Nadia De Beule

Met de loupe op zoek naar de Belgische trotskisten in de Spaanse arena


Geschreven: 1987
Bron: BTNG - Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, Archief – XVIII, 1987, 1-2 - Themanummer België en de Spaanse Burgeroorlog, - Redactie José Gotovitch & Els Witte - 1ste deel
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, juli 2008

Laatste bewerking: 28 juli 2008


Zie ook:
Brieven naar België
España - Belgen in de Internationale Brigaden
Revolutie en contrarevolutie in Spanje - Een analyse
De les van Spanje. Laatste waarschuwing
De Spaanse revolutie en de gevaren die haar bedreigen
De Spaanse revolutie en de taak der communisten

Bij het uitbreken van de Spaanse burgeroorlog zitten ook de Belgische trotskisten op spelden om de zuiderse gebeurtenissen in levende lijve mee te maken. Het is wel met het vergrootglas dat we hen in de Spaanse arena in 1936-37 moesten zoeken. Dat komt uiteraard omdat de aanhangers van Trotski niet zo dik gezaaid liepen, maar ook omdat de leiding van de Vierde Internationale (het Internationaal Secretariaat en Trotski) haar leden afraadde om zonder specifieke opdracht haar vel te riskeren in het woelige zuiden.

Toch slagen 10 jonge Belgische militanten erin (van de 700 leden tellende PSR Belgische afdeling van de Vierde Internationale) om de Spaanse grens te overschrijden. Enkelen vertrekken zelfs per autostop (zonder medeweten van hun familie) om hun revolutionaire droom ter plaatse waar te maken. De desillusie steekt echter sneller de kop op dan verwacht, getuige daarvan de goed bewaard gebleven correspondentie die ze voeren met hun kompanen op het thuisfront.

De verwondering over de toestanden ter plaatse, de teleurstellingen en vooral de frustraties over de slecht georganiseerde linkse strijdkrachten, druipen van het papier af. Geen enkel moment dissen zij opgeschroefde verhalen op over heldendaden. Integendeel. Zelfs de dagelijkse beslommeringen (taalkloof, strijd tegen het ongedierte, de hitte en onhygiënische toestanden) vertrouwen zij gedetailleerd aan het papier toe.

Revolutie op papier

Naast de magere vertegenwoordiging van Belgische trotskisten op het Spaanse front is er nog iets opmerkelijks. In tegenstelling tot de andere Belgische arbeidspartijen en groepen als de KP, BWP, anarchisten, hebben de Belgische trotskisten met name de Parti Socialiste Révolutionnaire (de strekking Trotski) en de Ligue des Communistes Internationalistes (strekking Adhémar Hennaut) bij het uitbreken van de burgeroorlog geen ‘zuivere’ Spaanse geloofsgenoten.

De Spaanse aanhangers van Trotski, hadden zich in 1934 van de moederpartij afgewend. Zij gingen niet akkoord met het entrisme (lid worden van de socialistische partij om van die massapartij leden af te snoepen), een tactiek die de Vierde Internationale (in wording) toen propageerde en in praktijk bracht. De Spaanse afdeling met o.m. Nin en Andrade bedankte voor die entristische tactiek en zocht aansluiting met een andere linkse Spaanse organisatie. Samen vormden de 2 groepen de POUM (Partido Obreras de Unification Marxistas) die een invloedrijke partij wordt in Catalonië.

De Vierde Internationale vindt de nieuwe organisatie ‘centristisch” en dus verwerpelijk. Maar niemand had verwacht dat uitgerekend die centristen en ex-trotskisten in de burgeroorlog een cruciale rol zouden spelen, zodat er binnen de Vierde Internationale stemmen opgaan op de POUM ‘kritisch’ te steunen in dit revolutionair belangrijk stadium. In België is het vooral George Vereeken (ook een anti-entrist) en de LdCI van Hennaut die de POUM willen opvrijen (uiteraard mits hen te overtuigen van meer revolutionaire standpunten). Trotski en het Internationaal Secretariaat zijn faliekant tegen deze sympathieverklaring aan de POUM gekant. Zij forceren de oprichting van een eigen groep zonder de minste steun van ook maar één Spanjaard. De meningsverschillen laaien torenhoog op, vooral in België. Het hoogoplopend conflict wordt tenslotte beslecht in een splitsing in 1938. De Spaanse twistappel wordt medeverantwoordelijk voor het uiteenvallen van de Belgische PSR net voor het uitbreken van de tweede wereldoorlog.

Thuisblijven luidt het advies

Al van bij het begin van de Spaanse burgeroorlog hebben de Belgische trotskisten een eigen afvaardiging in Spanje — zij het een beperkte groep van acht jonge militanten. De PSR geeft haar militanten het advies ‘liever thuis te blijven’, maar enkele jonge leden storen zich daar niet aan. Het zijn nochtans diezelfde leden, die eens ter plaatse, hun raadgevers gelijk geven. Zij dringen erop aan dat andere popelende kameraden thuisblijven: “Zij kunnen hier niets komen doen” schrijven de 3 Brusselaars bijna moedeloos. “Alleen mensen met een specifieke opdracht of een speciale kennis van zaken kunnen zich hier ten nutte maken”.

Hun raad wordt ter harte genomen. Niemand ‘mag’ van dan af nog naar het Spaanse front. De brieven die de 3 Brusselse trotskisten naar hun kompanen op het thuisfront schrijven en die wijlen George Vereeken, trotskistisch leider tot aan zijn dood, zorgvuldig bewaard heeft, zijn van kapitaal belang om de rol van de trotskisten in de burgeroorlog te kennen[1].

Ook een uitgebreid, gedetailleerd sfeerverslag (een soort novelle) van Pierre Schavits over zijn eerste dagen aan het front in Irun, helpen ons om de activiteiten van de Belgische trotskisten in Spanje te volgen.

