Geschreven: 1995
Bron: Krise — welche Krise, IG Rote Fabrik,
Zürich, Ed. ID-Archiv, 1995, 118 pag.
Deze versie: Verscheen opnieuw in het
Nederlands in “De Internationale”, najaar 1995, nummer 55,
jaargang 39
Transcriptie:
Fréderic
HTML: Fréderic, voor het Marxists
Internet Archive, maart 2005
Sinds 1973 bevindt de kapitalistische wereldeconomie zich in een lange depressie, die een wat men in het Engels “soft landing” noemt binnen afzienbare tijd uitsluit. Binnen de lange depressie, de lange golf, zoals dat in mijn jargon heet, bestaat er de normale conjunctuurcyclus, dus de op- en neergaande beweging van de productie en de winst. Maar, en dat is het kenmerkende van deze lange golf, bij de opgang van de conjunctuur is er geen sprake van een dating van de werkloosheid. Deze stijgt ononderbroken, niet alleen in de Derde Wereld, waar ze verschrikkelijke vormen aangenomen heeft, niet alleen in de poststalinistische landen in het Oostblok en de vroegere Sovjet-Unie. Ze stijgt ook in het Westen.
Om het duidelijk te stellen: de officiële cijfers zijn vervalst. Velen van de feitelijk werklozen — vrouwen, jongeren, ongeschoolde mannelijke arbeiders — komen in de statistieken niet voor, omdat, zoals dat in het cynische taalgebruik van de burgerlijke economen zo mooi heet, deze mensen van de arbeidsmarkt zijn verdwenen, ze daarvan zijn uitgesloten. De hoofdoorzaak van deze massawerkloosheid is simpel te verklaren, het is bijna een rekenkundige kwestie. De derde technologische revolutie met z’n halfautomatisering, miniaturisering en de groei van de materiële productiekrachten zet door. Een voorbeeld uit België: een van de klassieke Belgische industrietakken was de papierproductie en alles wat daarmee samenhing. Op het ogenblik staat er in België een enkele papiermachine, die dagelijks meer papier produceert dan in heel België en Nederland verkocht kan worden. Dat is slechts een voorbeeld en ik zou nog een heel aantal andere voorbeelden kunnen geven, die dezelfde kant opgaan.
Waarin ligt het empirische bewijsmateriaal van de lange golf is dat alleen de massawerkloosheid? Op zich is dat niet onbelangrijk, maar de oorzaak ligt niet alleen daar. De oorzaak ligt veeleer in de reprivatisering van het geld, of zoals dat in het gangbare taalgebruik heet, in de toenemende globalisering van de wereldeconomie, de groeiende internationalisering van het kapitaal, die in laatste instantie in wortels vindt in de steeds sterker wordende groei van de productiekrachten.
De speculatie op de deviezenmarkten in de wereld wordt gedragen door de grote banken en door een niet onbelangrijk deel van de grote industrie, dat wil zeggen door de kern van de kapitalistische klasse.
Hieraan is weinig te doen. Dat heeft te maken met de globalisering van de wereldeconomie, maar ook met de technologische revolutie in de geldhandel (dat is met de juiste term voor wat er gebeurt, maar dat is hier niet waar het om gaat). Door de toepassing van elektronica op de deviezenmarkten kan men in seconden miljarden dollars van het ene land naar het andere, van het ene continent naar het andere overmaken. En dit proces onttrekt zich aan iedere controle, ook aan die van de nationale banken. Een van de gevolgen van deze enorme groei in de activiteiten van de banken is dat het gemiddelde kwalificatieniveau van het bankpersoneel catastrofaal is gedaald. Er zijn grote banken, die het beheer van miljarden dollars in handen leggen van enkele jonge bankemployees (ik heb niets tegen jonge bankemployees), die geen enkele ervaring hebben. Zij beschikken van dag tot dag over miljarden dollars en daarbij hebben zij zichzelf en hun bank herhaaldelijk in de vingers gesneden. Dat gebeurt in Zwitserland en ook in de VS en Groot-Brittannië en in iets mindere mate in Frankrijk en België, waar paradoxaal genoeg de controle op de banken serieuzer is door de grotere staatsinvloed op de banken en waar minder schandalen voorkomen.
Er worden, uit naam van de rentabiliteit, zogenaamde kostenbesparende maatregelen genomen op het vlak van de uitgaven voor onderwijs en de sociale zekerheid. Deze logica is bruud en cynisch. Hoe langer de depressie duurt en de werkloosheid stijgt, des te zwakker wordt de georganiseerde arbeidersbeweging en de arbeidersklasse.
