Geschreven: 1976
Eerste publicatie: Een uitgave van Leon Lesoil Marxistische Vorming, scholingsteksten — RAL nr. 1. Transcriptie van een gesproken lezing van
Mandel
Transcriptie: Adrien Verlee, december 2003
Omzetting naar HTML: Maarten Vanheuverswyn, voor het Marxists Internet Archive, december
2003
Ik zal vijf kenmerken van een revolutionaire crisis geven, die door de revolutionaire marxisten steeds naar voren worden geschoven, waarvan vier voorwaarden zijn en het vijfde het algemene standaardkenmerk.
In de eerste plaats vereist de revolutionaire crisis een crisis van de productiewijze, of meer concreet een groeiende moeilijkheid of onmogelijkheid tot verder functioneren van de economische werking. De situatie waarin de gegeven productiewijze zichzelf niet meer automatisch reproduceert door haar eigen economische dynamiek is de noodzakelijke voorwaarde voor het ontstaan van een revolutionaire crisis.
Deze marxistische standaardformule, waaraan geen commentaar moet verbonden worden omdat ze logisch uit zichzelf voortvloeit, betekent dat er een groeiende en onoverkomelijke contradictie ontstaan is tussen de ontwikkeling van de productiekrachten en de gegeven productieverhoudingen, waaruit een crisis van de productiewijze voortkomt.
Deze crisis van de productiewijze moet niet noodzakelijkerwijze samenvallen met een economische crisis van overproductie in het kapitalisme, of een crisis van onderproductie in het prekapitalisme. Ze kan door een dergelijke crisis versneld worden.
De Franse Revolutie van 1789 bijvoorbeeld werd versneld door een grote golf van hongersnood, een groot tekort aan voedsel dat toen in Frankrijk bestond. Maar dat is slechts een toeval, dat is geen noodzakelijke voorwaarde. We hebben in de geschiedenis vele revolutionaire crisissen, burgerlijke en proletarische revoluties gekend, die niet samenvielen met zware economische crisissen van over- of onderproductie in overeenstemming met kapitalistische of prekapitalistische omstandigheden, maar die duidelijk samenvielen met een algemene structurele crisis van de productiewijze.
Het tweede kenmerk of voorwaarde van een revolutionaire crisis is een crisis van wat we zouden kunnen noemen de politieke machtsmechanismen van de heersende klasse. Dit is de meer theoretische formule voor wat Lenin op eenvoudigere manier zegde, namelijk dat om een revolutionaire crisis te hebben diegenen van de top niet meer kunnen regeren, of ten minste niet meer kunnen regeren op een normale traditionele wijze.
Deze crisis van de politieke machtsmechanismen van de heersende klasse neemt natuurlijk verschillende vormen aan in overeenstemming met die productwijze, met die heersende klasse die we beschouwen. Die vormen zijn niet identiek in een prekapitalistische maatschappij en kapitalistische maatschappij. Maar ze betekenen allemaal dat de normale wijze van handelen van de heersende klasse, dit wil zeggen de wijze waarop ze een overeenkomst sluit tussen haar verschillende tendensen om te kunnen regeren, in ruime mate verlamd is.
En dit kan een tautologie lijken, dat er geen revolutionaire crisis kan bestaan zonder de verlamming van de politieke macht van de heersende klasse. Maar ik denk dat het zeer vaak verkeert begrepen is geworden door de marxisten en zelfs door de revolutionair marxisten, want zeer vaak wordt dit geïdentificeerd met de crisis van het staatsapparaat, een crisis van het repressieapparaat. En dit is zeker niet hetzelfde. De crisis van het staatsapparaat en het repressieapparaat is de crisis van de wijze waarop de heersende klasse regeert over de onderdrukte klasse. De crisis van de politieke machtsmechanismen is de crisis van de wijze waarop de heersende klasse zichzelf regeert, het is een interne crisis. Deze crisis heeft essentieel te maken met een verdeeldheid binnenin de heersende klasse, wat tot een toestand van verlamming leidt.
Het is zeer moeilijk om meer over dit in abstractie te zeggen, want een dergelijke crisis is natuurlijk concreet in elk type van maatschappij, voor elke heersende klasse, en vooral voor wat men kan noemen elk heersend blok dat de macht heeft (hoewel dit laatste in sommige kringen revisionistisch wordt beschouwd).
In het algemeen is er geen collectieve regering van dé heersende klasse in een maatschappij, gekenmerkt door die heersende klasse.
Maar er is een machtsblok dat die sectie of die fractie van dé heersende klasse of dé heersende klassen vertegenwoordigt en dat de macht uitoefent. En over het algemeen is een revolutionaire crisis een preparaat van, ofwel verhaast door een diepe crisis van dat blok. Dat blok valt uiteen. Een deel stelt zich op t.o.v. een ander deel.
Het blok kan dus niet meer regeren, het kan niet meer handelen, het wordt verlamd, en de verdeeldheid die openlijk naar voren komt maakt het gunstig voor de massa’s om radicaal tussen te komen. We kunnen hiervan vele voorbeelden geven, maar ze zijn te algemeen om in detail te treden.
Soms, er is ten minsteéén voorbeeld in de 20e eeuw, kan deze ongeschiktheid van de heersende klasse om nog verder op haar traditionele manier te regeren genoeg zijn om de revolutionaire crisis te versnellen.
Dat was de mening die Trotski gaf voor de aanvang van de Spaanse revolutie van 1930-31. Hij meende dat eerst de dictatuur van Primo de Rivera, en later de monarchie van Koning Alfonso XIII in werkelijkheid omver werd geworpen juist door de interne ineenstorting van de heersende klasse, en niet door een voorafgaandelijke directe revolutionaire tussenkomst van de massa’s. De massa kwam maar in beweging nadat deze ineenstorting had plaatsgegrepen. Deze ineenstorting was het gevolg van de interne ontbinding van de heersende klasse.
Ik zou echter willen zeggen dat dit een zeer uitzonderlijke situatie was. Over het algemeen worden de vijf factoren vereist om een revolutionaire crisis te hebben, de vijf factoren die ik opnoem.
De derde voorwaarde voor een revolutionaire crisis is een crisis van het staatsapparaat, en een crisis van vooral het repressieapparaat, dat het wezen is van het staatsapparaat, t.t.z. een lichaam van gewapende mannen.
Dit is ook weer tautologisch. Er kan geen revolutie bestaan als er een sterk repressieapparaat aanwezig is. Want als het repressieapparaat zeer sterk is dan laat dit niet toe dat miljoenen mensen op straat komen. Dus moet er een interne ontbinding, een interne verzwakking van dat repressieapparaat ontstaan vooraleer er een revolutie kan plaatsgrijpen.
Wat deze verzwakking veroorzaakt, kunnen vele gebreken zijn. We zullen hier dadelijk op terugkomen, wanneer we het hebben over de proletarische revolutie. Want al wat ik tot hiertoe heb gezegd is van algemene aard. Het heeft evenveel betrekking tot burgerlijke revoluties van de 16e tot de 18e eeuw, als tot proletarische revoluties.
