Geschreven: 30 april 1902
Bron: De Nieuwe Tijd, 7e jaargang, 1902 - Via: kb.nl
Deze versie: matige modernisering van het Nederlands
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
In het Publieke Domein
| Hoe te citeren?
Laatst bijgewerkt:
Verwant: • Massastaking, partij en vakbonden • De staking • ... en vele andere artikelen! |
Brussel, 30 april 1902
Ik lees in de Neue Zeit het artikel van partijgenote R. Luxemburg, dat in zeer levendige uitdrukkingen de door de Belgische arbeiderspartij in haar strijd voor algemeen kiesrecht gevolgde tactiek kritiseert.
Misschien zou het meer broederlijk geweest zijn met deze kritieken het ogenblik af te wachten waarop wij niet meer de aanvallen van onze vijanden behoeven af te weren, maar dit terloops; wat daarentegen zeer gewichtig is, dat is, om in afwachting van een volkomen bericht over het voorgevallene in België, voorlopig enige verkeerde beweringen van onze partijgenote te weerleggen.
Inderdaad, wanneer men partijgenote Luxemburg hoort, dan hebben de liberalen de leiding van onze beweging naar zich toegehaald, het strijddoel bepaald, de te gebruiken middelen gekozen, in één woord de leden van de generale raad der arbeiderspartij onder hun voogdijschap genomen.
Dergelijke beweringen moeten voor eenieder wonderlijk klinken die het Belgisch liberalisme kent, die weet met welk een resignatie, met welk een sterk tegenstribbelen zich de liberalen - de vruchtgebruikers van het meervoudige stemrecht in hun eigenschap als bourgeois in gelijke mate als de klerikalen – tot het algemeen kiesrecht, enigszins als een ter dood veroordeelde naar het schavot hebben laten voortslepen.
Om hun ondersteuning voor de herziening te verkrijgen waren verscheidene jaren hardnekkige propaganda nodig en een dreigement met de afvalligheid van een deel van hun troepen. Om deze ondersteuning compleet te maken was het eveneens noodzakelijk – zonder dat er een formeel verdrag tussen liberalen en socialisten bestond – dat de arbeiderspartij bij de herziening momentaan het algemeen kiesrecht voor mannen beperkte en dat voor de vrouwen uitsloot.
Ik voor mijn persoon verzette mij tegen dit besluit zolang als ik kon, ik ben het echter aan de waarheid verschuldigd te constateren dat, wanneer het niettegenstaande dat tot stand gekomen is, het minder als concessie aan de liberalen gebeurde, dan uit consideratie voor de grote massa arbeiders, die tot mijn groot leedwezen zeer vijandig tegenover een dadelijke invoering van het vrouwenkiesrecht stonden, uit angst dat op deze manier de heerschappij van de klerikalen voor onbepaalde tijd verlengd zou worden.
Hoe het ook zij, wanneer het ook waar is dat de drie oppositiepartijen, liberalen, socialisten en christelijke democraten, ten slotte het over het doel van de campagne eens werden, evenals de vrijzinnigen en de Duitse sociaaldemocraten in de bestrijding van het toltarief het eens zijn, zo is het toch absoluut onwaar dat er ooit een alliantie of overeenkomst met betrekking tot de tactiek, tot de strijdmiddelen tussen de liberalen en socialisten is gesloten.
Van het eerste ogenblik van agitatie – wat overigens de gehele wereld vooruitgezien had – keerden zich de liberalen, die van het begin af iedere niet-parlementaire actie verboden hadden, tegen ons. De burgemeesters van Brussel en andere steden, waar de liberalen dankzij het gemeentelijk kiesrecht de meerderheid hebben, organiseerden de repressie met dezelfde hardheid als de regering zelf, en de arbeiderspartij, die men in de Neue Zeit als de gehoorzame dienares van het liberalisme voorstelt, zag zich geheel alleen tegenover al de machten van de verenigde bourgeoisie gesteld.