Per autostop naar de revolutie

De 23-jarige Raymond Stoop is er bij vanaf het eerste uur. Deze pelsmaker, lid van het centraal comité van de PSR zwerft bij het uitbreken van het Spaanse conflict met een vriend (Camille Loots?) door Europa en Noord-Afrika en snelt onmiddellijk naar de plaats van het gebeuren. In een ongedateerde brief aan Pierre (Schavits) meldt hij dat hij ingeschakeld is in de antifascistische militie de Durutti-groep, Carretera de Osero Zarragosa. Tot 25 september 1936 (het laatste bericht) is hij verantwoordelijke van de mitrailleuses. Terug in België, wordt hij de verbindingsman tussen de POUM en de Belgische PSR.

De jongeren Pierre Schavits, Louis Boulanger en René Pasque van de Brusselse groep Spartacus zitten ook op hete kolen om naar het conflictueuze zuiden te reizen.

Schavitz is Duitser van geboorte, maar wordt in 1932 genaturaliseerd tot Belg. Zijn ouders waren pelsenmakers, maar hij zelf was een man met zeven stielen en dertien ongelukken, zo vertelt ons Raymond Stoop in een interview in 1980. In 1941 stierf Schavitz in een concentratiekamp[2].

De tweede van het gezelschap Raymond Boulanger, Boul of Boeleke voor de vrienden, is een echte flierefluiter. Hij is klein van gestalte, een goed tekenaar, lid van het syndicaat van het boek maar een type avonturier. Tekenend voor hem is dat hij welgemeend voorstelde om Leon Degrelle te vermoorden. Boulanger is lid van het Centraal Comité van de PSR in 1936. Bij de eerste mobilisatie in 1939 vertrekt hij met de noorderzon naar Denemarken en Zweden. Hij komt echter terug. Bij de tweede mobilisatie ontsnapt hij niet meer aan het leger. Ook hij overleeft de tweede wereldoorlog niet.

De derde oud-Spanjestrijder, René Pasque, is de intellectueel van het gezelschap. Wat met hem gebeurt zal vlug blijken.

Begin augustus 1936 vertrekken de 3 samen met de USAF, Union Socialiste Anti-fasciste. Blijkbaar zijn ze niet tevreden van de reisorganisator: “Als de USAF een nieuw vertrek organiseert, vermijd a.u.b. dat onze kameraden zich op hen vertrouwen” zo dringen zij aan in een brief vanuit Parijs op 16(?) augustus 1936. De reden waarom komt nogal duister over. “Toen we vanuit Brussel wegreden, hebben zij, ondanks onze smeekbeden, zich zo gedragen dat wij aan de grens ontdekt werden. Met als gevolg dat 2 buitenlandse kameraden aan de grens werden tegengehouden. Het waren de enige buitenlanders, zeer ernstige kameraden. In Parijs verloren we alle vertrouwen in dat detachement. Deze mensen hadden gebluft. Daarom trekken we alleen verder”.

Wachten, wachten, wachten

Spanje binnengeraken blijkt niet gemakkelijk. “Een ontzettend obstakel”, zo staat het in de tweede brief van het drietal op 17 augustus. “We geraken niet in Spanje langs de officiële weg, via de ambassade. Wij gaan dus met autostop en zien nog wel”.

De USAF-leden waar ze mee afgereisd waren, zaten toen nog in Pateaux. Alleen hun leiders waren doorgereisd: “waarop zij wachten, weten we niet, maar ongetwijfeld zullen ze terug naar Brussel gestuurd worden”.

De autostop lukt vrij goed. Met een ‘stalinist’ kunnen ze mee tot in Orléans en met een socialist rijden ze tot in Limoges. “Nu wachten we op een brief van Nin, leidend figuur van de Spaanse POUM) om over de grens te geraken” zo melden zij aan de PSR op 21 augustus 1936. “Naar het schijnt staan ze met duizenden te wachten in Perpignan. De Fransen weten dat we naar Spanje willen, we krijgen soms geld of wijn”.

Het wachten op de papieren schijnt nog amusant te verlopen. De ernstigste uit het gezelschap René Pasque schrijft dat “Boul(anger) alleen nog oog heeft voor de vrouwen en Pierre er ook al een heeft opgescharreld”. De brief van Nin komt maar niet aan. Pierre, Boul en René besluiten een andere manier te vinden. Zij zoeken hun toevlucht bij de Secours Rouge, die het vertrek van een groep over de grens regelt. (Brief van 23 augustus). Dat lukt, want op 29 augustus pennen zij reeds vanuit Irun, dat zij zoveel brieven kunnen sturen als zij willen. “Wij geven ze met open enveloppe aan het Comité Militaire die zich met de verzending belast”.

Op het thuisfront worden de brieven verslonden: “Wij stencilen uw brieven en lezen ze voor” schrijft taxichauffeur George Vereeken hen op 3 september, “Ikzelf lees ze voor aan het Zuidstation in Brussel. Er blijven dan zo’n 50-tal mensen luisteren”.

Ellende troef

In de correspondentie die volgt vanuit Spanje, slaat de optimistische toon helemaal om in desillusie en complete verslagenheid. In zijn brief van 4 september vanuit Endaye, meldt Louis (Soul), dat hij een half uur geleden op het nippertje ontsnapt is aan de dood. ‘Une mort qui, pour être symbolique, n’en aurait pas été moins stupide’. “Mijn hersenen zijn zodanig in de war, dat ik niet weet of ik wel uit mijn woorden kom. Het is erg, luister: René Pasque is dood. Gestorven op het front en tegelijkertijd begraven door een obus. Verwittig zijn moeder in alle stilte. Ze denkt dat hij gewoon maar naar Frankrijk op reis ging”.

Pasque was ‘s nachts onverwacht vertrokken naar het front. Alleen hij bleef ter plaatse toen de anderen zonder te verwittigen waren gevlucht.

Het nieuws van de dood van René Pasque komt hard aan. Panneels [3], die toen samen met Pasque in de Brusselse groep zat, herinnert het zich nu nog levendig. ‘Er was verslagenheid alom’ vertelt hij ons, ‘stel u voor, wij moesten dat nieuws aan zijn moeder gaan vertellen. Wij moesten zeggen: mevrouw, uw zoon is dood. Zij geloofde het eerst niet” aldus nog Panneels. “Het ergste is dan nog dat René gesneuveld is door de stommiteiten van zijn Spaanse makkers, die hem hadden achtergelaten in de loopgraven zonder hem te verwittigen dat ze zich terugtrokken”.

