Geschreven: 1950
Bron: uitgeverij Pegasus
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML: Paul Benschop
Contact: Adrien Verlee
Laatste bewerking: 20 december 2009
Verwant: • Mao Zedong-archief • China – een historische schets • Mao is dood |
De schrijfster van deze schetsen reisde in november 1949 naar het nieuwe China als gedelegeerde naar de Aziatische Vrouwenconferentie die te Peking werd gehouden. In dit boekje geeft zij enkele van de voornaamste indrukken weer, die de grote Chinese revolutie op haar gemaakt heeft, en beschrijft zij vooral de strijdende Chinese vrouw.
Vlak en eindeloos is de Mansjoerijse steppe bij Otpor, het laatste station aan de grens tussen de Sovjet-Unie en China. Hier en daar wordt de strakke lijn door een enkele kale berg verbroken... De snerpende, ijskoude wind heeft de bodem uitgedroogd. Eens was zij van bloed doordrenkt, bloed van de Chinese vrijheidsstrijders die hun land tegen de Japanse bezetter verdedigden.
Slechts enkele ‘Spaanse ruiters’ en een verwoest schuurtje herinneren hieraan. Langzaam rijdt de locomotief met slechts één wagon met passagiers door de poort die het opschrift S.S.S.R. (Unie van Socialistische Sovjet Republieken) draagt. Er naderen mannen in dikke, gewatteerde pakken met veldmutsen op het hoofd. Hier begint het Nieuwe China...
De trein is bij het kleine stationnetje aangekomen. Er staat een bord met het woord Mantsjoerije in het Chinees en het Russisch. Daar komen de eerste Chinezen in zicht. Vlugge, pientere mannen. Lang niet alle Chinezen zijn klein van gestalte, er zijn hele bomen van kerels bij!
Wij stappen uit de trein, een Sovjet-Russische en een Hollandse vrouw, op weg naar de Conferentie van Aziatische vrouwen in Peking. Een historische gebeurtenis! Een historische ontmoeting met het Nieuwe China!
In onze dikke jassen, de voeten in vilten laarzen gestoken en de bontmuts op het hoofd, staan wij daar te midden van de eindeloosheid. Wie zullen wij ontmoeten? Wij kennen nog niemand. Maar daar staan reeds twee Chinezen voor ons die als tweelingbroers op elkaar lijken, op precies dezelfde wijze gekleed, met glunderende gezichten en een Chinees insigne op hun jas. De ene is de voorzitter van de vakbeweging in Noord-Mantsjoerije en de tweede is de tolk.
Met behulp van Russisch-Chinese tolken gaat het spoorwegpersoneel van beide landen broederlijk met elkaar om. Samen stappen we in een jeep en enige ogenblikken later zitten wij in het huis van de Chinese vakbeweging. Het is er heerlijk warm, en wij genieten het eerste, echte Chinese kopje thee. Het gesprek wordt al vlotter en steeds meer kameraden komen ons verwelkomen en met ons praten.
In het bijgebouw is de kok reeds ijverig bezig met de maaltijd. Chifan (eten), ons eerste woord Chinees! Op eenvoudige houten bankjes gezeten, pikken we, nog onwennig, de rijst met de traditionele stokjes op.
Eerst daarna wordt de plechtige welkomstrede door de vertegenwoordiger van de Chinese vakbeweging voorgelezen. Vriendin Agoendowa spreekt haar blijdschap over de kennismaking in een Russische antwoordrede uit. Daarna gaat het weer verder, in een heerlijk verwarmde trein. Wij zetten koers naar Peking.
Van uit ons raampje kijken wij naar het landschap, nog steeds vlak en kaal. Hier en daar rijden wij door een dorp. Op de stations hangen grote portretten van Mao Zedong en Stalin naast elkaar. De soldaten die de wacht houden, hebben rode sterren op hun muts. In de tuintjes zijn van rode stenen sterren gemaakt. Alles ziet er sober maar netjes uit. De stations worden bewaakt, want in deze streken is het mogelijk dat er nog bandieten rondzwerven. Wij hebben daar echter niets van gemerkt.
