Geschreven: rond 9 juli 1872
Bron: Tegen het reformisme, Uitgeverij Progres, Moskou 1990. Een bundel teksten (extracten) rond het thema reformisme
Vertaling: Uitgeverij Progres
Deze versie: Spelling - Voetnoten zijn niet overgenomen
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, januari 2009
Laatste bewerking: 25 januari 2009
Verwant: • De Eerste en Tweede Internationale |
Onze lezers weten reeds uit onze Amerikaanse correspondentie, dat in de Verenigde Staten onder de leden van de Internationale een scheuring heeft plaatsgevonden. Wat zich de laatste maanden in New York heeft afgespeeld, is inderdaad zo buitengewoon in de geschiedenis van de Internationale, dat het een gedetailleerde uitleg verdient. Als uitgangspunt van ons bericht nemen we een artikel uit de Madridse ‘Emancipacion’ (van 22 juni), aangevuld met feiten uit bij ons aanwezige originele documenten.
Het is bekend dat in Europa de bourgeoisie en de regeringen, van de Internationale een boeman hebben gemaakt, waarmee ze alle burgers van goede wil zo de schrik op het lijf hebben weten te jagen, dat we nu de angst kunnen laten varen dat burgerlijke elementen de Internationale gaan overspoelen en afleiden van de oorspronkelijke opgaven. In Amerika staan de zaken er geheel anders voor. De dingen, die de bourgeoisie en regeringen van Europa de stuipen op het lijf jagen, worden daar juist gezien als iets interessants. In een samenleving, die ontsproten is op een louter burgerlijke voedingsbodem, zonder aristocratische grondbezitters en zonder monarchie, lacht men om de kinderlijke angsten van de Europese bourgeoisie, die nog steeds — zelfs in Frankrijk, al is het maar in geestelijk opzicht — het voogdijschap van monarchie en adel niet te boven is gekomen. En zo komt het dat, hoe gruwelijker de Internationale in Europa toescheen, des te monsterlijker schilderden de correspondenten van de Amerikaanse kranten hem, en niemand kan zo sprekend uitbeelden als deze heren, temeer daar in Amerika de overtuiging leeft, dat men vandaag de dag met de Internationale een kapitaal kan vergaren — zowel financieel als politiek.
Hoever de Amerikaanse samenleving wel voor loopt op de Europese wordt overtuigend geïllustreerd door het feit, dat deze ontdekking allereerst was gedaan door twee Amerikaanse dames die deze ook wilden gebruiken voor een winstgevende affaire. Terwijl de mannen van de Europese bourgeoisie beefden voor de Internationale, werkten twee Amerikaanse burgerdames — mevr. Victoria Woodhull en haar zuster Tenny Glaflin (uitgeefsters van ‘Woodhull and Claflin’s Weekly’) — een plan uit om van deze schrikaanjagende vereniging gebruik te maken. En ze waren er bijna in geslaagd.
Beide zusters, miljonaires, verkondigsters van de vrouwenemancipatie en in het bijzonder van ‘vrije liefde’, zijn dapper in de Internationale gestapt. Onder leiding van mevr. Claflin kwam sectie nr. 9 tot stand en onder leiding van mevr. Woodhull — sectie nr. 12; hierop volgden meer nieuwe secties in de meest uiteenlopende delen van Amerika, allemaal opgericht door navolgers van de twee zusters. Volgens de geldende regels had elke sectie het recht om één afgevaardigde te sturen naar het Centrale Comité, dat in New York zetelde. En als resultaat werd deze federale raad, die oorspronkelijk uit Duitse, Ierse en Franse arbeiders bestond, in een oogwenk overspoeld door een menigte van allerlei soorten Amerikaanse burgerlijke avonturiers van beide geslachten. De arbeiders werden naar de achtergrond verdrongen; de triomf van de twee avontuurlijke zusters leek onontkoombaar. Toen trad sectie nr. 12 voor het voetlicht en legde de oprichters van de Internationale in Amerika uit, hoe de vork nu eigenlijk in de steel zat.
Op 30 augustus 1871 gaf sectie nr. 12 een eigen manifest uit, ondertekend door secretaris W. West. In dit manifest valt te lezen:
‘Het einddoel van de Internationale is eenvoudig: vrijmaking van arbeidende mannen en vrouwen door overname van de politieke macht. Dit veronderstelt vóór alles politieke gelijkheid en sociale vrijheid van beide geslachten. Politieke gelijkheid houdt in de persoonlijke deelname van iedereen in de voorbereiding, aanname en doorvoering van wetten, die gelden voor allen. Sociale vrijheid houdt in de volledige vrijwaring tegen welke ongepaste inmenging dan ook in alle kwesties van zuiver persoonlijke aard, zoals, bijvoorbeeld, religieuze overtuiging, relaties tussen de geslachten, mode e.a. Voorts houdt deze de formatie in van een universele regering voor de gehele wereld. Het spreekt vanzelf, dat dit programma ook voorziet in de liquidatie van alle taalverschillen.’
