eer aangerekend worden.
Ik weet niet, heren gezworenen, wat uw uitspraak zal zijn, maar ik heb de innige overtuiging steeds trouw te zijn gebleven aan mijn idealen, al beschuldigt men mij ook van verraad!
Dit wil ik nu ook nog zeggen: nooit zal ik die idealen verloochenen!
Het is schoon in volle vrijheid te kunnen strijden voor een ideaal, maar duizendmaal heerlijker, duizendmaal edeler is het er te kunnen voor lijden.
Reeds 9 volle maanden zit ik opgesloten tussen vier witte muren. Dag aan dag heb ik kunnen overwegen wat ik heb gedaan en wat de drijfveren er van waren. Welnu, mijnheren, geen enkel ogenblik heb ik het gevoelen gehad een verrader, een judas, te zijn. Verraad toch betekent het opofferen van een hogere liefde aan lagere doeleinden, bv. het verkopen van een ideaal voor geld, eer of voordeel. Nooit was het mijn betrachting “met boos opzet de politiek van de vijand” te dienen. Ik heb enkel en alleen mijn socialistisch ideaal gediend en het kon me niet schelen in wiens voordeel dit zou kunnen geweest zijn.
Of ge mij terugstuurt naar het stenen graf, dat de gevangenis in de Begijnenstraat is, ofwel mij de vrijheid terugschenkt – dit zal niet de minste invloed hebben op mijn wijze van denken.
Luidt uw antwoord op de gestelde vragen bevestigend, dan zal ik met fierheid, met geluk, het schoonste gedeelte van mijn jeugd ten offer brengen aan mijn gedachten en met meer geestdrift, met meer strijdlust dan ooit zal ik er voor kampen, na mijn vrijlating, zo uw verdict ontkennend moest zijn.
In houwe trouw aan mijn socialistische princiepen en aan de kamp
voor de herwording van mijn verdrukt volk, zal mijn leuze altijd blijven: Leve het Internationaal Socialisme! Leve Vlaanderen!
(In tegenstrijd met zijn gewoonten heeft Van Extergem deze maal zeer kalm gesproken, hij is echter diep ontroerd).
Eerst en vooral, mijnheren, wil ik verklaren geenszins de gedachten te delen van V.E. Ook gij doet dit niet. Doch wij zijn hier niet gekomen om gedachten te oordelen of te veroordelen, maar enkel om te zien of betichte, volgens de wet, strafbare feiten heeft begaan.
Wanneer gij u echter zult verwijderd hebben, om te antwoorden op de gestelde vragen, toetst dan hetgeen V.E. deed, niet aan uw eigen gevoelen, maar tracht te begrijpen uit welke drijfveren, in welke gemoedstoestand V.E. gehandeld heeft.
V.E. is van zijn prilste jeugd af geleid naar de socialistische volkshuizen. Daar hoorde deze knaap Vandervelde, Anseele, Camille Huysmans, Dr. Terwagne en anderen hun politiek verdedigen.
Hij leerde daar van die sprekers dat eigendom diefstal is; dat wat een kapitalist opstrijkt, eigenlijk de voortbrengenden toekomt; dat de werkman te kort wordt gedaan in al zijn belangen en dat hem slechts één middel overblijft, om daar een einde aan te stellen: het gewelddadig omverwerpen van de nu bestaande maatschappelijke orde; dat de oorlogen slechts het gevolg zijn van de onderlinge naijver der kapitalisten van verschillende nationaliteit, waarin de proletariërs niets te zien hebben; dat een socialist dus steeds het militarisme, het mensen slachten, uit alle kracht moet bekampen. Dat zijn de leerstelsels, welke hem voorgehouden werden.
Dit wetende, heren, zal het u niet verwonderen deze jongeling – die tijdens de oorlog nog een kind was – hier op de banken van het assisenhof te vinden. Jef Van Extergem, een buitengewoon begaafde knaap, geloofde de leiders der socialisten. Hun woorden stonden hem als evangelie in het hoofd! Zij werden zijn catechismus!