Pasque, voorheen lid van de jongerenafdeling van de socialisten, zat samen met Jean Panneels in het Brusselse groepje dat samen aan ‘culturele opvoeding deed’. Samen lazen zij boeken en artikels, niet alleen over politiek, maar ook over psychologie o.a. Freud. Pasque was een van de drijvende krachten.

Na zijn dood ontstaat dan een hele controverse rond zijn figuur. De socialisten beweren dat hij één van hen was. Le Peuple schrijft: “Pasque, jeune socialiste sacrifiant sa vie pour la démocratie, s’est tué”. De organen van de KP ontkennen dat een “trotskistische contrarevolutionair” op het slagveld van Irun omkwam. De USAF versierde de ingang van haar ingang in Brussel met een herdenkingspancarte voor Pasque “mort pour la liberté et la démocratie”. (Révolution, Haut les Coeurs, janvier 1937).

Boul: ‘De linkse chaos deed ons de das om’.

Dezelfde brief van Louis met het nieuws van de dood van Pasque, bevat nog meer onheilspellend nieuws. “Pierre ligt in het ziekenhuis. Hij is ziek, niet heel erg, maar ik ben erg, erg ongerust (onderlijnd): als het ziekenhuis niet op tijd wordt geëvacueerd zal het door de rebellen worden ingenomen”. Louis Boulanger zelf is tot de laatste op het front gebleven. Maar op het moment dat het pure zelfmoord leek om nog langer op de republikeinse stellingen in Irun te blijven, vlucht hij met de laatste Spanjaarden mee naar Frankrijk.

“Het is verschrikkelijk, kameraden” vervolgt hij in zijn brief “Het gebrek aan organisatie in Irun is ontstellend. Het is de linkse chaos die ons de das omdeed”.

Met behulp van een aanbeveling van V.S. (Victor Serge) probeert Louis Boulanger daarna tot bij Nin te raken in Barcelona. “Zodra ik kan, zal ik meer details leveren over de inname van Irun” schrijft hij “Hemeltergend, dat gebrek aan organisatie, en de laissez-fairelaissez-allez houding hier. Wij hebben al het mogelijke gedaan bij de militaire leiding om die tekortkomingen te bespreken en te verhelpen. Maar nu is het te laat. Ik kan niet meer, ik ben gecreveerd. Ik heb al dagen niet meer geslapen. Schrijf mij a.u.b. en laat mijn moeder weten dat alles goed gaat. Ik heb geen geld meer om postzegels te kopen. Zij weet dat ik Irun zit”.

Ook Pierre (Schavitz) stuurt dezelfde dag vanuit Irun een brief naar George Vereeken om de dood van René te melden. Hij smeekt om nieuws vanuit Brussel: “Wij hebben nog geen enkele brief ontvangen, we weten niet wat er elders gebeurt, we hebben zelfs geen Franse krant ontvangen”.

Een dag later, 5 september, schrijft Pierre (Schavitz) vanuit het ziekenhuis in Tarbes. Het ziekenhuis in Irun, waarin hij verpleegd werd na een crisis van de galstenen (tengevolge van de onhygiënische toestanden), is de dag voordien geëvacueerd.

“De evacuatie van Irun, was geen terugtocht, maar een overhaaste vlucht. Voor ons kwam het verlies niet aan als een verrassing, sinds wij gezien hebben hoe mank de organisatie van het verzet liep. Toen ik mij klaarmaakte om de fameuze internationale colonnes te vervoegen, (ik wist niet waar hen te vinden) brak plots de paniek uit. De miliciens, de zieken, gekwetsten, de bevolking iedereen vluchtte naar Frankrijk”.

“Op het allerlaatste nippertje kon ik nog op het laatste schip springen om de zeearm, die Irun met Frankrijk scheidt, over te steken. Heel Irun stond al in de fik. Al mijn geld, kleren en papieren gingen mee in de vlammen op. Ik heb alleen een hemd, een broek en pantoffels, de kledij die ik toen droeg”. Ook Schavitz klaagt over de gebrekkige organisatie op het front: “Wat de veldslag in Irun betreft, vanaf het moment dat we voor het eerst naar het front gingen, zijn we enorm gerevolteerd door het gebrek aan organisatie, dat daar heerste. Er was niet de minste cohesie in de actie, geen enkele maatregel om afspraken te maken over de militaire posities en tactieken. Men deed zelfs geen moeite om het moreel van de troepen op te vijzelen.

Onbegrijpelijk! Wij deden voorstellen aan het ‘commandement’ zoals: reserveloopgraven delven, een eenheidsbevel voeren, maatregelen nemen voor de ravitaillering en de band tussen de eerste militaire posten en de stad onderhouden, meetings bij de bevolking...

Vol bewondering luisterde de leiding van het Militair Comité, maar het hield er geen rekening mee. Geen wonder dat het mis liep. Het is echt miraculeus dat men zolang heeft kunnen standhouden. De vijand overschatte onze krachten en heeft gewacht tot zij meer manschappen, munitie en wapens kregen, voldoende om 3 steden als Irun omver te werpen, om tot de beslissende aanval over te gaan”.

“Veel Spanjaarden, vooral anarchisten, vochten voorbeeldig, maar over het algemeen verlieten zij hun posities op het beslissende moment. René is gestorven omdat de anderen gevlucht waren. Bij mijn weten is alleen een vreemdeling Christobal, een communist, op zijn post in de gracht gebleven. De anderen waren gewoon onwetend over wat hen te doen stond”.

“De strijd tegen de spionage was bijvoorbeeld onbestaande. De vijandige luchtmacht bombardeerde de afgelopen dagen Irun constant. De fascisten hadden blijkbaar ontdekt dat het luchtafweergeschut dat er al 5 dagen stond niet werkte, omdat er een onderdeel ontbrak”.

Pierre besluit de brief met de opmerking dat Louis Boulanger zich ontpopte als een ‘echte militair’: “Hij ageert heel koelbloedig, zit boordevol moed. Hij interesseert zich voor militaire tactiek”.