Ik bedoel dat in de ruimste zin van het woord, volgens de definitie van Plechanov en Lenin in het eerste programma van de Russische sociaaldemocratie. De loonarbeidersklasse bestaat uit diegenen die economisch gedwongen worden hun arbeidskracht te verkopen, het gaat dus niet alleen om industriearbeiders en zeker niet alleen om mannelijke industriearbeiders, het gaat ook om arbeiders in de publieke sector, in de dienstensector, in alle gebieden van de economie.
Achter dit offensief van het kapitaal, een neoconservatief offensief op wereldschaal, schuilt een voor het kapitaal zelf gevaarlijke, ik zou bijna zeggen zwakzinnige illusie: dat de gevolgen van de afbraak van de verzorgingsstaat geen effect zouden hebben op de burgerlijke klasse zelf. Dat is grote onzin. En we hebben een historisch precedent, het begin van de moderne openbare hygiëne (zulke eenvoudige zaken als riolering) ligt in het feit dat halverwege de negentiende eeuw door armoede bepaalde epidemieën, ik denk in de eerste plaats aan de cholera, ook in de rijke wijken van de kapitalistische grote steden uitbraken. De burgerij begon zich zorgen te maken, niet uit een sociaal geweten, dat was slechts de rationalisering achteraf, maar uit angst. En op het ogenblik wordt de grote burgerij in de hele wereld, inclusief in de rijke landen in het Westen, met eenzelfde problematiek geconfronteerd, zonder dat ze zich daar nog rekenschap van geeft. Door armoede bepaalde epidemieën als TBC en cholera slaan onvermijdelijk over van de Derde Wereld naar het rijke Westen en de illusie dat de rijke wijken daarvan verschoond blijven is waanzin. Net als in de negentiende eeuw zal er alleen al uit drang tot lijfsbehoud een reactie komen, met vertraging, maar met verwoestende gevolgen voor de gehele bevolking van de rijke westerse landen.
Kenmerkend voor de neoconservatieve ideologie is wederom een bijna zwakzinnige onderschatting van de gevaren, die de gehele wereldbevolking bedreigen. De vier ruiters van de Apocalyps zijn al onderweg en we voelen hun hete adem al in de nek. Kernenergie, oorlog en honger in de Derde Wereld zullen politieke gevolgen hebben, die een bedreiging vormen voor de democratie.
Een verschrikkelijk voorbeeld. Ieder jaar sterven in de Derde Wereld 26 miljoen kinderen van de honger of door gemakkelijk te genezen ziektes. Dat is de verschrikkelijke realiteit van het wereldkapitalisme vandaag. Wie dat niet ziet, wie daarvoor de ogen sluit en gelooft dat onvermijdelijk en normaal is, is iemand die niet met z’n voeten in de werkelijkheid staat. Er bestaat een oude beroemde uitspraak van Rosa Luxemburg: de mensheid heeft de keuze tussen socialisme of barbarij. Tegenwoordig kunnen we met verantwoordelijkheid voor en kennis van de werkelijkheid in de wereld meer realisme aan de dag leggen dan de neoconservatieven en kunnen we zeggen dat de mensheid voor de keuze staat tussen socialisme of fysieke vernietiging. Niet alleen van de mensheid, maar waarschijnlijk van alle leven op aarde. Een voorbeeld voor deze stelling: iedereen kent de gevolgen van een atoomoorlog. Maar waaraan men niet of nauwelijks denkt, is dat de huidige kerncentrales met hun zogenaamde vreedzame gebruik van kernenergie door een aanval met conventionele wapens kunnen ontpoppen tot niet één, maar tot honderden Hiroshima’s. Als men deze kerncentrales beschiet met conventionele wapens, worden het atoombommen met verwoestende, mensenvernietigende gevolgen. En we hebben ervaren dat die gevolgen zich zeker niet beperken tot de mensen die in de buurt wonen. Na het ongeluk met Tsjernobyl was niet alleen Oekraïne bestraald, maar waren de gevolgen ook merkbaar in Lapland en in oost en west ver van Oekraïne verwijderde landen.
De strijd voor de afschaffing van de kerncentrales is een realistisch doel, veel realistischer dan de beperkende maatregelen die door internationale instanties worden voorgesteld. Als deze dwaasheid niet verdwijnt, dreigt de mensheid te verdwijnen.