Vanmorgen kwam een van de spoorjongens bij ons zitten en een praatje maken. Hij vroeg wie wij waren. Toen vroegen wij hem op onze beurt om iets van zichzelf te vertellen. Hij was de chef van de trein, achttien jaar oud. Zijn jeugd verbaasde ons niet. Wij hadden reeds eerder jeugdige Chinese spoorjongens ontmoet. Hij vertelde ons dat dit meestal zwervende jongens waren van een jaar of veertien, die door het Bevrijdingsleger als regimentskind waren aangenomen en opgevoed. Zij dienden reeds als helpertjes onder de vaandels van Mao Zedong. Nu schrijven ze kaartjes uit voor de passagiers, ontvangen geld, gaan met telramen om en zorgen voor orde en netheid in de trein. In vergaderingen bespreken zij hun werk. De bekwaamste jongens gaan naar een school voor politieke opvoeding in Charbin.
Nu we dieper in het land doordringen, worden de kapotgeschoten gebouwen talrijker. En daar is Charbin. Op het station staan honderden vrouwen op ons te wachten. Er wordt gejuicht, geroepen, handen gedrukt en wij krijgen armen vol bloemen. Wij begroeten onze Chinese zusters met een mengeling van blijdschap en nieuwsgierigheid. Hun kleine, tengere figuurtjes zijn voor ons in het begin nauwelijks van die van kinderen te onderscheiden. Hun haren zijn kortgeknipt, zij dragen dezelfde warme pakken als de mannen en hun voetjes zijn ongebonden, het teken der vrijheid!
Als we met enkele van hen in een auto zitten zien wij voor het eerst een Chinese stad, met poorten en lampions, spandoeken met Chinese opschriften, grote portretten van Mao Zedong.
In het hotel eten we samen met het bestuur van de Chinese Vrouwenbeweging, vertegenwoordigers van de vakverenigingen en van het gemeentebestuur. Er worden toespraken gehouden en op de overwinning geklonken. Er wordt gevraagd: hoe vechten de Nederlandse vrouwen tegen de reactie?
Aan tafel zit een vrouwtje van misschien één-meter-tien hoog. Zij blijkt 24 jaar oud te zijn en heeft twee kinderen. Zij werkt als politieke leidster in de fabrieken, om de vrouwen te leren van hun nieuwe rechten gebruik te maken, hen de nadelen van de oude tradities duidelijk te maken en op alle wijzen voort te helpen. Onze eerste indruk van de Chinese vrouwen is overweldigend en ontroerend. Zij zijn enthousiast, intelligent en bewust van hun krachten. Zij zijn het symbool van het bevrijde China.
Toen we ons gisteren ter ruste legden, hadden we geen flauw vermoeden wat de volgende dag zou brengen. In de ochtend stoomt de trein Moekden binnen en klinken ons de tonen van een militair muziekkorps in de oren. Op het perron staan drommen mannen en vrouwen van het Bevrijdingsleger aangetreden met de vlag voorop.
Wij maken kennis met onze nieuwe gids. Zij heet Tsan Kan, spreekt Engels en is 24 jaar oud. Zij en haar man werken bij de administratie van de regering. Haar vijfjarig dochtertje is in een kindertehuis en wordt daar helemaal verzorgd. Gedurende het weekend is het kind thuis.
De vooruitstrevende Chinese vrouwen werken allen. Zij weten dat hun vaderland geschoolde krachten tekort komt. Zij werken dag en nacht, en vragen niets voor zichzelf. Hun leven is aan het welzijn van hun volk gewijd. Wij vragen nieuwsgierig hoe de werkers voor het nieuwe China beloond worden. Het antwoord luidt dat alle functionarissen, zowel van de regering, als de vakbeweging, de professoren aan de Universiteiten en de leraren in de scholen, meestal nog in natura beloond worden. Zij ontvangen kosteloos kleren en het voedsel dat zij, en hun gezin nodig hebben. Zij krijgen alleen hun zakgeld in contanten. Tijdens de bevrijdingsoorlog kregen niet allen dezelfde beloning. Ook nu zijn twee categorieën ingesteld, volgens het belang dat zij voor de opbouw hebben. De tijd van de corruptie van ambtenaren en regeringspersonen, die tijdens het bewind van Chiang Kai-shek en alle vorige stelsels in China geheerst heeft, is voor altijd voorbij.
