Friedrich Engels

4 mei in Londen


Geschreven: tussen 5 en 21 mei 1890
Bron: Tegen het reformisme, Uitgeverij Progres, Moskou 1990. Een bundel teksten (extracten) rond het thema reformisme
Vertaling: Uitgeverij Progres
Deze versie: Spelling - Voetnoten zijn niet overgenomen
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, januari 2009

Laatste bewerking: 30 januari 2009


Verwant:
De oorsprong van 1 mei van Rosa Luxemburg
De oorsprong van 1 mei van Ernest Mandel

De meiviering van het proletariaat heeft een tijdperk geschapen, niet alleen dankzij haar universele karakter, dat haar tot de eerste internationale actie van de strijdende arbeidersklasse maakte. Zij bood tevens de gelegenheid om de hoogst verheugende successen van de beweging in de afzonderlijke landen te constateren. Zowel vijanden als vrienden zijn het erover eens, dat van alle landen op het Europese continent de proletarische viering op de meest schitterende en waardige wijze was gehouden in Oostenrijk en van de Oostenrijkse steden in Wenen, waardoor de Oostenrijkse en met name de Weense arbeiders een wel heel andere plaats in de beweging hebben ingenomen. Nog enkele jaren geleden was de beweging in Oostenrijk bijna doodgebloed, de arbeiders van de Duitse en Slavische landen onder de kroon waren verdeeld in twistzieke partijen en verspeelden hun krachten in een interne strijd; als slechts drie jaar terug iemand zou gaan beweren, dat Wenen en heel Oostenrijk op 1 mei 1890 aan iedereen zou laten zien, hoe het proletariaat in klasseverband een viering moet houden, zou men de spot met hen gedreven hebben. We moeten dit niet uit het oog verliezen, wanneer we onze mening moeten geven over de onderlinge strubbelingen, die nog steeds de arbeiders in de andere landen van hun krachten beroven, bijvoorbeeld in Frankrijk. Wie zal gaan beweren, dat Parijs niet kan presteren wat Wenen heeft gedaan?

Doch op 4 mei heeft Londen Wenen overschaduwd. Het belangrijkste en meest grandioze in de meiviering vind ik die omstandigheid, dat op 4 mei 1890 het Engelse proletariaat, ontwaakt uit een veertigjarige winterslaap, zich opnieuw heeft gevoegd in de beweging van zijn klasse. Om dit te begrijpen is het noodzakelijk kennis te maken met de voorgeschiedenis van de 4e mei.

Begin vorig jaar kwam ’s werelds grootste en armste arbeiderswijk – het Londense East End – langzaamaan in beweging. Op 1 april 1889 werd de Vakvereniging van Arbeiders in het Gaswezen en Ongeschoolde Arbeiders (Gas Workers and General Labourers Union) opgericht; op dit moment telt deze tegen de 100.000 leden. Door de actieve medewerking van hoofdzakelijk deze geïnteresseerde bond (vele arbeiders werken ’s winters in gasbedrijven en ’s zomers op de dokken) vond een grandioze staking van dokwerkers plaats, die zelfs de hoogste arbeidersgroeperingen in het oostelijk deel van Londen uit hun passieve toestand opwekte. De laatste tijd kwamen onder deze hoofdzakelijk ongeschoolde arbeiders één voor één nieuwe vakbonden op en hun reeds bestaande bonden, die tot nu toe een erbarmelijk bestaan hadden geleid, ontplooien zich snel. Doch deze nieuwe trade-unions verschillen sterk met de oude. De oude trade-unions met hun ‘geschoolde’ arbeiders hebben een besloten karakter; ze nemen volstrekt geen arbeiders zonder opleiding in een werkplaats aan en scheppen daarmee een concurrentie van de kant van deze onopgeleide arbeiders; ze zijn rijk, maar hoe rijker ze worden, des te meer ontpoppen zij zich tot louter zieken- en begrafeniskassen; ze zijn conservatief en zweren al het ‘vervloekte’ socialisme af, voor zover en zolang dat kan. De nieuwe bonden van de ‘ongeschoolde’ arbeiders daarentegen nemen elke beroepsgenoot aan; ze fungeren hoofdzakelijk, de bonden van de arbeiders in het gaswezen zelfs uitsluitend, voor het houden van stakingen en het beheer van stakingskassen; en als hun gelederen hier tot de laatste man uit socialisten bestaan, dan willen ze in elk geval dat hun leiders beslist alleen socialisten zijn en niets anders. Maar de socialistische propaganda wordt in East End al jarenlang actief gevoerd; bijzonder veel is hieraan gedaan door Eleanor Aveling-Marx en haar man Edward Aveling, die de laatste vier jaar in de ‘radicale clubs’, die bijna uitsluitend uit arbeiders bestaan, een heel voedingrijke bodem hebben gevonden voor de propaganda, die zij met veel verve voerden en, zoals nu is gebleken, met groot succes. Tijdens de dokwerkerstaking was mevr. Aveling één van de drie vrouwen die zich bezighielden met het uitdelen van uitkeringen en uit dankbaarheid hiervoor heeft de heer Hyndman — de deserteur van Trafalgar Square — hen belasterd met de verklaring, dat zij hiervoor wekelijks elk drie pond sterling uit de stakingskas hadden afgedwongen. De staking in Silvertown, die eveneens in East End werd gehouden in de winter van dat jaar, werd bijna geheel door mevr. Aveling alleen geleid, in het comité van arbeiders in het gaswezen vertegenwoordigt zij de door haarzelf opgerichte vrouwensectie.