Belgische reünie in Spanje

Naast de 3 Brusselaars verblijven nog enkele Belgische trotskisten in Spanje. Op 7 september 1936 hebben zij elkaar ontmoet, vermoedelijk in Barcelona. Het is daar dat de 2 overblijvende leden van de Brusselse groep, Louis en Pierre samen met de 4 kameraden uit Charleroi Pierre Wouwermans, Florent Galloy, Jules Dehaut (?) en Laurent Launoy, een resolutie hebben opgesteld. Daarin vragen zij dat de organisatie in België het sturen van kameraden naar Spanje zou stopzetten met uitzondering van gekwalificeerde specialisten, die zich ten nutte kunnen stellen. “De beste methode om de arbeidersstrijd te steunen bestaat erin de revolutionaire actie in België te voeren” aldus de eensgezinde motie.

Het Uitvoerend Comité van de Brusselse groep stuurt de motie door naar Raymond Stoop, gevolgd door de opmerking: “We hopen dat u deze beslissing aanvaardt”.

3 Belgische Joodse trotskisten

Naast de PSR, functioneert in België ook de ‘Groupe de Langue’, de groepering van de Joodse vrienden van de Vierde Internationale in België. Zij werken veel samen met de zogenaamde officiële trotskisten, alleen weigeren zij lidgeld te betalen aan de PSR.

Ook vanuit die groepering trekken leden naar het Spaanse front. Enkele brieven zijn eveneens door George Vereeken bewaard. De centrale figuur bij die groepering is Jacob Fajgelson. Hij is geboren op 25.5.1910 in Warschau en emigreert in 1931 naar België. Als lid van de Joodse Bund, sluit hij zich aan bij de Joodse groepering van de PSR. Onder zijn invloed wint de PSR heel wat zielen uit de Bund.

Jacob (Fajgelson?) schrijft op 16 september 1936 een brief vanuit Castillo del Quisena. Op dat ogenblik verblijft hij al meer dan 4 weken in Spanje. Hij houdt zich 2 weken op in Barcelona en vertrekt samen met Motke en Maurice (Brezinzer?) op 2 september naar het front van Huesca, waar zij gezamenlijk in de eerste linies vechten. Motke (Mosche Brezinzer?, lederhandelaar uit Polen, geboren 6.3.1918) raakt al van de eerste dag gewond en wordt wekenlang in het ziekenhuis in Barcelona verpleegd. Vanaf 15 januari kan hij weer aan de slag. (Brief van Motke aan G. 29 jan. 1937).

“Wat ons tot nog toe het meeste trof” zo lezen we in een vroegere brief van 16.9.1936 “is dat van de 21 kameraden die met ons in de internationale colonne Lenin (van de POUM) naar het front vertrokken zijn, er reeds 3 doden en 1 gewonde vielen en dat vanaf de eerste dag”.

Jacob Fajgelson (brief van 7.11.1936 aan Méric vanuit Hotel Falcon) en Motke (29.jan. 1937) melden beiden dat elke milicien 10 pesetas per dag verdient. Jacques heeft op het ogenblik van het schrijven 36 dagen gevochten en bezit 380 pesetas.

Hoewel zij in Barcelona zitten, klagen ze over dezelfde militaire tekortkomingen als de 3 Brusselse trotskisten in Irun: geen discipline, geen organisatie, een totale chaos, een laissez-allez. Zij zeggen ook niet te weten wat rondom hen gebeurt: “Er zijn geen kranten te bespeuren”.

In Barcelona hebben Jacques en Motke de Brusselse kameraden Pierre en Louis ontmoet, die zeiden dat ze naar Brussel zouden terugkeren. “Zij wachten daar op Stoop, maar konden hem niet contacteren”, zo schrijven ze nog op 28 september vanuit Hotel Falcon in Barcelona. Ze vragen op hun post te schrijven ‘milicien belge du POUM’.

Wat ze niet wisten was dat Stoop toen al teruggekeerd was naar België. Hij liet George Vereeken op 29 september weten: “Ik ben in Oostende sinds vanmorgen. Ik zal hier een 10-tal dagen blijven en kom dan naar Brussel. Het is onmogelijk om per brief de situatie uit te leggen. De dood van Pasque kwam op een moment dat ik de indruk kreeg dat ik totaal overbodig was in Spanje, een impressie die later zekerheid werd. Er is een gebrek aan capabele mensen in Spanje. Het is catastrofaal. Laat P.S. (?) niet vertrekken. Laat Boul(anger) terugkeren. Hij is in staat om in een verlaten hoek ergens in Spanje zich domweg te laten neerknallen”.

De terugkeer naar België

Tot dan toe hebben we nog niets vernomen van de Brusselaar Camille Loots en de Luikenaar Louis Lemmens die eveneens naar Spanje vertrokken. De 30-jarige Luikse trambestuurder laat alleen van zich horen als hij al terug in België vertoeft. Hij is lange tijd actief in de Jeunesse Socialiste Révolutionnaire (Jongerenorganisatie van de PSR), vertegenwoordiger van Luik op het Centraal Comité, is net als Vereeken gekant tegen het entrisme en tegen de oprichting van een sectie van de Vierde Internationale in Spanje. Hij blijft actief trotskist tot bij zijn aanhouding in de Tweede Wereldoorlog. In een brief aan ‘mon vieux’ (Vereeken of Trotski?) schrijft Lemmens: “Boul en Camille drongen aan dat ik zou terugkeren. Ik ben samen met Baily, voorzitter van de JGS van Luik , afgereisd. Florent Galloy (Charleroi) is gewond, Maurice Breziner en J. Fajgelson (van de Joodse groep) stellen het goed”.

Lemmens weet ook te melden dat de internationale groep van de bordigisten een motie gestemd heeft, waarin ze haar leden oproept om niet meer naar het front te gaan, gezien de ‘actuele oriëntatie’. Russo, een (Belgisch/Italiaanse) bordigist, “die toch meer bij ons aanleunt dan de anderen” schrijft Lemmens, “gaf mij een motie waarin hij herinnert aan zijn positie: onafhankelijk van de Internationale compagnie (brigades?)”. Terug in België neemt Lemmens de verantwoordelijkheid op van het ‘Fonds d’Entraide Révolutionnaire’, voor hulp aan de POUM.

