Bron: Rood nr. 23, 10 december 1999
Vertaling: onbekend
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
Laatste bewerking: 20 maart 2010
Verwant: • Mondialisering • Machinerie en levende arbeid |
Kan een gedeeltelijke overwinning van de strijd voor vrijheid plaatsvinden binnen een globale nederlaag van de onderdrukten en uitgebuitenen? Men moet het wel geloven. Het waren jaren van liberale reactie in Engeland en de Verenigde Staten, van grote sociale nederlagen (de staking van de Britse mijnwerkers of de mobilisaties ter verdediging van de ‘scala mobile’, de koppeling van de lonen aan de index, in Italië). 1989 was het jaar waarin de Braziliaanse Arbeiderspartij PT op een haar na een verkiezingsoverwinning miste, terwijl in Nicaragua de val van de sandinistische regering in Centraal-Amerika een cyclus van revolutie afsloot.
Hoewel de val van de Muur een einde stelde aan een verstikkend despotisch bestel, maakte deze gebeurtenis dus toch deel uit van de algemene tendens van het moment, deze van het imperiale herstel, in plaats van uit te monden op de wedergeboorte van het democratisch socialisme. De mobilisaties van Leipzig begonnen met het democratische ordewoord ‘Wir sind das Volk’, het tarten van de bureaucratische usurpatoren. Dat ordewoord werd later ‘Wir sind ein Volk’, het ordewoord van de Duitse eenmaking en van de hervonden grootsheid onder de hoede van het westers kapitaal.
De president van de Verenigde Staten, George Bush, kondigde prompt de geboorte van een nieuwe wereldorde af. Het duurde niet lang voor men kon vaststellen dat deze nieuwe orde in de eerste plaats een grote wanorde was in een wereld die niet minder onstabiel, niet minder ongelijk en niet minder gewelddadig was (vanaf 1991 aangetoond met de imperiale militaire expeditie in de Golf). Terwijl de sirenenzang van het zegevierend imperialisme een koopwarenparadijs beloofde aan de landen die zich van het bureaucratisch juk bevrijdden, maken we nu al tien jaar lang een chaotisch herstel mee, waarvan de uitkomst onzeker is, met hele regio’s die de vierde wereld in geduwd worden, sociale ontbinding, maffiose privatiseringen. Dit was overigens voorspelbaar. Het kostenplaatje van de Duitse eenmaking werd gedragen door de sterkste bourgeoisie van Europa, in naam van een doorgedreven politieke wil. Van in het begin was het duidelijk dat Rusland niet over dezelfde geldschieters zou beschikken en dat het lange jaren zou vergen om de parasitaire bureaucraten om te vormen tot onverschrokken privé-ondernemers.
Om de intieme logica van de situatie te begrijpen moet het gezichtsveld verruimd worden: we moeten vertrekken van de lange mondiale stagnatie die aanvangt in het midden van de jaren zeventig. De drie pijlers die sinds de Tweede Wereldoorlog de planetaire stabiliteit verzekerden, waren ondermijnd: 1°) het sociale pact van de groei, omschreven als welvaartstaat of sociale staat in de meest ontwikkelde landen; 2°) de vooruitgangsbeloften in de bureaucratische staten van het oosten; 3°) de cliëntelistische politiek van de populistische regimes in Latijns-Amerika, Afrika en de Arabische landen. Het kapitalisme reageerde met een liberaal tegenoffensief, de snelle ontwikkeling van de werkloosheid, de aanvallen tegen het recht op arbeid, en meteen versnelling van de wapenwedloop die uiteindelijk de Sovjeteconomie zou verstikken, ook al was die al bankroet door verspilling en onvermogen.
Vanaf het midden van de jaren tachtig was de winstcurve hersteld. Nochtans werd de stelling van toenmalig Duits bondskanselier Helmut Schmidt, “de winsten van vandaag zorgen voor de investeringen van morgen en de arbeidsplaatsen van overmorgen”, stilaan omgevormd tot de stelling van Michelin: “de winsten van vandaag zorgen voor de afdankingen van morgen en de dividenden van overmorgen”. Inderdaad, het einde van de crisis beperkte zich niet tot het herstel van de uitbuitingsvoorwaarden van de loonarbeid. Het in waarde omzetten van kapitaal vereiste nieuwe algemene accumulatievoorwaarden, een herdefiniëring van het wereldleiderschap, een herschikking van landkaarten en territoria. De etnische inkleuring van de nationale kwestie en de opgang van godsdienstige fundamentalismen kadert in deze doorslaggevende tendens.
Dat is wat nogal verwarrend wordt aangeduid met termen als mondialisering of globalisering. Naast de concentratie en fusies van internationaal industrieel en financiekapitaal, de vorming van transnationale ondernemingen, de veralgemeende verdinglijking van de planeet, zien we in deze periode – niet zonder moeilijkheden en tegenstellingen – nieuwe juridische en institutionele instellingen en een nieuwe interstatenorganisatie ontstaan. De mijlpalen werden gevormd door de conclusie van de Uruguay-round en de geboorte van de Wereldhandelsorganisatie (1993), het Europese parcours dat van de Eenheidsactie (1986) tot het Verdrag van Amsterdam leidt (1997), via het Verdrag van Maastricht (1992), door de oprichting van Mercosur in Zuid-Amerika en door het Noord-Amerikaansvrijhandelsverdrag (Nafta), door de topontmoetingen over de Aarde in Rio en Kyoto, door de oprichting van internationale tribunalen over Rwanda en Joegoslavië, door het akkoord van Rome in 1998 over de instelling van een toekomstig internationaal strafrechterlijk hof.
