Karl Marx
Het Kapitaal, boek 3
Hoofdstuk 7


Aanvulling

Gesteld, zoals verondersteld in dit deel, dat het winstbedrag in een bepaalde productiesector gelijk is aan de som van de geproduceerde meerwaarde, dat het geïnvesteerde totale kapitaal in deze sector voortbrengt. Dan zal de bourgeois die winst toch niet opvatten als identiek met de meerwaarde, d.w.z. met onbetaalde meerarbeid, en wel om de volgende redenen:

1. In het circulatieproces vergeet hij het productieproces. Het realiseren van de warenwaarde – waarin het realiseren van de meerwaarde is begrepen – geldt voor hem als de drijvende kracht van deze meerwaarde. {Een leemte in het manuscript duidt aan dat Marx van plan was dit punt nader te ontwikkelen. – F.E.}

2. Eenzelfde uitbuitingsgraad veronderstellende, heeft aangetoond dat, afgezien van alle modificaties door het kredietsysteem aangebracht, afgezien wederzijdse oplichterij en bedrog van kapitalisten onder elkaar, verder afgezien van een gunstige markt, waar de winstvoet zeer verschillend kan zijn, naargelang de grondstof goedkoper of minder goedkoper, met meer of minder kennis van zaken is aangekocht; al naargelang de machines productief, efficiënt en goedkoop zijn; al naargelang de gehele organisatie op de verschillende niveaus van het productieproces, de verspilling van materiaal min of meer tegengaat, bestuur en toezicht eenvoudig en effectief is enz. Kortom, gegeven de meerwaarde van een bepaald variabel kapitaal, hangt het nog veel af van de individuele bekwaamheid, van de kapitalisten zelf, of van zijn manager en zaakgelastigde, of deze meerwaarde zich in een grotere of kleinere winstvoet uitdrukt, bijgevolg een grotere of kleinere winstmassa geeft. Dezelfde meerwaarde van £1.000, het product van £1.000 arbeidsloon, is qua constant kapitaal bij onderneming A £9.000 en in bedrijf B £11.000. Bij A hebben we w’ = 1.000/10.000 = 10 %. In geval B hebben we w’ = 1.000/12.000 = 81/3 %. Het totale kapitaal produceert bij A naar verhouding meer winst dan bij B, omdat daar de winstvoet hoger is, hoewel in beide gevallen het voorgeschoten variabel kapitaal = 1.000 en de meerwaarde eveneens = 1.000 en dus in beide gevallen een even grote uitbuiting van evenveel arbeiders plaatsvindt. Dit verschil in creatie van eenzelfde hoeveelheid meerwaarde of het verschil in winstvoeten en dus de winst zelf, bij gelijke uitbuiting van de arbeid, kan ook afkomstig zijn uit andere bronnen; ze kan echter ook enkel en alleen voortkomen uit verschil in zakelijke bekwaamheid, waarmee beide bedrijven zijn gemanaged. En deze omstandigheid misleidt de kapitalisten – overtuigt hen – dat de winst niet te wijten is aan uitbuiting van de arbeid, maar minstens gedeeltelijk ook aan andere, onafhankelijke omstandigheden en in het bijzonder het individueel handelen.


De analyse, in dit eerste deel, laat de onjuistheid zien van de opvatting (van Rodbertus), volgens welke (in tegenstelling tot de grondrente, waar bv. het grondareaal hetzelfde blijft, terwijl de rente stijgt) een verandering in kapitaalsgrootte van geen invloed op de verhouding winst en kapitaal en dus op de winstvoet, zou hebben, omdat, wanneer de winst toeneemt, ook het kapitaal toeneemt, waarop deze wordt berekend en omgekeerd.

Dit geldt slechts in twee gevallen. Ten eerste wanneer, alle andere omstandigheden, zeker de meerwaardevoet, als onveranderd worden verondersteld, er een waardeverandering is van de waar, die de geldwaar is. (Hetzelfde gebeurt bij een nominale waardeverandering, het stijgen of dalen van een waardesymbool, onder overigens gelijk blijvende omstandigheden.) Is het totale kapitaal = £100 en de winst = £20, de winstvoet is dan = 20 %. Daalt of stijgt [1e oplage: stijgt of daalt; veranderd naar het manuscript van Marx] het goud tot 100 %, dan zal in het eerste geval hetzelfde kapitaal £200 waard zijn, dat vroeger £100 waard was en de winst dan een waarde hebben van £40, d.w.z. zich zo presenteren, in plaats van de eerdere £20. In het tweede geval daalt het kapitaal tot een waarde van £50 en de winst presenteert zich als £10. Maar in beide gevallen is 200 : 40 = 50 : 10 = 100 : 20 = 20 %. In al deze gevallen zou er feitelijk geen grootteverandering in kapitaalwaarde zijn, maar alleen een gelduitdrukking van dezelfde waarde en dezelfde meerwaarde. Hierom kan m/K, of de winstvoet, niet worden beïnvloed.