Wat een dergelijke situatie van verlamming van het repressieapparaat kan veroorzaken, kan een verzwakking van het apparaat van buitenaf zijn. Dat is al zeer veel voorgekomen. In een oorlog bijvoorbeeld, waarin de repressiekrachten gedemoraliseerd en verslagen worden, wordt het leger verzwakt. Nog een voorbeeld: de grote ontevredenheid van de sociale klasse die de meerderheid van de soldaten van het leger, de meerderheid van de leden van de repressiekrachten levert, kan leiden tot het onvermogen van het bevelhebbende deel van dit apparaat, en kan leiden tot een situatie waarin het bevelhebbende deel niet meer beschikt over de loyaliteit van diegenen die normaal de repressiedaden stellen. De beroemde scène uit de Februarirevolutie van 1917 is hiervan een prachtig voorbeeld. Trotski beschrijft dat de Kozakken op het beslissende moment weigerden te schieten op de menigte hongerige vrouwen, omdat ze ervan onder de indruk kwamen.
Of een zodanige situatie van verlamming kan veroorzaakt worden door een combinatie van beide factoren: een gedeeltelijke verzwakking van het repressieapparaat door gebeurtenissen van buitenaf, verbonden met de gedeeltelijke omverwerping, om de burgerlijke term eens te gebruiken, van dit repressieapparaat doorheen sociale ontevredenheid. Deze laatste formule, de combinatie van de ontwikkeling van buiten en binnen het repressieapparaat, kan vooral gelden voor het geval van Portugal vandaag. Daar heeft het leger een verzwakking gekend door de koloniale oorlog, enkel een verzwakking en geen afbraak, en een ineenstorting door de invloed van het revolutionaire proces op de soldaten. Er is nu een groeiende tendens onder de soldaten om de bevelen te bediscussiëren, let wel ik zeg nog niet om er zich tegen op te stellen.
Wanneer er een dergelijk leger bestaat waarin de individuele soldaten de bevelen van de officieren beginnen te bediscussiëren, dan bestaat er natuurlijk geen efficiënt repressie lichaam meer. We moeten wel oppassen, ik zeg dat er geen efficiënt repressieapparaat meer bestaat, het repressieapparaat op zichzelf is nog niet verdwenen.
De vierde voorwaarde voor een revolutionaire crisis is wat we zouden kunnen (noemen) de crisis van de geloofwaardigheid van de wettelijkheid van de heerschappij van de onderdrukkende klasse in de ogen van de onderdrukte klassen. Dit is een uiterst belangrijk punt. We zullen er dadelijk op terugkomen wanneer we het hebben over de proletarische revoluties.
In ieder geval is dit aspect even belangrijk in burgerlijke revoluties als in de proletarische.
Normaal is het regeren van de heersende klasse niet ondersteund door brutale kracht. Het regeren is gebaseerd op het feit dat de geregeerden, de uitgebuiten, de onderdrukten het als normaal en onvermijdelijk beschouwen van geregeerd, uitgebuit en onderdrukt te worden. En al de instellingen van de sociale bovenbouw, zoals de staat, de opvoeding, het geloof, de ideologie, de moraal, de gewoonten, dat waarschijnlijk de sterkste kracht van de bovenbouw vormt, zijn ingesteld op de reproductie van die geloofwaardigheid en die wettelijkheid van de macht van de heersende klasse in de ogen van de onderdrukte meerderheid. En er zijn uitzonderlijke omstandigheden nodig om die geloofwaardigheid en wettelijkheid te doen wankelen. Het is niet zo gemakkelijk om dit te doen. We zullen op dit punt nog terug komen. Het is zelfs waarschijnlijk de grootste moeilijkheid die we vandaag tegenkomen in de imperialistische landen met een burgerlijke democratie, om de wettelijkheid van het universele burgerrecht en het burgerlijke parlement te doen wankelen.
De wettelijkheid van een fascistische dictatuur, of van een tsaristische monarchie, of van een vreemde koloniale macht kan gemakkelijk aan het wankelen gebracht worden. Dat is niet zo moeilijk. De wettelijkheid van een burgerlijk democratisch staatsapparaat, dat gebaseerd is op het universele burgerrecht, is moeilijker aan het wankelen te brengen. We zullen enkele trucs, politieke gewiekstheid nodig hebben om die wettelijkheid krachtig aan te tasten. Zonder dat zullen we geen revolutionaire crisis kennen. We zullen hierop later nog terugkomen.
Ik zal een historisch voorbeeld aanhalen:
De wettelijkheid van de monarchie was gebaseerd op de katholieke kerk, het katholieke geloof. De geestelijkheid speelde een grote rol in de feodale maatschappij en de kerk was een van de pilaren ervan. Nu, in een maatschappij waarin het katholieke geloof de heersende ideologie is van het grootste deel van de bevolking, is het uiterst moeilijk om de wettelijkheid van de heersende klasse aan te vallen en te doen wankelen. Het is niet zo gemakkelijk om de koning, die de vertegenwoordiger van god op aarde is, te doen vallen, wanneer de meerderheid van de mensen geloven in god en dit uiten door de meditatie in de kerk. Het is niet zo gemakkelijk om de meerderheid van het volk te overtuigen dat die vertegenwoordiger van god op aarde moet afgezet worden.
Het is daarom dat eerst de Reformatie, het enorm door elkaar schudden van de wettelijkheid van het katholieke geloof, en later het stellen van de gedachte van volkssoevereiniteit t.a.v. de gedachte van de heerschappij gezonden uit de hemel door de burgerij werden gebruikt tussen de 15e en de 18e eeuw als twee beslissende stormrammen om de burgerlijke revolutie voor te bereiden.
Zonder eerst de Reformatie, en dan de gedachte van volkssoevereiniteit t.o.v. de gedachte van de monarchie, gebaseerd op de goddelijkheid, zou het voor de burgerij onmogelijk zijn geweest om zich op een dergelijke revolutionaire weg te begeven. Voor de meerderheid der naties zoals de Engelse, de Franse, de Amerikaanse, en in de eerste plaats de Nederlandse en Belgische naties omdat zij de eerste waren die de burgerlijke revolutie doorvoerden, zou het onmogelijk zijn geweest de burgerlijke revolutie te laten zegevieren. Op welke manier de wettelijkheid van de monarchie in een wankelende positie werd gebracht, is de geschiedenis van de ideologische en politieke voorbereiding van deze grote burgerlijke revoluties tussen de 15e en 18e eeuw.
De vijfde voorwaarde voor de revolutionaire crisis is natuurlijk meer dan een voorwaarde. Ze is de inhoud van de revolutionaire crisis: de geweldige uitbarsting van de massa’s op de politieke scène. Miljoenen mensen beginnen zich te bemoeien met de politiek. En dit is uiteindelijk waarover de revolutionaire crisis inhoudelijk gaat.