Opdat er geen misverstanden zouden ontstaan over het doel, dat hier aan de orde is, wordt de oprichting geëist van een dergelijke organisatie, waarbij
‘voor zover mogelijk in elk kiesdistrict een eigen sectie zou bestaan voor deelname aan de politieke activiteiten ... in elke stad — een stadscomité naar het voorbeeld van de bestaande stadsraad; in elke staat — een staatscomité naar het voorbeeld van de wetgevende staatsorganen, en op nationaal niveau — een nationaal comité naar het voorbeeld van het congres der Verenigde Staten ... De opdracht van de Internationale berust in niets anders, dan in het binnen de bestaande vormen creëren van een nieuwe bestuursvorm, die de oude moet vervangen.’
Aldus bestaat, overeenkomstig hiermee, de roeping van de Internationale niet in de omverwerping van de beginselen van de huidige regering, maar in het gebruikmaken ervan. Waarachtig, de heer West kon met het volste recht uitroepen:
‘De uitgave van het manifest van sectie nr. 12 luidde een nieuw tijdperk in, in de geschiedenis van de Internationale!’ (‘Woodhull and Claflin’s Weekly’ van 2 maart 1872).
Om het aanbreken van het ‘nieuwe tijdperk’ te waarborgen was het nodig, om vóór alles de boeien af te werpen van de Algemene Statuten van de Internationale en van de besluiten der congressen ervan, die tot nu toe als onbetwistbare wetten golden. En inderdaad, sectie nr. 12 verkondigde (‘Woodhull and Claflin’s Weekly’ van 21 oktober 1871)
‘het soevereine recht voor elke sectie op een vrije interpretatie van de besluiten der congressen, de statuten en de beslissingen van de Generale Raad’ (dat zijn de Algemene Statuten van de Associatie en het Reglement), ‘voor zover elke sectie verantwoordelijk is voor zijn eigen handelen.’
Al spoedig liep het helemaal fout. In plaats van arbeiderssecties staken er secties de kop op van alle mogelijke bourgeoischarlatans, voorstanders van de vrije liefde, spiritisten, geestenbezwerende shakers enz. Toen kwam sectie nr. 1 (van Duitsers), de oudste Amerikaanse sectie van de Internationale, eindelijk met een oproep, waarin, als tegenwicht voor die charlatanerie, het proletarische beginsel van de Associatie werd onderstreept. De stamhouder van de Amerikaanse secties, sectie nr. 12, reageerde onmiddellijk. In de ‘Woodhull and Claflin’s Weekly’ van 18 november 1871 kwam er een kennisgeving in de woorden van secretaris West:
‘De verbreiding van gelijke burgerrechten voor vrouwen moet in de hele wereld voorafgaan aan alle algemene wijzigingen in de relaties tussen kapitaal en arbeid ... Sectie nr. 12 moet tevens ageren tegen de aan al het protest’ (van sectie 1) ‘ten grondslag liggende vooronderstelling, alsof de Internationale Arbeidersassociatie een organisatie van de arbeidersklasse is.’
Op 25 november verscheen een nieuw protest van sectie nr. 12 waarin stond:
‘De uitspraak’ (in de Algemene Statuten) ‘dat de arbeidersklasse zich alleen zelf kan vrijmaken, is juist, doch slechts in dit opzicht, dat de arbeidersklasse niet kan worden vrijgemaakt tegen zijn eigen wil in.’
Het kwam uiteindelijk tot een open gevecht tussen degenen, die gebruikmaking van de staatsmacht aanhingen, de carrièremakers, de voorstanders van vrije liefde, de spiritisten en de overige bourgeoischarlatans aan de ene kant, en de arbeiders aan de andere, die er simpelweg van uitgingen, dat de Internationale Arbeidersassociatie ook in Amerika een organisatie is van de arbeidersklasse en niet van de bourgeoisie. De Duitse sectie nr. 1 eiste van het Centrale Comité de verwijdering van sectie nr. 12 en tevens de uitwijzing van de afgevaardigden van alle secties, die niet voor minstens tweederde deel uit loonarbeiders bestonden. Deze eis veroorzaakte een scheuring binnen het Centrale Comité; een gedeelte van de Duitsers, Ieren en enige Fransen ondersteunden sectie nr. 1, terwijl de Amerikanen en ook de meeste Franse en enkele Duitse secties (de aanhangers van Schweitzer) een nieuw centraal comité oprichtten.