De kwestie van het inmengingsrecht resumeert en illustreert de tegenstellingen van deze evoluties. Men roept de ethiek in (de plicht) om er juridische besluiten uit te trekken (het recht). Men roept de humanitaire nood in om de militaire interventie te verantwoorden. Dit alles in eenrichtingsverkeer: een inmenging van rijken en machtigen bij zwakken en armen, zonder enige wederkerigheid tot op de dag van vandaag. Er heerst een ideologisch (en misleidend) discours tegen de soevereinismen: men houdt ons voor dat het bureaucratisch etatisme moet bekampt worden en dat politieke soevereiniteiten moeten opgaan in een ethische mensheid met hoofdletters. Maar dat discours is slechts een voorwendsel: het gedroomde alibi voor nieuwe opkomende dominerende soevereiniteiten (Schengen, de euro zijn slechts politionele en monetaire instrumenten van een Europese soevereiniteit in wording) ten koste van democratische en volkssoevereiniteiten. Deze laatste worden ondergeschikt en afhankelijk gemaakt en geplaatst onder de beschermende vleugels van het ‘ethisch’ imperialisme.
Men kan zich een wereld toewensen die écht geen grenzen kent. Dat is zelfs het einddoel van het revolutionair internationalisme. In afwachting blijft de mondiale politieke maatschappij georganiseerd op basis van staten. Terwijl in de Golfoorlog de legitimiteit van de VN nog gebruikt werd, onthulde ‘de reëel bestaande internationale gemeenschap’ haar werkelijke architectuur tijdens interventies in de Balkan. De pijlers hiervan zijn de NATO (westers militair bondgenootschap), de Wereldhandelsorganisatie (het despotisme van de gemondialiseerde markt), de G8 (de besloten club van heersende machten), het Internationaal Muntfonds en de Wereldbank (schuldeisers en curatoren van het bankroet van door schuldenlast gewurgde landen).
Tien jaar na de val van de Muur viert de beursmoraal hoogtij en de media van deze meesters vieren (eindelijk) het einde van de crisis of de tunnel. Het klopt dat het kapitalisme de dividenden opstrijkt van de nederlagen die ze de volksbewegingen overal ter wereld toediende. Het klopt dat een aantal landen genieten van tijdelijke of opgeklopte heroplevingen. Het klopt dat de Amerikaanse groei sinds een aantal jaren spectaculair is. Maar bij het eerste alarm, zoals dat het geval was in 1997 en 1998 met de Aziatische, Russische en Braziliaanse crisissen, daagt het spook van de krach terug op. Het gaat niet om irrationele angsten. Een gemiddelde jaarlijkse groei van 2 à 3 procent kan niet tot in het oneindige beursmeerwaarden van 15 procent – zoals geëist door de pensioenfondsen – blijven financieren.
Deze dreiging zorgt ervoor dat de officiële discours de afgelopen twee jaar afgezwakt werden. De OESO moest (tijdelijk) gas terugnemen inzake het Multilateraal Akkoord over Investeringen (MAI). En de Franse premier Jospin is niet meer de enige die pleit voor de noodzaak van herreguleringsinstrumenten op internationale schaal. Maar de kloof tussen werkelijkheid en afgekondigde intenties blijft groot. Dankzij de Aziatische crisissen voltrok zich een winstgevende concentratie van rijkdom in Europa en de Verenigde Staten. Rusland blijft ploeteren in haar chaotisch herstel. Naast de neokoloniale toonbanken lijkt een groot deel van Afrika overgeleverd aan oorlog en ziekten. Sommige landen van de derde wereld, gisteren nog beschouwd als de betere starters, hervallen in de spiraal van onderontwikkeling en afhankelijkheid. Een deel van de onderdrukte klassen raakt in ontbinding door werkloosheid, bestaansonzekerheid en uitsluiting, maar de economische welstand van de heersende klassen gaat vaak ook gepaard met hun politieke crisis... We kennen de barbarijen van de eeuw die we achter ons laten, we kunnen amper deze ontwaren waarvan de schaduw reeds weegt op de eeuw die we binnentreden.
Alles hangt af van het weerstandsvermogen van de volksbewegingen op planetaire schaal. De handicap bij de start is zwaar. Het zal tijd vergen om krachten weder samen te stellen en zich te bevrijden van het gewicht van een dood verleden, van haar nederlagen, van haar desillusies, om de ravages van het moorddadig stalinisme met hoop te boven te komen. We staan amper op de drempel van een nieuwe cyclus van strijd en ervaringen, aan het prille begin van nieuwe beloften, met de twee voeten op een verwoeste grond. Tegenover de kapitalistische mondialisering, met zijn abstract kosmopolitisme, moeten we een ontstaatst internationalisme voor de 21ste eeuw en de grenzenloze solidariteit van de strijd stellen.
Bijeenkomsten als de Tegentop van Davos, mondiale ontmoetingen zoals deze in Parijs het afgelopen jaar (meer bepaald op initiatief van ATTAC), de Europese en mondiale marsen van werklozen of vrouwen, de alternatieve initiatieven tegenover de Top van Seattle, dragen geduldig bij tot de aanmaak van zo’n weefsel; ze brengen nieuwe sociale, syndicale, politieke netwerken met elkaar in verbinding. Op deze plaatsen en momenten, waar landloze Braziliaanse boeren dialogeren met Zuid-Koreaanse syndicalisten en een gemeenschappelijke taal ontdekken, zien we een internationalisme-van-onderuit rijpen, onafhankelijk van de staten, met eerbied voor pluralisme en verschillen, die drager is van een nieuwe toekomst.
“Het zal lang duren”, zei de profeet Jeremias. Reden te meer om ons zonder dralen in beweging te zetten.