De massa loonafhankelijken, zoals ik die net omschreven heb, reageert en reageert veel sterker dan men vijf jaar geleden nog verwacht had. De omvang van deze reactie kan zeer breed zijn. En die wordt gedragen door een bewuste onbeschaamdheid, in het Frans zegt men ‘insolence’ (brutaliteit, aanmatiging), die alles overtreft wat we uit de geschiedenis kennen.
Toen het Opperste Gerechtshof in de VS een bijna totaal verbod op abortus afkondigde, zijn een miljoen Amerikaanse vrouwen de straat opgegaan en hebben gezegd: het Gerechtshof kan doodvallen, wij bepalen ons lot zelf. Toen enkele weken geleden het Italiaanse parlement onder leiding van de duidelijk incompetente nieuwe eerste minister Berlusconi een aanval deed op de pensioenen en enkele andere ingrepen in de sociale zekerheid aankondigde, zijn drie miljoen Italiaanse loonafhankelijken de straat opgegaan en hebben ook gezegd: wij hebben schijt aan wat dit parlement, wat deze eerste minister beslist, wij beschikken zelf over ons lot. Er zijn dus massale reacties, in het ene land meer, in het andere land minder.
Een derde voorbeeld, waar ik bijzonder trots op ben omdat de kameraden van mijn stroming daarbij een beslissende rol hebben gespeeld: toen de voormalige Braziliaanse staatspresident, een totaal corrupt figuur, aan de macht vasthield, zijn een miljoen mensen onder leiding van de PT de straat opgegaan en hebben geëist dat dit corrupt zwijn weg moest en zij hebben dat ook bereikt, het probleem is dus niet dat er geen massale reacties zijn, maar deze reacties van de massa’s spelen zich of in een wereldwijd klimaat van de diepe crisis van de geloofwaardigheid van het socialisme. In de ogen van de meerderheid van de loonafhankelijken, mannen en vrouwen, hebben stalinisme en poststalinisme totaal gefaald en dat geldt ook voor de sociaaldemocratie. Voor hen bestaan er geen geloofwaardige alternatieven links van deze twee traditionele stromingen van de arbeidersbeweging en -klasse. Wij, ik bedoel daarmee de gezamenlijke krachten links van neostalinisme en sociaaldemocratie, worden niet gezien als een kracht, die binnen afzienbare tijd een relevant en capabel alternatief kan bieden. Men sympathiseert met ons, vindt ons eerlijke mensen, wij zijn geen corrupte zwendelaars, maar men geeft ons niet de kans om door te breken binnen het kader van de door ons bepleite democratische orde. Ons socialismeproject moet gedragen door zelfbeheer, dat wil zeggen door de actieve deelname van de grote meerderheid van de bevolking — en dat is onmogelijk als men daar niet aan gelooft. Dat leidt tot een fundamentele tegenstrijdigheid. De grote massabewegingen die ik genoemd heb, zijn gefragmenteerd en kennen geen continuïteit en kunnen daarom in de onmiddellijke toekomst nog door de bestaande orde, in de eerste plaats door de regeringspartijen, inclusief de sociaaldemocratie en de neosociaaldemocratische eurocommunisten, geïntegreerd worden.
Dit probleem kan men niet theoretisch, maar alleen in de praktijk oplossen. Er moet zoiets gebeuren (ik noem dit maar even kort, historische vergelijkingen gaan altijd mank en zijn altijd hypothetisch) als de Russische, Duitse of Spaanse revolutie, die de mensen door hun inhoud en door hun praktische uitwerking overtuigt. Wanneer zoiets gebeurt weet geen mens, misschien zal het tien jaar duren, misschien twintig of dertig. Maar één ding kan men met grote zekerheid zeggen: wat vijf jaar geleden nog onvermijdelijk leek, de wereldwijde triomf van het neoconservatisme, dat zal de komende jaren volledig illusoir blijken. De wereld zal er over vijf jaar heel anders uitzien dan nu. Ik zou twee argumenten voor dit voorzichtige optimisme willen aandragen, het ene heeft de grote Engelse revolutionair Shelley kort samengevat: we are many, they are few. Wij hebben de macht van het grote getal achter ons. Ik wil dat illustreren met een cijfer waarvan U waarschijnlijk schrikt: op wereldschaal is de klasse loonafhankelijken tot minstens een miljard mensen toegenomen en dat aantal stijgt nog steeds.