Stoop wordt de Spaanse correspondent van Lutte Ouvrière

Raymond Stoop, die zoals gemeld op 29 september Spanje verliet, zit daar op 18 november opnieuw. Hij is daar ditmaal als koerespondent voor Lutte Ouvrière, het Belgisch blad van de PSR en als vertegenwoordiger voor het Centraal Comité van de PSR.

Hij neemt contact op met de overblijvende Belgische kameraden. Dat mondt opnieuw uit in een zoveelste noodkreet om informatie en Belgische kranten (motie 29.9.36 ondertekend door Florent Galloy (ziekenhuis in Barcelona), Florent Launoy, Pierre Wouwermans en Stoop.

Nochtans worden brieven en kranten opgestuurd, zo laat Vereeken weten aan Maurice (Brezinzer?) op 15 jan. 1937.

3 gekwetsten

De Belgische trotskistische, joodse trotskistische en zelfs bordigistische activiteit in Spanje draait allemaal rond de streek van Barcelona en het front van Huesca.

Volgens Révolution, het blad van de JSR, (jongerenafdeling van de PSR) vechten hun leden niet alleen op het front van Huesca maar ook in Madrid. Wie of wat konden we niet achterhalen. Ook vermeldt het blad dat op dat, ogenblik 3 kameraden gekwetst zijn en niet meer aan de gevechten kunnen deelnemen. Florent Galloy uit Charleroi, die tijdens de tweede wereldoorlog een cruciale rol zal spelen, ligt dan al 3 maanden in het ziekenhuis en vraagt uiteindelijk om in België te mogen verzorgd worden.

Ook R.S. (allicht Raymond Stoop?), lid van het CC van de PSR komt terecht in de kliniek. Vereeken vraagt hem op 17 december 1936, via tussenpersoon Pierre Wouwermans, om deel te nemen aan het internationaal congres van het Bureau De Londres (internationale centristische organisatie van linkse partijen die noch tot de tweede, noch tot de Derde of Vierde Internationale behoren).

Dat congres was gepland in Barcelona eind januari, begin februari, “R.S. zal daartegen wel genezen zijn” schrijft Vereeken. De allerlaatste brief met nieuws van de Belgen in Spanje dateert van 27 februari 1937. De Nederlander Theo Van Driesten schrijft dat Camille (Loots?) in Barcelona zit. “Hij is niet met de goedkeuring van de partij vertrokken. Hij kwam met het doel weer naar het front te gaan. Doch gezien ik zoveel werk heb voor de POUM en voor Holland, helpt hij mij. Kan u hem geen briefje geven dat hij correspondent is van Lutte Ouvrière dan weet men waarom hij hier is en kan hij betaald worden door de POUM en dan zou ik zijn hulp kunnen behouden. Daarmee draagt hij toch geen politieke verantwoordelijkheid”.

Loots, toen 26 jaar, was een Brusselse bediende, die door de slager Theunincks in het begin van de jaren dertig gerekruteerd werd. Hij was waarschijnlijk de vriend waarmee Stoop in 1935-36 door Europa en Noord-Afrika trok, maar eigenaardig genoeg is daar in de brieven niets van te merken. In elk geval na zijn terugkeer uit Spanje neemt zijn gewicht in de Belgische organisatie toe. Hij vervangt George Vereeken af en toe op de vergaderingen van het Uitvoerend Bureau van de PSR. Nochtans is hij voortdurend in conflict met Vereeken, al is het niet altijd duidelijk of het wel degelijk over hem gaat. Er is namelijk verwarring tussen de Camille van het Internationaal Secretariaat die in 1937-38 de Belgische groep van dichtbij volgt en Camille Loots.

Camille Loots woonde samen met JSR-militante Nora Saxe. Zij hadden twee kinderen, een tweeling. De liefde blijkt echter van korte duur en Nora verdwijnt naar London. Samen herbergden zij vele buitenlandse kameraden, o.a. Clément van het Internationaal Secretariaat. Tijdens de oorlog kiest Loots partij voor de groep Abraham Leon en Ernest Mandel.

Hij wordt schuldig geacht aan de eerste aanhouding van Ernest Mandel, omdat hij bij zijn werkmakkers pochte dat Mandel bij hem thuis logeerde. Zelf wordt hij eveneens aangehouden tijdens de tweede wereldoorlog, maar overleeft het.

De discussie: met of zonder de POUM

De Belgische trotskisten, zo blijkt uit de correspondentie, gaan in het vechtend Spanje in zee met de bevriende POUM. De manier waarop ze dat doen veroorzaakt ontzettend veel gebakkelei op het thuisfront en in de buitenlandse afdelingen.

Het Internationaal Secretariaat (IS) van de Vierde Internationale en Trotski doen verwoede pogingen om een compleet nieuwe eigen bolsjewistisch-leninistische (BL) groep uit de grond te stampen in Barcelona.

“Complete waanzin!” zegt George Vereeken herhaaldelijk. Hij weet zich gesteund door de meerderheid van de Belgische kameraden aan het Spaanse front. Tot begin 1937 heeft hij ook de meeste leden en de leiding van de PSR op zijn hand. Vereeken en Trotski zijn het er wel over eens dat de POUM een centristisch (en geen revolutionaire) partij is, maar de conclusies die zij daaruit trekken zijn verschillend en onverzoenbaar: Trotski wil een eigen groep en Vereeken vindt dat de POUM van binnenuit moet overtuigd worden tot revolutionaire stellingnames.

De taxichauffeur Vereeken hanteert volgende argumentatie — we citeren uit een Intern Bulletin van december 1936 met het verslag van de vergadering van het Centraal Comité van de PSR op 28 en 29 november 1936 — “De POUM is na de militaire inval van 18 juli uitgegroeid tot een invloedrijke groep in Catalonië, de tweede grootste organisatie na de anarchistische federatie. Omdat we zelf van nul moeten vertrekken, moeten we hen steunen en op het rechte pad brengen”. “Men zou zelfs kunnen zeggen dat onze zusterorganisatie door historische omstandigheden functioneert binnen de POUM” argumenteert Vereeken als verzachtende omstandigheid. “De POUM is geboren uit een fusie tussen La Gauche Communiste en het Bloc Ouvrier Paysan. Nin (minister van justitie in de algemene raad van Catalonië voor de POUM), vertegenwoordigt een tendens die nauw aanleunt bij ons”.