Het oude comité (laten we het comité nr. 1 noemen) gaf op 4 december een circulaire uit, waarin de nieuw geschapen toestand als volgt werd omschreven:
‘In het Centraal Comité, dat moest fungeren als barrière tegen allerlei reformistische charlatanerie, formeerde zich uiteindelijk een meerderheid van reeds bijna vergeten hervormers en filantropen; als gevolg hiervan zaten mensen die het evangelie van de vrije liefde preekten naast mensen die de wereld gelukkig wilden maken met een universele taal; activisten voor de landbouwcoöperatie, spiritisten, atheïsten en deïsten — iedereen bereed er zijn stokpaard. In het bijzonder sectie nr. 12 (Woodhull) ... De eerste stap, die in het belang van onze beweging moet worden ondernomen, is ons te organiseren en tegelijkertijd het revolutionaire moment te activeren, waarop de tegenstelling tussen de belangen van de arbeider en van de kapitalist berust ... De delegaten van secties nr. 1, 4, 5, 7, 8, 11, 16, 21, 23, 24, 25 en andere hebben, na de onvruchtbaarheid te hebben geconstateerd van alle pogingen om paal en perk te stellen aan deze wanpraktijken, tot het volgende besloten: nadat het oude Centraal Comité zijn activiteiten voor onbepaalde tijd heeft stopgezet (op 3 december 1871), wordt een nieuw comité opgericht, bestaande uit echte arbeiders.’
Ondertussen bleef centraal comité nr. 2 (Woodhull) ook actief; het werd aangevuld met een menigte afgevaardigden uit zogenaamd nieuwe secties, bijna allemaal opgericht door de secties nr. 9 en 12, maar voor het merendeel zo klein, dat ze moeite hadden om genoeg leden te werven voor het vervullen van de meest onontbeerlijke functies (van secretaris, penningmeester enz.) .
Beide comités appelleerden aan de Londense Generale Raad. Intussen verbraken enige secties (bijvoorbeeld de Franse sectie nr. 10 en alle Ierse), in afwachting van het besluit van de Generale Raad, hun contact met beide comités.
Op 5 en 12 maart nam de Generale Raad de besluiten aan, die reeds waren gepubliceerd in de Volksstaat (nr. 37). Sectie 12 werd tijdelijk uitgesloten, de twee comités werden geadviseerd zich te verenigen in afwachting van het Amerikaanse congres, dat een principebesluit zou nemen en er werd aangeraden om in de toekomst alle nieuwe secties te weigeren, die niet voor minstens tweederde deel uit loonarbeiders bestonden. Al waren deze besluiten om heel begrijpelijke redenen gegoten in de vorm van enkel adviezen, ze speelden een beslissende rol voor lot van de Internationale in Amerika. Het standpunt van comité nr. 1 werd principieel als juist erkend en de bourgeois uit comité nr. 2 werd onmogelijk gemaakt om de naam van de Internationale verder te misbruiken voor eigen doel.
Meteen na de scheuring overtrad comité nr. 2 de resolutie van de 17e Londense conferentie, waarin vereist wordt, dat alle interne zaken van de Associatie alleen binnen de secties en federaties besproken worden en zeker niet in het openbaar, door op al zijn bijeenkomsten reporters van de New Yorkse pers uit te nodigen en zijn best ervoor te doen, dat deze zaak in handen kwam van burgerlijke kranten van slechte reputatie. Hetzelfde gebeurde ook nu, toen dit comité dacht de Generale Raad te slim af te zijn en hiermee de strijd aanbond. De smerigste New Yorkse blaadjes, zoals ‘Herald’ e.d., gaf comité nr. 2 de gelegenheid om de hele zaak af te schilderen als een intrige tussen Duitsers en Fransen, tussen communisme en socialisme e.d. De vijanden van de arbeiders in New York jubelden over de gewaande ineenstorting van de Internationale in Amerika.
Daarbij probeerde comité nr. 2 steeds iedereen ervan te overtuigen, dat de Internationale niet een organisatie is van arbeiders, maar van de bourgeoisie. Nog op 16 december 1871 verklaarde het comitéorgaan ‘Woodhull and Claflin’s Weekly’:
‘Ons comité voelt geen behoefte om aan te tonen, dat tweederde deel of hoeveel het wezen mag van een gegeven sectie moet bestaan uit loonslaven, alsof vrij mens zijn een misdaad is.’
Op 4 mei 1872 volgt nog een verklaring:
‘In zijn decreet schroomt de Generale Raad niet adviseren om in het vervolg niet één Amerikaanse sectie aan te nemen, die niet voor minstens tweederde deel uit loonslaven bestaat. Moeten de sectieleden soms ook niet politieke slaven zijn? Het ene is het andere waardig. Het binnendringen van “pseudo-hervormers en filantropen, bourgeoischarlatans en politieke oplichters” moet juist het meest worden gevreesd door de klasse van die burgers, die geen andere middelen van bestaan hebben dan betaling voor loonslavernij.’