In de herfst van vorig jaar bemachtigden de arbeiders in de gasondernemingen van Londen de achturige werkdag, maar in het zuiden van de stad raakten ze hem weer kwijt als gevolg van een ongelukkige staking, waarmee hun voldoende aangetoond werd, dat in het noorden van Londen deze overwinning zeker niet voor altijd is gewaarborgd. Moeten we ons dan verbazen, dat deze arbeiders maar al te graag gehoor gaven aan het voorstel van mevr. Aveling om in Londen overeenkomstig het besluit van het Parijse congres een meiviering te houden ten bate van de wettelijke vastlegging van de achturige werkdag? In samenwerking met enige socialistische groeperingen, radicale clubs en andere trade-unions in East End formeerden de arbeiders een Centraal Comité, dat voor dit doel een grote demonstratie in Hyde Park moest organiseren. Nadat was gebleken, dat elke poging om deze demonstratie op donderdag 1 mei van dit jaar te houden onvermijdelijk op een mislukking moest uitlopen, werd besloten deze te verzetten naar zondag 4 mei.

Om zo mogelijk alle Londense arbeiders te laten deelnemen aan de demonstratie, nodigde het Centraal Comité in zijn simpele naïveteit tevens de Londense raad der trade-unions uit. Deze organisatie bestaat uit gedelegeerden uit de Londense trade-unions en daarbij voornamelijk uit de oude vakbonden van ‘geschoolde’ arbeiders en voor het merendeel zetelen hier, zoals te verwachten viel, vooralsnog antisocialistische elementen. De Raad der Trade Unions zag in, dat de beweging ten bate van de achturige werkdag hem boven het hoofd dreigde uit te groeien. De oude trade-unions komen eveneens op voor de achturige werkdag, doch niet voor de wettelijke vastlegging ervan. Hun benadering van de achturige werkdag houdt in, dat voor acht uur werk het normale dagloon dient te worden uitbetaald — zo-en-zoveel per uur — maar dat tevens eenieder een willekeurig aantal extra uren per dag mag doorwerken, waarbij elk extra uur dat wordt gemaakt wordt betaald als, laten we zeggen, anderhalf of twee normale werkuren. Aldus ging het hun erom, de demonstratie te voegen naar de strijd voor de achturige werkdag op basis van de ‘vrije’ overeenkomst en niet voor de achturige werkdag die door een parlementaire uitspraak tot een bindende regel is gemaakt. Met dit doel verenigde de Raad der Trade Unions zich met de Sociaal-Democratische Federatie van bovengenoemde Hyndman, een vereniging, die handelt alsof alleen deze gezindte in het Engelse socialisme redding kan brengen en die in alle consequentheid een eeuwig verbond is aangegaan met de Franse possibilisten door een delegatie naar hun congres te zenden en die daarom van meet af aan de meiviering, die is ingesteld door het marxistische congres, beschouwd heeft als een zonde tegen de Heilige Geest. De beweging groeide ook deze vereniging boven het hoofd; doch aansluiting bij het Centraal Comité zou een onderwerping aan de ‘marxistische’ leiding betekenen; als de Raad der Trade Unions daarentegen zelf het recht in handen zou nemen en als de viering niet op 1 mei, maar op 4 mei zou plaatsvinden, dan zou het geen kwaadaardige ‘marxistische’ meiviering meer zijn en zou men eraan kunnen deelnemen. En ook al komt het punt van de wettelijke vastlegging van de achturige werkdag niet voor in het programma van de Sociaal-Democratische Federatie, ging deze graag in zee met de Raad der Trade Unions.