In het andere geval, wanneer een werkelijke grootteverandering van de waarde plaatsvindt, maar deze grootteverandering niet gepaard is aan een verandering in de verhouding van v : c, d.w.z., wanneer bij constante meerwaardevoet de verhouding van in arbeidskracht geïnvesteerde kapitaal (het variabel kapitaal gezien als index van in beweging gezette arbeidskracht) tot het in productiemiddelen geïnvesteerde kapitaal hetzelfde blijft. Onder deze omstandigheden, of we nu K of nK of K/n hebben, bv. 1.000 of 2.000 of 500, zal de winst, bij 20 % winstvoet, in het eerste geval 200, in het tweede = 400, in het derde = 100 zijn; maar 200/1.000 = 400/2.000 = 100/500 = 20 %. D.w.z. de winstvoet blijft hier onveranderd, omdat de samenstelling van het kapitaal hetzelfde blijft en door zijn grootteverandering niet wordt beïnvloed. Toe- of afname van de winstmassa toont hier enkel toename of afname in de grootte van het aangewende kapitaal.

In het eerste geval is er, daarom, slechts een schijnbare grootteverandering van het aangewende kapitaal, in het tweede geval is er een reële grootteverandering, maar geen verandering van de organische samenstelling van het kapitaal, in de verhouding van het variabel tot het constante deel. Maar met uitzondering van deze beide gevallen, is een grootteverandering van het aangewende kapitaal ofwel een gevolg van een voorafgaandelijke waardeverandering in een van zijn bestanddelen en daarom een wijziging in de relatieve grootte van deze delen (voor zover de meerwaarde zelf, niet verandert met het variabel kapitaal); ofwel is deze grootteverandering (zoals activiteiten op groter schaal, ingebruikneming van nieuwe machines etc.) de oorzaak van een wijziging in de relatieve grootte van de twee organische bestanddelen. In al deze gevallen, bij verder gelijk blijvende omstandigheden, moet een grootteverandering van het aangewende kapitaal, vergezeld zijn van een gelijktijdige verandering van de winstvoet.


Een toename van de winstvoet is altijd het gevolg van het feit dat, relatief of absoluut, de meerwaarde in verhouding tot haar productiekost, d.w.z. tot het voorgeschoten totale kapitaal, toeneemt of het verschil tussen winstvoet en meerwaardevoet vermindert.

Schommelingen in de winstvoet zijn mogelijk, onafhankelijk van veranderingen in de organische samenstelling van het kapitaal of van de absolute grootte van het kapitaal, door het stijgen of dalen van de waarde van het voorgeschoten kapitaal, in de vaste of circulerende vorm, als gevolg van de voor reproductie vereiste arbeidstijd, deze toe- of afname gebeurt onafhankelijk van het reeds bestaande kapitaal. De waarde van elke waar – dus ook de waren waaruit het kapitaal bestaat – is niet bepaald door de in haar vervatte noodzakelijke arbeidstijd, maar door de sociaal noodzakelijke arbeidstijd, die voor haar reproductie nodig is. Deze reproductie kan plaatsvinden onder moeilijke of onder gunstige omstandigheden, verschillend aan de oorspronkelijke productievoorwaarden. Neemt het onder de veranderde omstandigheden dubbel zoveel of omgekeerd half zoveel tijd, om hetzelfde kapitaal te reproduceren, dan zou met een ongewijzigde geldwaarde, als het vroeger £100 waard was, nu £200, respectievelijk £50 waard zijn. Zou deze waardestijging of waardaling alle delen van het kapitaal gelijkmatig beïnvloeden, dan zal ook de winst zich overeenkomstig uitdrukken in een dubbele of in een halve geldsom. Impliceert het echter een wijziging van de organische samenstelling van het kapitaal, stijgt of daalt de verhouding van het variabel tot het constant kapitaaldeel, dan zal de winstvoet bij verder gelijk blijvende omstandigheden toenemen met relatief toenemend, en dalen bij relatief dalend variabel kapitaal. Stijgt of daalt enkel de geldwaarde (als gevolg van een waardeverandering van het geld) van het voorgeschoten kapitaal, dan stijgt of daalt in dezelfde verhouding de gelduitdrukking van de meerwaarde. De winstvoet blijft onveranderd.