Onder deze omstandigheden, zeer verschillend van die welke vroeger de val van het ministerie-Van den Peerenboom veroorzaakt hadden, werd de actie op straat machteloos. Wat konden de duizenden manifestanten met al hun moed tegen de geweren van de gendarmerie en de burgerwacht doen, waarbij zich de zestigduizend bajonetten van het geregelde leger aansloten, een leger waarvan het grootste gedeelte zich toch naar het commando tot moord gevoegd zou hebben.
Bleef over de algemene staking, die geweldige demonstratie, die weergaloos plotseling door meer dan driehonderdduizend man voorbereid werd, die hun arbeid neerlegden, om hun recht te eisen.
Dat deze demonstratie ontoereikend was om de tegenstand van de klerikale meerderheid te breken, dat hebben de gebeurtenissen bewezen. Dat zij echter nutteloos was dat bestrijden wij in ieder opzicht.
En om dit te bewijzen zal het genoeg zijn te constateren dat de held van de rechterzijde, de ziel van de tegenstand, de heer Woeste, die drie weken vroeger van toegeven niets horen wou, ja zelfs het hele bestaan van een herzieningsbeweging ontkende, bij de stemming op de 18e april zich genoodzaakt zag de volgende verklaring te geven:
“Wij weten dat de instellingen niet onveranderlijk zijn. De wetten zijn veranderlijk en wanneer de partijen bereid waren de problemen van het kiesrecht zonder hartstocht te overwegen en naar een van de nu geldige verschillende oplossing te zoeken, zonder tot een eenvoudig algemeen kiesrecht zonder enige beperking (suffrage universel pur et simple) te gaan, dan ben ik overtuigd, dat een groot gedeelte van ons tot zo’n overweging besluiten zou.”
Zo schijnt het dan dat de rechterzijde zich spoedig aan een revisie zal moeten onderwerpen. De linkerzijde treedt daarvoor voltallig op, en is eens de herziening besloten, dan zijn wij absoluut zeker dat wij met de overwinning van het algemeen kiesrecht zullen eindigen.
Voorlopig evenwel werd onze herzieningsvoordracht afgewezen en het zou absurd geweest zijn te denken dat het volhouden van de algemene werkstaking de meerderheid tot het veranderen van hun besluit zou hebben kunnen bewegen.
Anderzijds werd het twee dagen na de verwerping, op de 20ste april geheel duidelijk dat de koning zich, tot het grootste nut van de republikeinse idee, met zijn ministers solidair verklaarde en van zijn recht tot Kamerontbinding afzag. Wat kon nu van dit ogenblik af de algemene staking bereiken? Was het niet onvergelijkelijk beter haar te doen ophouden, aan het proletariaat de onnodige offers te sparen, zijn krachten voor een nieuwe aanval te bewaren en een nieuw bewijs voor de proletarische discipline te geven door algemene hervatting van de arbeid?
Dit was het, wat de algemene raad der arbeiderspartij besloot, niet volgens een voorslag der radicalen, wier manifest geen haar in de weegschaal gewogen heeft, maar na raadpleging van de gedelegeerden van de lokale federaties der vakverenigingen die zich, met 29 stemmen tegen een of twee stemonthoudingen, voor de directe hervatting van de arbeid uitgesproken hadden.
Het volgende congres van de arbeiderspartij zal beoordelen of dit besluit aan het goed begrepen belang van de socialistische zaak beantwoord heeft. Ondertussen beweer ik dat deze nederlaag onze moed niet verzwakt heeft en dat wij met meer energie dan ooit besloten zijn de strijd tot aan de overwinning te voeren. Ik bedank nog de Duitse partijgenoten, die ons in deze moeilijke tijden materieel en moreel gesteund hebben.
Dit artikel is een antwoord op Rosa Luxemburgs: Het Belgische experiment