De politiek dat in normale omstandigheden een monopolie is van een kleine minderheid van professionele politici, journalisten, vakbondsbureaucraten, hovelingen in de prekapitalistische maatschappij, wordt plotseling de zaak van miljoenen mensen. Miljoenen mensen gaan verder dan de instellingen die geschapen zijn om hun kleine bijdragen tot het politieke leven te kanaliseren; ze breken deze kanalisering af, en beginnen te handelen op een dergelijk politiek peil, met een zodanige omvang, met een zodanige intensiteit, dat de bestaande staatsinstellingen worden uitgedaagd, dat die beginnen te wankelen, en zelfs gedeeltelijk worden omver geworpen.
Dit is dé revolutionaire crisis.
Definities geven van revolutionaire crisissen die betrekking hebben tot verschillende productiewijzen, tot verschillende klassenmaatschappijen, is natuurlijk zeer moeilijk. Daarom was wat ik zo even heb uiteengezet zeer abstract. We zullen nu de nadruk leggen op de bijzonderheden van de proletarische revoluties in vergelijking met de burgerlijke revoluties, en we zullen de vijf voorwaarden voor een revolutionaire crisis in hun bijzonderheden onderzoeken.
In het volume over de Februarirevolutie van Trotski’s Geschiedenis van de Russische revolutie is er een hoofdstuk over dubbele macht, waarin Trotski hetzelfde doet wat ik nu ga doen, t.t.z de vergelijking maken tussen de verschijning en ontwikkeling van dubbele macht in de burgerlijke revoluties en de verschijning en ontwikkeling van de dubbele macht in de proletarische revoluties.
Trotski legt er nadruk op en het is daarom dat ik in het begin die algemeenheden gaf, dat er een grote parallel te trekken is tussen ten minste volkse burgerlijke revoluties, d.w.z. burgerlijke revoluties waarin grote massa’s van plebejische oorsprong en natuur actief deelnemen, en proletarische revoluties. In de uiting van de kenmerken van beide soorten revoluties is er een element van continuïteit en een element van discontinuïteit te vinden. De vijf kenmerken voor een revolutionaire crisis zijn aanwezig in die burgerlijke revoluties. Nemen we bijvoorbeeld de revolutie van de Lage Landen, de Engelse revolutie, of de Franse, of de Amerikaanse, steeds zijn de vijf kenmerken terug te vinden, en ze bereiken hun hoogtepunt in een situatie van dubbele macht. Niettemin zijn er ook zeer grote verschillen. En het is op deze verschillen dat ik nu de nadruk ga leggen.
Het meest belangrijke verschil, beklemtoond door Lenin, dat ongelukkigerwijze door vele marxisten niet is opgenomen, en natuurlijk vooral niet door de stalinistische KP’s, is het feit dat de burgerlijke klasse, terwijl ze een burgerlijke revolutie leidt, en terwijl ze de vijf voorwaarden voor een revolutionaire crisis ten uitvoer brengt, al de heersende klasse in de maatschappij is.
Men zou kunnen zeggen, hoewel er enkele uitzonderingen bestaan, dat de meeste revoluties van het verleden leidde tot het veroveren van de macht door een klasse die al economisch de heersende klasse van de maatschappij was, alvorens ze de politieke heersende klasse van de maatschappij werd.
Dat maakte het verloop van zaken, vooral vanuit ideologisch en politiek standpunt, veel gemakkelijker. Wanneer ik eerder zei dat een van de grootste moeilijkheden in het voorbereiden en leiden van een sociale revolutie het aan het wankelen brengen van de vorige klassenheerschappij is, dan we nu dat deze moeilijkheid niet zo groot is voor een sociale klasse die al in de maatschappij domineert. Marx zegde dat diegenen die de sociale meerwaarde controleren, diegenen die de productie van waren controleren, ook in laatste instantie de productie van gedachten controleren. En dit betekent dat de burgerij niet alleen economisch, maar ook ideologisch hegemonisch kan zijn vooraleer ze de macht grijpt. En zo is het ook geweest.
Dit gebeurde tijdens de Reformatie in de Lage Landen, dit gebeurde in Engeland in de 17e eeuw, en dit gebeurde vooral in Frankrijk. De Franse burgerij was, doorheen de strijd voor rationalisme tegen klerikalisme, doorheen de strijd van de Encyclopedisten, doorheen de strijd van de materialisten, al lang de ideologische overheersende kracht in de maatschappij voordat ze de monarchie van Lodewijk XVI omverwierp.
Voor het proletariaat is dit niet toepasselijk. Het proletariaat is niet de heersende klasse in de maatschappij voordat het de politieke macht grijpt. En omdat het de economisch heersende klasse niet is, kan het zeker de ideologische heersende klasse niet zijn. Het is een complete utopie te geloven dat een klasse die de materiële productie niet controleert, wel de ideologische productie zou kunnen controleren, of dat haar ideologie hegemonisch zou zijn. Ik denk hier natuurlijk aan het concept van Gramsci, die geloofde dat het noodzakelijk is voor een sociale klasse om ideologisch hegemonisch te zijn vooraleer ze de politieke macht kan grijpen. En daarin ligt de ideologische basis van de strategie van de KP.
Als je deze regel in zijn historische betekenis aanneemt, dan maak je een socialistische revolutie onmogelijk. Het is absoluut onmogelijk dat het revolutionaire marxisme ideologisch overheersend is in de maatschappij vooraleer de proletarische revolutie zegeviert. Dat is totaal utopisch.
Men kan niet denken, als de burgerij het staatsapparaat controleert, de ideologische productie controleert, het opvoedingssysteem controleert, enz., dat de arbeidersklasse enkel door de sterkte van haar gedachten de ideologisch heersende kracht kan worden. Dit betekent in de grond van de zaak het overboord werpen van het historische materialisme. En erger nog, zelfs binnen de arbeidersklasse is het onmogelijk om de hegemonie van de burgerlijke en kleinburgerlijke ideologie omver te werpen onder normale omstandigheden. Dit kan een beetje grof klinken, maar toch zou ik het zo stellen, ik baseer me op ervaringen in de geschiedenis van nauwelijks een eeuw. Het doen wankelen en het omverwerpen van die burgerlijke en kleinburgerlijke ideologie kan enkel gebeuren onder de revolutionaire omstandigheden. Enkel onder de voorwaarden van een revolutionaire crisis is het mogelijk dat de meerderheid van de arbeidersklasse overgaat naar het revolutionaire marxisme. Enkel onder de voorwaarden van de revolutionaire crisis kan de arbeidersklasse zich werkelijk bevrijden van de invloed van de burgerlijke en kleinburgerlijke ideologie. We zullen hieruit belangrijke besluiten trekken voor de opbouw van de revolutionaire massapartij.
Ik hervat: De proletarische revolutie is de eerste revolutie in de geschiedenis dat een sociale klasse aan de macht brengt die tot de vooravond van de revolutionaire crisis, of zelfs tot voor het eerste teken van de revolutionaire crisis, een onderdrukte klasse is, niet alleen op politiek en sociaal vlak, maar ook op economisch en ideologisch vlak. Het is een klasse die niet autonoom is noch economisch, noch sociaal, noch politiek, noch ideologisch, noch cultureel, en wat we ook nog kunnen opnoemen.
