Oorspronkelijke titel: Materialismus
Bron: Joseph Dietzgen, Schriften in drei Bänden, deel 3, Akademie Verlag, Berlin (DDR) 1965, pp. 335-339
Vertaling: uit het Duits door Jasper Schaaf (2014)
Eerdere publicatie in: Josef Dietzgen, Sämtliche Schriften, herausgegeben von Eugen Dietzgen, 1922
HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
– Creative Commons License 3.0.
Algemeen: u mag het werk kopiëren, verspreiden en doorgeven; remixen en/of afgeleide werken maken; mits naamsvermelding.
| Hoe te citeren?
Laatst bijgewerkt:
Verwant: • Brieven over de materialistische geschiedenisopvatting • Materialisme en empiriokriticisme • De materialistische opvatting van de geschiedenis |
Wij bekennen tot de materialistische wereldbeschouwing te behoren. Wie echter verder niets van ons weet dan dit, die miskent ons. Je hebt materialisten in soorten en onder hen ook van die typen die zich de meest materiële namen toe-eigenen en toch juist het tegendeel zijn, namelijk de ‘meest zuivere’ idealisten. Wij socialisten behoren tot die soort, wij zijn tegenstrijdige mensen, wij willen en zullen ook nog de wereld op haar kop zetten, maar wij zullen dit ook verantwoorden.
Onder de filosofen die over het sprookje piekerden hoe de wereld ontstaan is, waren er die deze uit atomen, uit materiële atomen samenstelden, en andere die aan geesten geloofden, die de wereld zouden hebben geschapen. Met de indeling van filosofen in materialisten en idealisten verhoudt het zich echter ongeveer als met de indeling van het weer in goed en slecht of in regen en zonneschijn: de geschiedenis loopt door elkaar. Vaak is het slechte goed en vaak het goede slecht. Vaak is regenwater het heerlijkste op aarde, en het komt zelfs voor dat tijdens de regen de zon schijnt.
Net als in de natuur, waar bij het schijnen van de zon het regent, bestaat in ons materialisme de idee er midden in.
Idee en materie zijn twee dingen die het verdienen te worden gekend. In het bijzonder wanneer men zich bij een van de legerkampen, die van de idealisten of van de materialisten wil aansluiten, moet men deze dingen beter kennen. Het is nog lang geen uitgemaakte zaak of beide zo ver uiteen liggen als Holland en Polen, of zelfs, of het past om net als met Europa en Amerika beide als aparte gezichten van één aardkloot voor te stellen.
Wij zijn mensen voor wie alles samenhangt. Het mijn en het dijn willen wij niet zo van elkaar scheiden als de bourgeois het graag zien. Jouw eigendom en het mijne, ten minste voor zover deze eigendommen als productie-instrumenten dienen, willen wij net als jouw en mijn arbeidskracht laten samenhangen en gemeenschappelijk laten werken. En wanneer wij filosofie bedrijven zal de idee in verbinding met de materie eerst theoretisch en vervolgens praktisch ons weer in het zadel helpen.
Wie helder uit zijn ogen kijkt kan direct zien dat wij gelijk hebben: De dingen hangen samen. Ja, wanneer wij hen in ons hoofd op een juiste manier uit elkaar houden, zodat alles apart heel helder en aantoonbaar is, wordt pas echt duidelijk, hoezeer zij in waarheid nauw met elkaar verbonden zijn. De materie is een idee, en de ware ideeën zijn volstrekt materialistische gedachten.
Ik zeg, de materie is een idee, zij is overal en nergens. Leem is materie, ijzer, water, vlees, lucht en geur. Bij dat laatste wordt de zaak al wat twijfelachtig. Rozengeur, zonnestralen, verschillende kleuren en klokgelui behoren tot de twijfelachtige soorten materie. Men kan ze nog materieel noemen, maar zijn strikt genomen geen ‘materiaal’. Streng bezien is materieel slechts het grijp-, tast- en weegbare. Maar helemaal streng genomen is de materie een idee, die met het massieve begint en geleidelijk vervluchtigt – tot wij bij het meest vluchtige uitkomen: gedachten die huizen in menselijke hoofden.
Uit deze gedachten moet de arbeider zich geen spook laten voorspiegelen. Omdat het zien van spoken tot voor kort zo’n gebruik was, willen wij de kameraden daar in het bijzonder voor waarschuwen. De pastoor, de schoolmeester en de hele hoge raad tot bovenaan de academische doctoren en professoren zijn gezamenlijk sterk in de idealistische leer van spoken. Zij maken uit de denkactiviteit, die automatisch werkt in de hersenpan – als dat een wereldwonder is mag dat gezegd worden, omdat de wereld in al haar delen prachtig genoeg is – maar neen, de demagogisch geworden geleerdheid maakt uit de idee een zeewonder, een zeeslang, een hersenspinsel!
