Albert De Coninck
España - Belgen in de Internationale Brigaden
Hoofdstuk 16


De val van Madrid

Te Madrid zou de vijfde colonne in actie treden. Onder hen kolonel Casado, bevelhebber van het republikeinse leger van het centrum. Zoals later bleek, stond Casado door bemiddeling van de Britse ambassade in verbinding met de legerstaf van Franco.

Zoals we reeds schreven, had de republikeinse legerstaf die in Catalonië de gevechten leidde, begin januari aan het centrumleger bevel gegeven aanvallen in te zetten op het zuiderfront. Dit bevel werd niet uitgevoerd, maar daarentegen werd er een aanval uitgevoerd in de sector van Brunete, die op een nederlaag uitliep. Aznar schrijft hierover: “Het nationalistisch commando, ingelicht over het marxistisch plan, stelde zijn artillerieconcentraties derwijze op, dat van zodra de eerste aanvallers uit de loopgraven kwamen, het vuur der nationalistische batterijen verschrikkelijke verliezen aanbracht in de vijandelijke rangen. ... De intense en volhardende werking van de nationalistische organisaties, handig verborgen binnen de rode zone en die de laatste tijd zich van alle bevoegdheden hadden meester gemaakt, versnelden de ontbinding van de weerstand. Aldus botste Negrin, toen hij de strijd wilde verder zetten, op de rebellie van al de elementen die niet akkoord gingen met hem om verschillende redenen. Onder hen tekende zich kolonel Sigismundo Casado af, chef van het zuidelijke rode leger, professor aan de Hogere Oorlogsschool, een man die sedert lang met de anarchistische organisaties samenspande en vijand van de communisten was.”

Volgens de fascistische plannen zou de vijfde colonne eerst in actie treden te Carthagena.

In samenwerking met luitenant-kolonel Carijo — lid van het hoofdkwartier van de republikeinse legergroep centrum-zuid — moest te Carthagena een opstand tegen de republiek beginnen, die gecombineerd zou worden met een landing van falangisten in de haven.

Dit alles zou op 3 maart worden uitgevoerd.

Te Carthagena verbleef evenwel de Madrileense communistische leider Escanilla die snel ingreep en de opstand in de stad onderdrukte. De landingsboot der falangisten, de ‘Castillo de Olite’, die in de haven verscheen, werd door de kustbatterijen naar de haaien geschoten.

Gezien deze mislukking, moest de actie elders uitgevoerd worden, en het werd Madrid.

Te Madrid zelf had Casado reeds alle voorbereidingen getroffen om de republiek in de rug aan te vallen. Aan de zijde van Casado stonden eveneens generaal Martïnez Cabrera, militair goeverneur van Madrid en Pedrero, chef van de militaire veiligheidsdiensten.

Casado had ook reeds contact opgenomen met zijn vriend, de anarchist Cipriano Mera, hem verwittigend dat hij het bevel van het centrumleger op zich zou moeten nemen.

Casado sloeg zijn hoofdkwartier op in het gebouw van het ministerie van Financiën, in de Alcalastraat, bij de Puerta del Sol. Het ministerie van Oorlog, Binnenlandse zaken en de telefooncentrale werden door mannen van Casado bezet.

Negrin deed uiterste pogingen om Casado tot ‘betere gevoelens’ te brengen. Hij wist niet dat hij handelde in afspraak met de legerstaf van Franco.

In de nacht van 5 op 6 maart vormde Casado een opstandige militaire junta, samen met de socialist Besteiro die gekend stond als een onverbeterlijke anticommunist.

We laten opnieuw Aznar aan het woord: “Kolonel Casado trad op in verstandhouding met enkele anarchistische leiders, en o.m. met de oud-vrijmetselaar Cipriano Mera, van het front van Guadalajara, en die aldaar twee divisies onder zijn bevel had. Casado vroeg Mera hem te helpen om te Madrid te kunnen winnen. Ook generaal Matallana zond hem enkele eenheden uit Alicante. Een hevige strijd brak te Madrid los. Casado had zich met Besteiro verenigd die gekend was voor zijn oppositie tegen de methodes en het programma van de IIIe Internationale ... Casado had acht dagen nodig om zich van Madrid meester te maken. Hij gelukte erin door de desorganisatie die bij zijn vijanden was ontstaan en vooral dank zij de steun die de anarchistische divisie van Mera hem verleende.”