Dit is een groot verschil. Dit geeft het onderwerp waarmee we bezig zijn, nl. de periode van de dubbele macht, een uitzonderlijk strategisch belang.
De eerste functie van de periode van dubbele macht, heeft tot doel dat de arbeidersklasse zich moet ontdekken als klasse, dat de arbeidersklasse zich in haar meerderheid ideologisch moet vormen, moet samenstellen. Wat normaal betrekking heeft op de voorhoede, heeft in de periode van de revolutionaire crisis, in de periode van dubbele macht betrekking tot de gehele massa, de gehele klasse.
Het tweede grote verschil tussen de burgerlijke revoluties en de proletarische revoluties ligt in de relatie tot het staatsapparaat.
Omdat de burgerij de heersende klasse is, omdat de burgerij geen speciale machtsorganen nodig heeft buiten haar privé-bezit om de stabiliteit van haar heerschappij te verzekeren, heeft zij over het algemeen een zeer gemakkelijke houding aangenomen t.o.v. het staatsapparaat van de absolute monarchie. Ze nam dit staatsapparaat met haar instellingen gewoon over. Het moest natuurlijk geen hindernissen leggen op de weg van kapitaalaccumulatie, van vrij verkeer van koopwaren, en van het kopen en exploiteren van arbeidskracht. Voor de rest maakt het voor haar geen verschil uit over welk staatsapparaat ze beschikken. Als er nu een staand leger van 30.000 of 50.000 soldaten is, wel dat hangt af van de omstandigheden.
Als er nu een competitieoorlog is, of een koloniale oorlog, of er is onrust te verwachten in enkele provincies, wel dat zijn vraagstukken waarop de burgerij uiterst pragmatisch, uiterst opportunistisch kan antwoorden. Dat zijn vraagstukken met betrekking tot de omstandigheden.
We kunnen natuurlijk een meer algemene regel formuleren: hoe sterker de burgerlijke economische macht is, hoe minder de burgerij een machtig staatsapparaat nodig heeft. Dit is nog al evident. De sterkste burgerlijke klassen hadden de zwakste legers. En Marx evenals Trotski legde de nadruk op het feit dat het beëindigen van de Franse Revolutie in het bonapartisme, in tegenstelling tot de Engelse, de Amerikaanse, of de Nederlandse revolutie, geen bewijs was van de sterkte van de Franse burgerij, maar in tegendeel een bewijs van zwakte. De Franse burgerij moest een zeer sterk staatsapparaat oprichten, dat weerspiegelde in Napoleon Bonaparte.
Als ze dit moest doen, betekende dit dat ze op economisch en politiek vlak zwak stond. Want ze moest al rekening houden met opstandige massa’s in de steden die niet zo makkelijk te controleren waren. Ze kon geen luxe permitteren zoals de Engelse burgerij, zelfs luxe niet van wapens te geven aan de politie van de hoofdstad. Ze had al te veel vijanden in de steden, die te opstandig waren. En dan was er nog de moeilijkheid met die grote massa’s boeren, van een heel speciale soort, die niet precies kapitalisten waren, maar die in een zeer speciale bemiddelende situatie stonden, en die we niet exact in dezelfde vorm vinden noch in Engeland, noch in de Lage Landen na de burgerlijke revolutie. Maar, als we deze algemene regel even opzijschuiven, kunnen we zeggen dat de burgerij zich de luxe kan permitteren van zeer pragmatisch en opportunistisch te zijn op het vraagstuk van welk deel van het prekapitalistische staatsapparaat ze overneemt. Marx en Lenin gebruiken de volgende formule: de heersende klasse hebben de staatsmachine van de vorige maatschappij overgeërfd en overgenomen.
Nu, de grote uitvinding die Marx als eerste en later Lenin in Staat en revolutie aan de originele theorie van de staat toevoegde, was het feit dat de proletarische revolutie het burgerlijke staatsapparaat simpel niet kon overerven en overnemen, zoals de burgerij het staatsapparaat van de monarchie overerfde en overnam. De arbeidersklasse moet dat staatsapparaat afbreken, moet die instellingen vernietigen, en moet een staat van zichzelf scheppen, dat een zeer bijzondere staat is, die begint te verkwijnen vanaf zijn geboorte.
Al deze formules zijn niet academisch, platonisch, of theoretisch, maar ze hebben iets te maken met wat we hierboven hebben besproken, nl. met de uitzonderlijke situatie van een uitgebuite onderdrukte genegeerde klasse die de macht zal grijpen alvorens ze de economische en ideologische heerschappij in de maatschappij uitoefent.
Op dezelfde manier als de arbeidersklasse in haar meerderheid zich als klasse ontdekt en zich ideologisch als een klasse identificeert onder de voorwaarde van de periode van dubbele macht, kan ze enkel ideologisch samengesteld blijven in de mate dat ze blijft beschikken over dat bijzondere type van staatsapparaat.
Dit is de belangrijkste scheidingslijn tussen bolsjewisme en mensjewisme, tussen het revolutionaire marxisme en niet alleen de rechter vleugel van de sociaaldemocratie maar ook de rechter vleugel van de centristen.
Het derde grote verschil tussen de burgerlijke en proletarische revoluties, of, hier moet ik een beetje voorzichtig zijn, het verschil tussen de burgerlijke revoluties en de proletarische revoluties die doorgaan in de imperialistische landen met een sterke traditie van burgerlijke parlementaire democratie: het kwalitatieve verschil dat de graad van de wettelijkheid van de bestaande politieke machtsvormen heeft als hindernis, in de ogen van de massa’s.
Ik herhaal wat ik al eerder zei. Wanneer in de absolute monarchie de gedachte van de volkssoevereiniteit ingang heeft gevonden bij de bevolking, dan zou je kunnen zeggen dat de keizer wordt uitgekleed, t.t.z dat de basis van zijn bestaan wordt aangetast.
Het is duidelijk, als je moet kiezen tussen de absolute autoriteit van een autocraat, die enkel zichzelf of een kleine minderheidsklasse van uiterst geprivilegieerde, corrupte en parasiterende lui, vertegenwoordigt, langs de ene kant, en de volkssoevereiniteit langs de andere kant, dat de keuze gemakkelijk gemaakt is, ten minste voor de meerderheid van de bevolking.
Op dezelfde manier is het natuurlijk veel gemakkelijker een zegevierende revolutie te maken, beginnende met een strijd voor nationale onafhankelijkheid in een koloniaal land. Het is niet zo moeilijk de meerderheid van het Vietnamese volk te overtuigen dat de heerschappij van de Franse en de Amerikanen niet moet aangenomen worden, maar dat de Vietnamezen zichzelf moeten regeren. Dit is niet zo moeilijk om uit te leggen. Dit is iets dat de meerderheid van de bevolking gemakkelijk verstaat.