In onze treincoupé ligt een geïllustreerd tijdschrift. Daarin staat een foto van slapende soldaten in de straten van het pas bevrijde Sjanghai. De soldaten wilden niets van de bewoners aannemen, zelfs geen nachtverblijf. De onkreukbaarheid van de Chinese vrijheidsstrijders is één van de geheimen van hun overwinning.
En hier is Peking. Als wij in een auto van de trein gehaald zijn en door de straten van de hoofdstad rijden, kijken wij onze ogen uit. Groot en breed zijn de straten, vol schilderachtige gebouwen. In dichte rijen gaan ons de voetgangers voorbij. Sommige, eerwaardige lieden met het Chinese overkleed aan, als teken van welstand. Anderen in groene, gewatteerde pakken van het leger.
Weer anderen in blauwe pakken, uniformen van allerlei organisaties. Daar tussen, handig manoeuvrerend, fietsende riksja’s, tweewielige wagentjes voor één persoon.
Wij zijn elf dagen naar Peking onderweg geweest, een lange treinreis. Maar na een bad voelen we ons weer kiplekker en trekken de stad in. Wij komen aan een stadsdeel dat vroeger door poorten afgesloten was, nu met een reusachtig portret van Mao Zedong op de muren. Soldaten staan er voor op wacht. Wij gaan een brug over en komen in ‘de keizerlijke’ stad. Hier woonde de keizer van China. Een gewone Chinees mocht hier geen voet zetten. De paleizen en tuinen zijn waarschijnlijk grootser dan de voormalige verblijven van de Franse Zonnekoning te Versailles. Wij wandelen door eindeloze gangen, pleinen, gebouwen, tezamen met Chinese bezoekers van de meest uiteenlopende aard. Het eeuwenoude verbod geld niet meer. De rijkdommen, die hier vergaard zijn, worden voor het volk tentoongesteld. Over het gebeeldhouwde stenen pad waar vroeger alleen de keizer op mocht lopen, gaan nu de voeten van arbeiders en boeren.
Het is onmogelijk om op te sommen wat hier aan pracht en kunstvoorwerpen bijeengebracht zijn. Veel is er in de afgelopen jaren van verdwenen, en Chiang Kai-shek zal daar wel méér van afweten. Doch er is nog veel over. De bezittingen van de Chinese Keizer waren zeker groter dan die van de Russische Tsaar. Dat is nu alles eigendom van het volk.. De Chinese bezoekers staan glimlachend en met open mond naar uurwerken van gedreven goud te kijken, die als zij opgewonden worden allerlei kunstjes te zien geven: een fluitend vogeltje dat te voorschijn komt, mannetjes die met hamertjes slaan en andere geneugten, die het hart van Chinese Keizers verblijd hebben.
Door prachtige tuinen rijden de autobussen van de buitenlandse gasten en houden voor een waranda stil. Waardige mannen met overkleden, sommigen met hoeden op, waarvan bij de meesten de leeftijd niet te schatten is, staan daar opgesteld. Het zijn leraren van de Tsinghua Universiteit. Zij heten ons welkom en wij ‘schrijven’ met een penseel onze namen in het gastenboek, een lap rode zijde. Aan de Universiteit van Tsjing Hua studeren 6000 studenten. Tweeduizend studenten wonen in de gebouwen der Universiteit, waarvan tweehonderd meisjes.
De studenten behoeven alleen eten en boeken te betalen, verder niets. Arme studenten behoeven niet alleen niet te betalen, doch krijgen nog een financiële toelage bovendien. Over de toelating tot de Universiteit beslissen niet de leraren, doch een commissie uit en door de studenten gekozen. Natuurlijk is de gebruikelijke vooropleiding vereist. Als wij de geweldige gebouwen, leslokalen, bibliotheken, sportlokalen, een zwembad en andere instellingen van de Universiteit bezichtigen, wordt door de gids de lijdensgeschiedenis tijdens de Japanse bezetting verteld. Alle leraren en studenten zijn toen te voet weggetrokken. De Jappen richten de Universiteit tot lazaret in en stalen vele boeken. Een bekend geluid! Niettemin bezit de bibliotheek op het ogenblik 100.000 boeken in buitenlandse talen en 150.000 in het Chinees.