Gij hebt zijn leven hier kunnen volgen: gij weet hoe hij zich rechtzinnig in de strijd wierp en welke indruk het op hem maakte, wanneer hij vernam dat zijn socialistische leermeesters zich aan ’s Konings tafel zetten, zich in ministeriële hotels vestigden, de post van hoofd van de spionnendienst aannamen, enz. enz.
Bij de jeugd blijven de idealen altoos het zuiverste bewaard.
Op een zeker ogenblik kwam hij dan in aanraking met Borms, die hem leerde dat Vlamingen achterafgezet, verdrukt werden, en Jef Van Extergem schonk hem zijn medewerking, eigenlijk niet voor het activisme, maar om een einde te doen stellen aan het onrecht waarin de Vlamingen gehouden werden door de Belgische regering.
Laat ons nu eens nagaan, mijnheren, wat er van de beschuldigingsakte overblijft. ’t Is afgaande op de feiten daarin aangeklaagd dat gij uw antwoord op de gestelde vragen zult moeten geven.
Eerst en vooral wordt er in gezegd dat V.E. aan het hoofd stond van het propagandabureel te Antwerpen. Gij weet hoe deze beschuldiging als stof in de wind is opgegaan. Onderzoeksrechter Istace moest hier zelf bekennen dat V.E. eigenlijk niets deed op het propagandabureel. En toch stond hij er aan het hoofd van!! V.E. heeft nooit meetings, feesten, vergaderingen, enz. ingericht: hij trad enkel als spreker op, daar waar men hem vroeg.
Verder beschuldigt men V.E. ervan onder de bescherming der Duitsers gesproken te hebben. Herinnert u de getuigenis van politiecommissaris Cruysschaert, hoe die persoon in tegenstrijd sprak met een verslag dat hij zelf had opgesteld. Dezelfde politiecommissaris zegde ook dat V.E. vergezeld was door een bende jonge mannen gewapend met knuppels. Nu vraag ik mij in gemoede, mijnheren, zo V.E. het inzicht had zich onder de bescherming van de Duitsers te stellen, of hij dan een twintigtal jongens zou meegenomen hebben ten einde in geval van nood verdedigd te worden, tegen de personen, waarvan men reeds verscheidene dagen vóór de meeting plaats had, wist dat zij, onder leiding van advocaat Orban zouden komen, om aan V.E. het spreken te beletten.
Nog enkele beweringen van het O.M. werden door de verdediger weerlegd, waarna deze zijn rede besluit door de vaste mening uit te drukken dat de jury vandaag aan V.E. de vrijheid terug zal geven, daar 9 maanden preventieve hechtenis reeds een veel te zware straf is voor deze jeugdige idealist.
Na het antwoord van de jury, dat bevestigend luidt op de voornaamste der gestelde vragen, zegt het O.M. de zwaarste straf niet te zullen eisen gezien de jeugdige ouderdom van beschuldigde. Hij voegt er bij dat de straf echter niet te klein mag zijn, opdat beschuldigde niet zou kunnen terugkeren naar de revolutionaire middens, waar hij zijn opvoeding ontving.
Mr. DE RADEMAECKER integendeel vraagt dat de jury de kleinst mogelijke straf zou toepassen.
Het Hof veroordeelt Van Extergem tot 20 jaar hechtenis, eeuwige beroving van burgerrechten en tot de proceskosten, belopende 927 fr.
Na uitspraak der veroordeling richt Van Extergem zich op en roept luidkeels:
“ZIJ ZULLEN HEM NIET TEMMEN!”
De gendarmen springen op V.E. toe en doen hem de boeien aan, middelerwijl roept hij:
“VLIEGT DE BLAUWVOET?”
Uit de publieke tribune klinkt het donderend: “STORM OP ZEE!”