Geschreven: 1978
Bron: Te Elfder Ure, nr. 24. Vertaling van een lezing gehouden op 27 mei 1978, Nijmegen, op uitnodiging van de Unie van Studenten Nijmegen. De Franse tekst van deze lezing werd door Althusser geautoriseerd. Voetnoten van de vertaler.
Vertaling: Paul Scheffer
Deze versie: Spelling en punctuatie
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, januari 2006
Verum index sui et falsi [1] Spinoza
Ordo et connectio idearum idem est ac ordo et connectio rerum [2] Spinoza
Ik wil met u spreken over de crisis van het marxisme en zal dat in zo eenvoudig en duidelijk mogelijke termen doen. U zult zien dat u in feite alles wat ik ga zeggen al weet. Het enige verschil, als het al mogelijk is daarvan te spreken, is dat ik zal proberen tussen de dingen die u even goed weet als ik, een ‘orde en samenhang’ aan te brengen ‘die correspondeert met de orde en de samenhang van de dingen’ (Spinoza).
We leven in een paradoxale situatie, die we nog nooit hebben gekend, die de geschiedenis nog nooit heeft gekend: enerzijds kan men zeggen dat het imperialisme in een crisis verkeert en tegelijk kan men zeggen dat het imperialisme nog nooit zo sterk is geweest. Men kan zeggen, en dit is ontegenzeggelijk zo en we zullen dit nader bezien, dat ook het marxisme een diepe crisis doormaakt, zoals het nog nooit heeft gekend; maar tegelijkertijd kan men zeggen dat het marxisme een toekomst voor zich heeft zoals het misschien nog nooit heeft gehad.
Men zal mij direct tegenwerpen: hoe kunt u het imperialisme, dat een economisch, politiek en ideologisch systeem op wereldschaal is, vergelijken met en stellen tegenover het marxisme, dat alleen een theorie is? Op deze tegenwerping antwoord ik: het marxisme is niet enkel een theorie; men moet de term marxisme in zijn omvattende betekenis nemen. Dat wil zeggen, we moeten een definitie van het marxisme voorstellen, we moeten het marxisme in de uitdrukking ‘de crisis van het marxisme’ proberen te definiëren.
Spinoza ging te werk met definities, wij zullen hetzelfde doen.
Ik stel de volgende definitie van het marxisme voor: het marxisme, in de uitdrukking ‘crisis van het marxisme’, betekent het geheel van economische, politieke, ideologische en theoretische bestaansvormen die verband houden met of in verband gebracht worden met het marxisme. In deze definitie ligt een cirkel besloten, maar iedere definitie is onderworpen aan de ‘wet van de cirkel’, die aan logici welbekend is. Deze provisorische definitie is dunkt me voldoende om verder te gaan.
Ik ga nu over tot de definitie van de crisis, om zo tot een begrip te komen van wat we bedoelen, als we over een crisis van het marxisme spreken. Men kan het woord crisis door drie verschillende betekenissen definiëren, die uiteindelijk herleid kunnen worden tot twee verschillende betekenissen die aan elkaar tegengesteld zijn.
In een eerste betekenis hebben we te maken met een negatieve definitie van de crisis. De crisis is een kritieke toestand die voorafgaat aan de vernietiging en de dood. De crisis doet dus denken aan de dood. In de westerse literatuur en wellicht zelfs in die van de hele wereld wordt de crisis die aan de dood doet denken, uitgebeeld door de zonsondergang.
Maar er is een tweede betekenis van het woord crisis, die niet negatief maar positief is. Het positieve gaat verscholen achter het negatieve. Het positieve zou met Descartes kunnen zeggen: ‘larvatus prodeo’ (gemaskerd ga ik voort). Zo spreekt men van een groeicrisis, van een puberteitscrisis, men spreekt van een crisis om te doen begrijpen dat er in de oude mens iets nieuws bezig is geboren te worden. De crisis doet dan denken aan de wedergeboorte. De wedergeboorte is een tweede geboorte. In de westerse literatuur wordt ze door de zonsopgang uitgebeeld. Deze metafoor wordt in verschillende brieven van Georg Wilhelm Friedrich Hegel becommentarieerd.
Er is een derde betekenis van het woord crisis, die niets nieuws aan de twee voorafgaande toevoegt. Bijvoorbeeld: men spreekt van een kritiek moment, wat wil zeggen dat men in onzekerheid verkeert en niet goed weet of de crisis op de dood of de wedergeboorte zal uitlopen.
We beschikken nu over voorlopige definities die nodig zijn om over de crisis van het marxisme te kunnen spreken. We hebben een voorlopige, maar voor het moment voldoende, definitie van het marxisme voorgesteld. We hebben op een voor het moment afdoende wijze de crisis gedefinieerd.
Mijn volgende vraag zal ik als volgt formuleren: waarom kan een communist spreken over de crisis van het marxisme? Het is nog niet sedert lang dat communisten over de crisis van het marxisme kunnen spreken. Ik zeg kunnen, als communist en in het openbaar. Waarom kan een communist dus momenteel als communist en in het openbaar over de crisis van het marxisme spreken? Allereerst omdat de crisis bestaat, ze is een realiteit.