Op weg naar de zaal, waar wij de studenten ontmoeten zullen, vragen wij terloops aan onze jeugdige gids, of hij een student of een leraar is? “Ik ben Professor Chang Wei”, luidt het antwoord. Professor in de technische wetenschappen, gestudeerd in Duitsland en in Utrecht op bezoek geweest! Tijdens de heerschappij van Hitler ondergedoken bij een joodse familie, weet hij te vertellen van het lijden onder het Duitse fascisme.
Van buiten de zaal klinkt ons al het geroezemoes tegemoet, zoals dat alleen door een vergadering van de jeugd veroorzaakt kan worden. Binnentredend ontvangt ons een oorverdovend gejuich en handgeklap. Door een dichte haag, omstuwd door vrolijke jongeren, gaan wij naar het podium.
Meisjes prikken ons bloemen in de haren, Oost en West verbroederen hartelijk. De Rector houdt een rede, het studentenmuziekkorps speelt de Internationale in een typisch Chinese toonzetting. Nadat verschillende sprekers het woord gevoerd hebben, komen een groep jongens en meisjes met zelfgemaakte geschenken voor de gasten: Chinese vazen met zelfgemaakte bloemen, zijden doeken met opschriften, houtsnijwerk, enz. Dit bezoek aan de Universiteit is onvergetelijk. De poorten van de wetenschap staan wijd geopend voor de kinderen van de arbeiders en boeren. Tot nu toe is het grootste gedeelte der studenten nog uit de betere families afkomstig. Doch zij leven als de arbeiders en staan volledig aan de zijde van het nieuwe China.
Langs stoffige wegen rijdt de autobus ons naar het zomerverblijf van de keizerin van China, een eindje buiten de stad. De schilderachtige gebouwen, waar voorheen de keizerin de zomer doorbracht, liggen te midden van grote tuinen en vijvers. Boven op de heuvels staan tempels in Tibetaanse bouwstijl. De Boeddhabeelden zijn met goud overtrokken. Sommige van deze beelden missen hun hoofd. Zij zijn door de imperialistische soldaten tijdens de opiumoorlog vernield.
Tot 1911 leefde hier de keizerin. Nu is het zomerverblijf een museum geworden, waar rijke schatten tentoon zijn gesteld. Er zijn vazen bij die zeshonderd jaar oud zijn, voorwerpen van ivoor en jade, goud en edelgesteenten, prachtige borduurwerken. De keizerin had een dag nodig om al haar vertrekken door te wandelen, rustkamers, slaapkamers, toiletkamers, speelkamers, badkamers, ontvangkamers en ontelbare andere. Er is een vertrek, afzijdig van de hoofdgebouwen, waarin de zoon van de keizerin wegens zijn vooruitstrevende ideeën verbannen werd.
De commandant van de stad ontving ons zeer gastvrij, met thee, vele gerechten en... muziek. Om ons te plezieren had hij Europese liederen uitgezocht. En zo weerklonken in dit eeuwenoude Chinese slot de zachte tonen van de ‘Schone Blaue Donau’ en een lied waarvan de tekst in Nederland ‘O, lieve Mathilde’ luidt.
Op de terugweg ontmoeten wij een oude man, tandeloos en in het gebruikelijke lange gewaad gekleed. Hij liep er zo tevreden bij, dat wij hem vroegen: “wie bent U?”
Zijn naam was Pau De. Hij leidt de bezoekers rond en verklaart hen de bezienswaardigheden. Deze 63?jarige man was dertig jaar in dienst van de keizerin, namelijk als slaaf. Nu is China vrij. Pau leidt nu de bezoekers rond met een glimlach op zijn oude gezicht. Hij zegt: “Ik ben erg tevreden, want nu komen kameraden op bezoek, arbeiders en de grote mensen van ons, zoals Mao Zedong”.
Het theater van Peking is kaal en oud, eigenlijk meer een verwaarloosde bioscoop. Wij gaan er naar toe, als een voorstelling van Zuid- en Oost? Aziatische dansen gegeven zal worden. Alle bezoekers zijn werkende mensen, allen op dezelfde wijze gekleed, mannen en vrouwen in de gewatteerde pakken en met petten op het hoofd. Deze kleding bestaat in slechts twee kleuren, groen en blauw.