Wanneer je vormen van burgerlijke heerschappij hebt die uiterst onderdrukkend zijn als corrupt bonapartisme, of militaire dictaturen (de Griekse junta van eind de jaren ‘60, het Franco-regime vandaag in Spanje, het Caetano-Salazar-regime van Portugal destijds, de dictatuur van Mussolini in Italië van 1942-43) is het duidelijk dat de wettelijkheid van deze regimes in de ogen van de massa’s twijfelachtig is.
Maar de zaak wordt veel moeilijker, wanneer de burgerij haar heerschappij uitoefent langs de kanalen van de burgerlijke parlementaire democratie. De zaak wordt veel moeilijker, wanneer de burgerij de gedachte van volkssoevereiniteit, die naar voren wordt geschoven en haar uitdrukking vindt in het universele burgerrecht, gebruikt tegen de proletarische revolutie.
We kunnen hier van twee gebeurtenissen, twee historische voorvallen aanhalen.
Ten eerste, de Duitse revolutie van 1918-19 werd in zekere zin verslagen door de onbekwaamheid om de wettelijkheid van het universele burgerrecht te doorbreken. De Duitse sovjets, die op een ruime of zelfs op een praktisch algemene schaal verbreid waren, stonden vrijwillig hun macht af; ze gaven hun macht af ten voordele van de grondwetgevende vergadering die verkozen werd door het algemene burgerrecht.
En ten tweede, hetzelfde gebeurde onder complexere omstandigheden in Spanje van 36-37. De comités die spontaan door de arbeiders waren opgebouwd in de verdediging van de fascistische coup van juli ‘36, gaven op het territorium van de republiek hun macht terug aan de regering, die opgebouwd was op basis van het universele burgerrecht.
En we zouden vandaag een gelijkaardige situatie kunnen meemaken in Portugal, hoewel ik een beetje meer optimistischer ben. De burgerij en ten minste de sociaaldemocratie proberen op zeer overwogen manier de zogezegde wettelijkheid van de volkssoevereiniteit te stellen t.o.v de vormen van zelforganisatie van de arbeidersklasse.
De belangrijkste slagzin die als basis diende van de sociaaldemocratische betogingen en meetings en die de reactionaire draai in de Portugese revolutie heeft gestart was: RESPECTAR A VOLUNTAD POPULAR (respecteer de wil van het volk). Dat was de belangrijkste slagzin met welke de sociaaldemocratie zich tegenover de vooruitgang van de revolutie stelde sinds de maand mei 75. En al de andere zaken, de grovere kwamen achteraf, zoals het Duitse spreekwoord zegt dat de staart van de rat ook maar eerst op het laatst te zien is. De slagzin “weg met de communistische dictatuur”, de slagzin “brand de communisten”, heel de pogrom tegen de communisten kwam maar eerst later. De eerste slagzin “respectar a voluntad popular” was de moeilijkste om te introduceren, en die ze dan ook met het volgende argument staafde: het volk heeft gekozen voor de grondwetgevende vergadering in de verkiezingen, dus iedereen moet zich onderwerpen aan de wil van het volk. Dit is niet zo gemakkelijk te stellen, maar dit is ook niet zo gemakkelijk te beantwoorden en te breken.
Eén van de kenmerken van de revolutie die zegevierend waren tot nu toe (vooral de Russische revolutie van 1917, maar ook de Chinese, de Cubaanse, en de Vietnamese revolutie) is natuurlijk het feit dat daarin dit probleem niet moest geconfronteerd worden. En het is daarom dat ik er zo de nadruk op leg, omdat dit het probleem is dat we zullen moeten confronteren in de landen zoals Frankrijk, Italië, Portugal, Engeland, Duitsland, om niet te spreken van de kleine Europese landen. Het enige land waar het noodlot op een dergelijke manier zou gewerkt hebben (en dat is trouwens goede straf voor een van de grootste misdaden van deze eeuw) zodat we die moeilijkheid niet zullen moeten confronteren, zal waarschijnlijk Spanje zijn. Ik meen dit, uitgaande van het geheel van de combinaties van omstandigheden, als er een situatie van dubbele macht zal ontstaan, die uit de omverwerping van het Franco-regime zal spruiten. Niemand zal in staat zijn om de volkssoevereiniteit, de wil van het volk t.o.v de zelforganisatie van de arbeidersklasse te stellen, althans niet in een eerste fase van de Spaanse revolutie.
Maar in al de andere Europese landen zal dit een serieus probleem zijn. Dit houdt voor de revolutionaire marxisten de dialectische verbondenheid van drie concepten in, die niet identiek zijn, en die beschouwt kunnen worden als uit elkaar voortvloeiend, te verstaan en op een correcte wijze onder de ogen te nemen: het concept van de democratische vrijheden van de massa’s; het concept van de burgerlijke democratie met haar instellingen; het concept van de proletarische democratie, de arbeidersradendemocratie, sovjetdemocratie.
Het probleem dat we moeten oplossen (en dit is niet zo gemakkelijk zoals we dit vandaag in Portugal kunnen zien) is de massa’s op te voeden en te overtuigen dat er geen identiteit bestaat tussen de consolidatie en de uitbreiding van de democratische vrijheden en de consolidatie van de burgerlijke democratische staatsinstellingen.
De misdaad van de sociaaldemocraten, en dat is de reden waarom ze de meest boosaardige contrarevolutionairen zijn in de eerste fase van de proletarische revolutie in een land waar een sterke traditie bestaat van burgerlijke democratie, is natuurlijk dat zij juist het tegenovergestelde doen. Hun functie bestaat erin de massa’s te overtuigen dat er een absolute identiteit bestaat tussen deze twee. “Eens je de instituten van de burgerlijke democratische staat uitdaagt, daag je de democratische vrijheden uit” is de argumentatie om die identiteit te bewijzen.
Onze taak bestaat juist uit het tegenovergestelde: de massa’s overtuigen, niet door dogmatische verklaringen, niet door programmatische scholing, maar door ervaringen, dat het tegenovergestelde waar is. Dat de democratische vrijheden enkel geconsolideerd en uitgebreid worden door de instellingen van de burgerlijke parlementaire democratie te beginnen uit te dagen en omver te werpen. Dan laat je aan de massa’s de parallel, de fouten, de misstappen, de afwijkingen, de hindernissen zien die in de situatie van dubbele macht verschijnen.
Aan de ene kant is er de ernstige opportunistische fout, of revisie, door concessies te doen aan de sociaaldemocratische mensjewistische benadering, en door het voorwendsel van de verdediging van de democratische vrijheden van de massa’s, de instellingen van de burgerlijke democratische staat te beginnen steunen.
Dit is natuurlijk een rechtse centristische, mensjewistische benadering die uiterst gevaarlijk is, en die in werkelijkheid zelfmoord betekent voor de revolutie in een bepaalde etappe.
Aan de andere kant is er de sectaire fout, de sectaire blindheid die onder het voorwendsel van de uitdaging van de burgerlijke democratische instellingen, eerst in woorden dan in daden de democratische vrijheden van de massa’s begint af te wijzen. Dit is natuurlijk even noodlottig als de opportunistische fout.