Ik geef U twee cijfers. In India zijn er meer dan 100 miljoen loonarbeiders, zonder dat ik daarbij degenen meereken die men in Marx zijn betekenis rekent tot het halfproletariaat, dat wil zeggen de arme boeren, die een deel van het jaar gedwongen zijn als loonarbeider te werken, omdat ze anders niet genoeg te eten hebben. In China zijn er 300 miljoen loonarbeiders, het halfproletariaat uit de dorpen niet meegerekend. U kunt iedere dag in niet-marxistische, serieuze kranten lezen, dat door een heel aantal economische processen, dat ik hier niet nader wil bespreken, tientallen miljoenen arme boeren naar de steden trekken, om te proberen zich als arbeidskracht te verhuren, omdat ze in hun dorp van honger omkomen en dat de regering een grote angst heeft voor de politieke gevolgen van deze massale vlucht. Dat is één van de grote historische voorspellingen van Karl Marx, die uit is gekomen en die hem niet tot een criticus van het negentiende eeuwse kapitalisme maakt, maar tot een geniale prefect van de 21ste eeuw.
In de tijd dat Marx deze stelling poneerde, verzetten de loonarbeiders zich tegen de onmiddellijke gevolgen van de kapitalistische uitbuiting en onderdrukking. Meestal eindigde die strijd in een nederlaag. Maar een ding leerden de loonafhankelijke klassen van deze nederlagen: de noodzaak om zich te organiseren. Toen Marx dat schreef, waren er in de hele wereld waarschijnlijk niet meer dan honderd- of honderdvijftig duizend georganiseerde loonafhankelijken. Tegenwoordig bestaat er geen land, geen eiland, geen nog zo geïsoleerde maatschappij, waar geen georganiseerde loonarbeiders bestaan. Deze ontwikkeling zal nog sterker worden.
Er is een tweede reden voor mijn voorzichtige optimisme. Die wil ik verduidelijken aan de hand van een anekdote — de geschiedenis van de drie kikkers: drie kikkers zijn in een melkbus gevallen. De eerste kikker, de neoconservatieve, zegt: “we zijn sowieso verloren, dat is onze erfzonde, kikkers zijn slecht en blijven slecht en zijn tot de ondergang veroordeeld.” Hij deed niets en verdronk. De tweede, sociaaldemocratische kikker, ongetwijfeld iets sympathieker dan de eerste, zei: “o dat valt wel mee, we zullen wel een oplossing vinden, het komt wel goed.” Hij deed niets en verdronk eveneens. De derde kikker, laten we zeggen de socialistische, communistische kikker, je kunt die noemen zo je wilt (ik bedoel niet alleen leden van mijn beweging), zei: “wat hebben we te verliezen, we zien dat de beide andere kikkers zijn verdronken, laten we zoveel trappelen als we kunnen, dat kan toch alleen maar beter zijn dan niks doen.” En hij spartelde in het rond en zie, de melk veranderde in boter, de linkse kikker kon eruit springen en was gered. Dat is een pleidooi voor actie, voor activiteit, voor handelen, voor verzet, voor rebellie, voor dat wat wij omschrijven als solidariteit — samenwerking op wereldschaal, zonder verschil, zonder scheiding, zonder versplintering, zonder een deel van de uitgebuitenen en onderdrukten ondergeschikt te maken aan wat voor hoger doel dan ook — er bestaat geen hoger doel dan de emancipatie, in de breedste betekenis van het woord.
En hier komt een niet te onderschatten gevaar om de hoek kijken: waarop speculeert het grootkapitaal? Het speculeert erop dat de ideologie van de versnippering, de individualisering, de ontsolidarisering de klasse van loonafhankelijken zelf in haar greep krijgt. We moeten onszelf er rekenschap van geven dat het gaat om een reële ontwikkeling richting zelfmoord en dat dit verwoestende gevolgen kan hebben als er een nieuwe nog ergere economische depressie aankomt met nog meer werkloosheid. Albert Einstein, geen marxist, een religieus socialist en een intelligente man, kwam in de jaren dertig al met zijn lapidaire uitspraak: men kan het fascisme niet bestrijden als men niet een radicaal eind maakt aan de werkloosheid. Dat is nu net als toen. En er bestaat het grote gevaar dat, wanneer er in plaats van het huidige niveau van werkloosheid twee of drie keer zoveel werklozen komen bij een volgende depressie, dat dan de politieke democratie en de mensenrechten bedreigd zullen worden. Dan krijgen we een verspreiding van rassenhaat, jodenhaat, haat tegen zwarten, tegen Aziaten en over de hele wereld een geborneerd en absoluut irrationeel nationalisme. In Japan, waar bijna geen joden hebben gewoond, wordt het klassieke product van vervalsing, het protocol van de wijzen van Zion, dat Hitler in hoge mate heeft geïnspireerd, op grote schaal verbreid en geloofd.