De groene pakken worden door militairen gedragen, zowel mannen als vrouwen. De blauwe door alle andere soorten van werkers. Er wordt druk gepraat, gelachen en pinda’s gegeten. Een slag op de gong en een blauwpak kondigt het programma aan.
Het grootste gedeelte bestaat uit Javaanse en Balinese dansen. Maar hoe verschillend van wat wij in Nederland gewend zijn te zien! De oude, klassieke Javaanse dans is hier aan de bevrijdingsstrijd van Indonesië dienstbaar gemaakt. Het décor is goed verzorgd. Op de achtergrond een Indonesisch landschap, palmbomen, kali, met avondlijke sterren en maan.
Plotseling wordt de vrede verstoord. Onder de tonen van het Wilhelmus begint de ‘politionele actie’. Het volk wordt neergeslagen. Doch op het eind van de dans verheft het zich en verenigt zich rond de rode vaan. Een andere dans beeldt uit hoe de bevolking moede guerrillastrijders ontvangt en verzorgt. Indonesische vrouwen brengen eten en verfrissingen. Met nieuwe moed trekken de strijders, met geweren gewapend, verder.
Een derde dans toont weer een vreedzaam tafereel, zacht bewegen de dansers. Plotseling springt een zwart monster midden in de groep. De kop lijkt op die van een leeuw. In het begin heeft het monster gemakkelijk spel. Maar steeds sterker worden de krachten van de Indonesische arbeiders en boeren. Ze dringen op, om het voor eeuwig te verdrijven.
Zo is er geen plek op de wereld of de Nederlandse reactie wordt er gehekeld. En er is geen stad of dorp, waar ook ter wereld, of er wonen vrienden, die solidair zijn met de strijd voor de vrede en de zelfstandigheid der onderdrukte naties.
Wat bracht de bevrijding de Chinese vrouw? Over welke vraagstukken denkt zij? Deze vragen stellen wij ons in gedachten, als wij op weg zijn naar een conferentie van de Vrouwenbeweging van Peking. Deze conferentie werd aan de vooravond van de grote Conferentie van Aziatische vrouwen gehouden. De vrouwenafgevaardigden van Peking vergaderen in het Gemeentehuis. De zaal is versierd met vlaggen, leuzen en portretten van Mao Zedong en de grote baanbreker van de Chinese revolutie, Sun Yat-Sen. Er zijn 372 afgevaardigden bijeen, merendeels jonge vrouwen. Zo jong en klein van stuk zij ook zijn, hebben deze vrouwen reeds een lange strijd achter de rug.
De eerste spreker is een leider van de Democratische Partij, die de conferentie begroet namens zijn partij. Hij herinnert aan de woorden van Mao “dat het Chinese volk de eerste stap op een lange weg gezet heeft”. “We moeten nog veel leren”, zegt hij, “op het gebied van de techniek en de cultuur. Maar voor het eerst hebben de vrouwen rechten gekregen”.
Na hem spreekt een vrouwelijk lid van de Centrale Regering. Tsjang Hsu Yen is al een oudere vrouw. Rustig en doordacht klinken haar woorden: “In het verleden hadden de vrouwen in het geheel geen economische en politieke rechten. Zij waren niets. Nu hebben zij gelijke rechten als de mannen, ook op economisch gebied. Bij de landverdeling heeft zij ook recht op land”. Dan wijst zij op een van de bijzondere taken van de vrouwen van Peking, het bestrijden en opheffen van de prostitutie. Peking is namelijk de stad waar van geheel China de prostitutie het ergst was.
De vrouwenbeweging moet helpen om de vrouwen hieruit te bevrijden. Velen willen dit wel, maar weten niet hoe. Zij roept de vrouwen op om aan. De opbouw van China te werken. Zij kunnen overal werk vinden, wanneer zij dit willen. Velen werken reeds voor de regering. Het is nodig de oude, feodale denkwijze te bestrijden. Vrouwen kunnen alle soorten werk leren verrichten. Sommige vrouwen willen wel werken, maar als zij wat verdiend hebben, denken ze dat ze voorlopig weer genoeg te eten hebben. De eeuwig slovende, getrapte Chinese vrouw heeft nooit verder kunnen denken dan ‘hoe krijg ik de buikjes van mijn kinderen vol!’ Zij is in eeuwige ontberingen opgevoed, gewend met heel weinig tevreden te zijn. De vrouwenbeweging helpt mede haar de ogen te openen voor de nieuwe toekomst. Zij voedt hen op tot leidsters van kindertehuizen, gezondheidsbureaus, kortom tot volwaardige mensen.