In de tweede plaats omdat de crisis open is, in de zin die Lenin aan dat woord gaf, dat wil zeggen zichtbaar voor iedereen. Ten derde omdat de crisis niet langer verhuld is, wat zeker niet hetzelfde is als te zeggen dat ze open is. Zeggen dat de crisis niet langer verhuld is, betekent dat ze niet meer verdrongen is en dat de verdringing die de crisis onzichtbaar maakte, historisch opgeheven is. Dat wil in de vierde plaats zeggen dat de crisis van het marxisme uitgesproken kan worden, publiekelijk uitgesproken, dus afgekondigd met kennis van zaken: dat wil zeggen uitgesproken in een verklaring die de eerste elementen van kennis omtrent haar bevat.
Iedereen kan immers wel over de crisis van de Sovjet-Unie spreken, over de crisis van de socialistische landen, over de crisis van de Franse communistische partij, enz. enz. Het is duidelijk dat het niet voldoende is er over te spreken, men moet van datgene waarover men spreekt, ook het begin van een verklaring geven. Zonder verklaring zijn woorden slechts wind.
Om over de crisis van het marxisme te kunnen spreken, is het niet voldoende marxist te zijn, maar men moet marxist zijn om te zeggen dat de crisis van het marxisme open en uitgesproken is. Uitgesproken in de strikte zin, zo u wilt in de juridische betekenis van een openbare verklaring. Dat wil zeggen afgekondigd met kennis van zaken, dat wil zeggen met het begin van een verklaring. Men zal van dit alles zeggen: akkoord, maar dat veronderstelt iets: dat de crisis van het marxisme bestaat.
Ik herinner eraan dat ik drie definities van het woord crisis heb voorgesteld: de crisis als wachtkamer of voorspel van de dood; de crisis als teken van wedergeboorte en de crisis als onbeslistheid tussen dood en wedergeboorte. Het is zeer gecompliceerd om op deze verschillende definities als geheel in te gaan. Daartoe zou meer tijd nodig zijn. Ik zal daarom een korte weg volgen. Daartoe zal ik gebruik maken van een symptoom, dat deze drie definities van de crisis kan vervangen doordat het ze samenvat. Dit symptoom zal ik het symptoom van de afwezigheid noemen. En ik zal het volgende zeggen.
Ten eerste nemen we het marxisme zoals ik het heb gedefinieerd, dus als het geheel van de economische, politieke, ideologische en theoretische bestaansvormen die verband houden met of in verband gebracht kunnen worden met de marxistische theorie. Dat is het uitgangspunt en ziehier wat ik te zeggen heb dat van belang is, maar wat u even goed weet als ik.
In het universum dat gevormd wordt door het geheel van deze bestaansvormen van het marxisme, dus in de aldus gedefinieerde economische, politieke, ideologische en theoretische wereld van het marxisme, stellen we een volstrekt wonderlijk verschijnsel vast, dat de mensheid sinds het tijdperk van de Reformatie nog nooit op deze schaal heeft gekend: het veralgemeende verschijnsel van de afwezigheid. Ik zal me nader verklaren.
Het marxisme is afwezig in zijn huidige economische bestaansvormen. Bijvoorbeeld de Sovjet-Unie: is dat een socialistisch land of iets anders? Het antwoord op deze vraag is niet gemakkelijk. Als het marxisme in de Sovjet-Unie aanwezig was, zou het in onze plaats antwoorden.
Ten tweede. Ik benadruk het zeer schematische karakter van deze voorbeelden, want als we gedetailleerd op deze voorbeelden zouden moeten ingaan, wat veel tijd zou kosten, zouden we zien dat de zaken veel ingewikkelder zijn. Daarom zal ik zeggen dat het marxisme in zijn politieke bestaansvormen afwezig is. Men kan het voorbeeld van de Sovjet-Unie, van de Oostbloklanden nemen. Men kan ook het voorbeeld van de westerse communistische partijen nemen. Als men de politiek van de Sovjet-Unie of van de communistische partij van de Sovjet-Unie analyseert, als men de politiek van de westerse communistische partijen onderzoekt, moet men over het geheel genomen toch erkennen dat het marxisme daarin afwezig of relatief afwezig is. Soms erkennen deze partijen dat ook min of meer.
Ten derde is het marxisme afwezig in zijn ideologische bestaansvormen. Het volstaat de ideologie van de socialistische landen te onderzoeken om zich ervan te overtuigen dat ze, wat ze daarover zelf ook mogen beweren, met de marxistische ideologie weinig te maken heeft. Dat is algemeen bekend. In de socialistische landen heerst daarentegen de burgerlijke ideologie. We kunnen er in de discussie op terugkomen.
In de vierde plaats is het marxisme afwezig in zijn theoretische bestaansvormen. In de Sovjet-Unie is het, ondanks alle beginselverklaringen, volledig afwezig in zijn officiële theoretische bestaansvormen. De uitzonderingen vormen individuen die worden gecensureerd en onderdrukt door de veiligheidsdiensten van de staat en van de communistische partij van de Sovjet-Unie. Met andere woorden, er bestaan marxisten in de Sovjet-Unie, individuen, mannen en vrouwen die marxist zijn, maar zij kunnen dat niet uitspreken zonder sancties en een verblijf in een kamp te riskeren.
Ook in de westerse communistische partijen is het marxisme in zijn theoretische bestaansvormen afwezig, zij het niet volledig: er zijn in deze partijen nog enkele levende elementen. Maar het marxisme in het westen leeft in veel gevallen buiten deze partijen (bij voormalige of ‘partijloze’ communisten).