Welaan, verder dan tot hier kon comité nr. 2 niet meer gaan. Het was dus een geweldige stommiteit om de Internationale Arbeidersassociatie als een vereniging van arbeiders te zien: sterker nog, het doel ervan kon slechts bereikt worden door uitsluiting, of op zijn minst verdenking, van alle arbeiders, alle loonslaven.
Maar wat is in dat geval dan het doel van de Internationale Arbeidersassociatie (zonder arbeiders) in Amerika? Ook op deze vraag hebben wij nu een helder antwoord gekregen. De verkiezingen voor de nieuwe president van de Verenigde Staten stonden voor de deur.
Het alomtegenwoordige damesblad ‘Woodhull and Claflin’s Weekly’ publiceerde op 2 maart 1872 een artikel, getiteld ‘De aanstaande algemene vergadering’, waarin staat:
‘De vertegenwoordigers van verschillende hervormende elementen in ons land bespreken thans het voorstel om hier in mei een grote algemene vergadering te houden ... Inderdaad, als op deze vergadering wijs gehandeld wordt, wie weet, blijft de wereld dan wel gespaard voor de resten van de verscheiden democratische’ (i.e. positief tegenover slavernij staande) ‘partij en zullen deze er niet in deelnemen ... Het is noodzakelijk, dat op deze vergadering alle radicalen zijn vertegenwoordigd’ enz.
Datzelfde blad publiceert van week tot week appellaties tot alle wereldvernieuwers.
‘Aan de hervormers in de arbeiders- en landbouwkwestie, aan alle pacifisten en voorstanders van geheelonthouding, aan de aanhangers van de Internationale en de voorvechters van vrouwenkiesrecht en voorts aan iedereen die van mening is, dat de tijd is gekomen om de beginselen van de ware moraal en religie te verwezenlijken (!),’
Deze appellaties worden als eerste getekend door Victoria Woodhull, en voorts door T.G. Banks, R.W. Hume, G.R. Allen, W. West, G.W. Maddoss, T. Millot, kortom, door de leiders van comité nr. 2. In al deze appellaties wordt zonder meer duidelijk gemaakt, dat de vergadering van afgevaardigden kandidaten moet aanwijzen voor het presidentschap en het vice-presidentschap van de Verenigde Staten.
Deze wel heel buitenissige vergadering van afgevaardigden had uiteindelijk plaats op 9, 10 en 11 mei in de Apollo Hall te New York. Alle geschiften van het mannelijke en vrouwelijke geslacht die maar in Amerika rondlopen, verschenen op deze vergadering. Comité nr. 2 was er voltallig. Als kandidaat voor het presidentschap van de Verenigde Staten, en daarbij uit naam van de Internationale, werd voorgedragen Victoria Woodhull!
Een donderend gelach van heel Amerika was het antwoord hierop. Natuurlijk bracht dit de Amerikaanse speculanten — niet van hun stuk, belust als ze waren om beter te worden van de affaire. Maar een andere reactie kwam van de Duitsers en Fransen, die zich hadden laten meeslepen. Sectie nr. 2 (van Fransen) riep zijn afgevaardigde terug uit comité nr. 2 en voegde zich naar de besluiten van de Generale Raad. Sectie nr. 6 (van Duitsers) riep eveneens zijn delegaat uit comité nr. 2 Dr. Grosse, ooit de privé-secretaris van Schweitzer in Berlijn, terug en stapte uit comité nr. 2, alvorens zich naar de besluiten van de Generale Raad te voegen. Op 20 mei stapten nog eens acht secties (van Fransen, en Duitsers) uit het comité, zodat het nu uitsluitend die suspecte Amerikaanse elementen vertegenwoordigt, die reeds vóór hun intrede in de Internationale feitelijk een geheel vormden: mevr. Victoria Woodhull en haar kring. Momenteel spreken zij van het voornemen tot de oprichting van een eigen speciale, uitsluitend Amerikaanse Internationale; daartoe hebben zij, uiteraard, alle vrijheid.
Ondertussen heeft de Generale Raad als antwoord op een verzoek van de Duitse sectie uit Saint Louis en de Franse uit New Orleans verklaard, alleen comité nr. 1 (momenteel — de Voorlopige Federale Raad van de Verenigde Staten) te erkennen. Zo eindigde de expeditie van mevr. Victoria Woodhull tot inlijving van de Internationale.
De ‘Emancipacion’ voegt hieraan toe:
‘Elk onpartijdig mens moet, met deze gebeurtenissen voor ogen, zich afvragen: wanneer en hoe zou het met dit schandaal afgelopen zijn als de Generale Raad er niet was, die de volmacht heeft om de grondbeginselen van de Internationale te behoeden en uit een aanstaand congres secties en federaties uit te sluiten, die trachten van de Associatie een werktuig te maken voor hun politieke of persoonlijke doeleinden?’
Vertaald uit het Duits