Een enquête heeft uitgewezen dat 35 procent van de Japanse bevolking, die nog nooit een jood heeft gezien, gelooft dat er een wereldwijde samenzwering van het internationale jodendom bestaat, waartegen men zich teweer moet stellen. In de voormalige Sovjet-Unie, tegenwoordig het land met het grootste antisemitisme, bestaan er gestoorden, men kan ze niet anders noemen, die met een afbeelding van Hitler op hun T-shirts rondlopen en beweren dat Hitler slechts een fout heeft gemaakt. Hij heeft te weinig joden om het leven gebracht en zij zullen het de volgende keer beter doen. En dat in een land waar de nazi’s minstens 30 miljoen mensen hebben omgebracht. Dat is volledige waanzin, maar men kan van dit soort lieden geen rationele argumenten verwachten, je kunt hen alleen in de praktijk overwinnen en dat betekent zoals gezegd de werkloosheid bestrijden met een onmiddellijke radicale verkorting van de arbeidstijd tot maximaal 30 uur per week. Dat is de enige mogelijkheid om dit verschrikkelijke gevaar dat op ons afkomt op wereldschaal of te wenden.
We moeten hier zeer duidelijk zijn. Er bestaat geen beperkte solidariteit, dat is onmogelijk. Als de wil tot solidarisering en samenwerking bij een belangrijk deel van de loonafhankelijken verdwijnt, dan begint er een bekrompen nationalisme van land tegen land. Een klassiek voorbeeld zijn de VS. De loonafhankelijken in de auto-industrie zeggen: de Japanners zijn de schuld van onze economische crisis. Samen met de ondernemers zetten zij zich in voor een protectionische politiek tegen de import van Japanse auto’s. Dat is economisch totaal zinloos.
Maar zo begint het: na land tegen land wordt het provincie tegen provincie, stad tegen stad, stadsdeel tegen stadsdeel, zover is het al in een hele serie landen. Solidariteit werkt alleen als die algemeen en onbegrensd is op wereldschaal, zonder enige vorm van discriminatie en onderscheid, of ze werkt niet en is irrelevant. Daar kunnen we van uit gaan en ik koester een mild, gematigd optimisme. De grootste opwekkers van grenzeloze solidariteit zijn de multinationals zelf. Die zeggen tegenwoordig dreigend: “als men ons geen concessies doet, verplaatsen we de arbeidsplaatsen naar een lage lonenland.” Ze kunnen dat doen, want er zijn altijd landen met lagere lonen, het enig mogelijke en realistische antwoord op deze strategie is een wereldwijde solidariteit en samenwerking van alle loonafhankelijken onderling. Dat is niet gemakkelijk te bereiken, daar heb ik geen illusies over, dat kan jaren duren. Ik heb eens een keer gezegd en dat kan een beetje vreemd klinken: tegenwoordig is het grootste wapen in handen van strijdbare vakbondsleden het adresboekje of moderner: de fax. En dan het eenvoudige besluit om zodra er in een bedrijf arbeidsplaatsen worden afgebouwd, de collega’s van alle bedrijven die in deze sector werken over de hele wereld informeren en vragen: wat doen wij hiertegen? In het begin zal dat niet veel opleveren, later wat meer en tenslotte zullen ze ervoor zorgen dat er wereldwijd gezamenlijk wordt gehandeld. Dat wordt werkelijkheid. Hoe lang dat zal duren weet ik niet, maar die tijd zal komen.
Natuurlijk is het niet eenvoudig. Mensen komen niet in actie voor iets waarin ze niet geloven. Ik zeg het nog een keer: de wereldwijde crisis van de geloofwaardigheid van het socialisme heeft zonder twijfel geleid tot een tendens van uit elkaar groeien en ontpolitisering binnen de arbeidersklasse. Bovendien bestaan er verschillen in de mate van bescherming van arbeidsplekken. Er zijn loonafhankelijken die over het algemeen nog zeker van hun positie zijn, er zijn de ongeschoolden die nog maar gedeeltelijk beschermd zijn en er zijn mensen zonder enige bescherming.