Het is noodlottig niet alleen omdat het theoretisch uit principieel standpunt verkeerd is (in het beste geval wordt niet de werkelijke uitoefening van de macht door de arbeidersklasse voorbereid, maar een arbeiderstaat die van in het begin gebureaucratiseerd zal zijn), maar het is noodlottig omdat het compleet inefficiënt is: het leidt tot een situatie waarin de meerderheid van de bevolking juist niet zal gewonnen worden voor de proletarische revolutie.
Het eerste geval komt maar onder uiterst bijzondere omstandigheden voor, zeker niet in de Europese landen, en zeker niet in Portugal. Het tweede geval is gevaarlijker. Ga aan de arbeidersklasse eens vertellen dat, om een proletarische revolutie te maken, ze dictatuur, despotisme, onderdrukking van de persvrijheid, onderdrukking van het bestaansrecht van politieke partijen moet aanvaarden, dan zal de meerderheid van de arbeidersklasse je de rug toe draaien. Dictatuur, enz. aanvaarden betekent dat je een isolatie schept van de revolutionaire voorhoede onder een kleine minderheid van de bevolking, en betekent dat je de revolutie tot een onvermijdelijke nederlaag leidt.
Wij moeten dus een koers volgen tussen deze twee voorname gevaren in van enerzijds de opportunistische identificatie tussen de democratische staatsinstellingen, en anderzijds het overboord werpen van de verdediging van de democratische vrijheden van de massa’s in functie van de uitdaging van de zogezegde revolutionaire efficiëntie.
Natuurlijk is dit te abstract, we zullen er meer concrete inhoud aan geven wanneer we in detail treden op de vraagstukken van de situatie van dubbele macht (hoe worden dubbele machtsorganen opgebouwd, geconsolideerd, veralgemeend, wat betekenen ze met betrekking tot de relatie tussen deze instellingen en de nog bestaande instellingen van de burgerlijke staat, wat betekenen ze vanuit het gezichtspunt van de politieke strategie om de meerderheid van de bevolking te overtuigen om een arbeiderstaat op te richten en uit te bouwen).
Ik wil nu een kleine analyse maken over wat er werkelijk achter het fenomeen van de democratische vrijheden en de burgerlijke staatsinstellingen zit.
Het is niet juist te stellen dat het verschil tussen de burgerlijke en de proletarische democratie te vinden is in de uitbreiding van de democratie op economisch en politiek vlak. Deze formule die op grote schaal wordt verspreid door de linkerzijde van de sociaaldemocratie en door de centristen, is absoluut onvoldoende en onjuist.
Onze kritiek op de burgerlijke democratie is zeker niet beperkt tot het feit dat de democratie bestaat op het vlak van de politiek, maar niet binnen de fabrieken. Natuurlijk is dit waar. Wij gebruiken dit op een correcte manier in onze agitatie voor arbeiderscontrole tegen de macht van de monopolies, tegen het feit dat de economische beslissingen door een kleine minderheid worden genomen. Dit is waar, daarmee is niets verkeerd gezegd.
Maar onze kritiek op de burgerlijke democratie is niet beperkt tot dat, ze gaat veel verder dan dat. Wij ontkennen ook dat de burgerlijke democratie democratisch zou zijn op politiek vlak. Wij wijzen ook op de beperkingen van de politieke democratie, die onvermijdelijk zijn onder de voorwaarden van de burgerlijke democratie.
Van die beperkingen zijn er veel.
Wij kunnen deze uitleg aan vele voorbeelden koppelen. Het is daarom misschien interessant van eens na te gaan wat er vandaag in Portugal over de democratische vrijheden wordt uitgekraamd.
Overal in de grote Portugese steden kan men nog steeds de enorme verkiezing affiches zien van de Socialistische Partij waarop staat: ARBEIDERSCONTROLE, STEM SP; STEM SP VOOR ARBEIDERSCONTROLE. We moeten geen mechanistische interpretatie van de electorale overwinning van de SP hebben. De electorale overwinning van de SP was niet alleen te wijten aan het feit dat de SP de meest gekende arbeiderspartij was, waarop normaal het laagst gepolitiseerde deel van de massa’s kiest zoals dat gewoonlijk gebeurt bij de aanvang van een revolutie, maar het was ook te wijten aan het feit dat de SP t.o.v de KP in de periode mei ‘74 — maart ‘75 een soepele en vrijzinnigere houding had met betrekking tot de zelfactiviteit van de massa.
Waar de KP stakingen brak, maakte de SP concessies aan wilde stakingen, zeggende: “oefen geen repressie uit op die stakers, ze zijn wel anarchisten, maar ze zijn toch niet zo slecht”. Dit werd op een zeer treffende wijze uitgedrukt door het feit dat gedurende de verkiezingscampagne de stalinisten zich verzetten tegen arbeiderscontrole, terwijl de sociaaldemocraten arbeiderscontrole schenen te steunen. Maar nauwelijks waren de verkiezingen gedaan, nauwelijks was de grondwetgevende vergadering verkozen, en nauwelijks was de kwestie van arbeiderscontrole een echt politiek probleem geworden in het land, of er was een gehele herziening van de standpunten. En nu begint de leiding van de SP, omdat ze dacht de regering over te nemen, sterker en sterker het anarcho-populisme, arbeiderscontrole en al die zaken aan te vallen. En de KP, als resultaat van haar electorale nederlaag, maakt nu een zwenking naar links en wil zich een beetje verbinden met extreem links, waardoor ze nu ook arbeiderscontrole begint te steunen.
Maar is dat volkssoevereiniteit wanneer je je hebt laten verkiezen op een bepaald platform, en dan later wanneer je verkozen bent in het parlement juist het tegenovergestelde te zeggen van wat je tegen de kiezers hebt verteld? Het is duidelijk dat dit geen uitoefening van volkssoevereiniteit is. En het is trouwens daarom dat de eis kan en moet voorgesteld worden aan de bevolking om het recht te hebben parlementairen op gelijk welk moment af te zetten en te vervangen, door de wil van de kiezers. Dit moet zeker niet gebeuren als een aanval op de democratische vrijheden en zeker niet door middel van de stupide formule van de ontbinding van de grondwetgevende vergadering, zoals is gebeurd door de extreem linksen in Portugal. Maar integendeel moet voorgesteld worden om de democratische vrijheden uit te breiden, om de volkssoevereiniteit uit te breiden, en dit moet voorgesteld worden in de vorm van eisen.
Wat wij (LCI), extreem-links en de KP hadden moeten antwoorden aan Soares, toen hij die grote speeches hield over “Respecteer de wil van het volk”, was: met welk recht spreek jij over de wil van het volk, wanneer je je hebt laten verkiezen op een programma punt en juist het tegenovergestelde doet twee weken later.