En nu haalden de nieuwe bondgenoten, die deze vreemde symbiose waren aangegaan, met het Centraal Comité een streek uit die in het politieke handelen van de Engelse bourgeoisie niet alleen toelaatbaar maar tevens heel gehaaid zou worden gevonden, maar welke de Europese en Amerikaanse arbeiders waarschijnlijk allersmerigst zullen vinden. Het geval wil, dat bij het voorbereiden van massale bijeenkomsten in Hyde Park de organisatoren ervan hun plannen van tevoren moeten voorleggen aan het Ministerie van Openbare Werken (Board of Works) en hiermee de details bespreken, in het bijzonder toestemming krijgen om wagens het gras op te rijden die als tribunes moeten dienen. Daarbij is er een regel, die, als reeds over een bijeenkomst is verwittigd, een tweede bijeenkomst op diezelfde dag in het park verbiedt. Het Centraal Comité had zo’n verwittiging nog niet gedaan. Zodra de verenigde organisaties van het andere kamp dit hadden vernomen, verklaarden zij onmiddellijk van plan te zijn op 4 mei een bijeenkomst in het park te houden en kregen toestemming voor het opstellen van 7 tribunes en zij lieten het Centraal Comité overal buiten.

De Raad der Trade Unions en de Federatie gingen ervan uit, dat het park voor de 4e mei hiermee was gereserveerd en niets de overwinning in de weg stond. Toen riep de Raad een vergadering van gedelegeerden van de trade-unions bijeen en nodigde ook twee gedelegeerden van het Centraal Comité hiertoe uit. Dit laatste zond drie van zijn vertegenwoordigers naar de vergadering, waaronder mevr. Aveling. De Raad der Trade Unions gedroeg zich tegenover hen als heer en meester van de situatie. Hij verklaarde, dat alleen vakverenigingen in de demonstratie konden meedoen en met hun vaandels konden lopen, dus noch de socialistische bonden, noch de politieke clubs kregen daar toestemming voor. Op welke gronden in dat geval de Sociaal-Democratische Partij kon deelnemen aan de demonstratie bleef een raadsel. De Raad legde de vergadering een van tevoren opgesteld project, een resolutie voor, waaruit juist de eis tot wettelijke vastlegging van de achturige werkdag was geschrapt; het voorstel om deze eis opnieuw op te nemen werd noch ter beoordeling, noch voor stemming gepresenteerd. Tot besluit weigerde de Raad mevr. Aveling als gedelegeerde toe te laten, omdat zij geen fysieke arbeid zou verrichten (wat onjuist is), terwijl de voorzitter van de Raad zelf, de heer Shipton, nu alweer zo’n goede 15 jaar er niet over piekerde om zijn stiel te bedrijven.

De arbeiders uit het Centraal Comité waren verontwaardigd over de streek die met hen was uitgehaald. De demonstratie leek onherroepelijk een zaak van twee organisaties, die slechts een onbetekenende minderheid van de Londense arbeiders vormden. En hiertegen leek geen ander middel mogelijk dan de tribunes aan de Raad der Trade Unions stormenderhand in te nemen, wat de gasarbeiders dan ook dreigden te doen. Toen stapte Edward Aveling naar het ministerie en wist, in weerwil van de geldende regels, voor het Centraal Comité het recht los te krijgen om in het park eveneens zeven tribunes in te richten. De poging om via oplichterij de demonstratie te gebruiken voor de belangen van de minderheid leed schipbreuk: de Raad der Trade Unions deed een stap terug en was gaarne bereid om met het Centraal Comité te onderhandelen over het organiseren van de demonstratie op voet van gelijkheid.

