Geschreven: 5 december 1932
Bron: het Engelstalige Trotski-archief
Vertaling: J. Piet Andries 14/11/07
HTML: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, december 2007
Meneer Vandervelde,
Jaren geleden schreef u mij een open brief betreffende, als ik mij niet vergis, de repressie tegenover de mensjewieken en sociaal-revolutionairen. In het algemeen en constant hebt u zich afgezet tegen de bolsjewieken, in de naam van de democratie. Dat is uw recht. Indien uw kritiek niet het doel bereikte, is dit omdat wij bolsjewieken, handelen volgens de principes van de dictatuur van het proletariaat.
De Russische sociaal-revolutionairen, uw medegelovigen in democratie, begonnen tegen ons, toen, een terroristische strijd. Zij verwondden Lenin en trachten mijn militaire trein te ontsporen. Voor het Sovjet Tribunaal gebracht, vonden zij in u één van hun meest fervente verdedigers. De regering waartoe ik behoorde, gaf u de toestemming, niet alleen om naar Sovjet-Rusland te komen maar ook om voor het tribunaal te verschijnen als advocaat van diegenen die geprobeerd hadden het hoofd van de eerste arbeidersstaat te vermoorden. In uw pleidooi, dat wij in onze pers lieten verschijnen, beriep u zich steeds weer op de principes van democratie. Het was uw recht.
De 4de december 1932, bevond ik me samen met medereizigers op weg naar de haven van Antwerpen. Ik had voorgesteld om noch de dictatuur van het proletariaat te propageren, noch om mezelf op te werpen als verdediger van de communisten en de gearresteerde stakers, die, voor zover ik weet, in het geheel geen aanslag tegen het parlement in Brussel hadden gepleegd. Sommige van mijn medereizigers, waaronder mijn vrouw, wilden Antwerpen bezoeken. Eén van hen, moest omwille van zijn reis, het consulaat van de stad aandoen. Men weigerde hen en hem, zelfs onder bewaking, de toegang tot de Belgische grond. Het gedeelte van de haven waar onze boot lag, was zorgvuldig omsingeld. Aan beide kanten van de boot stonden politiemannen te paard. Van op de brug konden wij de revue zien passeren van de politie van de democratie, zowel militaire als burgerlijke. Het was een spektakel. Het aantal agenten en flikken — vergeef mij deze familiaire uitdrukking — overtrof het aantal matrozen en dokwerkers. De boot leek een provisoire gevangenis. Het deel van de haven: een gevangeniskoer. Het hoofd van de politie kopieerde onze papieren, hoewel wij geen Belgisch grondgebied betraden en wij niet geautoriseerd waren om in Antwerpen te verblijven. Hij vroeg om uitleg omdat mijn paspoort de naam Sedoff vermelde. Ik weigerde elke discussie met de Belgische politie met wie ik niets te maken had.
De politieofficier trachtte bedreigend over te komen. Hij verklaarde dat hij het recht had om allen die een boottocht maakten in Belgische wateren te arresteren. Ik moet overigens toegeven dat er geen arrestatie plaatsvond.
Ik vraag u in mijn woorden geen klacht te ontwaren. Het zou belachelijk zijn te klagen over zo’n bagatelle in het licht van wat de arbeidersklasse en in het bijzonder de communisten in heel de wereld te verduren hebben. Maar het voorval in Antwerpen lijkt mij een voldoende excuus om terug te keren naar uw open brief die ik toen nog niet had beantwoord.
Ik hoop dat ik niet verkeerd ben om België tot de democratieën te rekenen. De oorlog die u gevoerd hebt was — is het niet zo? — de oorlog voor democratie. Na de oorlog stond u aan het hoofd van België als minister en zelfs als premier. Wat is er meer nodig om de democratie volledig te laten open bloeien? Daarover bestaat er geloof ik, geen enkel misverstand tussen ons. Waarom dan, desondanks, bevat deze democratie nog zoveel politioneel elan van het oude Pruisen. En kan men aannemen dat de democratie, die zo een zenuwschok krijgt bij de toevallige komst van een bolsjewiek, zichzelf in staat zou achten de klassenstrijd te neutraliseren en de geweldloze transformatie van kapitalisme naar socialisme te verzekeren?
Als antwoord zult u mij ongetwijfeld de Tsjeka, de GPOe, de deportatie van Rakovski en mijn eigen verbanning van de Sovjet-Unie in herinnering brengen. Dit argument is vals. Het regime van de Sovjet-Unie verfraait zich niet met pauwenveren. Indien de overgang naar socialisme mogelijk zou geweest zijn in staatsvormen gecreëerd door het liberalisme, zou een revolutionaire dictatuur niet nodig zijn. Voor het Sovjetregime kan en moet men de vraag stellen of ze in staat is de arbeiders de strijd tegen het kapitalisme aan te leren. Maar het is absurd om de dictatuur van het proletariaat te vragen om de vormen en zeden van de liberalen te hanteren. De dictatuur heeft haar eigen tamelijk strenge methode en logica. De slagen van deze logica raken geregeld de proletarische revolutionairen die deelnamen aan het tot stand komen van het dictatoriaal regime. Ja, in de onderdrukking van een geïsoleerde arbeidersstaat, verraden door de sociaaldemocratie, heeft het bureaucratisch apparaat een macht veroverd die gevaarlijk is voor de socialistische revolutie. Niemand hoeft mij hierop te wijzen. Maar tegenover de klassenvijand, neem ik alle verantwoordelijkheid niet alleen voor de Oktoberrevolutie die de dictatuur voortbracht, maar ook voor de Sovjetrepubliek, zoals die vandaag is, met haar regering die mij naar het buitenland verbannen heeft en mij mijn Sovjetburgerschap heeft ontnomen.
Wij hebben democratie vernietigd om kapitalisme te overmeesteren. U verdedigt kapitalisme zogezegd in naam van democratie. Maar waar zit die democratie?
In elk geval niet in Antwerpen. Er waren agenten, flikken en gendarmen gewapend met geweren. Maar men zocht tevergeefs naar een glimp van het recht op democratisch asiel.
Niettegenstaande alles verliet ik de Antwerpse wateren zonder enig pessimisme. Tijdens de middagpauze kwamen dokwerkers van de dokken naar de haven. 20 à 30 sterke en kalme Vlaamse proletariërs, voor het merendeel zwart van het kolenstof. Een cordon politieagenten scheidden hen van ons. In stilte peilden de dokkers de aanwezigen en het gebeuren. Een enkele dokwerker knipoogt richting politie. Wij op de brug antwoorden: lachend. Er is wat tumult onder de arbeiders. Zij hebben hun gelijken herkend, zoals de Russen zeggen. Ver van mij om te stellen dat de dokkers van Antwerpen bolsjewieken zijn. Maar instinctief staan ze aan onze kant. Terugkerend naar hun werk lachen ze vriendelijk en velen groeten ons door de hand aan de pet te slaan, saluerend. Dat is onze democratie, volgens ons.
Wanneer de boot de Schelde afvoer, in het nevelig schemerlicht, langs de kade, met hun door de crisis verlamde kranen, weerklonk in de haven het vaarwelgeroep van onze onbekende maar trouwe vrienden.
Om deze regels te beëindigen tussen Antwerpen en Vlissingen zend ik mijn broederlijke groet aan de Belgische arbeiders.
5 december 1932
L. Trotski