De uitkomst van deze analyse is de volgende. Uitzonderingen die in detail bestudeerd moeten worden daargelaten, is het marxisme afwezig in zijn bestaansvormen. Dat wil zeggen dat het in en achter de schijnbare vormen van zijn aanwezigheid in werkelijkheid afwezig is. In de Sovjet-Unie spreekt het hele politieke apparaat de taal van Marx en Lenin. Dat is pure schijn waarachter het levende marxisme afwezig is. Hetzelfde geldt, uiteraard met verschillen en schakeringen, voor de communistische partijen in het westen.
Ten slotte. Als het marxisme afwezig is, wil dat zeggen - want een plaats blijft nooit leeg - dat het door iets anders vervangen is. Het is vervangen door de zeer actieve, zeer sterke aanwezigheid van iets anders: door de burgerlijke economische, politieke, ideologische en theoretische praktijk. Wat betreft de economische praktijk: het wezenlijke van de burgerlijke economische praktijk is de uitbuiting. De uitbuiting bestaat in de Sovjet-Unie nog altijd. Het wezenlijke van de burgerlijke politieke praktijk is dat ze haar doelen bewerkstelligt door subjecten die aan haar onderworpen zijn. Deze praktijk heerst volledig in de Sovjet-Unie en voor een belangrijk deel ook in de westerse communistische partijen. Het marxisme is ook vervangen door de burgerlijke ideologie. Wat de Sovjet-Unie betreft is de zaak duidelijk, voor de westerse communistische partijen evenzeer. In de Sovjet-Unie heerst, onder de marxistische terminologie, de burgerlijke ideologie ongebreideld over de maatschappijformatie. In de westerse communistische partijen is de burgerlijke ideologie verregaand dominant: zij komt in tegenspraak met het verzet van communisten die haar trachten te bestrijden. Wat betreft de theorie, de laatste term van mijn opsomming, de theorie die in de socialistische landen heerst, heeft niet veel met het levende marxisme te maken. Beter, maar niet veel beter is het gesteld in de westerse communistische partijen. In plaats van de marxistische theorie heersen de burgerlijke theorieën. Dit is zeer gemakkelijk aan te tonen met bewijsstukken.
Al wat ik zojuist uiteengezet heb, is niets anders dan een historisch resultaat. Dit historisch resultaat maakt het ons vandaag mogelijk het bestaan van de crisis van het marxisme vast te stellen. Dit historisch resultaat stelt een communist, uit Nederland, Frankrijk, Engeland of Italië, het doet er weinig toe, in staat om vrijuit over de crisis van het marxisme te spreken, dus om er in het openbaar over te spreken zonder door zijn eigen partij veroordeeld te worden. Dat is begrijpelijk, want de partijen van de communisten die daarover spreken hebben, behalve in de Oostbloklanden, het marxisme veronachtzaamd of afgeschaft of zijn daarmee bezig, zoals men het begrip ‘dictatuur van het proletariaat’ afschaft, of hebben het marxisme vergeten. In ieder geval bestaat er onder deze voorwaarden geen serieuze betrekking meer met het marxisme. Mijn eigen partij kan me niet veroordelen, omdat ik over de crisis van het marxisme spreek, omdat ze zelf niet goed meer weet wat het woord marxisme wil zeggen. Dit historisch resultaat is het resultaat van een langdurig proces.
De essentiële vraag die zich aan ons voordoet luidt dan: wanneer is dit langdurige proces begonnen? Want we bevinden ons in feite tegenover ideologen die beweren dat het marxisme altijd in een crisis verkeerd heeft en wel om een heel eenvoudige reden: de theorie van Marx is ‘onjuist’. De crisissituatie zou ontstaan zijn doordat de theorie van Marx met de werkelijkheid geconfronteerd werd. Onder deze voorwaarden moet de vraag gesteld worden, vanaf welk moment dit ontstaansproces van de crisis zich ontwikkelt. Sommigen zeggen dat de crisis teruggaat tot Stalin, anderen zeggen tot Lenin, weer anderen tot Marx zelf.
Tot Marx zelf, niet in de zin waarin ik daarover zo-even sprak, maar tot Marx als grondlegger van een theorie die pretendeerde waar te zijn, maar fouten bevat.
Al deze interpretatoren hebben gelijk. We zullen dat verifiëren en dan zien dat ze ongelijk hebben.
Marx zelf heeft altijd in een crisis verkeerd. Hij heeft dat erkend met de uitspraak: ‘Ik ben geen marxist’. Dat is een manier om openlijk een afwezigheid uit te spreken. Maar Marx kan niet vergeleken worden met een socialistische staat of met een communistische partij. Marx heeft gedurende vijftien jaar in het British Museum Het Kapitaal geschreven, alleen, tegenover zijn boek op zijn werktafel. Maar hij had ook het Communistisch Manifest en de dramatische revolutie van 1848 in gedachte, de kracht van de proletarische beweging en de afslachting daarvan door de bourgeoisie. Wanneer dus iemand komt vertellen dat Marx in een crisis verkeerde en de crisis van het marxisme daardoor verklaard wordt, kan dat werkelijk niet serieus worden genomen.