De muziek zet het nieuwe lied van China in: “Zonder Communistische Partij zou er geen nieuw China zijn”. Op een mooie, frisse dag staan op het exercitieveld de troepen opgesteld, twee regimenten artillerie, een regiment infanterie en een regiment tanktroepen. “Zonder Communistische Partij zou er geen nieuw China zijn” en zouden deze mannen niet gewonnen hebben. De stevige boerenjongens, die hier in de rij staan, hebben de roep van de Communistische Partij gevolgd. Zij hebben de moeilijke jaren doorgemaakt, toen zij slechts tweemaal per dag eten kregen. Op hun Chinese pantoffels hebben zij de legers van de Kwo Ming Tang verslagen. Dat is het resultaat van de politieke opvoeding, die de Communistische Partij hen heeft gegeven. De soldaten leven in eenvoudige stenen kazernes, helder en sober. Maar hoe sober ook, is de intrede van een boerenzoon in het Bevrijdingsleger, zijn eerste stap naar de beschaving. De wandkranten in de kazernes getuigen van een krachtige politieke belangstelling. De modernste spelen zijn aanwezig.
Nadat zij ons in de kazernes rondgeleid hadden, deden de soldaten een oefening in massagymnastiek. Op het veld vormden zij levende Sovjetsterren, vlaggen en tanks tezamen tot een prachtig tableau. Men kan zich nauwelijks voorstellen hoe de massa van het Chinese volk gedurende eeuwen lang geleefd heeft. Uitgebuit tot op het merg door vreemde kapitalisten, zowel uit New York als Den Haag, en inheemse landlords stond hun leven op een nog lager peil dan dat van dieren.
Daaraan heeft het Chinese volk zich thans ontworsteld door een wereldhistorische overwinning. China en heel de democratische wereld mag trots zijn op deze taaie, gedisciplineerde soldaten, die dit verricht hebben. Zij marcheren, en hun lied is: “Zonder de Communistische Partij zou er geen nieuw China zijn”.
Zij heet Tol Sjin Mei. De arbeiders noemen haar ‘De vrouw met het rode kleed’. Sinds 17 jaren werkt zij in een textielfabriek in Sjang Hai. Tijdens de heerschappij van de Kwo Min Tang waren de toestanden er zo slecht, dat de arbeiders slechts drie dagen in de maand voldoende te eten hadden. Zij gingen in staking, bezetten de fabriek zonder te werken. Kwo Min Tang-soldaten omsingelden haar weldra en openden het vuur op de arbeidsters. Onder aanvoering van Tol Sjin Mei deden de arbeiders en arbeidsters een uitval en vochten met de soldaten. Haar kleed was van boven tot onder met bloed gekleurd. Tol Sjin Mei is thans gedelegeerde op de Aziatische Vrouwenconferentie. Wij zitten bij haar, te midden van de Chinese vrouwendelegatie en drinken thee.
Een andere gedelegeerde vertelt haar leven. Het meest opmerkelijke aan haar is een rij hagelwitte tanden en een lach, die alle harten verovert. Zij draagt een militaire uniform en is moeilijk van een jongen te onderscheiden. Op 18-jarige leeftijd nam zij in het Bevrijdingsleger dienst. Zij besloot de plaats van haar broer in te nemen, die bij gevechten gevallen was. Aanvankelijk werkte zij aan de culturele opvoeding van de soldaten. Doch tijdens een gevecht onderscheidde zij zich voor het eerst door het in veiligheid brengen van twee gewonden. In 1945 werd ze lid van de partij. Dit lidmaatschap legt haar zware plichten op, want leden van de partij moeten een voorbeeld van dapperheid en zelfverloochening geven. “Eens vervoerden wij per schip vele gewonden en zieken”, vertelt zij. “Ik moest de verbinding met ons legeronderdeel in stand houden. Ik werkte dertig uren achter elkaar, maar de taak werd volbracht”. Als de troepen door de dorpen trokken, hielpen zij de achtergebleven vrouwen van vrijheidsstrijders met hun werk op het land. Zij verzorgden de zieken en reinigden het drinkwater. Onze vriendin werd tot soldaat eerste klas bevorderd en op haar uniform prijken verscheidene medailles.