Nadat Casado dus in de nacht van 5 op 6 maart openlijk tot verraad was overgegaan, rukte de communistische kolonel Barcelo op 7 maart met zijn troepen Madrid binnen. Hij bezette verschillende ministeriegebouwen, het algemeen hoofdkwartier van het centrumleger en het park Retiro. De kolonels Bueno en Ortega zonden Barcelo versterkingen.

Tegen de middag had Barcelo reeds het grootste deel van de hoofdstad in handen.

Maar in de namiddag arriveerde de anarchistische divisie van Mera die Barcelo in de rug aanviel.
De 8e maart duurden de gevechten de ganse dag door.
De 9e maart moest Barcelo het algemeen hoofdkwartier van het leger prijsgeven dat door troepen van Mera werd bezet.
De 10e maart bleef de toestand praktisch ongewijzigd.
De 11e maart had Casado een onderhoud met de officiële vertegenwoordiger van Franco te Madrid, señor Centaños!
De 12e maart deed Casado een oproep om een einde te stellen aan de gevechten en dat alle troepen zich op hun oude stellingen zouden terugtrekken. Deze oproep werd opgevolgd, ook door Barcelo, en de terugtrekking begon. Maar de militaire junta van Casado liet Barcelo en zijn commissaris Conesa aanhouden. Twee uur later werden zij gefusilleerd.
De 13e maart had Casado een nieuw onderhoud met Centaños en op 19 maart onderhandelde Franco met de vertegenwoordigers van de junta van Casado over de modaliteiten van de overgave. Een laatste onderhoud hieromtrent had te Burgos plaats op 25 maart.
Op 28 maart, op het middaguur, rukte het 1ste leger van Franco, onder bevel van generaal Espinoza de los Monteros[1] Madrid binnen en bezette de officiële gebouwen.
Het 1ste leger werd gevolgd door 200 officieren van de politiediensten van het leger en de jacht op de roden begon.
Tot eerste burgemeester van Madrid, onder Franco, werd de anarchist Melchior Rodriguez benoemd!

Dezelfde dag scheepte Casado, met instemming van Franco, te Alicante in op het onder Britse vlag varende schip ‘Maritima’, bestemming Londen. Naast de ‘Maritima’ lag het eveneens onder Britse vlag varende schip ‘Stambrook’ gemeerd.

Vijftienduizend republikeinse soldaten die voor de oprukkende Italiaanse divisies waren uitgeweken, troepten te Alicante samen in de haven. Velen onder hen probeerden in te schepen op de ‘Maritima’ en de ‘Stambrook’. De kapiteins weigerden hen op te nemen. De schepen lichtten het anker en kozen zee. Een uur later, na een luchtbombardement, omsingelden de fascistische divisies de haven van Alicante en stelden hun mitrailleurs op tegen de 15.000 helden van de republiek.

Het tijdperk van de ongebreidelde fascistische terreur begon in Spanje.

“Gedurende twee-en-een-half jaar”, schreef de Amerikaanse ambassadeur Bowers, “was Franco, ondanks zijn Moren en zijn Italiaans fascistisch leger en zijn vliegeniers, ingenieurs, technici, officieren en soldaten uit Duitsland, er niet in gelukt, Madrid te veroveren. De hoofdstad viel slechts de dag waarop de door een der machtigste democratieën van Europa ineengestoken kuiperijen er in gelukten, de krachten die de hoofdstad verdedigden, te verdelen.”

Hitler triomfeerde, Mussolini triomfeerde. Ciano vertelt: “Met zijn open atlas tonend op de bladzijde waarop Spanje staat afgedrukt, zegde de Duce: “Hij lag op die bladzijde bijna drie jaar open; nu kan ik hem sluiten. Maar reeds weet ik dat ik hem op een andere bladzijde moet openslaan.”

De tweede wereldoorlog kon beginnen.

Op 1 april 1939 deed Franco zijn officiële intrede in Madrid. Daags tevoren, op 31 maart, was te Burgos het Duits-Spaanse vriendschapspakt ondertekend, waarin de twee Staten “Overwegend de gemeenschappelijkheid van de belangen der twee regeringen, de overeenstemming der politieke opvattingen en de levendige sympathie die de beide volkeren verenigen ... gelukkig zijn te kunnen vaststellen dat hun vriendschapsverbond reeds vruchten heeft afgeworpen.”