“Nin is lang akkoord gegaan met de Vierde Internationale. Maar door de samensmelting van zijn groep met de andere organisatie kwamen de centristen in de meerderheid. Dat belet niet dat de beste revolutionaire proletarische elementen zich nog binnen die massaorganisatie bevinden. Binnen de POUM is de sympathie voor Trotski bijzonder groot. Kijk maar naar haar blad La Batalla, waarin artikel en foto’s van de Russische leider afgedrukt staan”.

Na het wierookvat hanteert de Brusselse PSR-leider in datzelfde rapport van dec. 1936 ook de bezemsteel. “De POUM-leiding wordt 2 zware fouten aangewreven. Eén: De POUM heeft het programma van het Volksfront ondertekend. Nog erger (fout nummer twee): de POUM nam deel aan de regering van Catalonië. In die regering hebben de burgerlijke partijen de belangrijkste touwtjes in handen. Nin stapt mee in de boot in ruil voor het ontbinden van de militaire comités. De POUM motiveert deze beslissing door te argumenteren dat ze de regering niet in handen van de stalinisten en de anarchisten kan overlaten. Overigens heeft de Catalaanse regering ons programma onderschreven, aldus nog Catalaans minister van justitie Nin.”

Rekening houdend met de omstandigheden geven Vereeken en de meerderheid van de PSR op dat ogenblik de POUM nog krediet. Trotski is daarentegen onverbiddelijk. In zijn artikels ploft hij enkele keren het mes middenin de POUM-wonde.

“Verraad aan de arbeiders”, titelt hij zijn artikels die over heel de wereld verspreid worden. “Nin is een renegaat van de Vierde Internationale” volgt daarop.

In een brief aan Victor Serge zal Trotski later toegeven dat zijn woordkeuze iets te zwaar klonk, maar de essentie van de zaak blijft dezelfde. De verbannen Russische leider wil zijn plan — een eigen groep oprichten — niet laten varen. Met behulp van buitenlanders (vooral Fransen) forceren Trotski en het Internationaal Secretariaat van de Vierde Internationale de geboorte van een eigen gloednieuwe afdeling in Barcelona.

De bolsjewieken-leninisten in Spanje zijn avonturiers en carrièristen

De verwekkers van de bolsjewistisch-leninistische (BL) groep in Barcelona worden van alle kanten zwaar onder vuur genomen, vooral omwille van hun weinig voorbeeldig gedrag. “Carrièristen en avonturiers” schrijven de Belgen in Spanje naar hun kameraden op het thuisfront.

“Die militanten zijn het niet waard bolsjewieken-leninisten genoemd te worden” verklaart ook Vereeken op het CC op 28 december 1936 zich steunend op een brief van een lid van het CC in Barcelona (Stoop), die hen “een bende parasieten” noemt, “die (op wiens kosten) in Barcelona rondwandelen”. De BL-stichters arriveren op het moment dat de POUM zijn internationale colonne opricht. Zij schrijven zich in en een deel onder hen vertrekt eind augustus naar het front van Huesca, zo blijkt uit een rapport van de strijdende BL-groep op 13.12.36. “Enkele BL’s bleven achter in Barcelona om de verbinding te behouden tussen het front en het dagelijkse leven in Spanje en om politiek werk te verrichten ter plaatse. Zoals het meestal gebeurt zijn het de beste die hun leven riskeren in de loopgraven” lezen we in hetzelfde rapport. “Het handjevol buitenlandse kameraden dat in Barcelona overbleef (o.a. Stéviot en Rous) is incapabel. Het zijn carrièristen en avonturiers, zij verlammen zelfs het politiek werk. Zelfs de verantwoordelijke van het Internationaal Secretariaat heeft zomaar ineens Spanje verlaten. Hij moest 8 dagen in Parijs zijn en kwam niet meer terug. We bleven achter zonder leiding en helemaal gedesoriënteerd. We beseffen wel welke moeilijkheden hij ondervond, hoe hij gesaboteerd en bedreigd werd (met fusilleren) door louche individuen”.

Boul(anger), (die een vergadering van de BL’s in Barcelona meemaakte) eist op de vergadering van het CC van de PSR op 28-29 november 1936 dat Stéviot en Rous van het Internationaal Secretariaat niet meer als vertegenwoordigers zouden worden erkend. Ook is hij allesbehalve mals voor de Fransman Jean Rehat in Barcelona.

Lemmens uit Luik, die 4 vergaderingen van de BL in Barcelona meemaakte, spreekt in iets omfloerste bewoordingen, maar gaat akkoord met alle kritiek op de vertegenwoordigers van het Internationaal Secretariaat in Barcelona. Het bewijs is er volgens hem: de BL komt niet van de grond.

Op de vergadering van het Belgisch Centraal Comité van de PSR van 27-28 november 1936 wimpelt B. (?) van het Internationaal Secretariaat de kritiek af: “Ik ken Rous en ik ben er zeker van dat hij niet naar Barcelona gegaan is om door de straten te flaneren. Men kan geen mirakels verwachten van hem. Rous is naar Spanje gestuurd omdat hij de enige was die perfect Spaans kende. Hij heeft het daar niet gemakkelijk. De POUM censureert hem. Er zijn ook technische problemen”. Alle leden van het CC stemmen op 29 november 1936 een resolutie waarin gevraagd wordt dat de BL in Spanje moeten aangeraden worden om in de POUM te functioneren, om sympathie te winnen en de standpunten te laten doorsijpelen in de organisatie. Alleen Lemmens van Luik stemt tegen deze motie.