Een ander voorbeeld van hetzelfde type gaat over de persvrijheid. Het is zeer dom en zelfondermijnend in een revolutionaire crisis in een imperialistisch land, en zelfs in elke revolutie in gelijk welk land van aan het volk te zeggen: “Wij leven in een land dat een grote achterstand kent. Wij hebben 40 jaar onder het juk van het fascisme geleefd. En onder deze omstandigheden moet je verstaan dat het volk nog niet in staat is te kiezen welke kranten ze moet lezen, het volk is nog niet in staat te beslissen wat de kranten mogen en niet mogen drukken. Er moet nog een controle zijn, er moet nog censuur bestaan. Als je dit niet hebt zal de contrarevolutie overwinnen”.
Dat is wat de KP en velen van extreem-links hebben gezegd in de laatste maanden in Portugal, en dat is wat hen zo dom maakt en wat natuurlijk in de kaart van de sociaaldemocratie speelt.
Als je een dergelijke zaak gaat zeggen, dan zul je natuurlijk een enorm gevoel van verwarring bij de mensen teweegbrengen, ze zullen beginnen te aarzelen tussen proletarische en burgerlijke democratie. En dan zul je juist een ideale situatie scheppen voor de sociaaldemocratie, zodat deze juist hun zogezegde verdediging van de zogezegde democratische vrijheden kunnen stellen t.o.v de werkelijke arbeidersmacht, arbeiderscontrole, arbeidersraden, d.w.z. de embryo’s van de proletarische democratie.
Ongelukkig genoeg is dit niet de eerste keer dat dit is gebeurd. In de Duitse revolutie van 1918-19 werden vele fouten van hetzelfde type gemaakt, de leiders van de jonge Spartacusbond verstonden deze vraagstukken niet. En een van de zaken die het zo relatief gemakkelijk maakte voor Noske om die verschrikkelijkheden te doen in januari 1919, is de fout die de revolutionaire arbeiders van Berlijn maakten, t.t.z het beginnen van een algemene opstand, wat zeer avonturistisch was. Het was in ieder geval een soort putsch. Maar daarvan nog abstractie gemaakt, zij startten de algemene opstand niet door de bezetting van het spoorwegstation, niet door de bezetting van het politiecommissariaat, niet door de bezetting van de grote munitiefabrieken, maar door de bezetting van de centrale krant van de sociaaldemocratische partij, de ‘Vorwärts’, die een van de belangrijkste kranten van Duitsland was.
Toen Noske dan zijn contrarevolutionaire leger inzette om de arbeiders uit die drukkerij te verwijderen, was er op zijn minst een verwardheid onder het proletariaat van Berlijn. Alle sociaaldemocratische arbeiders (er was een kleine maar niet onbelangrijke minderheid in Berlijn, en een grote meerderheid in geheel Duitsland) waren verward. Zij zagen niet dat dit een aanval was van een contrarevolutionair leger om de proletarische revolutie te voorkomen, maar ze dachten dat dit een aanval van officieren was, dat slechte mensen waren, maar die de persvrijheid van de SDP verdedigden.
Dit is geen intelligente manier om de verovering van de macht te stellen, door de centrale krant van de SPD te bezetten, zelfs als je ze haat voor goede redenen, zelfs als je denkt dat de sociaaldemocraten kwaadsprekende mensen zijn. Dit is niet de beste manier om de meerderheid van de arbeiders, die deze sociaaldemocraten volgen, te overtuigen en te laten verstaan wat je probeert te doen.
De correcte manier om te reageren op de schandalige demagogie van de sociaaldemocratie is door te zeggen: Wat wij willen doen is helemaal niet de persvrijheid onderdrukken, is geenszins ieders recht om kranten te drukken verminderen, maar juist de vrijheid van de pers uitbreiden tot de limieten die aanvaardbaar zijn voor ons, omdat we juist meer vrijheid willen. Wat wij willen breken is zeker niet de vrijheid van iedereen, maar de vrijheid van een monopolie van een kleine groep mensen die enkel het recht zouden hebben in de praktijk om hun opvattingen te drukken. We willen de situatie breken waarin enkel privé-bezitters en enkele grote politieke partijen het recht hebben om kranten uit te geven, want dit is een onaanvaardbare beperking van de persvrijheid. Wij willen de persvrijheid uitbreiden, wij willen aan elke groep arbeiders het recht geven om hun opvattingen te uiten, zonder iemands recht weg te nemen”.
Als je dat laatste zinnetje “zonder iemands recht weg te nemen” niet toevoegt, dan schep je een enorme verwarring. Als je dit er wel bijvoegt dan keer je de hele zaak tegen de burgerij en tegen de klassenvijand.
Wij hadden natuurlijk een enorm gevoel van frustratie toen dit debat plaats vond in Portugal. We hadden een enorm gevoel van frustratie toen die domme Cunhal abstractie maakte van al de andere overwegingen. (o.k. hij is een stalinist, maar in deze zaak probeerde hij eerder iets goed te doen, voor één keer probeerde hij het recht van zelforganisatie van de arbeiders in de fabriek te verdedigen, wat zeer raar is voor een stalinist in West-Europa, maar hij deed dit met zulk een domme argumentatie, op zulk een belachelijke en inefficiënte wijze dat hij in feite de andere kant hielp.) Wij voelde een enorm gevoel van frustratie omdat het zo gemakkelijk was te antwoorden in dit geval. Het was zo gemakkelijk te zeggen: “Mijnheer Soares wie beperkt er hier iemands vrijheid? Wij willen geen enkele sociaaldemocratische krant onderdrukken, wij willen het recht van de sociaaldemocratische partij om een krant uit te geven niet onderdrukken. Jullie willen het recht van de arbeiders van Republica onderdrukken, omdat ze enkel arbeiders zijn, omdat ze geen bezitters van de drukkerij zijn, en omdat het geen leden van een partij zijn die honderdduizenden leden heeft. Jullie willen dat recht van de arbeiders onderdrukken om hun opvattingen te onderdrukken. Jullie zijn diegene die de persvrijheid willen onderdrukken, niet wij!”
Het was zo gemakkelijk geweest om de zaken zo voor te stellen, omdat de zaak van Republica daar rond draaide, omdat dit de werkelijke inhoud van heel de zaak was. Maar in plaats van de zaken zo eenvoudig en gemakkelijk voor te stellen, en in plaats van de sociaaldemocraten in dit geval in een moeilijke situatie te plaatsen, doet hij juist anders. Hij doet domme aanvallen op de sociaaldemocraten door te zeggen: “Jullie zijn reactionairen! In een periode van revolutionaire opgang is de persvrijheid een luxe.” En natuurlijk, én Cunhal én enkelen van extreem links speelden in de kaart van de sociaaldemocraten, en maakten hen in staat zich voor te stellen als mensen die over het algemeen de democratische vrijheden verdedigen, terwijl ze in werkelijkheid enkel het monopolie van enkele privé-bezitters verdedigen.