Er zijn ook mensen die zeggen dat de crisis teruggaat op Lenin. Op het eerste gezicht hebben ze het gelijk meer aan hun kant. Hun gelijk berust niet zozeer op de vormen waarin Lenin over de organisatie van de communistische partij sprak in Wat te doen? Want Lenin zelf heeft naderhand verklaard, dat deze vormen onontbeerlijk waren voor de illegale strijd, en dat de ideologie die hij in Wat te doen? verdedigde, deel uitmaakte van een provisorische strijd tegen het economisme. Zij die menen dat de crisis wellicht tot Lenin teruggaat, wijzen bijvoorbeeld op de oprichting van de Derde Internationale door Lenin, die samenhing met de voorstelling die hij zich van het verdere verloop van de historische gebeurtenissen maakte, van de revoluties in West-Europa die in de nabije toekomst plaats zouden hebben, en met zijn opvatting dat de Russische revolutie voor haar eigen voortbestaan de steun van revoluties in het westen niet kon missen. Anderen spreken ook over de 21 voorwaarden [3] .
Ik denk dat we heel voorzichtig moeten zijn want we hebben juist in dit geval te maken met een onderwerp dat een zeer nauwkeurige behandeling vraagt. De door Lenin opgerichte Derde Internationale heeft zonder twijfel tot de 21 voorwaarden geleid, die beoogden dat in West-Europa communistische partijen tot stand zouden komen door zich af te scheiden van de sociaaldemocraten. Maar de Derde Internationale impliceerde niet noodzakelijk dat wat men de ‘bolsjewisatie’ noemt. (De ‘bolsjewisatie’ is het proces waarin de westerse communistische partijen gedwongen werden de organisatiebeginselen van de illegale bolsjewistische partij over te nemen.) Bij de huidige stand van onze kennis en van het onderzoek lijkt het dat men kan zeggen, dat als in deze uiterst moeilijke en dramatische periode één element politieke gevolgen in de geschiedenis heeft gehad, het wel de beslissing geweest is om de communistische partijen te ‘bolsjewiseren’. Deze beslissing is door Stalin in 1925, vijftien maanden na de dood van Lenin, genomen. Na langdurige moeilijkheden is zij daadwerkelijk doorgevoerd in alle communistische partijen van de wereld, dus ook in die van het westen.
Wanneer men zich in een historische situatie bevindt, moet men, om te beoordelen uit welk element de crisis voortgekomen is, alle elementen zorgvuldig wegen. Niet alleen moet men het voor en tegen wat betreft de oprichting van de Derde Internationale afwegen, maar ook wat betreft de politiek van Lenin tegenover de boeren enz. Ook moet men de voor en tegens van Lenins politiek inzake het taylorisme wegen. Iemand heeft deze zeer moeilijke theoretische en historische afweging getracht te maken. Ik doel op het essay van Robert Linhart, Lenine, les Paysans et le Taylorisme [4] , een belangrijk boek in dit verband.
Waarom heb ik dit alles gezegd? Omdat men zich moet hoeden voor fictieve genealogieën die zich op het gezichtspunt plaatsen van een achteraf verkregen historisch resultaat, dat wil zeggen een gezichtspunt dat posterieur is aan de geschiedenis die het beschrijft, en er van uitgaat dat het uiteindelijke resultaat uitgaande van deze vooronderstelling onvermijdelijk, dus fataal vanaf alle eeuwigheid was. Ik geloof dat, als men de actuele, levende geschiedenis wil begrijpen, men niet op haar resultaat vooruit moet lopen. Daarentegen moet men op ieder moment de objectieve dwang die op een situatie drukt, vergelijken met de maatregelen die door politieke leiders genomen zijn. Anders gezegd: men moet zich verplaatsen in de omstandigheden van het tijdperk om te kunnen zien, wat wel en wat niet ondernomen kon worden. Men moet dit intellectuele historische onderzoekswerk verrichten in de wetenschap dat geen enkele maatregel, hoe juist ook, kan garanderen dat de oplossing die ze voor de actuele problemen aandraagt, uitputtend en zonder breuklijnen (failles) zal zijn. Daarentegen moet men proberen de breuklijnen in iedere politieke maatregel te ontdekken, om te begrijpen hoe de latere geschiedenis zich mogelijkerwijs in deze breuklijnen zal kunnen nestelen, om ze te vullen en uiteindelijk de hele maatschappelijke ruimte te bezetten.
Ik neem twee contradictoire voorbeelden om aanschouwelijk te maken wat ik wil zeggen. Allereerst de oprichting van de Derde Internationale door Lenin. De verhouding tussen de oprichting van de Derde Internationale en de 21 voorwaarden is een consecutieve verhouding, zonder breuklijn.
Daarentegen ligt in de verhouding tussen dezelfde Derde Internationale, opgericht door Lenin, en de beslissing tot ‘bolsjewisatie’ en de uitvoering daarvan door Stalin, een breuklijn. In bepaalde maatregelen van Lenin kunnen zich breuklijnen voordoen, en doen zich ook voor. Maar wat in deze breuklijnen is binnengeslopen, is niet noodzakelijk van Lenin afkomstig. Dit andere, dat niet van Lenin afkomstig is, heeft deze breuklijnen echter gebruikt om zich erin te nestelen en uiteindelijk de maatschappelijke ruimte bezet. Ik zeg dit om te waarschuwen tegen logische fouten in de geschiedenis en tegen historische fouten in de logica. In beide gevallen, zoals Marx in de Einleitung zegt, zijn de verschillen beslissend. [5] Er is dus een continuïteit in de geschiedenis, die echter breuklijnen, dat wil zeggen de mogelijkheid van discontinuïteit impliceert. Er is dus een continuïteit die mogelijkheden insluit, maar niets fataals heeft.