Daartegenover noemen de socialisten zich materialistisch gezind, omdat voor hen de zeeslang geen zeeslang is, maar deze herkend wordt als dwaallicht. Wij zijn daarom geen atomisten, ook verhouden wij ons tot de idee niet slechts negatief, maar positief in de hoogste graad.
Een materieel voorbeeld hoe het socialisme zich tot de idee verhoudt, is de idee van de arbeid. De arbeiders die geen socialist zijn, hebben geen, dat wil zeggen een verkeerd idee van de arbeid. Zij hebben geen idee van de samenhang, van het bij elkaar behoren van verschillende soorten werk en arbeiders. De arbeiders zonder bewuste denkbeelden begrijpen niet, hoe de kleermakerij, het maken van schoenen, het draaien, het metselen, de hoefsmederij enzovoort veelsoortige vakken zijn en toch slechts één werk zijn. Zouden deze arbeiders eenmaal met dit idee bekend zijn, dan zouden ze ook de idee van de arbeid kennen en zouden ze niet zo erbarmelijk geïsoleerd tegenover hun kwelgeesten staan. In plaats van elkaar de hand te reiken en zich met vereende kracht te verweren, gaan ze er nu vandoor met miskenning van ieder idee en tonen ze verwaandheid. De schoenmaker voelt zich verheven boven de kleermaker, en de fijne houtbewerker wil niet zo’n gewone kerel zijn als de ruwe timmerman. Zo meent ook de Engelsman dat hij beter is dan de Ier. In plaats van ideeën van vrijheid, gelijkheid en broederschap uit te dragen, vertonen ze kleingeestige jaloezie. Ieder wil zijn verwaande ik in zijn gekoesterde individuele dikke pens een veilige plek geven en is een materialist zonder ideeën, maar geen socialistische materialist.
'Proletariërs van alle landen, verenig je!’ Om dit doel te bereiken moet je de ‘idee’ leren kennen! Dan word je een waarachtige, intelligente en ideale materialist. Het is daarom niet nodig dat iedereen filosoof wordt en filosofie studeert. De idee leeft in alle soorten kunst, wetenschappen en beroepen. Maar toch wil zij speciaal gezocht en met een zekere verering behandeld worden. Zij heeft een onstoffelijke natuur en is de natuur van de geest in levende lijve, die met stompzinnige woorden van geesteloze materialisten, die van haar niets meer dan een hersenfunctie weten te maken, nog lang niet is afgedaan.
De idee komt uit de hersenen, ja natuurlijk! Zoals het gezichtsvermogen uit de ogen. Toch weet je nog heel weinig van het zien, als je er niet meer van weet. Om het zien te kennen, moet ik meer kennen dan het oog, moet ik ook iets weten over licht en over andere dingen, die schijnbaar veraf staan van het oog. Zo moet je, om bekend te worden met de idee, veel verder liggende dingen in de kring van het geestelijk hersengebruik halen dan de hersenbrij alleen.
De laatste tijd noemt men een geborneerde school van natuuronderzoekers materialisten, die op de filosofische wetenschap – die het intellect en zijn ideeën tot speciaal onderzoeksobject hebben gekozen – geringschattend neerkijkt en zo ongenuanceerd is te geloven dat zij met het materiële orgaan de vluchtige geest en zijn idee al volledig hebben onderzocht. Zeker! In de wetenschap gaat het ook om het orgaan en ook om de anatomie van de hersenmassa. Echter ook om de functie en het feit dat die functie niet hetzelfde is als het orgaan. Wie het gehoor en de klanken wil onderzoeken moet luchttrillingen van de oorlel kunnen onderscheiden.
Marx, die ons over de tastbare dingen, over de fysieke arbeid zo grondig onderrichtte, was niet alleen een zeer intensieve onderzoeker van de ideeën van de materiële disciplines, maar ook een eminente filosoof, dat wil zeggen een onderzoeker die het intellect, de geest, de idee of de abstractiekracht tot speciaal onderwerp van zijn studie maakte. Hij leerde dat het lichaam van de maatschappij, haar structuur, door de productieverhoudingen wordt gevormd, zonder welke haar geest, haar politieke en juridische drukte helemaal niet begrepen kan worden. Met andere woorden: eerst moet de mens eten en drinken, voor hij kan nadenken, en zoals dat met de enkeling is, gaat dat ook voor volkeren op.
De socialisten zullen het denken en de idee niet minachten, maar wel de hersenschim die het lichaam op aarde wil laten en met de geest naar de hemel wil varen.