Een kleine vooruitgang van de BL’s

De genadeloze kritiek heeft zijn vruchten afgeworpen. In 1937 gaat het de BL-groep in Barcelona iets meer voor de wind. Bestaat de groep op 13 december 1936 slechts uit 23 leden, alleen buitenlanders, die noch de taal, noch de gewoonten van de Spanjaarden kennen, in juni 1937 telt Trotski 33 volgelingen in Spanje, waaronder 17 Spaanse kameraden. Een kleine vooruitgang, zij het numeriek, want de spanningen tussen de kameraden aan het front en de anderen in de stad blijven vonken opleveren. Volgens Wouwermans en Launoy (brief van 19.4.1937), 2 miliciens uit Charleroi in de internationale colonnes van de POUM, heeft de BL afdeling in januari 1937 slechts 3 of 4 pamfletten uitgedeeld en 2 bulletins uitgeven. De twee Belgen weigerden dit materiaal te verspreiden omdat het vol verwijten stond aan het adres van de POUM en Nin. “Ze verliezen hun tijd met steriele discussies. Ze zijn sectair. Daardoor verknoeien ze onze contacten met de POUM, die ons als vijanden gaan bekijken” schrijven Wouwermans en Launoy. Zij zien meer heil in het overnemen van de ordewoorden van de POUM en aan de hand daarvan revolutionaire en bruikbare voorstellen tot actie te doen. Dat proberen ze samen met de andere BL’s in de loopgraven. Zo komt het dat de loopgraven-trotskisten (waaronder Wouwermans en Launoy) hun eigen blad ‘La Voix Léniniste’ uitgeven. De pamfletschrijvende volgelingen van Trotski pennen ‘Le Soviet’ vol. Beide bladen noemen zich de vertegenwoordiger van de Vierde Internationale. “Die krankzinnige situatie kan niet blijven duren” zo eindigen de 2 Belgische miliciens hun brief van 19.4.37. “De mensen aan het front maken al grapjes genoeg. Dagelijks vragen ze ons: hoeveel groepen BL’s bestaan er zo?”.

Vervolgingen

De discussie over de rol van de BL’s en de houding tegenover de POUM ebt naar de achtergrond als 1000 leden van de POUM en de anarchisten in 1937 het slachtoffer worden van vervolgingen van de ‘stalinisten’. Een brede campagne wordt op touw gezet in België met meetings en geldinzamelingen. Belgische bevriende advocaten worden aangesproken om de gevangen leden vrij te krijgen (o.a. oud-lid en schrijver Charles Plisnier).

Een poging om bij de solidariteitsacties een alliantie met de Liga van Liebaers op te zetten, stoot op verzet van de Liga. Dus vergaart de PSR op eigen houtje geld waarvan een deel nooit in Spanje zal terechtkomen als we Vereeken mogen geloven “... lorsque le PSR a gardé l’argent récolté sur les listes de la Commission Internationale d’Aide aux Réfugiés Espagnols” schrijft hij aan Lesoil op 25.9.1939.

Misschien verwart hij met de steunkaarten waarvoor Leon Lesoil verantwoordelijk was voor de BL in Spanje en waarvan het SI op 25.6.1938 vraagt om het geld niet op te sturen, omdat er geen middel is om het op de juiste bestemming te krijgen.

Walter Dauge (PSR Borinage) wil nog meer belangrijkere acties ontketenen op het Belgische front. Hij stelt voor om een 24-urenstaking te organiseren om de Belgische regering te verplichten de vrijheid van handel met de Spaanse republiek te herstellen en de strijd tegen Franco te steunen. Leon Lesoil gaat akkoord, maar Renery en Vereeken achten het moment niet opportuun (CE 16 maart 1938). Het idee komt er niet door.

Spanje: splijtzwam in Belgische rangen

Niet alleen in Barcelona monden de meningsverschillen over de POUM uit in een splitsing tussen de trotskisten aan het front en deze in de stad. Ook in België komt het zover. De Belgische afdeling van de Vierde Internationale spat in 1938 onherroepelijk uiteen.

De verdeeldheid hangt al lang in de lucht maar wordt op de spits gedreven toen onder invloed van Trotski en het IS, het Uitvoerend Comité van de PSR op 23.6.37 beslist Vereeken (die tot dan toe alle artikels en rapporten over Spanje schreef) verbiedt nog over de POUM te schrijven. Leon Lesoil neemt die taak verder ter harte. Vereeken mag alleen nog over het oprukkende leger van Franco pennen, waarover geen meningsverschillen bestaan. De Spaanse kwestie en nog 3 andere kwesties, doen Vereeken tenslotte besluiten om zich in 1938 weer in een eigen groep af te scheuren. Slechts weinigen volgen hem. Veel militanten bergen hun lidmaatschap ontmoedigd maar voorgoed weg.

De oud-Spanjestrijders geven niet op. Velen onder hen zullen in de tweede wereldoorlog voor de laatste keer hun vuist (en of geweer) opheffen. Boul(anger) en Schavitz halen de bevrijding niet. Alle anderen worden eveneens aangehouden maar overleven een bezoek aan de concentratiekampen. Florent Galloy leeft als invalide nog enkele jaren voort. Ook Loots, Stoop en Wouwermans slepen voor de rest van hun leven onuitwisbare lichamelijke letsels mee.

De LCdI (Hennaut) blijft in België

Van de andere, (kleinere) trotskistische groep, de Ligue des Communistes Internationalistes, — de groep Hennaut (na de splitising van 1931) is geen enkel lid naar Spanje getrokken. Het was alleszins geen principiële kwestie. “Ingeval iemand van onze troepen in 1936 naar het republikeins front getrokken ware om op de Franco troepen te schieten, dan had niemand van ons zich verzet” (Tussenkomst van D. op de vergadering van 8 mei 1938).

Het ontleden van de Spaanse situatie (een nochtans geliefkoosde activiteit van de trotskisten) komt heel laat op gang. Het is pas in december 1936 dat Adhémar Hennaut himself een rapport klaargestoomd heeft. Maar niet alle leden van het Uitvoerend Bureau zijn het met zijn gedachtespinsels eens. Vooral Jehan (bordigist) is fel gekant tegen Hennauts opvattingen. Hij wil een tegenrapport maken (Verslag Uitvoerend Bureau van 11 december 1936). Ondertussen vat Hennaut ook samen met zijn buitenlandse medestanders het plan op om een linkse tendens op te richten binnen de POUM, omdat de leiding van de POUM teveel toegevingen gedaan had, o.a. door in de regering te stappen.