Op al deze details met betrekking tot Lenin moest ik ingaan, omdat alle problemen van historische interpretatie in het marxisme zich ook hierbij kunnen voordoen. Het voorbeeld is er een uit vele, maar ze zijn erg belangrijk om de crisis in het marxisme te begrijpen.
Ik zal nu een derde hypothese bespreken: de crisis begint bij Stalin. Ik stel de vraag: gaat het ontstaansproces van de crisis terug op Stalin? Ik antwoord direct: nee. Het individu Stalin, tussen 1922 en 1929 secretaris van de bolsjewistische partij, kan niet als de oorsprong van de crisis beschouwd worden. Men kan zelfs het tegenovergestelde beweren en staande houden dat in de periode van 1922 tot 1929 de Sovjet-Unie en het marxisme een bloei zonder weerga hebben gekend. Het is de periode van de Nieuwe Economische Politiek in de Sovjet-Unie, het marxisme bloeit op in de Sovjet-Unie en ook in de westerse landen, waar het beter bekend begint te raken.
In deze periode worden er in de Sovjet-Unie buitengewoon levendige debatten gevoerd over de theoretische vraagstukken van het marxisme. In heel de wereld kan niet van een crisis van het marxisme gesproken worden. Integendeel, ondanks enkele onrustbarende tekenen leeft het marxisme. Zo blijft de communistische beweging ondanks ernstige misslagen verenigd en levend. Er zijn moeilijkheden, soms van ernstige aard, maar er is geen sprake van een crisis van het marxisme. Aan de andere kant van de wereld is de Chinese revolutie in opmars; in onze westerse wereld komen de volksfronten op gang en leiden tot een ongekende beweging; en de Spaanse republikeinen strijden tegen het fascisme in een oorlog die ze hadden kunnen winnen. Deze hele periode van de dertiger jaren wordt gekenmerkt door onzekerheid omtrent de richting die de ontwikkeling zal nemen, of ze op de dood of de wedergeboorte uitloopt, op de nederlaag of de overwinning. Deze onbeslistheid kan weliswaar worden gekenmerkt als een teken van de crisis van het marxisme, in de zin waarin ik zei dat de crisis ook onbeslistheid betekent. Maar de onbeslistheid is niet de dood, niet de fatale crisis.
Naar mijn opvatting, en het betreft hier een hypothese, gaat de crisis niet tot Stalin terug, maar tot het stalinisme, wat niet hetzelfde is. De crisis van het marxisme ontwikkelt zich op een niet-uitgesproken wijze vanaf de jaren 1929-1930, dat wil zeggen vanaf de gedwongen collectivisatie van de grond in de Sovjet-Unie. Vanaf dat moment ontrolt zich een gigantisch tegenstrijdig proces dat uitmondt in de crisis van het marxisme. In dit geweldige contradictoire proces kan men enerzijds op de grote processen tegen de bolsjewistische leiders in de jaren 1937-1938 in de Sovjet-Unie wijzen, maar tegelijk op het vijfde congres van de Komintern, waarop door toedoen van Dimitrof een volksfrontstrategie werd aangenomen om de antifascistische eenheid te bezegelen en tegelijk op de succesvolle verdediging van de Sovjet-Unie die bij Stalingrad haar hoogtepunt vindt, waarna zij haar bijdrage aan de bevrijding van de volkeren van Europa levert. Dit alles is tegenstrijdig. Want op hetzelfde moment zal de Sovjet-Unie op Jalta aanwezig zijn en het Griekse verzet onder de voet laten lopen door Engelse troepen. Vervolgens, in de periode van de koude oorlog, zal ze de communisten in de ‘volksdemocratieën’ de macht laten overnemen waarbij alle andere linksen worden geëlimineerd. Voorts zullen er na de oorlog opnieuw grote processen worden gevoerd in Hongarije, Tsjecho-Slowakije, Bulgarije en Roemenië: de ‘volksdemocratieën’. En gelijktijdig met en achter al deze verschijnselen, maar culminerend na het einde van de oorlog, wordt stelselmatig een reusachtig netwerk van concentratiekampen in de Sovjet-Unie aangelegd.
Het stalinisme komt daarbij tot stand als het historisch resultaat van dit hele proces.
We moeten proberen een definitie van het stalinisme te geven. Wat is het stalinisme? Mijn poging tot een antwoord luidt: het stalinisme is een welbepaalde manier om het marxisme, dat is de theorie en de ideologie van de arbeidersklasse, te transformeren tot een theorie en ideologie van het burgerlijke type. Het is niet zo dat de burgerlijke ideologie in de Sovjet-Unie rechtstreeks ingevoerd wordt, zoals men waren, eindproducten importeert. Het gaat om de transformatie van het marxisme tot een ideologie van het burgerlijke type op grondslag van het marxisme zelf. Het is een welbepaalde manier om zich van het marxisme te ontdoen door het op een welbepaalde wijze te gebruiken. Hoe? Door het te transformeren, te deformeren tot een theorie, een ideologie en een praktijk van het burgerlijke type.