Wij spraken ook nog met Wang Yoe Tsjeng, een vrouw uit Shantoeng. Eens was dit de meest achterlijke provincie van China, waar de feodale heersers nog onbeperkt regeerden. Zij komt uit een familie waarvan reeds drie generaties voor de vrijheid vochten, van grootvader op kleindochter. Zij vormde vrouwengroepen om de gewonden te vervoeren, herstelde vernielde bruggen en verzekerde voedseltransporten voor tweehonderdduizend man. Zij heeft zelf acht Japanners gedood. In de provincie Shantoeng werd de gehele administratie en de productie door vrouwen geleid.
Het telegraafkantoor van Peking is een modern gebouw, dat in alle opzichten op andere post- en telegraafkantoren in de wereld lijkt. In geheel Peking werken op het ogenblik al reeds weer ongeveer drieduizend ambtenaren van de PTT, meest vrouwen en meisjes. Van de 49 telefoondistricten zijn er 29 weer ongestoord in gebruik. Als wij een bezoek aan het Pekingse kantoor brengen, worden we door een groep meisjes enthousiast toegezongen. De inhoud van het lied is: “Staakt weg, de imperialisten, Verenigt U”.
Hier werken ongeveer 800 personen, voornamelijk vrouwen. Zoals in alle bedrijven zijn hier al grote verbeteringen direct doorgevoerd. De vrouwen ontvangen voor dezelfde arbeid hetzelfde salaris als de mannen. De salarisregeling is nog dezelfde als drie maanden voor de bevrijding, doch er is een soort glijdende schaal toegepast. Stijgen de prijzen, dan stijgt ook het salaris en omgekeerd.
Bij zwangerschap krijgt het vrouwelijk personeel 45 dagen verlof met vol salaris. Bij ziekte wordt het salaris ten volle doorbetaald gedurende de eerste maand, daarna drie maanden lang de helft. Dit is reeds een grote vooruitgang bij vroeger. Toen bestond de ziektewet slechts op papier. Nu hebben de vakverenigingsbesturen de uitvoering ervan in handen.
Het ziekenhuis, dat voor de bevrijding bestond, werd door de bevolking het slachthuis genoemd. Niemand durfde er heen, omdat bijna allen er stierven. Nu zijn er zestig bedden, de behandeling en medicijnen zijn kosteloos. Alle arbeiders ontvangen medische behandeling en medicijnen kosteloos, ook voor hun gezinnen. Bij overlijden van een arbeider of ambtenaar ontvangt het gezin ten hoogste een jaar loon doorbetaald en bovendien 400 pond millet, dat is een soort graan. Bij overlijden van een gezinslid ontvangt het gezin 200 pond graan.
Na de bevrijding werd het personeel gezuiverd van hen, die zich tegenover het volk misdragen hadden. Tot op een bepaald tijdstip kregen zulke lieden de gelegenheid zich bij de zuiveringscommissie te melden, welke uit het personeel gekozen was en waarvan verscheidene illegale werkers deel uitmaakten. Indien zij eerlijk hun zonden opbiechtten en berouw toonden, kregen zij geen straf. Vele oude handlangers van de Kwo Min Tang kozen deze weg. De toekomst zal leren of zij zich gebeterd hebben. Van de achthonderd leden van het personeel van dit PTT-kantoor werden er slechts dertig ontslagen en bestraft. De overwinnende revolutie is grootmoedig, maar blijft waakzaam.
Op Stalin’s verjaardag zijn we op weg naar het dorp Nanyang in de omgeving van Peking. Langs hobbelige bevroren wegen passeren we armoedige lemen hutten. En dan, op een gebouwtje dat boven alle andere uitsteekt wappert de Rode Vlag van het bevrijde China. Plotseling neemt de autobus een bocht en we staan midden op een dorpsmarkt. Manden met pinda’s, kleine etenstentjes, oud roest, potjes en pannetjes en vruchten, alles is op de grond uitgestald. Meteen wordt onze delegatie gevolgd door honderden kinderen die om ons heen springen, tot voor het huis van de Boeren-Unie. Honderden boeren staan voor de deur en ontvangen ons met handgeklap. Allen zijn belangstellend naar de vrienden uit het. buitenland.