De linkse groep moet dan proberen haar invloed op de top te doen gelden. Het plan wordt degelijk uitgewerkt. Acht groepen houden een voorbereidend congres in Parijs op 6 en 7 maart. Dit moest een voorbereiding worden op het congres van de POUM en de internationale conferentie van het Bureau de Londres dat in Barcelona zou plaats vinden.

Op de internationale bijeenkomst waren aanwezig: de Union communiste (Frankrijk), de Ligue Communiste de Gauche (Italië), Revolutionary Workers League (USA), the League for a Revolutionary Workers Party (Canada), Groupe International (Duitsland, tendens Ruth Fischer-Masloff), Opposition Communiste Ouvrière (URSS, tendens Miasnofof), Groep van Internationale Kommunisten uit Holland (tendens radencommunisten) en enkele leden van de Fédération Unitaire de l’Enseignement uit Frankrijk. De POUM was uitgenodigd, maar stuurde haar kat.

Vanuit de internationale vergadering rees heel wat kritiek op de POUM, kritiek die trouwens overeenstemt met wat de andere trotskisten dachten. Een opsomming van de punten: het Centraal Comité van de Milities heeft de fout begaan om de Garde d’Assaut niet te ontbinden en niet te integreren in de milities; het Spaanse proletariaat heeft in 1936 wel belangrijke economische posities kunnen innemen, maar de syndicaten hebben nagelaten de arbeiders te vragen rekenschap af te leggen; er was geen tegenstand tegen het feit dat een lid van de POUM met name Nin in de regering stapte; de POUM heeft banden met de anarchistische bewegingen verbroken en is naar de UGT overgestapt; discussie in de POUM en in de milities is praktisch onbestaande. Vandaar, zo staat in het Rapport sur la Conférence International van Parijs 6-7 maart 1937, “zullen wij van het komende congres van de POUM gebruik maken om ons rechtstreeks naar de Spaanse bevolking te richten. Wij zullen gebruik maken van de kans die de POUM ons biedt, maar we zullen de organisatie niet steunen”.

Er gebeurt echter niets, de conferentie van de POUM heeft niet meer plaats, want de Spaanse partij wordt verboden.

Hulp aan de POUM

Dan komt ook de kwestie ter sprake van de financiële steun aan de POUM. De groep Hennaut discussieert vergaderingen lang, of men zal samenwerken met de PSR voor dit doel.

Voordien had de LdCI al een voorstel verworpen om samen met de PSR en de anarchisten meetings te houden in België, waarin de ‘verradersrol’ van de communisten en socialisten zou worden aangeklaagd. Hennaut was er tegen omdat “het belangrijk was de solidariteit met de Spaanse burgeroorlog op gang te brengen, en niet om de meningsverschillen in de verf te zetten en om verwarring te zaaien”. (Brief van de LdCI aan de PSR op 1.6.1937 en P.V. van het C.E. van 4.9.1937).

Alleen de Brusselse groep heeft toch een gezamenlijke meeting gehouden tegen de regeringsrepressie in Spanje en dit samen met de PSR en de groep SOS (Groupe Communiste dissident) en de anarchisten. De Liga had geweigerd. Er daagden 140 toehoorders op.

De LdCI wou dus niet voor de grote massa discussiëren, maar ging wel akkoord om met bovengenoemde organisaties intern een discussie op gang te brengen. Wat ook gebeurde. Op de vergaderingen mochten ook sympathisanten worden toegelaten. Er gingen 4 vergaderingen door met de PSR, SOS en LdCI “pour unir les efforts pour alerter les travailleurs de Bruxelles en élever leur protestation contre la répression dont les révolutionnaires se trouvent de plus en plus en but de la part du gouvernement républicain espagnols”. De Fraction belge de la Gauche Communiste Internationale (bordigisten) waren fel gekant tegen deze interne confrontaties (Rapport van 7.9.1037 LdCI).

Het is op een van die gezamenlijke vergaderingen dat de PSR het voorstel formuleerde op donderdag 7 oktober 1937 om een hulpcomité op te richten om revolutionair Spanje te steunen. Bedoeling was geld te verzamelen en te verdelen onder de POUM, de anarchisten en de brigade Durutti. Ook “de hulp tot het onderbrengen van en hulp aan uit Frankrijk verdrevenen werd onderzocht” (Huishoudelijke vergaderingen van 17 mei 1938).

De LdCI weigerde echter met de hulpacties mee te werken, met als argument: “Les désaccords aigus, la disparité voir l’antagonisme des points de vue défendus par la Ligua, le PSR et notre Ligue, tant sur le terrain espagnol que dans le domaine de la politique internationale constitue un obstacle quasi insurmontable à la création d’un centre unique (brief aan de PSR van 20.9.1937). “Vue les rapport existants entre la LCI et le PSR et les autres groupements révolutionnaires de gauche, rapports imprégnés de méfiance et d’inimité, il n’est pas possible provisoirement de constituer entre ses organisations un comité unitaire. Vue la disproportion des forces ce comité ne serait qu’une succursale du PSR”. Alleen als de arbeiders spontaan een hulporganisatie zouden oprichten zou de LdCI deelnemen (CE 2.10.37).

De LdCI zamelt op eigen houtje geld, kleren en voedsel in. Op 9.12.1937 verstuurt de organisatie 200 frank voor hulp aan de Spaanse revolutionairen. “Aangezien geen akkoord kon bereikt worden tussen de PSR en de Anti-Oorlogs Liga hebben wij het geld alleen opgehaald” schrijft Hennaut aan Jean Matthieu in Parijs op 9.12.1937. Tegelijkertijd bieden ze 200 frank aan aan de Amis de Durutti (brief aan A. Prudhommeaux in Nimes).

Verder vernemen we ook dat in 1939 een eerste subsidie van 100 frank wordt gestort op 14.2.1939 op rekening van het Comité Internationale d’Aide aux Réfugiés espagnols in Frnakrijk. Men laat steunlijsten circuleren.


_______________
[1] Deze bijdrage is volledig gesteund op brieven en documenten uit het privé-archief van George Vereeken.
[2] Interview Raymond Stoop, 1980.
[3] Interview Jean Panneels, 1982-1983.


Zoek knop