Als we nu nader op het stalinisme ingaan, kan men geloof ik iets als het volgende zeggen: het stalinisme is een totaalsysteem, een geheel dat tussen al zijn elementen, van de meest abstracte theorie tot de meest concrete praktijk, een stelselmatige en coherente samenhang aanbrengt. Het procédé dat het stalinisme gebruikt om dit resultaat te bereiken, is het procédé van reductie. Ik zal er enkele concrete voorbeelden van geven.
Allereerst in de theorie. Het stalinisme reduceert het historisch materialisme tot het dialectisch materialisme. Het reduceert het dialectisch materialisme tot een geschiedenisfilosofie en tegelijk tot een positivistische filosofie. Het geheel van deze transformaties, die reducties zijn, leidt tot wat het dogmatisme heet. Op eenzelfde wijze - nog altijd in de theorie - reduceert het stalinisme in het historisch materialisme de productieverhoudingen tot de productiekrachten. En het reduceert de productiekrachten tot de productiemiddelen. Op eenzelfde wijze reduceert het stalinisme in het historisch materialisme het klassenkarakter van de staat tot nul. Men kent de beroemde formule: ‘In de Sovjet-Unie is de staat de staat van het gehele volk’.
Op het terrein van de ideologie reduceert het stalinisme de marxistische ideologie tot de ideologie van de communistische partij en de partij-ideologie tenslotte tot de angst, de terreur en de kampen; tegelijk reduceert het de marxistische ideologie tot de ideologie van de ‘nieuwe mens’. De ideologie van ‘de nieuwe mens’ beantwoordt aan een ideologie die noodzakelijk is om de leden van de communistische partij te laten doen wat de partij van hen eist. Het stalinisme reduceert het communisme tot het socialisme. Het stalinisme reduceert de ideologie in de klassenstrijd tot economisme en moralisme of humanisme.
Op het terrein van de politiek zijn de dingen wellicht tastbaarder. Het stalinisme reduceert de internationale klassenstrijd tot ‘Realpolitik’; het is geen toeval dat de opheffing van de Derde Internationale en de conferentie van Jalta tot dezelfde historische periode behoren. Op politiek terrein reduceert het stalinisme de klassenstrijd tot de onderdrukking van de strijd van de massa’s, en maakt hem onherkenbaar. Het stalinisme reduceert de vakbond tot een verlengstuk van de partij. Het stalinisme reduceert de massa’s tot de partij, de partij tot de staat, de staat tot zijn leider, wiens cultus het organiseert.
Op economisch gebied reduceert het stalinisme de productieverhoudingen tot de productiekrachten, en de productiekrachten tot de productiemiddelen, dat wil zeggen het abstraheert volledig van de arbeiders die deel uitmaken van de productiekrachten, waarvan het een technische opvatting heeft. In tegenstelling tot wat Marx heeft aangetoond, reduceert het stalinisme de productie tot de circulatie. Het stalinisme reduceert de menselijke arbeidskracht, dat wil zeggen de arbeider, tot een externe voorwaarde: hij wordt ofwel stachanovist [6], dat wil zeggen een mens die tot de staat van een mechaniek teruggebracht is dat eindeloos uitputbaar is, ofwel tot wat Stalin ‘de ingenieur van de ziel’ noemde. In ieder geval komt men noch boven de machines en de techniek, noch boven de wereld van de ingenieur uit.
Om samen te vatten: het kenmerk van het stalinisme is dat het het marxisme doet verdwijnen onder het verbale beroep op en onder aanroeping van het marxisme. [7]
Wat ik beschreef is de gesloten crisis van het marxisme, de geblokkeerde, verstikte en verdrongen crisis. Waarom? Omdat ze niet uitgesproken is. Integendeel, men verklaart dat er geen crisis is en doet dit in de taal van het marxisme zelf. We hebben te maken met woorden in plaats van begrippen. Onder deze gesloten en geblokkeerde crisis hebben wij allen, communisten en niet-communisten, geleefd van de dertiger jaren tot aan het twintigste congres van de Sovjet-Unie, waar de crisis tot uitbarsting is gekomen, maar nog in verhulde vorm. Want pas in de periode daarna heeft de crisis zich tot een uitgesproken en open crisis ontwikkeld. We kunnen de meest wezenlijke momenten van dit proces kort aangeven. De crisis van de communistische partij van de Sovjet-Unie wordt gemarkeerd door het twintigste congres. De interventie van de Sovjet-Unie in Hongarije in 1956 en vervolgens in 1968 in Tsjecho-Slowakije verscherpt de crisis van de internationale communistische beweging. Deze crisis van de communistische partij van de Sovjet-Unie lokt zo in een kettingreactie een crisis in de internationale communistische beweging uit. Vanuit dit gezichtspunt zijn de belangrijke momenten van dit proces de inval in Hongarije in 1956, de scheuring tussen China en de Sovjet-Unie in 1967, de inval in Tsjecho-Slowakije in 1968 en de conferentie van Berlijn in 1975, waarvan het slotcommuniqué verklaart dat er geen conferenties meer belegd zullen worden ...
Het derde moment in de ontwikkeling van de crisis van het marxisme wordt zichtbaar in de crisis van de westerse communistische partijen, met name in Italië en in Frankrijk. De laatste verkiezingen en, meer nog dan de verkiezingen, de toestand van de communistische partijen van Frankrijk en Italië, laten zien dat de gebeurtenissen, dat wil zeggen de klassenstrijd, de politieke lijn van de Italiaanse en de Franse communistische partij serieus ter discussie hebben gesteld of zo u wilt, ter discussie stellen of zullen stellen.