Gedurende drie jaar verscheen Spanje dagelijks op de eerste bladzijden van de kranten. Nu verdween het naar de vierde bladzijde. Stilaan verdween het uit het nieuws.

Nu kwam Tsjecho-Slowakije op de eerste bladzijde. Op 15 maart was het land door de Hitler-troepen bezet en werd Praag de hoofdstad van het protectoraat Bohemië en Moravië. Op 7 april, op Goede Vrijdag, overvielen de troepen van Mussolini Albanië.

Terwijl Europa nu recht naar Wereldoorlog II gaat, verschijnen in de straten van Madrid lange colonnes van gevangenen die men naar het in concentratiekamp omgevormde voetbalveld van Vallecas voert. Daar wachten zij in de ijzige wind die van de Sierra blaast tot zij voor de tafel verschijnen waar politiemannen, falangisten en requetés hun ‘geval’ onderzoeken.

Men heeft er ook een aalmoezenier aan toegevoegd, want de roden hebben ook recht op een laatste biecht.

Ciano, midden juli op bezoek in Spanje, geeft toe dat alleen te Madrid, 200 à 250 terechtstellingen per dag plaats hadden.

De Engelse journalist A.V. Philip in Spain under Franco, schrijft dat van maart 1939 tot maart 1940 te Madrid alleen, bij de honderdduizend republikeinen werden gefusilleerd.

Volgens de officiële cijfers van het ministerie van justitie, zoals ze aan C. Folts, correspondent van Associated Press, werden medegedeeld, werden tussen april 1939 en 30 juni 1944 niet minder dan 192.684 personen terechtgesteld. In deze cijfers zijn niet begrepen de terechtstellingen die in de eerste dagen buiten het ‘gerecht’ om plaats hadden.

Zesduizend leraars werden gefusilleerd en van de 430 universiteitsprofessoren werden er circa honderd aan de executiepaal geplaatst.

Paus Pius XII, in een radioboodschap aan het nieuwe regime in Spanje: “Het is met een grote vreugde dat wij ons tot u wenden, dierbare zonen van het katholieke Spanje, om u onze vaderlijke gelukwensen uit te drukken terwille van de gave van vrede en overwinning waarmede God uw geloof en uw barmhartigheid heeft willen bekronen...”

Op 4 mei spreekt de Caudillo te Valencia: “Ik beloof u dat ik de gezonde en opbouwende revolutie zal doorvoeren die voor altijd de bekommernis voor brood en de dag van morgen zal verdrijven.”

Het brood bleef uit en in de plaats kwamen de plechtige ceremonies:
18 juli: nationale feestdag gewijd aan de arbeid;
31 juli: dag van de Falanx;
19 mei: de dag van de oorlog;
20 mei: dag van de Heer;
24 mei: dag van de corrida;
1 oktober: dag van de Caudillo;
12 oktober: dag van het ras.

Serrano Sunver bezoekt de centrale diensten van de Gestapo te Berlijn, onder leiding van Himmler en Heydrich. Het blad ‘Arriba’ vraagt ook “een strenge en stevige politie zoals deze in het Derde Rijk bestaat”. Weldra ontstaat een nauwe samenwerking tussen Gestapo en Spaanse politie. Spaanse republikeinen die in handen van de Gestapo vallen worden over Frankrijk aan Franco uitgeleverd.

Bij de eerste Kerstmis te Madrid wordt verboden het kerstmaal op te dienen. De families moeten zich in alle ootmoed voor de kribbe verenigen en luisteren naar de zachte stemmetjes van ‘Les Petits chanteurs à la Croix de bois” die door Pétain naar Madrid werden gezonden voor de middernachtmis in de kerk van San Francisco el Grande.

Tezelfdertijd worden in de hippodroom van het Casa de Campo vijftien jonge meisjes en negentien jongens tussen 15 en 17 jaar, leden van de Verenigde Socialistische Jeugd, gefusilleerd.

Ondanks de vreselijke tragedie die op het Spaanse volk is neergekomen, zal de weerstand zich opnieuw, in zeer moeilijke omstandigheden organiseren. Het begint in de gevangenissen zelf, en dan daarbuiten. Duizenden Spaanse republikeinen die het land wisten te ontvluchten, nemen de strijd opnieuw op in de rangen van de weerstandsorganisaties.


_______________
[1] Espinoza de los Monteros: was een van hen die in de vreemde ambassades waren gevlucht. Monteros verbleef op de Franse ambassade en mocht later het republikeins gebied verlaten.