Als treurig en symbolisch voorbeeld wil ik wijzen op de situatie in de Parijse voorstad Saint-Antoine, waar vijf revoluties zijn begonnen. Daar is een plek waar iedere morgen illegale immigranten naar toe komen, die door ondernemers naar goeddunken kunnen worden gechanteerd en die zich voor een hongerloon verhuren. De lonen zijn nog altijd iets hoger als de hongerlonen die zij in hun vaderland krijgen. De ondernemers kunnen met hen doen wat ze willen, hun afpersen en gebruiken om het gemiddelde loon omlaag te drukken, wat ze natuurlijk ook doen.
Maar nu wil ik wijzen op de keerzijde van de medaille. Tegelijkertijd heeft deze groeiende verdeeldheid van de arbeidersklasse geleid tot een resultaat waar de ondernemers in het geheel niet op hadden gerekend. De ongeschoolde arbeiders zijn niet in staat tot een actief, zelfbewust verzet, maar tegelijkertijd is er een groeiend zelfbewustzijn onder de hooggekwalificeerde loonafhankelijken. Er bestaat een gevleugelde uitdrukking van een kameraad (die nu lid van de Vierde Internationale geworden is) tijdens het eerste congres van het Poolse Solidarnosc: “die van boven, corrupt en incompetent”. Dat “corrupt” is niets nieuws, maar dat “incompetent” is een enorme verandering in de mentaliteit van een deel van de arbeidersklasse. Ik heb in de afgelopen twintig, vijfentwintig jaar scholingscursussen gegeven voor arbeiders en vakbondsleden en zo waarschijnlijk meer dan 100.000 vakbondsleden gesproken. De algemene reactie van de arbeiders en vakbondsleden die aan deze scholingen meededen, was: nou ja, wat je zegt klinkt allemaal wel mooi en we zouden blij zijn als we dat waar konden maken, maar hoe kunnen wij het stellen zonder technici, ingenieurs, fabrieksdirecties, dat kunnen wij toch helemaal niet? Dat is nu veranderd en nu wordt er gezegd: wij kunnen het beter dan de ingenieurs, die kunnen het alleen theoretisch, wij hebben de dagelijkse praktijk in het bedrijf. Zij zullen hen op de schouder kloppen, zonder geweld, dat is helemaal niet nodig, en zeggen: ga weg, u bent overbodig, we hebben u niet nodig, we kunnen het beter dan u.
Dat is een grote verandering in de mentaliteit. Ik geef direct toe, het gaat hier maar om een klein deel van de arbeiders, maar toch. We hebben hier een praktisch voorbeeld van wat ik in mijn verhaal wil benadrukken, namelijk dat het begrip loonarbeider, de klasse van loonafhankelijken, een totaalmaatschappelijk begrip is. Als men de arbeidersklasse beperkt tot mannelijke arbeiders in de klassieke grote industrie, dan gaat hun aantal omlaag. De concentraties verplaatsen zich, maar op wereldschaal gaat het aantal omlaag. Maar dat is een verkeerde definitie, niet alleen uit theoretische overwegingen, maar ook uit praktische. Een voorbeeld: mijnwerkers, staalarbeiders of arbeiders in de machine-industrie konden ook in de beste tijd de kapitalistische economie niet volledig lamleggen. Dat is hun nooit gelukt. Maar bankpersoneel kan dat wel. Arbeiders uit de telecommunicatie hebben nu veel meer mogelijkheden om de kapitalistische economie volledig lam te leggen. Nergens kan een kapitalistische economie zonder banken functioneren, dat is onmogelijk. Na een week zou de economie in mekaar storten. Ik stel vast dat in meerdere landen in de wereld, ik zou meerdere voorbeelden kunnen noemen, inclusief België, bij het bankpersoneel de mate van zelfbewustzijn en de wil om uitdrukking te geven aan haar potentiële maatschappelijke macht toeneemt. Dat is geen rooskleurig vooruitzicht voor de burgerlijke klasse en die maakt zich daarover terecht grote zorgen.
De slotconclusie luidt dus: verzet, rebellie, onbegrensde solidariteit. De onbegrensde overtuiging dat op den duur de loonafhankelijke mensen, die 99 procent van de wereldbevolking uitmaken, hun lot zelf in handen kunnen nemen en hun eigen lot kunnen bepalen.