Ik zal niet gedetailleerd op deze recente gebeurtenissen ingaan, noch wat de Franse noch wat de Italiaanse communistische partij betreft. Ik zou de toestand in de westerse communistische partijen willen samenvatten door te zeggen, dat we getuige zijn van het einde van de erkende vormen van de marxistische theorie en politieke praktijk en van hun vervanging door burgerlijke theoretische en ideologische vormen en door een burgerlijke praktijk van de politiek.
De vraag die zich nu opdringt is de volgende: als het marxisme inderdaad een zo ernstige en diepe crisis doormaakt, wil dat dan zeggen dat de arbeidersbeweging in een crisis verkeert? Wil dat zeggen dat het imperialisme heeft overwonnen? Betekent dat het einde van het marxisme? Op dit geheel van vragen antwoord ik wat mij betreft: nee. Ondanks de verpletterende overheersing van het imperialisme en de lokale bourgeoisieën, die alle van het imperialistische wereldsysteem afhankelijk zijn, ondanks de grote overwinningen die het imperialisme op de arbeidersorganisaties heeft behaald, bestaan er onmetelijke krachten in de arbeidersbeweging en onder het volk in de imperialistische landen en in de bevrijdingsbewegingen in de landen van de Derde Wereld. In deze omstandigheden heeft de klassenstrijd zich ontwikkeld tot dit resultaat: de crisis is van nu af aan erkend, open, dat wil zeggen zichtbaar voor iedereen, en uitgesproken, dat wil zeggen dat men er over kan spreken. Men kan spreken over de crisis als zodanig, als objectieve werkelijkheid. Eindelijk is de crisis tot uitbarsting gekomen!
Eindelijk is de crisis open, eindelijk is de crisis uitgesproken, eindelijk kunnen wij haar uitspreken en erover nadenken, omdat ze bestaat, omdat ze zichtbaar is, omdat we haar allen kunnen zien en benoemen. Het is de eerste keer in de geschiedenis van de marxistische arbeidersbeweging dat dit zich voordoet, en voorzover de marxistische arbeidersbeweging de voorhoede van de arbeidersbeweging als geheel was, is het wellicht de eerste keer in de hele geschiedenis van de arbeidersbeweging.
Als dit zo is, dan is het mogelijk om ons eindelijk van het ideologische, politieke en theoretische bedrog van het stalinisme te bevrijden, en nieuwe theoretische verbindingen met de marxistische theorie aan te gaan en nieuwe politieke verbindingen met de volksmassa’s. Als we inderdaad de mogelijkheid hebben om deze band, deze eenheid van marxistische theorie en volksmassa’s te bewerkstelligen, dan staan we werkelijk voor de wedergeboorte, aan de vooravond van de wedergeboorte van het marxisme.
De wedergeboorte van het marxisme kan maar een ding betekenen: zijn transformatie. Als men over het verschijnsel waarover we vandaag spreken nadenkt, kan men zeggen dat het een verschijnsel is dat in de westerse geschiedenis sinds de Reformatie ongekend is. Ook in de arbeidersbeweging kent de situatie in heel haar geschiedenis geen precedent. Een dergelijke ordening, een dergelijke geleding heeft de situatie nog nimmer vertoond. De overheersing van het imperialisme over de arbeidersbeweging in heel de wereld is verpletterend als nooit tevoren. In het westen heeft de arbeidersbeweging niets dan nederlagen gekend, vanaf de revoluties van 1848, die bloedig neergeslagen werden, tot aan de laatste verkiezingen in Frankrijk en Italië die nederlagen zijn. Ook de Commune is destijds in bloed gesmoord. Er was een Frans lied na de Commune - na de Commune zijn veel liederen in Frankrijk ontstaan - waarin een vader tot zijn kindje zingt: ‘Nee, Nicolas, de Commune is niet dood’. Wij kunnen dit nazeggen: de Commune is niet dood, zelfs niet wanneer we vandaag de ‘ernstige crisis van het marxisme’ vaststellen. Maar niet de ‘ernstige crisis’ van de arbeidersbeweging. We stellen op dit moment de kracht van de arbeidersbeweging vast en tegelijk de crisis van het marxisme, dat wil zeggen de crisis van de ideologie van de arbeidersbeweging. We bevinden ons momenteel in deze situatie: in de arbeidersbeweging met al haar tegenspraken, met al haar nederlagen, schuilen grote historische mogelijkheden, waarvan we de omvang niet kennen. Historische mogelijkheden die door de communistische partijen vaak en soms tragisch veronachtzaamd zijn. Van die arbeidersbeweging zijn de krachten ons onbekend, waarmee ik bedoel dat we niet weten waartoe zij in staat is, omdat zij niets anders doet dan haar organisaties haar laten doen. Deze enorme krachtsreserve bergt potenties in zich die moeilijk te onderkennen en te voorvoelen zijn. En daarenboven hebben we nog die kleinigheid, die van aanzienlijk gewicht is maar in verhouding minder belangrijk dan de arbeidersbeweging: de crisis van het marxisme, dat is de crisis van de ideologie van de arbeidersbeweging. De arbeidersbeweging heeft een ideologie die in een crisis verkeert. Dat is de situatie. De arbeidersbeweging kunnen we kennen, we kunnen haar ideologie kennen, en we kunnen weten waarom ze in een crisis verkeert. De krachtsverhouding is niet in het voordeel van de ideologie van de arbeidersbeweging. Ongetwijfeld maakt het imperialisme dankbaar gebruik van de crisis in de ideologie van de arbeidersbeweging. Maar als we in staat zijn deze crisis nauwkeurig te kennen, als we de theoretische en ideologische krachten die ze bevat, weten vrij te maken, als we in staat zijn deze krachten in dienst van de arbeidersbeweging en de volksmassa’s te stellen, dan is nog niets verspeeld. Dat is onze enige hoop in de wereld waarin we leven, maar ze is onmetelijk. En hier haal ik het beeld van Hegel over de zonsopgang aan; de crisis van het marxisme is de zonsopgang. Zal de zon morgen opgaan? Dat was de vraag die Hume had gesteld. Hegel zei: de zonsopgang is de geboorte van een historisch tijdperk. Voor ons communisten volstaat het te zeggen: morgen wordt het dag.