Deze voorgeschiedenis moet men kennen om van deze demonstratie het karakter te vatten en de betekenis naar waarde te schatten. Voorgesteld door de pas in beweging gekomen arbeiders van East End, genoot hij zo’n algemene sympathie, dat twee organisaties, die niet minder vijandig tegenover elkaar stonden dan zij samen tegenover de demonstratie stonden, zich gedwongen zagen samen in zee te gaan, om de leiding in handen te krijgen en de bijeenkomst voor hun eigen belangen te gebruiken. Enerzijds de conservatieve Raad der Trade Unions, die gelijkgerechtigdheid van kapitaal en arbeid predikte, en anderzijds de met zijn radicalisme te koop lopende Sociaal-Democratische Federatie, die altijd, wanneer het geen gevaar opleverde, hoog van de toren blies over de sociale revolutie, — beide organisaties verenigden zich voor een smerige streek, om een kapitaal te slaan uit de hun allebei zo gehate demonstratie. Als gevolg van deze gebeurtenissen splitste de bijeenkomst op 4 mei zich op in twee delen. Aan de ene zijde: de conservatieve arbeiders, vergezeld door een zwakke maar heerszuchtige socialistische sekte; aan de andere zijde: de brede massa’s van de pas in beweging gekomen arbeiders, die niets meer willen weten van het manchesterisme van de oude trade-unions en hun krachten inzetten om de volledige vrijmaking te verwerven en deze te verwerven samen met die bondgenoten, die ze zelf hebben uitgekozen en niet met bondgenoten, die hun zijn opgedrongen door een kleine socialistische kliek. Aan de ene zijde de stagnatie, vertegenwoordigd door de trade-unions, die zichzelf nog niet volledig hebben losgemaakt van de versnippering, en de halfzachte sekte, die steun zoekt bij de meest deerniswekkende bondgenoten; aan de andere zijde — de levende, vrije beweging van het opnieuw ontwakende Engelse proletariaat. Een vluchtige blik volstond om de meest verblinde te doen inzien, aan welke zijde van de tweeslachtige bijeenkomst het bruisende leven was en aan welke de verstarring. Rondom de zeven tribunes van het Centraal Comité — dichte, onafzienbare massa’s, die arriveerden met muziek en banieren, meer dan honderdduizend mensen in colonnes, bij wie zich bijna evenveel individuele demonstranten aansloten; alom eensgezindheid, geestdrift en tegelijkertijd strikte orde en organisatie. Maar bij de tribunes van de verenigde reactionairen had alles een verwelkte aanblik; hun colonnes telden veel minder mensen, waren slecht georganiseerd, liepen in wanorde en kwamen merendeels te laat, zodat daar op sommige plaatsen nog maar net was begonnen, terwijl bij het Centraal Comité alles al voorbij was. Terwijl de liberale leiders van de afzonderlijke radicale clubs en de officiële personen van enige trade-unions zich bij de Raad der Trade Unions aansloten, marcheerden leden van diezelfde bonden en zelfs maar liefst vier onderafdelingen van de Sociaal-Democratische Federatie mee in de colonnes van het Centraal Comité. Ondanks dat boekte de Raad der Trade Unions toch nog enig succes, doch het doorslaggevende succes lag bij het Centraal Comité.

Talrijke burgerlijke politici keerden na het aanzien van de demonstratie huiswaarts in de vaste overtuiging, dat het Engelse proletariaat, dat nu alweer veertig jaar lang een toevoegsel en een stemmende kudde was van de grote liberale partij, eindelijk was ontwaakt tot een nieuw onafhankelijk leven en handelen. Er kan geen enkele twijfel over bestaan, dat op 4 mei 1890 de Engelse arbeidersklasse zich in het grote internationale leger heeft gevoegd. En dat is een feit van historische betekenis. Het Engelse proletariaat steunt op de meest progressieve industriële ontwikkeling en beschikt bovendien over de meeste vrijheid voor zijn politieke ontplooiing. Zijn langdurige winterslaap, — een gevolg van enerzijds de ineenstorting van de chartistische beweging van 1836-1860 en anderzijds van de kolossale hausse in de industrie van 1848-1880, — is eindelijk afgebroken. De kleinzoons van de oude chartisten stellen zich in slagorde op. Alweer zo’n acht jaar broeit het in de brede massa’s, nu eens daar, dan weer hier. Er ontstonden socialistische groeperingen, maar niet één ervan ontsteeg het niveau van een sekte; de agitatoren en zogenaamde partijaanvoerders, waaronder zich ook gewoon zakenlieden en carrièremakers bevonden, bleven officieren zonder soldaten. Het deed bijna altijd denken aan de beroemde Robert Blum-colonne in de Badense campagne van 1849: één kolonel, elf officieren, één trompetter en één infanteriesoldaat. En de ruzie tussen deze verschillende ‘colonnes’ van Robert Blum om de leiding over het toekomstige proletarische leger vormde een weinig troostrijk schouwspel. Nu zal dit alles spoedig voorbij zijn, zoals het reeds voorbij is in Duitsland en in Oostenrijk. De machtige massabeweging zal een einde maken aan al deze sekten en groepjes, zal haar gelederen met soldaten vullen en de officieren een passende plaats geven. Wie het niet bevalt, die kan wegwezen. Zonder wrijvingen zal het niet gaan, maar alles op zijn tijd; binnen minder tijd dan velen denken zal het Engelse proletarische leger even eensgezind, goed georganiseerd en besluitvaardig zijn als welk ander dan ook, en alle kameraden op het continent en in Amerika zullen hem enthousiast verwelkomen.

Vertaald uit het Duits


Zoek knop