Ik moet hieraan toevoegen dat én in de Russische revolutie (Lenin schreef daarover een belangrijk artikel, dat leidde tot de geboorte van iets dat Izvestia werd genoemd) én in de Cubaanse revolutie, en nu ook beetje bij beetje in Portugal, in een revolutionair proces, het verlangen van de volksmassa om zich uit te drukken over de traditionele burgerlijke persvrijheid, en op een manier die de beperkingen van deze traditionele burgerlijke persvrijheid te buiten gaat, zeer machtsvol is. Het is niet toevallig dat we groepen drukkers, arbeiders, in al deze revoluties opmerken, die hun eigen opmerkingen drukken, hun eigen commentaren geven op wat de journalisten schrijven, en kolommen openen voor kleine revolutionaire groepen. En traditioneel hebben we dit altijd beschouwd als een verruiming van de persvrijheid en als een werkelijke uiting van wat de proletarische revolutie betekent, vanuit het gezichtspunt van de uitbreiding van de democratie.
Men moet op dat vlak opportunistische fouten bekritiseren zoals ik dat zo-even heb gedaan. Men moet tevens op de belangrijkheid van dit vraagstuk de nadruk leggen. Ik hoop en ben er eerder van overtuigd dat bij de aanvang van de Spaanse revolutie het equivalent van de Izvestia zal verschijnen, t.t.z een dagblad dat toegang verleent tot alle groepen van arbeiders, waar iedereen het recht krijgt zich uit te drukken, zonder enige voorwaarde of censuur vanwege privé-bezitters, politieke partijen of regering. En waar we ook kunnen moeten wij het initiatief nemen om zo een krant te starten, omdat ze uitermate populair zullen zijn. En dit zal je een enorme invloed en autoriteit verlenen, als je maar bedachtzaam vermijdt van die kranten om te vormen tot partijbladen. Wij moeten een partijblad daarnaast hebben, dat is duidelijk.
Eens dat we dit aanvaarden, moet ik er ook op wijzen dat er in de extreme linkerzijde vandaag in West-Europa een verkeerde opvatting bestaat. Er is geen enkel marxistisch, leninistisch of trotskistisch principe waarmee je de burgerij uitsluit van de persvrijheid. Men kan geen enkele regel in Staat en Revolutie vinden waarin Lenin zegt dat het recht van de burgerij om zich uit te drukken moet af genomen worden. En in De proletarische revolutie en de renegaat Kautsky zegt Lenin uitdrukkelijk het tegendeel. Hij zegt dat er geen enkel principe bestaat om de burgerlijke partijen, noch de burgerlijke pers te onderdrukken, onder de dictatuur van het proletariaat, in een arbeidersstaat. Het is simpel een kwestie van opportuniteit, van voorwaarden. Wanneer er bijvoorbeeld een burgeroorlog is, kan dit gebeuren. Dan kun je een vermindering van de democratie hebben, maar dan is het nog steeds een kwestie van opportuniteit. Je moet dat berekenen. Je moet bereken of je iets wint of verliest bij het laten bestaan van de burgerlijke kranten. Als je berekent dat je meer wint bij het laten bestaan van de burgerlijke kranten, dan zou het dom zijn deze te onderdrukken. Het is geen kwestie van principes.
Als je geen burgeroorlog kent, of iets dergelijk, dan is het volgens mij absoluut verkeerd elke vorm van burgerlijke uitingen te onderdrukken. Bij fascistische en racistische haatpropaganda is het duidelijk dat dit moet onderdrukt worden. En in dit geval moet je de zaken nog in zekere zin van proporties houden. Zulke zaken zullen natuurlijk niet in de dictatuur van het proletariaat geuit worden, dat hoop ik althans. Anders zou het maar een rare dictatuur van het proletariaat zijn, dat is het minste dat ik zou kunnen zeggen.
Het punt dat Trotski twaalf jaar later terug onder ogen neemt moet benadrukt worden. Trotski neemt deze kwestie op in 1932 op de vooravond van het aan de macht komen van Hitler, in een debat met sociaaldemocratische arbeiders. In dit debat neemt hij een buitengewoon voorbeeld: de leider van de extreem-rechtse conservatieve partij, Hugenberg, werd vice-kanselier in het eerste Hitler-kabinet. Hij was tevens ook de grootste eigenaar van kranten in Duitsland. En wanneer Trotski het punt van de persvrijheid aanraakt zegt hij: “Wel wij willen Hugenberg het uitgeven van kranten niet ontzeggen. Maar hij zal evenveel toegang krijgen tot het drukken van pers in de mate dat hij mensen vertegenwoordigt. Hij zal het recht niet hebben om zijn geld, zijn kapitaal te laten doorwegen in de weegschaal. Hij zal enkel het recht hebben op basis van zijn politieke aanhang”
Ik meen dat zelfs na de overwinning van de dictatuur van het proletariaat, een persoon zoals Hugenberg nog steeds 5 tot 6% van de stemmen zou vertegenwoordigen in 1932 of ‘33 of ‘34. Het zou me verbazen als het zo niet zou geweest zijn. Dus dit houdt onder die regels in, zoals Trotski het stelde, dat Hugenberg waarschijnlijk het recht zou hebben een krant uit te geven met een oplage van enkele tienduizenden exemplaren. Wij hoeven daar niet bang voor te zijn. Wij zijn bang van de economische macht van de burgerij, van haar repressieve macht, maar zeker niet van haar gedachten. Wij denken dat wij haar gedachten kunnen verslaan eenmaal dat de arbeidersklasse de macht heeft, eenmaal dat ze de economie controleert, eenmaal dat ze de staat bezit en controleert. De burgerlijke gedachten kunnen enkel maar verdwijnen door een vrij en openlijk debat. En elke beperking van dat debat zal de politieke opvoeding van de arbeidersklasse niet helpen. En elke beperking zal het debat enkel maar moeilijker en verwarder maken.
Dus om te herhalen, onze taak van de wettelijkheid van de zogezegde burgerlijke democratische parlementaire instellingen, die gebaseerd zijn op de zogezegde volkssoevereiniteit, te breken, kan zeker niet geschieden door te zeggen (en door in functie van dit handelen): “Wij verkiezen dictatuur boven democratie, en repressie boven vrijheid” maar door heel het denkbeeld van de democratische vrijheden en de wil van het volk te keren tegen het parlement, tegen de burgerlijke staatsinstellingen.
En dit proberen we te verwezenlijken door in de praktijk te tonen dat het type van democratie waarachter wij staan, de uitbreiding van de democratische vrijheden voor de massa’s betekent, die veel verder gaat dan de beperkingen die de burgerlijke democratie oplegt. Als dit kan aangetoond worden door praktische ervaringen, zodat de arbeidersklasse ook in die richting handelt, dan heeft de proletarische revolutie al voor een belangrijk deel overwonnen.
Als we echter in deze taak falen, zullen we een moeilijke periode tegemoet gaan, omdat ik de grootste twijfels heb over de mogelijkheid van arbeidersmacht in te stellen in om het even welk geïndustrialiseerd land, die door een kleine minderheid van de bevolking wordt gesteund. Dat zou in de praktijk betekenen dat enkel een kleine minderheid van de arbeidersklasse deze arbeidersmacht steunt. En dat is een avontuur dat niet kan overleven, onder de gegeven sociale structuur en de gegeven krachtsverhoudingen.