Door een klein poortje en over een binnenplaats komen we in het kantoor van de Boeren-Unie. Kale muren, een tafel, een paar stoelen, de ruiten gestoffeerd met krantenpapier. In de hoek een herinnering aan vervlogen dagen, een zak ‘Relief Flour Contribution United States’.
De Secretaris van de Boeren-Unie zet de uitvoering van de Agrarische Hervorming uiteen, die in dit dorp juist twee maanden geleden is beëindigd. Nanyang is onder de heerschappij van de Kwo Min Tang verschrikkelijk uitgebuit. Er woonden 615 families met tezamen 2956 inwoners. Zevenendertig van deze families waren landheren of rijke boeren. Van de 5019 Mau land (7 Mau is 1 hectare) was 2292 Mau in handen van deze 37 families. Elke landheer had gemiddeld 11.9 Mau en de arme boertjes 0.49 Mau land. Rustig vertelt ons de secretaris de verdere samenstelling van het dorp, de landverhouding, de bezittingen. Van alles is hij precies op de hoogte. In het begin, toen de propagandisten van de regering op het land kwamen om de boeren te vertellen hoe de agrarische hervorming moest worden aangepakt, durfden de boeren niet in beweging te komen. Zij leefden nog onder de ban van de machtigste landheer van dit dorp, in de volksmond genoemd ‘de kleine keizer’. Tezamen met zijn twee ooms, die de ‘twee tijgers’ genoemd werden, heeft hij een ware terreur onder de bevolking aangericht voor de Kwo Min Tang.
Hij heeft de zelfmoord van twee boeren op zijn geweten. Behalve dat hij eigenhandig een boer heeft doodgeslagen, verkrachtte hij vrouwen en kinderen en pleegde corruptie op grote schaal. Nadat deze oorlogsmisdadiger voor het gerecht gesteld was, werden de boeren actief en namen hun lot in eigen handen. Op vergaderingen vertelt ieder wie hij was en wat hij bezat. Gezamenlijk maakten zij de verdeling van het land op. Op de vergadering van het gehele dorp is op democratische wijze besloten hoe het in beslaggenomen land, vee, huizen en gereedschappen van de rijke landheren verdeeld zouden worden onder de gehele boerenbevolking.
Alle schulden werden door de regering kwijtgescholden. Sindsdien is het dorpsleven totaal veranderd. De mensen leven blij en opgewekt. Zij gebruiken gemeenschappelijk de in beslaggenomen gereedschappen, karren en muildieren.
Arme sloebers die geen hut hadden om te wonen, huizen nu in de kamers van de landheer. Een van deze gelukkige mensen is Tsou Fung Tsi, de dorpsschoenmaker. Eens wist hij niet meer wat lachen was. Een van zijn kinderen en zijn moeder waren van honger en ellende gestorven. Hij was van plan, teneinde raad, zelfmoord te plegen. Toen hoorde hij, dat de bevrijdingslegers zijn dorp naderden. Tsou Fung Tsi is 45 jaar oud. Zijn handen zijn zwart als het leer van de schoenen die hij repareert. Zijn handtekening op de briefjes voor de klanten zet hij met een stempeltje, want hij kan lezen noch schrijven. Hij en zijn familie heeft 9 Mau land gekregen. Wij vragen hem, waarom hij zich aangemeld heeft als lid van de Communistische Partij. Het antwoord “de Chinese jeugd gaat een zonnige toekomst tegemoet” is kort, maar geeft de diepste gevoelens weer van de Chinese volksmassa’s: ‘Omdat de Partij van Mao Zedong een beter leven opbouwt!’
Voor het Chinese volk is voor het eerst in de geschiedenis de weg naar bestaanszekerheid en ontwikkeling geopend onder de leiding van de partij van Mao. Dat is de nieuwe waarheid. Tot in het achterlijkste gehucht, tot de mensen die lezen noch schrijven kunnen, die het lachen verleerd hebben en hun stem uitbrengen met witte en rode bonen, is zij doorgedrongen.
De nieuwe waarheid van het land van Mao, die vierhonderd en vijfenzeventig miljoen mensen tot nieuw leven wekt, de dageraad van de bevrijding van de volkeren van Azië.