Dit gezegd zijnde, dient u net als ik te weten, dat alles wat ik gepoogd heb te zeggen uiterst schematisch is. Om het te verhelderen, zou ieder detailpunt toegelicht en geverifieerd moeten worden, zodat de afhankelijkheid van alle elementen in hun totaalproces in het licht gesteld zou worden.
_______________
[1] Ethica, Tweede deel, Stelling XLIII - opmerking -: De waarheid is de toetssteen voor zichzelf en het onware.
[2] Ethica, Tweede deel, Stelling VII: De orde en de samenhang van de voorstellingen zijn dezelfde als de orde en samenhang van de dingen.
[3] Op het tweede congres van de Komintern (juli-augustus 1920) werd besloten richtlijnen vast te stellen voor de toetreding van organisaties tot de Komintern. Deze richtlijnen zijn vervat in eenentwintig voorwaarden.
Naast voorwaarden met betrekking tot de organisatie van de partijpers, de verplichting tot opbouwvan parallelle illegale organisaties door elke partij, de opbouw van communistische cellen in de vakbeweging en invoering van het democratisch centralisme, vormen de voorwaarden 7 en 10 de centrale voorwaarden waarin de afsplitsing van reformistische partijen en de ‘gele Amsterdamse Internationale’ expliciet wordt geformuleerd. In voorwaarde 7 is deze breuk als volgt vastgelegd: ‘De Communistische Internationale eist onvoorwaardelijk en ultimatief de doorvoering van deze breuk op een zo kort mogelijke termijn. De Communistische Internationale kan niet toestaan dat notoire opportunisten, zoals momenteel vertegenwoordigd door Turati, Kautsky, Hilferding, Hillquit, Longuet, MacDonald, Modigliani e.a., het recht hebben lid van de Derde Internationale te zijn. Dat zou er slechts toe kunnen leiden dat de Derde Internationale in hoge mate op de ten onder gegane Tweede Internationale zou lijken.’ Zie voor de tekst van de ‘21 voorwaarden’: J. Braunthal, Geschichte der Intenationale. Berlijn/Bonn/Bad Godesberg. Deel 2, pp. 557-561. Zie ook de analyse van F. Claudin in: The communist movement, hoofdstuk 31, ‘Monolithicity’, pp. 103-125.
[4] Editions du Seuil, Parijs 1976.
[5] Althusser verwijst hier naar een centraal thema, nl. de verhouding van geschiedenis en logica, in de Einleitung. Een passage waarin Marx hier op ingaat, is de volgende: ‘De aanduidingen van een hogere ontwikkeling in de lagere diersoorten kunnen daarentegen slechts begrepen worden, wanneer deze hogere ontwikkeling zelf reeds bekend is. De burgerlijke economie levert zo de sleutel tot de antieke enz. Maar geenszins op de manier van de economen, die alle historische verschillen uitwissen en in alle maatschappijvormen de burgerlijke projecteren (...). Hoewel het dus waar is, dat de categorieën van de burgerlijke economie een waarheid voor alle andere maatschappijvormen bezitten, moet men dit slechts met een korrel zout nemen. Ze kunnen deze in een ontwikkelde, geatrofieerde, gekarikaturiseerde enz. vorm bevatten, maar altijd met een essentieel verschil. De zogenaamde historische ontwikkeling berust er in het algemeen op, dat de laatste vorm de vormen uit het verleden beschouwt als trappen op weg naar haarzelf en ze altijd in een eenzijdig licht stelt, aangezien ze zelden - en alleen onder zeer specifieke voorwaarden - in staat is zichzelf aan kritiek te onderwerpen.’ (Einleitung, p. 26; Nederlandse vertaling, TEU 17, pp. 511-512.) Zie verder L. Althusser, Lire le Capital. Deel 1, hfdst. V, ‘Le marxisme n’est pas un historicisme’, pp. 153 e.v.
[6] Met de term stachanovisme wordt geduid op de campagne die in de tweede helft van de jaren dertig in de Sovjet-Unie werd gevoerd ter verhoging van de productiviteit. Daarbij werden materiële prikkels als prestatiebeloning en premiestelsels ingevoerd. Het stachanovisme werd gelanceerd op de eerste conferentie van stachanovisten in november 1935.
[7] Opmerkelijk is, dat het verslag in het dagblad van de CPN, De Waarheid, van deze Nijmeegse lezing van Althusser geplaatst werd onder de kop ‘Althusser laat het marxisme verdwijnen’.